NVOG richtlijnen van Obstetrie en Gynaecologie

NVOG richtlijnen - Obstetrie en Gynaecologie

Supporting content I (full)
NVOG richtlijn - Geneeskunde - Inleiding

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Inleiding


De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) is de wetenschappelijke beroepsvereniging voor gynaecologen, die kwaliteit van de vrouwengezondheidszorg in het algemeen en de gynaecologische, obstetrische en voortplantingsgeneeskundige (sub)specialismen in het bijzonder wil bewaken. Als belangenbehartiger stimuleert en ondersteunt zij de maatschappelijke positie van deze specialismen en hun beroepsbeoefenaren.

Richtlijnen

De richtlijnen beschrijven een minimum van zorg te verlenen door een gynaecoloog in gemiddelde omstandigheden. Zij hebben een adviserend karakter. Een gynaecoloog kan geargumenteerd afwijken van een richtlijn wanneer concrete omstandigheden dat noodzakelijk maken. Dat kan onder meer het geval zijn wanneer een gynaecoloog tegemoet moet komen aan de objectieve noden en/of subjectieve behoeften van een individuele patiënt. Beleid op instellingsniveau kan er incidenteel toe leiden dat (volledige) lokale toepassing van een richtlijn niet mogelijk is. De geldigheid van een richtlijn is vijf jaar.

Bron: NVOG

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Modelprotocollen van de zwangerschap

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Modelprotocollen van de zwangerschap


Een juiste bepaling van de zwangerschapsduur reduceert het aantal inleidingen in verband met serotiniteit en kan helpen bij de reductie van perinatale morbiditeit en mortaliteit doordat untra-uteriene groeirestrictie of macrosomie snel kunnen worden opgespoord. In het eerste trimester kan een test gedaan op worden op aanwezigheid van het Down syndroom bij de foetus, een test voor de nekplooidikte, de maternale leeftijd en maternale serummarkers, zoals HCG. De zwangerschapsduur kan berekend worden aan de hand van de zogenaamde LM, oftewel de laatste normale menstruatie, maar het kan ook berekend worden aan de hand van de echoscopische meting van de kop-romp lengte (CRL), de distantia biparietalis (DBP) of de hoofdomtrek (HC).

Een eenduidige zwangerschapsdatering is essentieel voor de samenwerking tussen de eerstelijnszorg en tweedelijnszorg, maar ook met de perinatologische centra. De kop-romp lengte wordt gemeten in het mid-sagitale vlak met het caput, een extremiteit of het genitale tubercle en de wervelkolom en is de afstand van de kruin tot de stuit. De distantia biparietalis wordt gemeten van de buitengrens tot de andere buitengrens van de schedel die loodrecht op de middellijn staat. De hoofdomtrek wordt gemeten door een elips om de schedel te projecteren in het transversale vlak zonder daarbij de huid en subcutis mee te nemen. De occipitale frontale diameter (OFD) staat loodrecht op de DBP van craniaal naar caudaal. De transcerebellaire diameter wordt gemeten aan de hand van een oblique transversale doorsnede door het caput van de foetus.

Aanbevelingen voor het meten van de zwangerschapsduur

De zwangerschapsdata worden bepaald aan de hand van een echoscopisch onderzoek met de HC, TCD en CRL. De CRL kan berekend worden vanaf acht weken en twaalf weken en de optimale zwangerschapsdatering wordt verkregen tussen week tien en week twaalf van de zwangerschap. De echo moet transvaginaal plaatsvinden wanneer de zwangerschap nog niet langer is dan tien weken en wordt nooit een termijnecho genoemd. Wanneer meerdere metingen worden gedaan tussen de tien en twaalf weken, wordt de meting die het dichtst bij de tien weken ligt, genomen als datering van de zwangerschap. De DBP en HC kunnen het beste ook gemeten worden vanaf de dertiende week van de amenorroe. Wanneer blijkt dat de HC-waarde groter is dan 80 millimeter, wordt de zwangerschap op basis daarvan gedateerd. De TCD kan het beste gemeten worden vanaf de achttiende week van de zwangerschap.

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Seksuele anamnese

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Seksuele anamnese

[toc]

Om seksuele moeilijkheden en seksuele disfuncties op het spoor te komen moet hier gericht naar worden gevraagd. Seksuele moeilijkheden: iemand beleeft of kan niet wat hij/zij zou willen t.a.v. seks en/of niet kan wat hij/zij zou willen. Seksuele disfunctie: wanneer seksuele respons of lichamelijke reacties bij seksuele activiteit ondanks adequate stimulatie ontbreken. 1 op de 5 Nederlandse vrouwen heeft een seksueel probleem, dit zijn met name orgasme- en genitale opwindingsproblemen.

Doel van de anamnese is het verzamelen van betrouwbare en relevante gegevens over seksualiteitsbeleving. Een gynaecologische klacht, nadere diagnostiek en/of behandeling heeft mogelijk gevolgen voor het seksueel functioneren en de beleving van seksualiteit van de patiënt en de partner. Seksuele moeilijkheden zijn ingebed in een somatische, psychische, relationele en maatschappelijke context, bij de anamnese dienen deze contextuele aspecten te worden betrokken om tot adequate diagnostiek te komen.

Bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek komen de volgende punten aan bod:

  • Heeft het (gynaecologische) probleem gevolgen voor de beleving van seksualiteit van de patiënt, of voor de seksualiteit binnen haar relatie?

  • Zijn er negatieve ervaringen op seksueel gebied?

  • Problemen? Dan doorvragen: verminderd zin in seksueel contact, verminderde lubricatie tijdens het vrijen, wat een vaak pijnlijke coïtus tot gevolg heeft of waardoor gemeenschap niet meer goed mogelijk is; orgasmeprobleem; erectie- en/of ejaculatieproblemen van de partner.

  • Hulpvraag? De hulpvraag hangt af van diverse factoren, zoals de reactie van de gynaecoloog op de gepresenteerde seksuele klacht. Sommige patiënten zullen na adequate informatie, eventueel aangevuld met schriftelijke voorlichting, goed in staat zijn zelf hun probleem op te lossen.

  • Wie kan de hulpvraag beantwoorden? Het op elkaar afstemmen van de hulpvraag en het hulpverleningsaanbod vergt van de arts enerzijds een zorgvuldige inventarisatie en verheldering van de seksuele klacht binnen zijn individuele, relationele, en maatschappelijke context, en anderzijds een heldere kijk op de eigen deskundigheid en hulpverleningsmogelijkheden, c.q. de deskundigheden en beschikbaarheid van hulp bij collegae en andere disciplines, zowel binnen de eigen werkomgeving als daarbuiten. Bij een aantal gynaecologische problemen met gevolgen voor de beleving van seksualiteit voor de patiënt heeft het de voorkeur een behandeling aan te bieden die zowel aangrijpt op de somatische als op de psychoseksuele aspecten (‘twee sporen'). Sommige seksuele problemen zijn een signaal van achterliggende psychiatrische problematiek. Adequate verwijzing is dan noodzakelijk.

  • Nader onderzoek. Lichamelijk onderzoek draagt zelden bij aan het opsporen van een seksuele disfunctie. Bij vaginisme en dyspareunie heeft het zorgvuldig verrichten van onderzoek van de genitalia vaak ook een educatieve functie. Bij deze indicaties dient in het algemeen het speculumonderzoek achterwege gelaten te worden. Laboratoriumonderzoek, met name hormonale bepalingen, levert geen aanvullende informatie op, behalve bij verdenking op hyperprolactinemie en schildklieraandoeningen. Samenhang tussen androgenen en seksuele disfuncties bij vrouwen is vooralsnog onduidelijk/onbekend.

Rapportage: Zowel in de status als in de brief aan de huisarts en/of een andere verwijzer dient kort en zakelijk de met de patiënt besproken informatie over eventuele seksuele problematiek en het voorkomen van traumatische ervaringen (in het verleden) te worden beschreven. Alleen op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt wordt hiervan afgezien.

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Anovulatie

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Anovulatie


Volgens de WHO bestaat een ovulatoire cyclus tussen de zesentwintig en zesendertig dagen. Bij oligomenorroe is er sprake van vaginale bloedingen met meer dan vijfendertig dagen en minder dan zes maanden. Bij amenorroe is er sprake van vaginale bloedingen die langer dan zes maanden aanhouden. Hierbij is er sprake van een anovulatie. Anovulatie betekent dat een eisprong in de vruchtbare levensfase niet plaatsvindt. Met behulp van ovulatie-inductie wordt er geprobeerd om een ovulatie en zwangerschap te bewerkstelligen. Dit wordt via een medicamenteuze behandeling bewerkstelligd. Het doel van deze behandeling heeft het verkrijgen van mono-ovulatie. Met mono-ovulatie wordt een normale corpus, luteum en endometriumfunctie bedoeld. Ovulatie-inductie gaat gepaard met een kinderwens.

Oligomenorroe en amenorroe kan worden onderverdeeld op grond van tijdstip van ontstaan, de lokalisatie in de hypothalamus-hypofyse-ovarium as en het type afwijking. Daarnaast is het mogelijk om een onderverdeling te maken via de WHO criteria. Hierbij wordt het serum FSH en oestradiol bepaald waarna de patient geclassificeerd kan worden. Hieronder zal de classificatie worden besproken:

WHO classificatie - categorie 1

Centrale oorzaak. Het hormonaal profiel bestaat uit hypogonadotroop, hypooestrogeen. De oorzaken hiervan kunnen stress, gewichtsdaling of overmatige fysieke inspanning zijn. In de meeste gevallen is er sprake van amenorroe. Als er sprake is van ondergewicht kan herstel van het normale lichaamsgewicht er toe leiden dat de cyclusstoornis zich hersteld. Als dit niet het geval is, kan er pulsatiel GnRH worden afgegeven. Als GnRH niet zinvol is, kunnen gonadotrofinen worden gegeven.

WHO classificatie - categorie 2

Disbalans tussen de hypofyse-ovarium as. Het hormoon profiel bestaat uit normogonadotroop, normooestrogeen. Hierbij kan er sprake zijn van oligomenorroe en amenorroe. Hieronder vallen ook patiënten met het polycysteus-ovarium-syndroom (PCOS). Voor deze categorie is aanvullend hormonaal onderzoek geïndiceerd. Bij deze patiënten is er sprake van anovulatie, kenmerken van hyperandrogonisme en echoscopische polycysteuze ovaria. De meest voorkomende oorzaken zijn overgewicht, overmatige beharing (hirsutisme), verlaagde insulinegevoeligheid en polycysteuze ovaria. Bij deze groep patiënten geeft de ovulatie-inductie therapie een minder hoge succeskans en een verhoogd risico op complicaties zoals OHSS en meerlingzwangerschap.

De behandeling bestaat uit het toedienen van anti-oestrogenen (waaronder clomifeencitraat). De werking hiervan lijkt te berusten op het feit dat het leidt tot verhoogde endogene gonadotrofineafgifte.

Als gevolg hiervan treedt er remming op van oestrogeenterugkoppeling op de hypothalamus-hypofyse as. Er zijn insulinesensitiviteit-bevorderende middelen, metformine, die volgens sommige studies een correctie van hyperinsulinemie cyclus kan geven. Het resultaat hiervan zou een regelmatige menstruele cyclus zijn en tot spontane ovulatie leiden. Hier is nog niet genoeg evidence voor.

WHO classificatie - categorie 3

Ovariële oorzaak. Het hormoon profiel bestaat uit hypergonadotroop, hypooestrogeen. Bij deze patiënten wordt er gesproken van prematuur ovarieel falen (POF). Bij POF is er sprake van een vervroegde overgang. POF kan ontstaan door chromosomale of genetische factoren of door bestraling en chemotherapie.

De WHO classificatie categorie 2 komt het vaakst voor. In 5-10 % van de gevallen is er sprake van anovulatie door een verhoging van prolactine. Bij verhoogde prolactine spiegels kan het FSH als E2 gehalte verlaagd zijn of normale waarden hebben. Hyperprolactinemie kan ontstaan door medicatie of door gevolg van primaire hypothyreoïdie. De behandeling van categorie is erg effectief en heeft een kleine kans op het krijgen van complicaties. Een medicamenteuze behandeling voor categorie 2 blijkt ook effectief te zijn. Alleen een medicamenteuze behandeling voor WHO categorie 3 blijkt niet zinvol te zijn.

De behandeling van oligomenorroe en amenorroe kan een verhoging geven van meerlingzwangerschap en ovariële hyperstimulatie. Doordat er tijdens de behandeling de ovariumrespons goed in de gaten wordt gehouden, worden deze complicaties en risico’s verkleind.

Diagnostiek

Het diagnostisch onderzoek begint met het doorlopen van een oriënterend fertiliteitsonderzoek (OFO) indien dit van toepassing is. Hierbij wordt er gekeken naar de leeftijd van de vrouw, de cyclus, familieanamnese, BMI, hirsutisme, gewichtsverandering, medicatie en operatieve ingrepen. Ook moet er een recente semenanalyse van de man beschikbaar zijn. Eventueel kan er nog een Chlamydia-antistofserologie worden uitgevoerd.

Bloedonderzoek

Bij het hormonaal bloedonderzoek wordt onder andere het FSH, E2 en prolactine in het serum gemeten. Als aanvullend onderzoek kan er eventueel het vrije testosteron worden gemeten. Bepaling van TSH is nuttig als er wordt gedacht aan een schildklierfunctie afwijking. Een progesteron bepaling kan van belang zijn bij de opsporing van ovulaties en voor de interpretatie van het LH gehalte. Eventueel kunnen er nog specifieke orgaan functietesten worden uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is de dexamethasonsupressie en ACTH stimulatietest. Deze kunnen worden uitgevoerd wanneer androgene hormonen sterk verhoogd zijn. Eventueel kan er nog echoscopische diagnostiek worden uitgevoerd. Hierbij wordt er gekeken naar de ovariummorfologie. Er kan sprake zijn van polycysteuze ovaria als uiting van het polycysteus ovarium-syndroom (PCOS).

De helft van de patiënten in WHO-II classificatie hebben overgewicht. Bij de WHO-I staat juist ondergewicht op de voorgrond. Patiënten in de WHO-II met overgewicht moeten eerst proberen om af te vallen door middel van lifestyle veranderingen. Bij vrouwen met een BMI hoger dan 32, waarbij er sprake is van morbide obesitas, wordt ovulatie-inductie afgeraden. Er is hierbij namelijk weinig kans op succes en geeft verhoogde risico’s op complicaties.

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Benzodiazepinegebruik tijdens de zwangerschap en lactatie

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Benzodiazepinegebruik tijdens de zwangerschap en lactatie


Zwangerschap

Er zijn geen bewezen risico’s van benzodiazepines op zwangerschaps- en baringcomplicaties. Daarom kan een goed ingestelde benzodiazepine gewoon voortgezet worden tijdens de zwangerschap en zijn er geen extra controles nodig. Als er sprake is van een hoge dosering, chronisch gebruik of gebruik van andere psychofarmaca moet hier wel extra naar gekeken worden.

Benzodiazepines hebben geen verband met verhoogde kans op aangeboren afwijkingen. Wel is er kans op neonatale adaptatie problemen bij hoge dosering, chronisch gebruik, comedicatie en vroeggeboorte. Ouders dienen hiervan vooraf op de hoogte besteld te worden. Maar Structureel echoscopisch onderzoek (SEO) volstaat bij chronisch of incidenteel benzodiazepinegebruik in de zwangerschap.

De geboorte hoeft niet in een eerstelijns geboortecentrum of ziekenhuis plaats te vinden. Tenzij in het derde trimester van de zwangerschap intermitterend benzodiazepinegebruik is, dan wordt namelijk aangeraden om onder verantwoordelijkheid van de eerstelijns verloskundige of verloskundig huisarts te bevallen vanwege het toegenomen risico op een lage Apgarscore. Zolang het kind een goede conditie heeft en de ouders goed worden geïnstrueerd over het kraamzorg en het mogelijk optreden van neonatale adaptatiestoornissen, is klinische observatie van de pasgeborene niet nodig. Dit geldt niet voor moeders die in het derde trimester nog benzodiazepines gebruiken, hierbij is klinische observatie wel nodig.

Borstvoeding

Als benzodiazepines incidenteel of eenmalig worden gebruikt is er geen indicatie om te borstvoeding te onderbreken. Bij chronisch gebruik moet men hier voorzichtiger mee zijn. Dit hangt af van de dosering, halfwaardetijd en uitscheiding in de borstvoeding. Bij hoge dosering of comedicatie wordt het geven van borstvoeding ontraden.

Staken van benzodiazepines

Als men ervoor kiest te stoppen met de medicatie tijdens zwangerschap of lactatie moet rekening gehouden worden met het risico op terugval van de psychiatrische aandoening. Hierbij zijn de volgende factoren van belang: de indicatie voor het benzodiazepinegebruik, de duur van het gebruik, eerdere stoppogingen, de mogelijkheden van ondersteuning tijdens het afbouwen en beschikbaarheid van andere behandelingsopties.

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK)

NVOG richtlijn - Geneeskunde - Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK)


Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten

SOLK staat voor Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten. Men spreekt van SOLK wanneer er al enige tijd langdurige lichamelijke klachten aanwezig zijn en als er na uitgebreid onderzoek geen oorzaak van de klachten wordt gevonden. Tijdens de anamnese worden de uitgebreid de klachten uitgevraagd, moet de patiënt vooral zijn verhaal kunnen doen en worden alle dimensies van de klachten middels het de zogenaamde SCEGS model uitgevraagd. SCEGS staat voor; Somatisch-, Cognitieve-, Emotionele-, Gedragsmatige- en Sociale dimensie. Verricht tevens lichamelijk onderzoeken eventueel aanvullend onderzoek. Maak vervolgens een keuze voor het type aanvullend onderzoek (middels NHG standaarden) en bespreek de reden van het onderzoek dat je uitvoert. Vervolgens moet de ernst van de SOLK worden beoordeeld. Dit wordt gedaan aan de hand van de klachtexploratie, de mate van belemmering voor de patiënt, het aantal klachten en de duur van de klachten. Vervolgens wordt SOLK ingedeeld in milde-, matige- en ernstige SOLK.

Onder milde SOLK wordt het volgende verstaan:

  • lichte functionele belemmering en daarnaast één of een paar SOLK klachten binnen één of twee klachtenclusters.
  • wordt door de huisarts vastgesteld

Met matige SOLK wordt het volgende omschreven:

  • matige belemmeringen
  • meerdere SOLK klachten in ten minste drie klachtenclusters
  • de duur van de klachten is langer dan verwacht
  • wordt in samenwerking met andere eerstelijnshulpverleners gesteld
  • samenwerking met fysiotherapeut, POH-ggz (praktijkondersteuner) of cognitief-gedragsmatige geschoolde ELP (eerstelijnspsycholoog)

Met ernstige SOLK wordt het volgende bedoeld:

  • ernstige belemmeringen
  • SOLK klachten in alle klachtenclusters
  • de klachtenduur is langer dan drie maanden
  • wordt vastgesteld in samenwerking met tweedelijnshulpverleners
  • vaak wordt er samengewerkt of verwezen naar een multidisciplinair team of behandelcentra

Wanneer er naast de SOLK ook sprake is van een depressieve- of angststoornis, wordt de dubbeldiagnose besteld. Dit in het geval dat beide klachten ernstig zijn, waarbij ze beide een aparte behandeling nodig hebben.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Medicine Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
More contributions of WorldSupporter author: Medicine Supporter