RCI Financial Services / Kastrop - Arrest

RCI Financial Services / Kastrop (HR 5 september 2014, NJ 2015, 22)

Feiten

RCI Financial Services BV heeft de verweerder gedagvaard voor rechtbank. RCI Financial Services BV stelt namelijk dat de verweerder jegens haar onzorgvuldig heeft gehandeld door namens de vennootschappen waarvan hij bestuurder was verplichtingen tot verlening van eerste pandrechten aan te gaan, terwijl hij wist of behoorde te begrijpen dat deze vennootschappen daaraan niet of niet binnen een redelijke termijn zouden kunnen voldoen en geen verhaal zouden bieden voor de voorzienbare schade die RCI daardoor zou lijden. De bestuurder had een financier dus voorgehouden dat deze een recht van eerste pand had kregen, terwijl dat niet zo was en de bestuurder wist dat. Toen de vennootschap failliet werd verklaard, bleek het pandrecht geen waarde te hebben.

RCI vorderde een bedrag van € 1.907.611,30. De verweerder voerde aan dat hij ervan mocht uitgaan dat de door de bank verkregen pandrechten geen betrekking hadden op door derden gefinancierde auto’s. De rechtbank heeft dit verweer gehonoreerd en de vordering van RCI afgewezen.

Hoge Raad

Als de zaak bij de Hoge raad komt moet het oordelen of het hof de grondslag van de vordering van RCI heeft miskend. Ook moet het oordelen of de verweerder aansprakelijk is.

De Hoge raad verwerpt het principale beroep. De Hoge Raad geeft de rechtsregels weer, zoals geformuleerd in eerdere uitspraken. De Hoge Raad oordeelt: "Het verwijt dat in het onderhavige geval aan de bestuurder wordt gemaakt is dat hij namens de vennootschappen een verplichting is aangegaan – de verplichting tot het verstrekken van een eerste pandrecht aan RCI op de door deze gefinancierde auto’s –, waarvan hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschappen deze niet zouden kunnen nakomen. Anders dan het middel aanvoert, leidt ook een zodanig verwijt pas tot aansprakelijkheid van de bestuurder indien deze wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de schuldeiser als gevolg van het niet nakomen van de verplichting schade zou lijden. Het middel betoogt dat die schade in dit geval is gelegen in de gevolgen van het verkrijgen van een slechtere zekerheidspositie dan is overeengekomen. De enkele omstandigheid dat de schuldeiser, anders dan was overeengekomen, geen eerste maar een tweede pandrecht heeft verkregen, brengt evenwel nog niet mee dat hij dientengevolge schade lijdt. (...) In rov. 15 van het arrest van het hof ligt besloten dat RCI onvoldoende heeft gesteld dat de door haar geleden schade als gevolg van het niet verkrijgen van eerste pandrechten voorzienbaar was op het moment dat [verweerder] namens de vennootschappen de verplichting tot het vestigen van die pandrechten aanging. Dit oordeel is feitelijk van aard en geenszins onbegrijpelijk."

Kern

De Hoge Raad overwoog dat de bestuurder niet onrechtmatig had gehandeld omdat de schade op het moment van verstrekken van het pandrecht niet voorzienbaar was. De Hoge Raad toetst aan de drempel voor aansprakelijkheid (Willemsen/NOM) en de Beklamel-norm.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.