Algemene Rechtsleer - UU - Oefententamen 2017/2018 (1)


Vragen

Vraag 1 [10 punten]

Algemeen Dagblad 28 september 2017

Robotrechter moet routinezaken gaan overnemen

Veel rechtszaken kunnen in de toekomst geautomatiseerd worden afgedaan. Dat betoogde voorzitter Frits Bakker van de Raad voor de Rechtspraak vandaag in ieder geval tijdens de afsluiting van de Dag voor de rechtspraak. Rechters kunnen de winst die computergestuurde rechters opleveren gebruiken om meer tijd te steken in zaken waarvoor ze nu tijd tekort komen. De techniek is volgens Bakker al bijna zover dat ze onderscheid kan maken tussen zaken die veel aandacht en menselijk contact nodig hebben en zaken waarvoor dat minder geldt.
In complexe zaken zoals problematische echtscheidingen komen rechters tijd tekort. Bakker: ‘Met alle negatieve maatschappelijke gevolgen van dien. Routinematige zaken kun je daarentegen geautomatiseerd afdoen. Door een robotrechter, laten we hem voor de grap zo noemen. Dat gaat snel, efficiënt en goedkoop.’

Vraag 1a

Bij welke opvatting over de bepaaldheid van het recht sluit het ideaal van de ‘robotrechter’ aan? Motiveer waarom de opvatting van deze visie op de bepaaldheid van het recht overeenstemt met het ideaal van de robotrechter. [3 punten]

Voorlopig kunnen nog niet alle rechtszaken door een robotrechter worden afgedaan. Mocht men toch een robotrechter willen invoeren, dan zal er een taakverdeling tussen ‘rechter van vlees en bloed’ en ‘robotrechter’ tot stand moeten komen.

Vraag 1b

Welk inzicht dat H.L.A. Harts visie op de bepaaldheid van het recht oplevert, kan behulpzaam zijn bij de toedeling van zaken aan de ‘robotrechter’ ten opzichte van de ‘rechter van vlees en bloed’? [3 punten]

Vraag 1c

Bespreek waarom in de visie op de bepaaldheid van het recht van Ronald Dworkin of Paul Scholten (u mag kiezen welke van deze visies u bespreekt; u bespreekt slechts één van beide visies) het ideaal van een robotrechter die alle rechtszaken beslist onwenselijk is. Ga in uw antwoord met nadruk in op de vraag waarom volgens de door u gekozen visie dit ideaal ongewenst is. [4 punten]

Vraag 2 [10 punten]

J.B.M. Vranken sluit hoofdstuk IV van Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. Algemeen Deel ***. Een vervolg af met een paragraaf getiteld ‘Een voorzichtige trendbreuk?’. In die paragraaf stelt Vranken dat er inmiddels onder juristen meer aandacht is voor de feitelijke grondslag en voor de maatschappelijke effecten van voorgenomen oplossingen en keuzen. Toch is Vranken nog niet helemaal tevreden; er is volgens hem onder juristen nog steeds te weinig aandacht voor de feitelijke grondslag en de maatschappelijke effecten van juridische beslissingen.

Vraag 2a

Wat is de belangrijkste verklaring die Vranken aandraagt voor het gebrek aan aandacht onder juristen voor de feitelijke grondslag en de maatschappelijke effecten van juridische beslissingen? [5 punten]

Vraag 2b

Zowel Vranken als Derksen pleit voor betere empirische scholing voor juristen. Leg uit waarom empirische scholing zowel volgens (I.) Vranken als (II.) Derksen van groot belang is voor de jurist. [5 punten]

Vraag 3 [10 punten]

In de De ware toedracht schrijft Ton Derksen over de zaak Lucia de B.: ‘Lucia heeft ondanks eindeloze druk gedurende meer dan twintig verhoren nooit bekend.
Maar – zo vertelde een gezaghebbende psychiater (...) – met zoveel moorden op haar geweten zegt dat niets: ze kón eenvoudigweg niet bekennen, ze móést haar afschuwelijke daden wel naar haar onderbewustzijn verdringen, alleen zo kon ze overleven.’

Vraag 3a

Wat is volgens Derksen de veronderstelling waar de psychiater van uitgaat bij zijn verklaring voor het feit dat Lucia nooit heeft bekend ondanks de druk die op haar werd uitgeoefend tijdens de vele verhoren? [3 punten]

Vraag 3b

Wat is Derksens kritiek op de verklaring die de psychiater geeft voor het feit dat Lucia nooit heeft bekend? [3 punten]

Vraag 3c

Hoe zou de veronderstelling waar de psychiater van uitgaat wetenschappelijk onderzocht kunnen worden? [4 punten]

Vraag 4 [10 punten]

Op pagina 28 van zijn oratie Waar gaat het over? schrijft R.J. Verschoof dat ‘[d]e civiele rechter een ultimum remedium [is] die het geschil beslecht. (...) Maar dit adagium is een keuze: de rechter uitsluitend als knopenhakker. Een keuze die ik niet prefereer. Een keuze die uiteindelijk niet goed is voor de relevantie van en het vertrouwen in rechtspraak’.

Vraag 4a

Leg uit waarom Verschoof de keuze voor de ‘rechter uitsluitend als knopenhakker’ niet prefereert. Welke taakopvatting zou de rechter volgens Verschoof moeten hebben? [5 punten]

Vraag 4b

Hoe verhoudt Verschoofs kritiek op de ‘rechter uitsluitend als knopenhakker’ zich tot de benadering van procedurele rechtvaardigheid die Iris van Domselaar in haar artikel ‘Moral Quality in Adjudication: On Judicial Virtues and Civic Friendship’ ontwikkelt? Licht in uw antwoord toe waarom Van Domselaar de rechter al dan niet uitsluitend als ‘knopenhakker’ beschouwt. [5 punten]

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Een dergelijk ideaal van automatische rechtsregeltoepassing is toe te schrijven aan de visie op de bepaaldheid van het recht die H.L.A. Hart ‘mechanical jurisprudence’ noemt. Ook de term ‘formalisme’ wordt door Hart in hoofdstuk VII van The Concept of Law voor deze visie op de bepaaldheid van het recht gebruikt. Ook is deze visie toe te schrijven aan Montesquieus visie op de rechter als ‘bouche de la loi’ (spreekbuis der wet) en hetgeen Scholten in § 2. van Asser - Algemeen deel ‘rechtstoepassing’ noemt (de ‘rustige verzekerdheid van velen in de 19 de eeuw, dat rechtsvinding is wetstoepassing’).
Het ideaal van de robotrechter sluit aan bij een visie op de bepaaldheid van het recht waarin de uitkomst in een concreet geval volledig door de rechtsregels wordt bepaald. Het recht is in deze opvatting dus volledig bepaald; een robotrechter zal zijn uitspraken immers volledig op rechtsregels baseren. Van on(der)bepaaldheid in het recht is derhalve geen sprake.

Vraag 1b

Hart stelt dat het recht onderbepaald is. In de ‘plain cases’ is de uitkomst bepaald, d.w.z. de rechtsregels bepalen in het concrete geval de uitkomst. De ‘plain cases’ kunnen zonder problemen aan de robotrechter worden toebedeeld. (Onder onderdeel a is immers vastgesteld dat het ideaal van de robotrechter de volledige bepaaldheid van het recht veronderstelt.)
In de ‘borderline cases’, daarentegen, is de uitkomst niet (volledig) door de rechtsregels bepaald. In het geval van een ‘borderline case’ voldoet de robotrechter niet want de rechtsregels bepalen niet (volledig) de uitkomst. Essentieel in ‘borderline cases’ is dat volgens de theorie van Hart de rechterdiscretie heeft; er is een bepaalde mate aan ongebondenheid om een keuze te maken. Met die ongebondenheid kan de robotrechter niet omgaan; er zijn immers geen rechtsregels die hij in het geval van discretie kan toepassen. Dus vanwege de discretie in ‘borderline cases’ zullen deze zaken aan de rechter van vlees en bloed moeten worden toebedeeld.

Vraag 1c

Kritiek op het ideaal van de robotrechter vanuit de visie van Ronald Dworkin:

Op het eerste gezicht is er wellicht overeenstemming tussen de visie van Dworkin en de robotrechter. Dworkin gaat immers ook uit van de volledige bepaaldheid van het recht en vergelijkt de rechter met Hercules; ‘an imaginary judge of superhuman intellectual power and patience’. Ook een robotrechter beschikt over een bovenmenselijke kracht, namelijk een enorme rekenkracht; hij kan in luttele seconden een enorm aantal oplossingen voor een rechtsvraag genereren. Toch zal Dworkin het ideaal van de robotrechter die alle rechtszaken afwijzen.
De robotrechter betrekt bij zijn berekeningen alleen de gegeven rechtsregels in het recht. Dat is voor Dworkin onvoldoende voor een rechter die overeenkomstig ‘law as integrity’ recht spreekt. Dworkin onderscheidt de dimensies van ‘fit’ en ‘justification’. De dimensie van ‘fit’ houdt in dat de beslissing aansluit/past op het bestaande recht. Dit zou de robotrechter op zich kunnen; hij hanteert een op het verleden gerichte visie op recht (Dworkin noemt deze visie ‘conventionalism’ en schrijft deze visie aan Hart toe). De robotrechter zal in een nieuw geval alleen kunnen putten op wat er in zijn geheugen zit. De robotrecht kan echter niet – zoals Hercules – op een achterliggend thema voortbouwen en dat in zijn beslissing in het beste licht plaatsen. De keuze voor de enige juiste beslissing (‘the one right answer’) kan door de robotrechter niet gemaakt worden. Die juiste beslissing is de beste voortzetting van het recht waarin de conceptie van de politieke moraal in het beste licht wordt geplaatst en de beste rechtvaardiging voor het bestaande recht vormt.
Daartoe is morele evaluatie nodig en een robotrechter zal daartoe niet – in ieder geval naar de huidige stand van de techniek – in staat zijn. Hoe kan de robotrechter immers de politieke moraal kennen? Rechters van vlees en bloed kunnen die kennen omdat zij lid zijn van de politieke gemeenschap waarin zij kunnen waarnemen wat de opvatting in de samenleving over goed en kwaad is. Hoe kan een robotrechter dan tot morele evaluatie overgaan? De robotrechter kan dus nooit de coherentie van het recht vaststellen die uitgaande van ‘law as integrity’ geboden is. Oftewel, de robotrechter kan derhalve nooit tot een constructieve interpretatie ‘all things considered’ komen.

Kritiek op het ideaal van de robotrechter vanuit de visie van Paul Scholten:

Scholten stelt dat zijn visie op de bepaaldheid van het recht die hij rechtsvinding noemt uit twee aspecten bestaat. Het eerste aspect is het rationele gedeelte. In dit rationele gedeelte van de rechterlijke oordeelsvorming gaat het om het vaststellen van de betekenis van een wettelijk voorschrift aan de hand van de interpretatiemethoden en de reikwijdte van een wettelijk voorschrift aan de hand van redeneerwijzen. Een robotrechter zou het rationele gedeelte voor zijn rekening kunnen nemen; in het rationele gedeelte wordt logisch geredeneerd. Toch stuit je binnen het rationele gedeelte van de uitspraak ook al tegen een beperking van de robotrechter, namelijk de zedelijke tendensen die vooral bij de redeneerwijzen aan het licht komen waarin teruggegrepen moet worden naar het achterliggende beginsel. Het zoeken van het achter de rechtsregels liggende beginsel acht Scholten een taak voor de rechtswetenschap. Het is moeilijk in te zien hoe een robotrechter die taak goed zou kunnen vervullen zonder notie van zedelijkheid (morele evaluatie). Het rationele gedeelte van de uitspraak dient d.m.v. de motivering van de uitspraak aan de gemeenschap waar de rechter deel van uitmaakt verantwoord te worden.
In het irrationele gedeelte van de uitspraak zou de robotrechter in de ogen van Scholten volstrekt tekortschieten. Dit is het zedelijk-intuïtieve deel van de uitspraak. Uiteindelijk mag de rechter alleen die beslissing nemen waarvan hij tegenover zichzelf kan getuigen: ‘ik kàn niet anders’. Een robotrechter beschikt naar de huidige stand van techniek niet over een geweten dat de rechter bij de beslissing dient te raadplegen. Daarnaast is de gewetensbeslissing volgens Scholten niet willekeurig (overigens wel subjectief) omdat het geweten onderworpen is aan een hogere macht. Aan die hogere macht dient de rechter bij het irrationele gedeelte van zijn uitspraak verantwoording af te leggen. Echter, de robotrechter is een menselijke creatie. Hij is dus aan de mens onderwerpen en niet onderworpen aan een universele hogere macht die Scholten in zijn theorie op het oog heeft.

Vraag 2a

Vranken ziet als de belangrijkste verklaring het gebrek aan aandacht voor inter- en multidisciplinariteit in de opleiding van juristen. Integendeel, juristen worden casusgericht opgeleid: ze leren wat recht is in het individuele, concrete geval. Ze verzuimen daarbij te (leren) denken op macro-niveau.

Vraag 2b

Empirische scholing is nuttig volgens (I) Vranken om zo verhullend argumenteren, een ondeugdelijke feitelijke grondslag en/of de casusgerichtheid tegen te gaan. (incl. korte uitleg van het gekozen concept) Volgens (II) Derksen is empirische scholing nodig omdat juristen, meer in het bijzonder waarheidsvinders, zonder empirische opleiding ongemerkt de alledaagse praktijk van waarheidsvinding. Alledaagse waarheidsvinding maakt gebruik van cognitieve instincten en bevat methodologische valkuilen. Met empirische opleiding kan een jurist beter aan wetenschappelijke waarheidsvinding doen, wat bijv. inhoudt dat onbevooroordeeld te werk wordt gegaan.

Vraag 3a

De hypothese van schuld of het schuldscenario: dat Lucia moorden op haar geweten had, of dat zij afschuwelijke misdaden had gepleegd. (De hulphypothese is daarbij dat Lucia de herinnering aan die afschuwelijke daden heeft verdrongen naar haar onderbewustzijn.)
NB: De eigenbelangtheorie is onjuist als antwoord op deze vraag. De eigenbelangtheorie stelt namelijk dat een onschuldige nooit een valse bekentenis zal afleggen, omdat dit tegen zijn/haar eigen belang ingaat. Echter, in dit geval is er juist geen bekentenis afgelegd door Lucia. Daarover doet de eigenbelangtheorie geen uitspraak.
Eveneens onjuist als antwoord op deze vraag is de theorie van het magisch oog. Deze theorie zegt namelijk dat we aan iemands gedrag kunnen zien of hij/zij schuldig is. Daarvoor biedt de verklaring van de psychiater echter geen aanknopingspunten.

Vraag 3b

Hier is sprake van immunisatie: ‘Als Lucia had bekend, heeft ze het gedaan. Als ze niet bekent, is het nog triester: ze heeft het gedaan, maar kan dat tegenover zichzelf niet toegeven.’ (Derksen, p. 154.) In het antwoord moet uitgelegd worden wat immunisatie is; het scenario is beveiligd tegen alle mogelijke weerleggingen; het scenario (hier: het schuldscenario) krijgt altijd gelijk/heeft altijd succes. (Derksen, p. 72-73.)

Vraag 3c

Door uit te gaan van een alternatief scenario: het onschuldscenario, of door de hypothese van schuld te falsifiëren. Dan blijkt dat het feit dat Lucia nooit bekend heeft eerder een positief bewijs is voor het onschuldscenario of een negatief bewijs tegen het schuldscenario dan een positief bewijs voor het schuldscenario. Indien wordt uitgegaan van het onschuldscenario kan immers eenvoudig verklaard worden waarom Lucia niet heeft bekend, zonder een beroep te doen op de theorie van het ‘onderbewustzijn’.

Vraag 4a

Kernidee van Verschoof is dat de rechter zich moet inspannen in zijn gedragingen om de ervaren procedurele rechtvaardigheid te bevorderen, bijvoorbeeld in de zin van conflictsoplossing of mediation. Hierin spelen factoren zoals communicatie, transparantie, maar ook voice, due consideration, neutraliteit en respect. (3 punten) Heldere redenering. (2 punten)

Vraag 4b

Van Domselaar zou Verschoofs idee waarschijnlijk onderschrijven aangezien zij ook de ervaren procedurele rechtvaardigheid als cruciaal beschouwt. Hierin stelt Van Domselaar de deugden van de rechter centraal, judicial perception, justice, courage, moderation, independence, impartiality. Van Domselaar spreekt echter niet over de ervaren procedurele rechtvaardigheid als zodanig maar over het belang van de rechter als civic friend, die het beste met je voor heeft en hiermee eenzelfde soort effect van respect bewerkstelligt. Student dient de deugden te noemen met een korte uitleg en relevantie + het idee van civic friend, wat dit precies inhoudt. Ander mogelijke weg is dat de deugd van de rechtvaardigheid zelf wordt besproken in het licht van procedurele rechtvaardigheid en hoe deze wordt ervaren.

Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer