Begrippenlijst Social Cognition

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Begrippenlijst

H.1.

Phenomenology
Systematisch omschrijven hoe gewone mensen zeggen dat ze hun wereld ervaren.

Naive psychology
Onderzoekers naar sociale cognitie houden zich bezig met theorieën gebaseerd op gezond verstand.

Elementaire benadering
Wordt gekarakteriseerd door wetenschappelijke problemen op te delen. Hierna worden de delen afzonderlijk en in detail geanalyseerd voordat ze gecombineerd worden.

Holistische benadering
Wordt gekarakteriseerd door het analyseren van de delen in de context van andere delen en het focussen op de gehele configuratie van relaties tussen de delen.

Het configural model van Asch
Stelt dat mensen een algehele impressie vormen van andere mensen en dat dit een geheel (eenheid) moet zijn. Individuele elementen moeten dus in overeenkomst zijn met de algehele impressie.

Het algebraic model van Asch
Contrasteert direct met het configural model. Dit model neemt elke individuele eigenschap en evalueert het in isolatie van de andere eigenschappen en combineert de evaluaties in een samengevatte evaluatie.

Person-situation field theory
Focust op de psychologische realiteit zoals het individu deze waarneemt. Deze waargenomen omgeving wordt het psychological field genoemd.

Information processing
Verwijst naar het idee dat mentale operaties opgedeeld kunnen worden in sequentiële stages. Bij deze benadering wordt geprobeerd om de stappen tussen de stimulus en de reactie te identificeren.

Mentalisme
Het geloof in het belang van mentale representaties en processen.

 

H.2.

 

Motivated tactician
Verwijst naar de neiging van mensen om op relatief automatische processen te steunen of als alternatief op meer inspannende processen, afhankelijk van de situationele en motivatie vereisten.

Subliminale priming
Is onbewust, zonder intentie, oncontroleerbaar, efficiënt en autonoom. Een prime wordt geregistreerd op de zintuigen, maar men is zich niet bewust van het effect op reacties. Priming is afhankelijk van de context.

Postconscious automaticity
Betreft bewuste perceptie van de prime, maar geen bewustzijn van zijn effecten op reacties.

Belonging
Gaat om het geaccepteerd worden door andere mensen; het geaccepteerd worden door de groep waar iemand bij hoort.

Understanding
Gaat om sociaal gedeelde cognitie; het geloof dat iemands overtuiging correspondeert met die van de groep.

Controlling
Gaat om het beïnvloeden van iemands eigen uitkomsten die van andere mensen afhangen.

Enhancing self
Gaat er om dat mensen een positief beeld van zichzelf hebben of op zijn minst sympathie voelen voor zichzelf.

Trusting ingroup
Gaat er om dat mensen, op zijn minst in de eigen groep, positief worden gevonden.

Dual-process perspectief
Hierbij wordt er van uit gegaan dat mensen allereerst een persoon automatisch identificeren en dan stoppen als de persoon niet relevant is voor hun doelen.

Elaboration likelihood model
Omschrijft twee routes naar overtuiging: peripheral (meer automatische en oppervlakkig) en central (meer doelbewust en gecontroleerd).

Heuristic-systematic model
Contrasteert de systematische mode (relatief analytisch) met de heuristiek mode (gebruik maken van eerder opgeslagen regels).

 

H.3.

 

Codering
Transformeert een waargenomen externe stimulus in een interne representatie. Het coderingsproces omvat bijzonder cognitief werk, dat bereikt kan worden met relatief weinig inspanning.

Aandacht
Is een belangrijk deel van de codering, omdat aandacht meestal focust op wat op het moment gecodeerd wordt. Aandacht kan naar buiten gericht zijn om externe stimuli te coderen of naar binnen richting het geheugen.

Saillantie
Overdrijft aandacht, waargenomen prominentie, evaluaties en de coherentie, maar niet de hoeveelheid die onthouden wordt. Saillantie effecten laten doelafhankelijke automatie zien omdat ze normaal gesproken buiten het bewustzijn plaatsvinden, maar kunnen bemiddelt worden afhankelijk van de doelen van de waarnemer.

Vividness (levendigheid)
Is inherent in een stimulus zelf. Een stimulus wordt gedefinieerd als levendig als het (a) emotioneel interessant, (b) concreet en verbeeldingsopwekkend, en (c) nabij op een sensorische, temporale of ruimtelijke manier is.

Gibsonian perspectief
Waarbij externe stimulusinformatie en de organisatie van de stimulus zelf wordt benadrukt in plaats van de organisatie die door de waarnemer wordt gevormd.

Gezichtsherkenning
Lijkt een globaal, configurationeel en holistisch proces te zijn dat perceptueel integreert over het geheel, in plaats van een lokaal, eigenschapgeoriënteerd proces.

 

H.4.

Associative network approach
Hoe meer links of associaties er zijn van andere concepten naar een gegeven concept in het geheugen, hoe gemakkelijker het is om dat concept te onthouden.

Propositie
Elke propositie bestaat uit knopen (nodes) en verbindingen: elke knoop is een idee en elke verbinding staat voor relaties tussen ideeën.

Associatieve modellen van geheugen
De associatieve verbindingen kunnen gelabeld en versterkt worden door activiteit die springt van knoop naar knoop. Het aantal verbindingen naar een gegeven concept bepaald het aantal alternatieve ophaal routes en daarmee het gemak van ophalen van het concept.

Hastie’s Person Memory Model
Dit model werkt als een computer simulatie. PM1 voorspelt dat er extra aandacht wordt gegeven aan impressie inconsistent materiaal, wat resulteert in extra associatieve verbindingen voor die items, wat de alternatieve ophaalpaden en kans op ophalen vergroot.

Parallel distributed processing (PDP)
Is een benadering voor de structuur van cognitie die ontwikkelde als een alternatief voor meer traditionele, voornamelijk seriële modellen van mentale structuur.

Parallel constraint satisfaction theory
Het ziet impressieformatie als gelijk aan tekstbegrip. De waarnemer moet verschillende binnenkomende informatie gelijktijdig interpreteren en integreren waarbij de relevante kennisbasis (inclusief representaties van stereotypen en eigenschappen) toegankelijk moet worden gemaakt.

Perceptual symbol systems (PSS)
Slaan de neuronale activiteit op tijdens stimulus input en ze reactiveren dit later voor conceptuele verwerking. PSS kan objecten in hun aanwezigheid (perceptie) of in hun afwezigheid (verbeelding) representeren.

Embodied cognition
Plaatst de persoon in een inter-persoonlijke context. Embodiment ligt ten grondslag van sociale informatieverwerking in directe perceptie (online cognitie tijdens interactie) en in de afwezigheid van het sociale object (offline cognitie).

 

H.5.

 

Self-concept
De kennis die mensen hebben over zichzelf is extensief en complex. De collectie van overtuigingen die we hebben over onszelf wordt het zelfconcept genoemd.

Working self-concept
Welk aspect van de zelf gedachten en gedrag beïnvloed hangt voor een groot deel af van welke aspecten van de zelf toegankelijk zijn.

Zelfschema’s
Zijn cognitieve-affectieve structuren die de kwaliteiten van de zelf in een bepaald domein representeren. Het gaat hierbij om kwaliteiten waar men zeker over is. Zelfschema’s organiseren en dirigeren de verwerking van informatie die van relevantie zijn voor dat domein.

Zelfvertrouwen
De evaluatie van onszelf. Mensen houden zich niet enkel bezig met hoe ze zijn, maar ook hoeveel waarde ze hechten aan deze kwaliteiten.

Zelfregulatie
Refereert naar de manier waarop mensen hun eigen acties, emoties en gedachten controleren en dirigeren. De meeste zelfregulatie vindt automatisch zonder enig bewustzijn plaats. Soms echter, grijpen we bewust en actief in om onze gedachten, emoties en gedragingen te controleren.

Behavioral activation system (BAS)
Onderzoek suggereert dat mensen twee semi onafhankelijke motivatiesystemen hebben die gedrag helpen te reguleren. Het benaderingssysteem (approach system) is het BAS. Als het BAS geactiveerd is dan is er sprake van activiteit in de linker frontale regio van de cortex.
 

Behavioral inhibition system (BIS)
Het aversieve systeem (avoidance system) is het BIS. Als het BIS geactiveerd is dan is er sprake van activiteit in de rechter frontale regio van de cortex.

Self-efficacy
Overtuigingen verwijzen naar de specifieke verwachtingen die we hebben over onze vermogens om specifieke taken te verwezenlijken. Of een persoon acties onderneemt of een doel nastreeft hangt er sterk van af of de persoon gelooft of hij of zij doeltreffend zal zijn in het uitvoeren van deze acties.

Cybernetic theory of self-regulation
Zelfregulatie wordt ook beïnvloed door de directie van aandacht. Als we gefocust zijn op onszelf, een toestand genaamd zelfbewustzijn, zijn we meer geneigd om ons gedrag te evalueren met behulp van een standaard en vervolgens zetten we een aanpassingsproces in werking om aan deze standaard te voldoen.

Self-enhancement
De behoefte en pogingen om een positief beeld van de zelf te behouden of te creëren.

Self-affirmation theorie
Stelt dat mensen omgaan met dreigingen voor hun zelfwaarde door ongerelateerde aspecten van zichzelf te bevestigen.

Self-evaluation maintenance theory
Stelt dat mensen hun positieve eigenwaarde behouden en bevorderen door om te gaan met de prestatie van mensen om hen heen met wie ze zich kunnen vergelijken.

Terror management theory
Volgens deze theorie zijn mensen biologisch gedreven voor zelfbehoud en gaan mensen om met de grootste dreiging van het leven – de dood – op het culturele niveau door het ontwikkelen van een kijk op de wereld die betekenis geeft en op het individuele niveau door eigenwaarde.

 

H.6.

Attributie
Is de poging om te identificeren welke factoren zorgen voor welke uitkomsten. Attributie is belangrijk voor het uitleggen van gebeurtenissen en daarom is het ook belangrijk voor sociale cognitie.

Theory of mind
Begrijpen wat er gebeurt in de geest van een ander persoon.

Attributietheorie
Is een set van theorieën die verschillende fundamentele principes of assumpties delen. Zo zijn ze allen algemeen en hebben een relatief simpele set van regels die uitleggen hoe mensen causaliteit afleiden.

Commonsense psychology
De omschrijvingen van mensen die ze gebruiken om hun te ervaring bestuderen.

Correspondent inference theory
Stelt dat het het doel is van de sociale waarnemer om intenties te identificeren die ten grondslag liggen aan gedrag met het doel om disposities af te leiden die robuust zullen zijn in verschillende situaties. We zoeken volgens deze theorie dus naar verklaringen voor het gedrag van mensen die stabiel en informatief zijn.

Kelley’s attributietheorie
Hield zich bezig met de condities waaronder mensen hun causale attributies willen valideren. Kort gezegd zorgt onderzekerheid voor een causale analyse.

Schachter’s theorie van emotionele labiliteit
Is een attributietheorie over de benoeming van arousal toestanden. Schachter viel het op dat onder stresscondities mensen soms kiezen om te affiliëren met anderen om zo hun emotionele toestanden te kunnen vergelijken.

Bem’s zelfperceptie theorie
Deze theorie stelt dat mensen hun attitudes interpreteren door naar hun eigen gedrag te kijken. Interne cues over de voorkeuren en overtuigingen van mensen zijn niet zo goed direct toegankelijk en zijn vaak ambigu.

Weiner’s attributie contributies
Deze theorie gaat over een specifieke gedraging: namelijk, verwezenlijkt gedrag. Onverwachte resultaten zetten aan tot causale attributie. Daarnaast helpen de dimensies van locus, stabiliteit en controle ons om de waargenomen oorzaken van een gedraging te begrijpen.

Fundamental attribution error
Het gedrag van de persoon overmatig toeschrijven aan dispositionele oorzaken. Sociale waarnemers gaan er vaak van uit dat het gedrag van een ander persoon indicatief is voor de stabiele kwaliteiten van een persoon.

Actor-obserfer effect
Stelt dat mensen het gedrag van andere mensen verklaren aan de hand van dispositionele factoren, maar dat ze hun eigen gedrag als veroorzaakt zien door situationele factoren.

Self-serving attributional bias
De neiging om succes aan ons zelf toe te schrijven en om verantwoordelijkheid voor falen te ontkennen.

Self-centered bias
Betreft het meer verantwoordelijk voelen voor het eigen deel bij een gezamenlijk geproduceerde uitkomst.

H.7.

 

Expected utility (EU) theorie
Stelt dat interferentie gedrag gezien kan worden als keuzes vanuit een aantal alternatieven, waarbij elk alternatief een bijbehorende waarde en kans van plaatsvinden heeft.

Heuristieken
Kahneman en Tversky stelden dat mensen vaak heuristieken of shortcuts gebruiken die complex probleem oplossen vergemakkelijken, om de veeleisende omgeving tegemoet te komen.

Representativiteitheuristiek
Wordt gebruik om interferenties te maken over kans. De sociale waarnemer heeft informatie over een specifiek voorval en vergelijkt het met een algemene categorie om de kans dat het geschikt is vast te stellen.

Beschikbaarheidheuristiek
Is een heuristiek die gebruikt kan worden om de kans van een gebeurtenis in te schatten aan de hand van hoe snel associaties voor de geest kunnen worden gehaald. Als voorbeelden of associaties gemakkelijk toegankelijk zijn en voor de geest gehaald kunnen worden, kan dit de waarschijnlijkheid schattingen verhogen.

Simulatieheuristiek
Om problemen op te lossen, construeren mensen vaak hypothetische scenario’s om in te schatten hoe iets zal aflopen.

Anchoring
Als er oordelen onder onzekerheid worden gemaakt, verminderen mensen ambiguïteit soms door te starten met een referentiepunt, of een anker en dit vervolgens aan te passen om tot een uiteindelijke conclusie te komen.

Dilution effect
Als diagnostische informatie verdunt wordt met non-diagnostische informatie, dan worden interferenties minder extreem.

Discounted utility (DU) model
Dat de utility van een keuze afneemt als consequenties verspreid zijn over de tijd.

Hindsight
Het is erg lastig om kennis van een werkelijke uitkomst te negeren om onbevooroordeelde interferenties te vormen over wat gebeurd kon zijn of gebeurd moest zijn. Retrospectief overdrijven mensen wat geanticipeerd kon worden.

 

H.8.

 

Normatieve modellen
De optimale manieren om informatie te gebruiken om interferenties te bereiken.

Clinical judge
De tekortkomingen van een persoon in interferentie worden goed geïllustreerd als hij of zij vergeleken wordt met een computer die dezelfde informatie wordt gegeven.

Learning-throug-examples benadering
Resultaten lieten zien dat mensen die getraind werden, vaker statisch redeneerden dan mensen die geen training kregen.

Interferenties
Dienen motivatiebehoeften, soms manipuleren we dus de informatie in de wereld zodat het ons goed uit zal komen. Mensen creëren actief theorieën die zich bezighouden met waarom positieve en negatieve gebeurtenissen hen kunnen overkomen en vergroten de waargenomen kans dat positieve gebeurtenissen in hun leven zullen plaatsvinden. Dit zorgt er voor dat we de correlaties waarnemen die we willen zien in de wereld.

Neuroeconomics
Brengt inzichten van drie disciplines samen, namelijk van de economie, neurowetenschappen en psychologie. Dit maakt de accuraatheid en de efficiëntie van uitwisseling, en de rol van motivatie in interferentie duidelijk. Neuroeconomics adopteert de expected utility theorie als vertrekpunt, dit lijkt onverstandig gegeven al het onderzoek wat net is besproken.

 

H.9.

 

Hypothetical mediating variable
Houdt in dat psychologen aannemen dat een attitude interfereert tussen een observeerbare stimulus (S) en een oberserveerbare respons (R), om de nodige link te bevorderen.

Metatheoretical differences
Grote conceptuele verschillen scheiden het overkoepelende gemeenschappelijke kader van de meeste consitency theories versus het overkoepelende kader achter sociale cognitie benaderingen van attitude onderzoeken.

Persuasion framework
Werd gebruikt voor overtuiging onderzoek en geeft antwoord op de volgende vraag: Wie zegt wat tegen wie in wat voor kanaal met welk effect?

Dissonantietheorie
Analyseert inconsistentie tussen cognities die beschrijven hoe overtuigingen en gedrag attitudes veranderen.

Selectieve perceptie
Kan verdeeld worden in selectieve blootstelling (zoeken naar consistente informatie die nog niet aanwezig is), selectieve aandacht (consistentie informatie waarnemen als deze aanwezig is) en selectieve interpretatie (vertalen van ambigue informatie om het consistent te laten zijn). 

De facto selective exposure
Mensen hebben de neiging om vrienden, blogs, films, en televisie die hun attituden versterken te kiezen, die op hun beurt, de attituden nog meer versterken.

Spreading the alternatives
Europeanen en Europese Amerikanen motiveren hun keuzes door het herinterpreteren van hun gekozen alternatief als duidelijk superieur, terwijl zij het omgekeerde doen voor niet gekozen alternatieven.

Balans theorie
Verschilt van dissonantie theorie omdat het intrinsiek gaat over relaties tussen mensen. Volgens de theorie representeren structuren in de geest van de waarnemer de waarnemer zelf, een ander persoon en het object.

Groeppolarisatie
Dat groepsbesluitvorming riskanter was dan het gemiddelde van de individuele beslissingen. Veel onderzoek ging verder met dit tegen intuïtieve resultaat. Later bleek dat de beslissing van een groep extreem riskant of extreem voorzichtig kon zijn in vergelijking met het gemiddelde van de individuele beslissingen.

 

H.10.

 

Heuristic-systematic model (Chaiken)
Stelt dat mensen zich enkel in doordachte processen bevinden als ze voldoende gemotiveerd zijn en als ze de capaciteit er voor hebben.

Elaboration likelihood model (ELM)
Volgens dit model rekruteert de central route actieve, nauwkeurig denkwerk over de werkelijke waarde van de argumenten van de boodschap. De peripheral route naar overtuiging omvat elke soort attitudeverandering die plaatsvindt zonder veel elaboration. Deze route sluit aan bij de heuristische model van Chaiken.

Need for cognition
Refereert naar het chronische niveau van doordachtheid van mensen in reactie op externe stimuli, zoals overtuigende boodschappen. Mensen die hoog scoren op deze variabele genereren meer cognitieve reacties. Mensen laag op deze variabele zijn meer geneigd om communicaties heuristisch te verwerken.

Need to evaluate
Voorspelt het hebben van meer attitudes en meer pro en con gedachten in reactie op overtuigende boodschappen. Mensen die hoog scoren op deze dimensie evalueren spontaan en vormen attitudes snel in het moment.

MODE model
Focust op hoe attitudes, zodra ze gevormd zijn, opereren. Dit attitude toegankelijkheidsmodel ziet een attitude als een associatie in het geheugen tussen een gegeven object en de evaluatie van het object.

Implicit Association Test (IAT)
In overeenstemming met de ideeën van de balans theorie zullen mensen hun ingroup leuk vinden, als ze zichzelf leuk vinden en zichzelf linken met de ingroup. De IAT stelt voor dat deze positieve associatie sterk is op impliciete metingen die buiten de normale expliciete bewuste reacties opereren.

 

H.11.

 

Social identity theory (SIT)
Welke stelt dat interacties een bereik hebben van inter-persoonlijk tot inter-groep. SIT stelt dat mensen een positieve sociale identiteit zoeken om hun zelfvertrouwen te behouden.

Self-categorization theory (SCT)
Stelt dat sociale identiteiten inter-groepsgedrag bepalen; mensen die zich geïdentificeerd hebben met de groep zullen zich dus meer gedragen als de andere groepsleden.

Optimal distinctiveness theory (ODT)
Stelt dat mensen individuele autonomie en distinctie balanceren met het behoren tot de goede groep om zo een zelfbevestigende en tevredenstellende identiteit te bereiken.

Subjective uncertainty reduction theory
Stelt dat ingroup normen anxiety verminderen. Het adopteren van de waarden en normen van de ingroup creëert zekerheid.

Social dominance theory (SDT)
Stelt dat groephiërarchieën universeel zijn en zelfs evolutionair adaptief in gemeenschappen. Sommige groepen domineren anderen en dit is onvermijdelijk.

System justification theory
Stelt dat mensen de status quo proberen te handhaven. Deze theorie stelt niet enkel, zoals SDT, dat de bevoordeelde mensen dit doen, maar dat de niet-bevoordeelde mensen dit ook doen.

Entitativity
De eigenschap bezitten van een echt ding zijn.

Infrahuman
Minder-dan-menselijk.

Aversief racisme
Wordt zo genoemd omdat mensen goede intenties hebben en omdat mensen het idee verwerpen dat ze misschien racistische overtuigingen of intenties zouden hebben. Mensen uiten hun bevoordeelde ingroup associaties enkel wanneer ze ogenschijnlijke non-racistische redenen (excuses) hebben.

H.12.

 

Stereotype content model (SCM)
Volgens dit model resulteren stereotypes op twee dimensies van structurele relaties tussen groepen. De eerste beoordeling gaat er om of de ander aan jouw kant staat of niet (vriend of vijand?). De tweede beoordeling gaat er om of de ander de intenties kan uitvoeren.

Intergroup emotions theory (IET)
Stelt zelfs dat mensen de groep opnemen in de zelfrepresentatie. In de mate dat mensen de ingroup behandelen op de manier waarop ze de zelf behandelen, stelt IET dat hun corresponderende emotionele reacties ook gelijk zouden moeten zijn.

Enemy image theory
Identificeert nationale vertegenwoordigingen die resulteren van waargenomen internationale contexten en van waargenomen gedragsintenties. De vertegenwoordigingen resulteren van, verklaren, en rechtvaardigen affectieve- en gedragsoriëntaties ten opzichte van de andere nationale groep. De waardering van de andere natie als doelgeschikt of doelongeschikt combineren met de waargenomen status en waargenomen kracht.

Integrated threat theory (ITT)
Voegt vele variabelen van de vorige theorieën samen, maar focust op één belangrijke emotie; anxiety. IIT is een breed, generiek, integratief model wat focust op het voorspellen van attitudes.

Schuldgevoel
Is een bruikbare emotie, omdat het je vertelt wanneer je iets hebt gedaan wat je liever niet had gedaan, wat aanspoort om toekomstig gedrag te veranderen en om veranderingen te maken, als dit mogelijk is.

 

H.13.

 

Affect
Is een generieke term voor een hele range van preferenties, evaluaties, stemmingen en emoties.

Preferenties
Omvatten relatief milde subjectieve reacties die in essentie of plezierig of onplezierig zijn. De preferenties die het meest frequent worden bestudeerd door sociaal psychologen zijn inter-persoonlijke evaluaties.

Stemmingen
Preferenties en evaluaties kunnen onderscheiden worden van affecten die een minder specifiek target hebben. Stemmingen beïnvloeden een wijde range van sociale cognities en gedragingen.

James-Lange theory of emotion
In deze theorie werd gesteld dat de fysiologische patronen die uniek zijn voor elke emotie onthullen wat we voelen. De fysieke reactie veroorzaakt dus de emotie.

Gezichtsfeedback theorie
Stelde dat emotionele gebeurtenissen direct bepaalde configuraties van spieren activeerden en dat we ons bewust worden van gevoelens enkel dankzij de feedback van het gezicht. Over tijd, bouwen mensen een repertoire op van emoties op basis van de gezichtsspieren die de maatschappij hen laat gebruiken om emoties uit te drukken.

Matching theory’s
Deze theorieën benadrukken passende (matching) wereldkennis. Dit werk behandelt cognitieve structuren.

Appraisal theorieën
Deze set van theorieën verbinden emotie en cognitie, hierbij benadrukken ze de interpretatie van implicaties voor onszelf. We waarderen (appraise) de situatie om zijn mogelijke significantie voor ons te zien.

Durability bias
Mensen denken daarnaast dat negatieve gebeurtenissen langer invloed hebben dan dat werkelijk het geval is.

 

H.14.

 

Separate process view
Volgens deze benadering, zullen mensen in een positieve stemming vooral helpen als het verzoek de beloningen van het helpen benadrukt in plaats van dat het verzoek voor schuldgevoelens zorgt.

Mood maintenance
Vrolijke mensen zijn minder geneigd om te helpen als het hun stemming zal verstoren. Vrolijke mensen helpen als ze saillante zorgen hebben over beloningen en als de beloningen van het helpen duidelijk zijn.

Negative state-relief hypothesis
Volgens deze benadering, helpen ongelukkige mensen als het hun negatieve stemming kan verlichten.

Mood-congruent memory
Onder veel omstandigheden kunnen mensen gemakkelijker materiaal herinneren waarvan de valentie past bij hun huidige stemmingstoestand.

Integrative affect infusion model (AIM)
stelt voor dat onder heuristische verwerking affect snelle beoordelingen informeert. Onder meer aanwezige (vaak gecontroleerde) verwerking zorgt affect voor de priming van beoordelingen.

Mood state-dependent memory
Betreft de congruentie tussen de stemmingscontext waarin het materiaal wordt geleerd en de stemmingscontext waarin het materiaal wordt herinnerd. Hierbij wordt de valentie van het materiaal zelf genegeerd, waarbij enkel op de fit tussen de twee contexten wordt gefocust.

 

H.15.

Social intelligence
Bestaat uit conceptuele kennis, zoals de feiten die iemand weet over situaties en over mensen en kennis over regels, wat de manieren waarop we mensen categoriseren, beoordelingen en interferenties maken, problemen oplossen en verschillende acties uitvoeren omvat.

Action identification theory
De theorie stelt dat actie identiteiten – de verschillende manieren van het denken over een bepaalde actie – systematische relaties hebben met elkaar in een georganiseerde cognitieve representatie; de actie identiteit structuur.

Self-monitoring
De manieren waarop individuen gedragsbeslissingen in sociale situaties plannen, uitvoeren en reguleren. De verschillen in zelfperceptie worden gereflecteerd in het gedrag en hiermee helpt de zelfmonitor dimensie het cognitie-gedrag consistentie probleem te ontrafelen.

Self-handicapping
Mensen betrekken zich soms in acties die obstakels vormen voor succes, zodat falen later kan worden toegeschreven aan deze obstakels.

Self-protective style
Centreert zich op plezierige gedragingen zoals het eens zijn met anderen of lachen en het vermijdt het niet eens zijn met anderen. Soms kiezen mensen er voor om de impressies van anderen onduidelijk te laten, door ambigu gedrag te vertonen.

Confirmatory hypothesis testing
Deze hypothese is aangetoond onder een brede range van omstandigheden. Het is belangrijk om op te merken, dat methodologische factoren kunnen bijdragen aan de demonstratie van de confirmerende bias. Er lijkt weinig twijfel te zijn dat conformerend hypothese testen soms voorkomt, maar hoe algemeen het is blijft een issue.

Self-fulfilling prophecy
Een initiële valse definitie van een situatie lokt dan gedraging uit die vervolgens de valse overtuiging waarmaken.

 

 

 

 

 

 

 

 

Page access
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use and find summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  3. Search tool: quick & dirty - not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is available at the bottom of most pages or on the Search & Find page
  4. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Quick links to WorldSupporter content for universities in the Netherlands

Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.