Inleiding strafrecht - UU - B1 - Oefententamen 2018


Open vragen

Vraag 1 

Wat houden de beginselen van interne en externe openbaarheid in? (10 punten)

Vraag 2a

Leg uit wat (i) een primair-subsidiaire tenlastelegging en (ii) een cumulatieve tenlastelegging is. (10 punten)

Vraag 2b

Lees het arrest Moord en Doodslag (HR 19 oktober 1999, NJ 2000, 109).

Waarom behoefde de verdachte in die zaak volgens de Hose Raad niet te worden vrijgesproken hoewel moord ten laste was gelegd en het delictsbestanddeel ‘met voorbedachte rade’ niet kon worden bewezenverklaard? (5 punten)

Vraag 3a

Het Porsche-arrest (HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199) en het Spookrijdersarrest (HR 5 december 2006, NJ 2006, 663) betreffen beide de grens tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld.

Wat is het verschil tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld? (10 punten)

Vraag 3b

Waarom werd opzet in het Spookrijdersarrest aanwezig geacht en in het Porsche-arrest niet? (10 punten)

Vraag 4

Arnold Groot bespreekt in zijn bijdrage ‘Waakzamer burgers beter beschermd?’ de ‘Aanwijzing handelwijze bij beroep op noodweer’. De Aanwijzing beoogt burgers die zichzelf of een ander verdedigen in huis of bedrijf meer bescherming te geven. Groot werpt de vraag op of deze Aanwijzing nodig is. Leg aan de hand van minimaal twee argumenten uit waarom er kan worden getwijfeld aan het nut van de Aanwijzing in het licht van de doelstelling ervan. (10 punten)

Casusvragen

Casus Sander op de Breestraat
Sander is sinds jaren gecertificeerd steigerbouwer van beroep en werkzaam voor Steady BV. Op de laatste dag voor zijn pensioen moet hij nog een steiger plaatsen die gebruikt zal worden voor schilderwerkzaamheden bij een pand aan de Breestraat, een drukke straat in Leiden waar dag en nacht veel auto- en fietsverkeer langs raast. Om op tijd bij zijn gezin te kunnen zijn, plaatst hij in alle haast op vrijdagmiddag de vier meter hoge steiger voor de gemetselde muur van het woonhuis.

Helaas gaat het de daarop volgende dag al mis. Door een windstoot (windkracht 4) valt de steiger om, waarbij een passerende fietser wordt geraakt die komt te overlijden aan zijn verwondingen. Politieagent Berend is anderhalf uur later ter plekke. Op het bouwbord naast de steiger leest Berend dat de steigerwerkzaamheden worden verricht door Steady BV. Politieagent Berend belt de betreffende firma op. De directeur, geschokt door het voorval, vertelt dat Sander de steiger heeft gebouwd. Desgevraagd geeft directeur ook het adres van Sander. De politieagent snelt naar Kees’ woonadres en belt aan. Kees doet de deur open waarop Berend hem aanhoudt op verdenking van dood door schuld (art. 307 Sr). Daaropvolgend wordt Sander naar het politiebureau gebracht voor verhoor.

Sander wordt uiteindelijk vervolgd voor dood door schuld (art. 307 Sr). Een deskundige verklaart ter zitting dat een steiger van een dergelijk formaat niet door een windstoot van windkracht 4 omver geblazen kan worden, mits deze op correcte wijze aan de muur is verankerd. De deskundige verklaart verder dat Sander gebruik heeft gemaakt van doorsteekankers die niet geschikt zijn voor het verankeren van steigers in metselwerk. Sander verklaart ten overstaande van de rechter dat hij wist dat de steiger had moeten worden verankerd door middel van andere – stevigere - ankers, maar dat hij niet verwacht had dat de steiger zou omvallen.

Vraag 5 (20 punten)

Is politieagent Berend bevoegd om Sander aan te houden?

Vraag 6 (25 punten)

Artikel 307 Sr is een culpoos delict. Kan de rechter tot de conclusie komen dat Sander culpoos heeft gehandeld?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Interne openbaarheid ziet op de toegankelijkheid van het onderzoek voor alle procesdeelnemers. Het behelst dat de procespartijen in elk geval tijdens het onderzoek per terechtzitting alle processtukken kunnen kennen en ook dat voor een procespartij geen (op onderdelen) geheim proces plaatsvindt. Het recht op kennisneming van processtukken kan tijdens het voorbereidend onderzoek worden beperkt en tijdens het onderzoek ter terechtzitting kan de verdachte tijdelijk worden verwijderd. De zittingsrechter mag niet over meer informatie aangaande de zaak beschikken dan de procespartijen.

Externe openbaarheid ziet op de toegankelijkheid van het onderzoek ter terechtzitting en de uitspraak voor de rechtsgenoten. Daarmee wordt een zekere controle op de rechtspleging mogelijk (Zie C/B 2014, § 3.2 p. 48-49).

Vraag 2a

(i) Een primair-subsidiaire tenlastelegging is een tenlastelegging waarbij meerdere feiten worden ten laste gelegd. Die verschillende feiten worden onder elkaar geschakeld. Dat betekent dat wanneer de rechter het primair ten laste gelegde feit niet bewezenverklaart, hij vervolgens moet bezien of dan wellicht het subsidiaire feit bewezen kan worden geacht. Het subsidiaire feit is dus ten laste gelegd onder de voorwaarde dat het primaire feit niet tot een veroordeling leidt. De subsidiaire feiten functioneren dus tegenover het primaire feit als vangnet. Legt de officier van justitie een zwaar feit ten laste dan loopt hij een minder groot risico dat vrijspraak volgt.

(ii) Een cumulapieve penlaspelegging is een penlaspelegging waarbij meerdere feipen worden pen laspe gelegd. Anders dan bij de primairsubsidiaire vorm zijn bij de cumulapieve de feipen niep onder elkaar, maar naasp elkaar pen laspe gelegd. De officier van juspipie vraagp dus om veroordeling van ieder van die feipen. Zie Kronenberg & De Wilde, paragraaf 10.4.2.

Vraag 2b

De Hoge Raad achtte doodslag impliciet subsidiair ten laste gelegd omdat doodslag het gronddelict is ten opzichte van de logische specialisregeling in artikel 289 Sr. Moord is een gekwalificeerde specialis ten opzichte van doodslag. Zie HR Moord en Doodslag (HR 19 okpober 1999, NJ 2000, 109, m.np. De Hullu, r.o. 4.2 en 4.3. Zie ook punt 1 van de noot.

Vraag 3a

Ad a: De heersende leer benadrukt het onderscheid tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld als een verschil in het ‘wilselement’. De persoon die handelt met voorwaardelijk opzet, aanvaardt bewust de aanmerkelijke kans (of ‘stelt zich willens en wepens bloot aan de aanmerkelijke kans’) waarbij is ‘vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen)’, HR 5 december 2006, NJ 2006, 663 (Spookrijder), r.o. 3.3. De persoon die handelt met bewuste schuld, heeft nagedacht en het verboden gevolg van zijn gedraging onder ogen gezien (gewepen), maar op grond van eigen handigheid of door hem te treffen voorzorgsmaatregelen hoopt hij en vertrouwt hij erop dat dit gevolg niet zal intreden. Hij wil het gevolg nitp. Anders gezegd, de dader is zich bewust van de aanzienlijke mogelijkheid van het negatieve gevolg, maar heeft het (ongerechtvaardigd) vertrouwen dat het negatieve gevolg niet zal intreden. Hij is te optimistisch. Voorwaardelijk opzet, de ondergrens van het opzet, kan dus worden onderscheiden van bewuste culpa, de bovengrens van culpa, op grond van de wil van de verdachte.

Vraag 3b

In het Porsche-arrest zijn ten gevolge van een inhaalmanoeuvre door de bestuurder van een Porsche vijf mensen (zijn bijrijder en mensen in een tegemoetkomende auto) om het leven gekomen. In het Spookrijderarrest was de bestuurder van een bestelbus – in een poging om aan de politie te ontkomen – tegen het verkeer in een autosnelweg opgereden. De verdachte werd vervolgd ter zake van poging tot doodslag van inzittenden van de hem tegemoetkomende auto’s. in beide gevallen draait het om de vraag of voldaan is aan het wilselement van voorwaardelijk opzet (het kenniselement en risicoelement staan niet ter discussie).

In het Porsche-arrest was er geen verklaring van de verdachte of van (een) getuige(n) omtrent de geestesgesteldheid van de verdachte bij de fatale inhaalmanoeuvre. De Hoge Raad gaat daarom over tot objectiveren en normativeren teneinde het opzet van de verdachte in kaart te brengen. Uit het feit dat de verdachte meermalen – kennelijk om een botsing te vermijden – een ingezette inhaalmanoeuvre had afgebroken alvorens de fatale inhaalmanoeuvre uit te voeren, leidt de Hoge Raad af dat in de voorspelling en naar de verwachting van de verdachte laatstbedoelde manoeuvre niet tot een botsing zou leiden (objectivering). De Hoge Raad oordeelt voorts dat in gevallen waarin de verdachte door zijn handelswijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, het, behoudens contra-indicaties, niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans op een frontale botsing met als gevolg van zijn gedraging dat hij zelf het leven zal verliezen eveneens op de koop heeft toegenomen (deze ervaringsregel is een voorbeeld van normativering). Daarom had het hof de bewezenverklaring, voor zover daarbij werd aangenomen dat de verdachte opzet had op de dood van de slachtoffers, nader dienen te motiveren.

Bij zijn aanhouding verklaarde de verdachte in het Spookrijdersarrest dat hij ‘het kicken vond om met zijn auto tegen het verkeer in te rijden’. In dit geval was er dus wel een verklaring die enig inzicht gaf in de geestesgesteldheid van de verdachte tijdens de gewraakte handelingen. Wat betreft de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval (objectivering) acht de Hoge Raad het relevant dat de verdachte over een traject van ongeveer tweeëneenhalve kilometer met een snelheid van ongeveer honderd kilometer per uur afwisselend op de vluchtstrook en de rijbaan had gereden en dat hij driemaal bewust op de rijstrook van het tegemoetkomend verkeer was gaan rijden, waardoor dat verkeer moest uitwijken om een ongeval te voorkomen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof uit bovengenoemde omstandigheden heeft kunnen afleiden dat verdachtes opzet op de dood van de inzittenden was gericht. De verklaring – waarin naar voren komt dat hij bewust en met plezier aan het spookrijden was – en de aard van de gedraging – telkens de confrontatie met de tegenligger opzoeken – waren anders dan in het Porsche-arrest, want daar bleek uit de gedragingen – het afbreken van inhaalmanoeuvres – juist dat de bestuurder geen botsing wilde. Uit de genoemde omstandigheden kon dus worden afgeleid dat de verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans op een frontale botsing met dodelijk gevolg op de koop toegenomen had

Door de verklaring en de aard van de gedraging was er sprake van de contra-indicaties bij de ervaringsregel die de Hoge Raad in het Porsche-arrest heeft opgesteld: op grond daarvan mocht worden aangenomen dat de verdachte het risico dat hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zou verliezen eveneens op de koop had toegenomen.

Vraag 4

Argumenten zijn:

  • De Aanwijzing is niet nodig, want opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot de toepassing van dwangmiddelen, ze zijn niet verplicht om ze toe pe passen.
  • De Aanwijzing geeft burgers niet meer bescherming dan er nu al in de wep en de jurisprudenpie is geregeld.
  • De burger wordt in de Aanwijzing ‘een verdachte met een bijzondere positie’ genoemd. Dat lijkt haaks te staan op de doelstelling om die burgers meer bescherming te geven. Weliswaar wordt de burger niet aangehouden, strafvorderlijke dwangmiddelen blijven hem wel als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangen.

Vraag 5

Er is sprake van ontdekking buiten heterdaad. Opsporingsambtenaar Berend ontdekt het strafbare feit immers pas anderhalf uur nadat het zich heeft voltrokken. Van een ontdekking terwijl het feit wordt begaan of terstond nadat het begaan is, is dan geen sprake (artikel 128 Sv). Dit betekent dat moet zijn voldaan aan de voorwaarden voor een aanhouding buiten heterdaad (artikel 54 Sv). Buiten het geval van ontdekking op heterdaad is een opsporingsambtenaar op bevel van (hulp)officier van justitie bevoegd de verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, aan te houden teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden aan de hulpofficier van justitie (artikel 54 lid 1 Sv). Indien het bevel van de (hulp)officier van justitie niet kan worden afgewacht, is de opsporingsambpenaar bevoegd de verdachte aan te houden teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden aan de (hulp)officier van justitie (artikel 54 lid 4 Sv).

Bij een aanhouding buiten heterdaad dient er sprake te zijn van een verdachte. Een verdachte is een persoon ten aanzien van wie, op basis van de feiten en omstandigheden van het geval, een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit (artikel 27 lid 1 Sv). In casu is Sander de persoon tegen wie de aanhouding is verricht. Het bouwbord naast de omgevallen steiger (en overleden fietser) duidt erop dat deze is geplaatst door Steady BV. Berend's telefoongesprek met de directeur weet Berend te vertellen dat Sander deze steiger heeft gebouwd. Op grond hiervan is tegen Sander een redelijk vermoeden van schuld van een strafbaar feit op te maken, te weten dood door schuld (art. 307 lid 1 Sr.).

Een aanhouding buiten heterdaad mag slechts worden verricht door een opsporingsambtenaar (artikel 54 lid 1 Sv). Met de opsporing van strafbare feiten zijn onder meer de ambtenaren van politie (bedoeld in artikel 2 onder a – en c en d voor zover zij zijn aangesteld voor het de uitvoering van de politietaak – van de Politiewet) belast (artikel 141 onder b Sv). Berend is een ambtenaar van de politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en is, om die reden, een opsporingsambtenaar in de zin van artikel 141 onder b Sv.

Een opsporingsambtenaar mag een verdachte aanhouden buiten heterdaad op een bevel van een (hulp)officier justitie, tenzij dit bevel niet kan worden afgewacht (artikel 54 lid 4 Sv). Opsporingsambtenaar Berend heeft het adres van Sander gekregen van de directeur van Steady BV. Berend weet dus waar Sander woont. Er is geen reden om aan te nemen dat Sander er snel vandoor gaat. Een bevel van de (hulp) officier van justitie kon daarom worden afgewacht door Berend.

Een aanhouding buiten heterdaad is alleen mogelijk indien Sander wordt verdacht van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan (artikel 54 lid 1 Sv). Wanneer voor een strafbaar feit voorlopige hechtenis is toegelapen, is geregeld in artikel 67 lid 1 Sv. In de eerste plaats is voorlopige hechtenis toegestaan in geval van verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (artikel 67 lid 1 onder a Sv). Daarnaast is voorlopige hechtenis toegestaan ingeval van een verdenking van een van de misdrijven genoemd in artikel 67 lid 1 onder b Sv. Dood door schuld wordt gespraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren (artikel 307 lid 1 Sr). Dood door schuld is niet opgenomen in de misdrijven opgesomd in artikel 67 lid 1 onder b Sv. Voorlopige hechtenis is derhalve niet toegelapen voor het misdrijf waarvan Sander wordt verdacht.

Een aanhouding buiten heterdaad mag worden verricht teneinde de verdachte ten spoedigste voor te geleiden aan de (hulp)officier van justitie (artikel 54 lid 4 Sv). Uit de casus blijkt dat Berend Sander aanhoudt om hem naar het politiebureau te brengen om hem aldaar te gaan verhoren.

Al met al, is opsporingsambtenaar Berend niet bevoegd Sander aan te houden op grond van artikel 54 Sv omdat het misdrijf waarvan Sander is verdacht, voorlopige hechtenis niet toelaat en omdat Berend Sander heeft aangehouden zonder een bevel van de (hulp)officier van justitie, waar zo een dergelijk bevel wel vereist was.

Vraag 6

Culpa is een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid.

Culpa bestaat uit een tweetal componenten:

  1. er moet sprake zijn van een aanmerkelijke (of grove) onvoorzichtigheid (onachtzaamheid) en;
  2. de onvoorzichtigheid moet de dader te verwijten zijn

Ten eerste is de vraag of in casu sprake is van onvoorzichtig gedrag: heeft Sander gehandeld in strijd met de in de gegeven omstandigheden geldende zorgvuldigheidsnormen? In het arrest Verpleegster heeft de Hoge Raad een zorgplicht voor de verpleegster afgeleid uit de feitelijke omstandigheden, gelegen in de opleiding van de verdachte, de aard van haar werkzaamheden, het in haar gestelde vertrouwen, en het gebrek aan controle. Kees bevindt zich in een vergelijkbare situatie en heeft gehandeld in strijd met de in de gegeven omstandigheden geldende zorgvuldigheidsnormen. Hij heeft niet gehandeld overeenkomstig de zorgplicht die hij binnen het kader van zijn werkzaamheden had. De deskundige verklaart dat Kees gebruik heeft gemaakt van doorsteekankers die niet geschikt zijn voor het verankeren van steigers in metselwerk. Sander verklaart zelf hij wist dat de steiger had moeten worden verankerd door middel van andere – stevigere – ankers. Het niet naleven van de voorschriften die gelden voor de bouw van steigers kan worden aangemerkt als een onvoorzichtigheid.

Deze onvoorzichtigheid kan bovendien als aanmerkelijk worden gekwalificeerd. De vereiste mate van zorgvuldigheid voor het correct bouwen van een steiger heeft Sander niet betracht. Op Sander rust, als gecertificeerd steigerbouwer, een zekere Garantenstellung. Hij werkt al jarenlang in de sector en van iedereen wordt de noodzakelijke zorgvuldigheid geëist, ook op de laatste dag voor zijn pensioen. Sander voldeed daaraan normaliper ook. Hij heeft een zorgplicht in aanmerkelijke mate geschonden, waarmee aan de wederrechtelijkheidscomponent van culpa is voldaan.

De aanmerkelijke onvoorzichtigheid moet de dader persoonlijk verweten kunnen worden, dat wil zeggen: de dader moet de door hem begane onvoorzichtigheid hebben kunnen vermijden. In uitzonderingsgevallen is het mogelijk dat de dader niet op een verwijtbare wijze aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest. De dader kan een geldig excuus hebben voor de onvoorzichtigheid die hij aan de dag heeft gelegd, bijvoorbeeld in de vorm van een schulduitsluitingsgrond. In geval van Sander kan de aanmerkelijke onvoorzichtigheid kan hem worden verweten: hij was op de hoogte van de geldende regels maar hij gebruikte desondanks de verkeerde ankers omdat hij er ten onrechte van uit ging dat de steiger toch niet om zou vallen. De door Sander begane onvoorzichtigheid was dus te vermijden en kan hem persoonlijk verwepen worden.

Aangezien er sprake is van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid die dader te verwijpen is kan de rechter concluderen dat Sander culpoos heeft gehandeld.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.