Bulletsamenvatting per hoofdstuk bij de 4e druk van Research Methods in Psychology: Evaluating a World of Information van Morling - Chapter


Wat is de psychologische manier van denken? - Bulletpoints 1

  • Sommige psychologiestudenten willen wetenschapper of onderzoeker worden. Ze worden dan producenten van onderzoek genoemd. Andere psychologiestudenten willen geen onderzoeker worden of in een laboratorium werken, maar vinden het wel interessant om onderzoek te lezen zodat ze het kunnen toepassen in hun werk, hobbies of relaties. Deze studenten worden consumenten van onderzoek genoemd. In de praktijk oefenen psychologen vaak beide rollen uit. Daarnaast delen producenten en consumenten een voorkeur voor empiricisme: het beantwoorden van psychologische vraagstukken door het doen van directe, formele observaties.
  • Empirisme, de empirische methode, of empirisch onderzoek betekent dat bewijs vanuit de zintuigen of instrumenten die de zintuigen helpen (vragenlijsten, foto's, weegschalen, thermometers, timers, etc.) gebruikt worden om conclusies te trekken. Empiristen willen systematisch en rigoreus zijn in hun onderzoek, maar proberen daarnaast te zorgen dat andere onderzoekers hun conclusies onafhankelijk kunnen verifiëren of ontkrachten.
  • De theorie-data cirkel houdt in dat wetenschappers data verzamelen om hun theorieën te testen, veranderen of aan te passen. Deze werkt als volgt: eerst stelt de wetenschapper een vraag die past bij hun eigen theorie en gaat over een fenomeen wat ze willen verklaren. Vervolgens doet de wetenschapper een voorspelling, of voorspellingen over hoe het fenomeen verklaart kan worden. Dan testen ze deze voorspelling(en) door data te verzamelen. Op basis van de data bepalen ze vervolgens of ze hun theorie aan moeten passen of veranderen, of stellen ze vervolgvragen. 
  • Toegepast onderzoek betekent dat wetenschappers onderzoek doen op basis van een praktisch probleem welke zich voor doet in het echte leven. Basisonderzoek is erop gericht om de hoeveelheid kennis die er is te vergroten, zonder dat het onderzoek per se wordt gedaan om een specifiek praktisch probleem op te lossen. Translationeel onderzoek maakt gebruik van de kennis die is gevonden tijdens basisonderzoek om allerlei behandelingen te ontwikkelen en te testen. Het is de brug tussen basis- en toegepast onderzoek.

Welke verschillende bronnen van informatie zijn er en waarom is wetenschappelijk onderzoek de beste bron? - Bulletpoints 2

  • Een vergelijkingsgroep zorgt ervoor dat we kunnen vergelijken wat er in een situatie gebeurt waarin datgene wat onderzocht wordt wel aanwezig is, versus een situatie waarin datgene wat onderzocht wordt niet aanwezig is. Als je vertrouwt op je eigen ervaring voor het trekken van conclusies heb je geen vergelijkingsgroep, omdat je alleen je eigen mening meeneemt.
  • Als onderzoeksresultaten niet passen bij onze eigen ervaringen concluderen we vaak dat het onderzoek het fout heeft. Echter is onderzoek altijd probablistisch. Dit betekent dat onderzoeksresultaten niet alle gevallen kunnen verklaren, maar proberen het grootst mogelijke deel van alle gevallen proberen uit te leggen. Onderzoek suggereert een sterke mogelijkheid of een hoge kans dat er iets bepaalds gebeurt, maar deze voorspelling is niet perfect.
  • Empirische artikelen rapporteren bepaalde onderzoeksresultaten voor de eerste keer, waarbij ze in gaan op de methode, de statistische tests en de resultaten van het onderzoek. Review artikelen integreren alle gepubliceerde onderzoeken die er gedaan zijn over een bepaald onderwerp en vatten deze samen. Soms maken review artikelen gebruik van een meta analyse waarbij de resultaten van verschillende studies gecombineerd en proportioneel meegenomen worden in één effect-grootte: dit getal geeft de grootte van een relatie tussen verschillende variabelen weer. Zowel empirische als review artikelen zijn peer-reviewed.

Welke verschillende claims en vormen van validiteit kunnen consumenten van onderzoek controleren? - Bulletpoints 3

  • Een variabele is iets wat kan variëren en dus minimaal twee niveaus of waardes heeft. Een constante is iets dat mogelijk gevarieerd zou kunnen worden, maar in een bepaald onderzoek een vaste waarde krijgt. In onderzoek wordt elk variabele gemeten of gemanipuleerd. Een gemeten variabele is een variabele waarvan de waardes alleen geobserveerd en genoteerd worden zoals deze van nature voorkomen. Er wordt dus niks aan de waardes verandert.
  • Conceptuele variabelen of constructen geven de namen weer van concepten weer die bestudeerd worden. Een voorbeeld hiervan is "doorzettingsvermogen". Om een hypothese over deze variabelen te kunnen toetsen aan de hand van onderzoek moeten hier theoretische definities aan gegeven worden, welke conceptuele definities genoemd worden. Een voorbeeld hiervan zou zijn "Of iemand door kan blijven gaan bij tegenslagen." Deze conceptuele definitie wordt dan geoperationaliseerd. Operationaliseren betekent dat een concept omgezet wordt in een meetbare of manipuleerbare variabele. Deze 'nieuwe' variabele wordt ook wel een geoperationaliseerde variabele genoemd.
  • Frequentie claims beschrijven de hoeveelheid of de mate waarin een variabele aanwezig is: hoe vaak iets voorkomt. Associatie claims beweren dat een bepaalde niveau van een variabele geassocieerd is met een bepaald niveau van een andere variabele. Causale claims beweren dat een variabele verantwoordelijk is voor een verandering in de andere variabele.
  • De construct validiteit geeft aan hoe goed een conceptuele variabele geoperationaliseerd is. Externe validiteit gaat over hoe goed de resultaten van een onderzoek generaliseren naar de echte wereld. Statistische validiteit kijkt in hoeverre de statistische conclusies van een onderzoek precies, redelijk en repliceerbaar zijn.

Wat zijn de ethische richtlijnen voor psychologisch onderzoek? - Bulletpoints 4

  • Het principe van respect voor personen: houdt in dat proefpersonen behandeld moeten worden als autonome agenten. Ze mogen zelf weten of ze mee willen doen aan een onderzoek. Daarnaast moeten ze geïnformeerde toestemming kunnen geven. Dit houdt in dat de proefpersonen informatie krijgen over het doel van het onderzoek, de risico's en de voordelen en beslissen op basis daarvan of ze mee willen doen.
  • Het principe van weldadigheid: houdt in dat onderzoekers vantevoren na moeten gaan of proefpersonen risico’s oplopen door- of voordelen halen uit het onderzoek. Ook moet er gekeken worden of er risico’s of voordelen zijn voor de populatie.
  • Het principe van rechtvaardigheid: vraagt om een balans tussen de mensen die meedoen aan het onderzoek en de mensen die voordelen halen uit het onderzoek. Hierbij moeten onderzoekers nagaan in hoeverre de participanten die deelnemen aan een onderzoek een afspiegeling vormen van de groep die voordeel haalt uit de resultaten.
  • De vijf algemene ethische principes van de APA: respect, humaniteit, rechtvaardigheid, integriteit en loyaliteit en verantwoordelijkheid.

Wat zijn goede metingen in de psychologie? - Bulletpoints 5

  • Als een variabele geoperationaliseerd wordt, dan wordt een construct in een gemeten of gemanipuleerde variabele verandert. Bij psychologisch onderzoek zijn er altijd twee definities van een variabele nodig. De eerste is een conceptuele definitie of construct: de definitie die de onderzoeker aan de variabele geeft op een theoretisch niveau. De operationele definitie geeft weer hoe een onderzoeker een variabele heeft besloten te meten of manipuleren.
  • Geoperationaliseerde variabelen worden primair geclassificeerd als categorisch of kwantitatief. Een categorische variabele of nominale variabele heeft categorieën als niveaus. Een kwantitatieve variabele of continue variabele worden gecodeerd met getallen die wel degelijk een numerieke betekenis hebben, bijvoorbeeld gewicht of lengte. Hier geven de getallen wel weer dat iemand hoger of lager scoort dan een ander persoon.
  • We kunnen betrouwbaarheid op drie manieren bepalen: test-hertest betrouwaarheid, inter-beoordelaar betrouwbaarheid en interne betrouwaarheid.
  • De correlatie coëfficiënt of r is een getal wat weergeeft hoe dicht verschillende metingen of punten bij een lijn liggen die getekend is in een spreidingsdiagram. Het geeft weer welke richting een relatie heeft en hoe sterk deze is.
  • De soorten avliditeit in metingen zijn face validiteit, content validiteit, criterion validiteit, convergente validiteit en discriminante of divergente validiteit.

Hoe gebruiken we een survey en observaties? - Bulletpoints 6

  • We kunnen op verschillende manieren vragen stellen: open vragen, gesloten vragen, Likert schaal en semantische differentiaal.
  • Soms is er sprake van response sets of non-differentiatie: dit zijn een soort 'shortcuts' die mensen nemen bij het beantwoorden van survey vragen. Deze kunnen de construct validiteit verminderen omdat respondenten bij response sets vaak antwoordpatronen gaan aanhouden in plaats van hun mening te geven.
  • Wanneer een onderzoeker het gedrag van dieren of mensen observeert en het systematisch bijhoudt, dan spreken we van observationeel onderzoek. Bij observationeel onderzoek werken onderzoekers heel zorgvuldig om er voor te zorgen dat hun observaties nauwkeurig en valide zijn. Observaties hebben een goede construct validiteit wanneer ze de volgende drie problemen kunnen vermijden: observator bias, observator effecten en reactiviteit.

Hoe schat je de frequenties van gedrag en overtuigingen? - Bulletpoints 7

  • Wanneer je externe validiteit toetst, dan vraag je je af of de resultaten van een bepaald onderzoek gegeneraliseerd kunnen worden naar een grotere populatie. De externe validiteit is heel belangrijk voor frequentie claims. Je vraagt je af of de gevonden waarden voor de mensen uit je steekproef terug gevonden zouden kunnen worden in de hele populatie. Externe validiteit kijkt echter niet alleen naar een steekproef, maar ook naar de setting.
  • Een populatie kan gezien worden als de groep mensen of producten waar een onderzoeker in geïnteresseerd is. Een steekproef is een kleinere groep uit die populatie.
  • Er zijn twee manieren waarop een steekproef een bias kan bevatten of niet representatief is voor de populatie van interesse. Ten eerste kan het zo zijn dat onderzoekers alleen mensen met wie ze makkelijk contact op konden nemen hebben meegenomen in een steekproef. Dit wordt ook wel convenience sampling genoemd. Ook kan het voorkomen dat onderzoekers alleen mensen meenemen in de steekproef die zich vrijwillig aanmelden om deel te nemen. Dit wordt zelf-selectie genoemd. Zowel convenience sampling als zelf-selectie kunnen een bedreiging vormen voor de externe validiteit omdat mensen die makkelijker te bereiken zijn of zichzelf aanbieden voor deelname niet per se representatief zijn voor de populatie van interesse.
  • Wanneer onderzoekers echt een representatieve steekproef willen hebben, dan kunnen ze het beste probability sampling toepassen. Probability sampling staat beter bekend als random sampling. Dit houdt in dat elk lid van de populatie waar men in geïnteresseerd is een even grote kans heeft op om opgenomen te worden in de steekproef.
  • Wanneer onderzoekers alleen mensen uit bepaalde subgroepen willen vragen en deze mensen niet op een random manier kiezen, dan heet dat purposive sampling. Een andere vorm van purposive sampling is snowball sampling. Hierbij wordt de deelnemers gevraagd om een paar kennissen aan te dragen om mee te doen aan het onderzoek. In quota sampling identificeert de onderzoeker de subpopulaties die hij wil onderzoeken en hij kiest hoe groot elke subpopulatie in de steekproef gaat zijn. Dan kiest hij op een niet-random manier de mensen uit deze populatie uit (bijvoorbeeld door convenience sampling).

Wat houdt bivariaat correlationeel onderzoek in? - Bulletpoints 8

  • Associatie claims zijn claims die de relatie tussen twee gemeten variabelen beschrijven. Een bivariate correlatie wordt ook wel een bivariate associatie genoemd en omschrijft een associatie tussen precies twee variabelen. Om associaties te onderzoeken moet men de variabelen onderzoeken bij dezelfde groep mensen.
  • Het eerste wat de statistische validiteit van een onderzoek bepaalt is hoe sterk de relatie tussen de variabelen is. Dit wordt weergegeven als een effectgrootte. Een effectgrootte beschrijft dus hoe sterk de relatie tussen twee of meer variabelen is. Voor het omschrijven van een effectgrootte worden de termen: zwak, gemiddeld en sterk gebruikt.
  • Een uitbijter is een extreme score die niet in lijn ligt met de andere scores. Liggend aan op welke manier de score opvallend is, kan deze een grote invloed uitoefenen op de correlatie tussen de variabelen. Een uitbijter kan een correlatie sterker of zwakker laten lijken dan deze is.
  • Een restrictie in spreiding houdt in dat het volledige bereik van scores op een van de variabelen niet omvat wordt, waardoor een correlatie kleiner lijkt dan deze in werkelijkheid is.
  • Als er sprake is van een curvilineaire associatie dan betekent dit dat de relatie tussen twee variabelen geen rechte lijn is. We spreken hier bijvoorbeeld van als een relatie tussen twee variabelen eerst negatief is en dan na een bepaald punt ineens positief wordt. Dit is van grote invloed op de r-waarde, die de best passende rechte lijn door de data heen weergeeft.

Wat houdt multivariaat correlationeel onderzoek in? - Bulletpoints 9

  • Longitudinale designs kunnen temporele precedentie vaststellen door dezelfde variabelen bij dezelfde persoon op verschillende tijdspunten te meten. Longitudinale designs worden vaak gebruikt in de ontwikkelingspsychologie om de veranderingen in bepaalde karaktereigenschappen van mensen te bestuderen.
  • De verschillende correlaties van multivariate correlationele designs zijn: cross-sectionele correlaties, autocorreleaties en cross-lag correlaties.
  • Multipele regressie of multivariate regressie is een statistische techniek waarbij we bepaalde derde variabelen kunnen uitsluiten. Ze oefenen hierdoor geen invloed meer uit op de relatie tussen twee bepaalde variabelen en hierdoor kunnen we de interne validiteit van een onderzoek waarborgen. Dit betekent dat multipele regressie controleert voor de invloed van een mogelijke derde variabele op de relatie tussen twee anderen. De variabele waar de onderzoeker het meest geïnteresseerd in is noemen we de criterion variabele of de afhankelijke variabele. De overige variabelen in een regressie analyse worden de predictor variabelen of de onafhankelijke variabelen genoemd.
  • Parsimony is de mate waarin een goede wetenschappelijke theorie de meest simpele verklaring kan bieden voor een fenomeen. In causale claims refereert parsimony naar de simpelste verklaring voor een patroon in je data.

Hoe kunnen causale claims geëvalueerd worden met behulp van experimenten? - Bulletpoints 10

  • In de psychologie betekent experiment dat een onderzoeker minimaal één variabele manipuleert en een andere variabele meet. Experimenten kunnen in een laboratorium plaatsvinden of ergens anders, zolang er maar minimaal een variabele gemanipuleerd en een variabele gemeten kan worden. Een gemanipuleerde variabele is een variabele die de onderzoekers proberen te controleren, door bijvoorbeeld participanten bij een bepaald niveau van de variabele in te delen. Gemeten variabelen zijn vastgelegde gedragingen of attitudes. Dit gebeurt vaak via zel-rapportage, gedragsobservatie of fysiologische metingen. De variabele die gemanipuleerd wordt wordt ook wel de onafhankelijke variabele genoemd, terwijl de gemeten variabele ook wel bekend staat als de afhankelijke variabele.
  • Een controlegroep is een level van de onafhankelijke variabele die ‘geen behandeling’ of een neutrale conditie voorstelt. Wanneer een onderzoek een controle groep heeft, dan wordt/worden de andere level/levels de behandelgroep(en) genoemd. Een behandelgroep is een groep waarin het niveau van de onafhankelijke variabele wel gevarieerd is. Als we een controlegroep wel blootstellen aan een behandeling, maar deze behandeling doet of verandert eigenlijk niks, dan noemen we dit een placebo groep of een placebo controlegroep.
  • In een independent-groups design worden verschillende groepen proefpersonen in verschillende levels van de onafhankelijke variabele geplaatst. Dit wordt ook wel een between-group design genoemd. In een within-groups design of within-subjects design is er maar een groep van proefpersonen en elk persoon wordt aan elk level van de onafhankelijke variabele blootgesteld.

Wat is de invloed van confounding en obscuring factors? - Bulletpoints 11

  • Een one-group, pretest/posttest design is een design waarin een onderzoeker een groep participanten recruteert, hen meet op een bepaalde variabele in een pretest, hen dan blootstelt aan een behandeling of interventie en hen vervolgens ook nog meet op een posttest.
  • De zes bedreigingen van interne validiteit in een one group, pretest/posttest design zijn: maturation, history threat, regression threat, attrition, testing hreat en instrumentation threat, maar ook gecombineerde bedreigingen komen voor.
  • Bedreigingen die in elke studie voorkomen zijn: observer bias, demand characteristics en placebo effecten.
  • Een nul-effect houdt in dat de onafhankelijke variabele geen invloed heeft uitgeoefend op de afhankelijke variabele.
  • Power is een aspect van statistische validiteit; de kans dat een onderzoek een accuraat resultaat laat zien als de onafhankelijke variabele daadwerkelijk een effect eheft op de afhankelijke variabele.

Hoe moet je omgaan met experimenten die meer dan één onafhankelijke variabele bevatten? - Bulletpoints 12

  • Een interactie-effect kijkt of het effect van de originele onafhankelijke variabele afhangt van de level van de andere onafhankelijke variabele.
  • Een factorial design is een design met twee of meer onafhankelijke variabelen (factoren genoemd). Meestal worden de twee onafhankelijke variabelen gekruist. Dat houdt in dat onderzoekers elke mogelijk combinatie van de onafhankelijke variabelen testen.
  • In een factorial design is een moderator een onafhankelijke variabele die de relatie tussen een andere onafhankelijke variabele en afhankelijke variabele verandert. Met andere woorden: een moderator resulteert in een interactie; het effect van een onafhankelijke variabele hangt af van (of wordt gemodereert door) het niveau van een andere onafhankelijke variabele. 
  • De verschillende variaties van een factorial design zijn: independent groups, within groups en mixed factorial design.

Wat zijn quasi-experimenten en kleine-N designs? - Bulletpoints 13

  • Een quasi-experiment verschilt van een ware experiment op het gebied van controle. In een quasi-experiment hebben onderzoekers geen volledige controle over de condities omdat proefpersonen hier niet random aan toegewezen worden. Omdat onderzoekers meestal geen controle hebben over de onafhankelijke variabele wordt het ook wel een quasi-onafhankelijke variabele genoemd.
  • De verschillende soorten quasi-experimenten zijn: nonequivalent control group pretest/posttest design, nonequivalent control group posttest-only design, interrupted time-series design en een nonequivalent conrol group interrupted time-series design.
  • N is het aantal proefpersonen in een steekproef. Het is belangrijker voor de externe validiteit om een steekproef goed te selecteren dan om veel proefpersonen in de steekproef op te nemen. Wanneer onderzoekers een kleine N-design gebruiken, in plaats van weinig informatie te halen uit een grote steekproef, halen ze veel informatie uit een kleine steekproef. Ze kunnen zelfs kijken naar één dier of één persoon in een single N-design.
  • De drie verschillende kleine-N designs zijn: een stabiele-baseline design, een multiple-baseline design en een reversal design.

Kunnen de resultaten van een onderzoek toegepast worden in het dagelijks leven? - Bulletpoints 14

  • Wetenschappers zouden zich altijd af moeten vragen of de resultaten van hun onderzoek repliceerbaar zijn. Als iets repliceerbaar is houdt dat in dat de bevindingen wanneer hetzelfde onderzoek opnieuw gedaan zou worden ook hetzelfde blijven. Repliceerbaarheid geeft een onderzoek geloofwaardigheid. Vaak is het zo dat onderzoekers hun resultaten repliceren voordat hun bevindingen gepubliceerd worden.
  • De soorten replicatie zijn: directe replicaties, conceptuele replicaties en een replicatie-plus-extensie onderzoek.
  • Wetenschappelijk literatuur is een serie gerelateerde studies die door verschillende onderzoekers uitgevoerd zijn en die soortgelijke variabelen getest hebben. Soms verzamelen onderzoekers zelf alle studies over een bepaald onderwerp en genereren het tot een review artikel. Een manier om zo’n review artikel te schrijven is door het opsommen van alle losse bevindingen. Een andere manier is door het maken van een wiskundige samenvatting van de wetenschappelijke literatuur. Dit wordt een meta-analyse genoemd. Dit is een manier om wiskundig een gemiddelde te berekenen van de resultaten van zowel gepubliceerde als niet gepubliceerde studies die onderzoek hebben gedaan naar dezelfde variabele om zo een conclusie te kunnen trekken over het geheel.
  • Questionable research practices zijn dingen in de wetenschap die tegen de normen van Merton ingaan.
  • In de theorie-test modus willen onderzoekers alleen maar een associatie testen die bij kan dragen aan de steun voor een theorie. Het is in dat geval belangrijker om interne validiteit te testen dan externe validiteit. In de generaliseerbare modus willen ze de bevindingen uit de steekproef generaliseren naar een grotere populatie.

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Psychology Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.