Bulletsamenvattingen per hoofdstuk bij de 7e druk van Understanding Motivation and Emotion van Reeve - Chapter


Wat is motivatie - BulletPoints 1

  • De twee belangrijkste vragen in motiverende wetenschap zijn ‘wat veroorzaakt gedrag?’ en ‘waarom varieert gedrag in intensiteit?’. Beide vragen kunnen verder worden uitgebreid om de details van de oorzaken en de intensiteit echt te begrijpen. Het onderliggende antwoord op de verschillen tussen intensiteit is dat de motivatie bij elk individu varieert. Dit moet in detail worden uitgelegd over waarom verschillende individuen verschillende intensiteiten en motivaties hebben.

  • Motivatie leidt tot de aandacht om ons voor te bereiden op actie en om bepaalde gedragingen boven andere te selecteren om u naar uw doel te leiden. Sommige aspecten in de omgeving behoeven aandacht, andere niet. Een motivatie wordt geactiveerd door een specifieke milieugebeurtenis. Er wordt een motivatiegeschikte cursus van adaptieve actie overwogen en vervolgens wordt een hypothetische prioriteit gegeven aan elke actie, zoals bepaald door de intensiteit van de bijbehorende motivatie.

  • Motivaties en emoties worden geleerd door ervaring en worden beïnvloed door culturele krachten. Een motivatie kan dus niet los worden gezien van de sociale context waarin ze bestaat. Dezelfde motivatie kan daarom enigszins verschillen in verschillende contexten zoals in het onderwijs, werk, sport en therapie. Om een ​​motivatie toe te passen, heeft het ook een andere aanpak nodig.

Hoe worden motivatie en emotie in historisch perspectief gezien? - BulletPoints 2

  • De wortels van motivatie- en emotiestudies liggen in de perspectieven van Socrates, Plato en Aristoteles. Hoewel het lijkt alsof motivatie- en emotiestudies al lang bestaan, bestaan ​​de feitelijke studies minder dan 100 jaar. Maar in het oude Griekenland was het voorstel van motivatie die uit de geest of psyche vloeide al gedaan.

  • Minitheorieën proberen een specifiek motiverend fenomeen te verklaren in plaats van alle motivatie. Ze bestuderen bijvoorbeeld motiverende verschijnselen en omstandigheden die de motivatie beïnvloeden. Voorbeelden van theorieën zijn de prestatiemotivatietheorie, attributietheorie van prestatiemotivatie, cognitieve dissonantietheorie, cognitieve evaluatietheorie, intrinsieke motivatie en het stellen van doelen.

  • Emotiestudie en motivatiestudie complimenteren elkaar. De ontwikkeling van emotiestudie is echter anders. ‘Emotie’ is een vrij recent concept, dat voor het eerst opkwam in Descartes ’The Passion of the Soul’. Deze passie verwees naar de emotie. Darwin stelde dat emoties aangeboren zijn en het doel hebben zich aan de omgeving aan te passen. De verschillen tussen emotiestudie zijn hoe specifiek of algemeen ze zijn. William James (1884) had een meer algemene benadering. Later werden ook specifieke onderwerpen zoals gezichtsuitdrukkingen bestudeerd.

Hoe werken emoties en motivaties in het brein? - BulletPoints 3

  • Neurowetenschap bestudeert het zenuwstelsel en is vooral geïnteresseerd in het menselijk brein. De hersenen doen veel dingen en zijn ook het centrum van motivatie en emotie. Daarom is neurowetenschap zo interessant in het bestuderen van motivatie en emoties.

  • Alle structuren in de hersenen zijn bekleed met een neuraal pad. Dit maakt het mogelijk om veranderingen aan te brengen in andere delen van de hersenen voor de cognitieve, motiverende en emotionele toestanden die in één hersengebied worden geactiveerd. De motiverende en emotionele toestanden kunnen van onderop en van bovenaf zijn. De duale-procesmodellen van basismotivatie en cognitieve controle helpen bij het begrijpen van motivatie, toevoegingen en het nemen van risico's in de kindertijd en adolescentie. Het suggereert dat het affectieve subcorticale brein en het cognitieve corticale brein met elkaar in wisselwerking staan, maar ook af en toe met elkaar in conflict komen.

  • Er zijn in totaal zestien hersenstructuren die verband houden met motivatie en emotie. Eén structuur bevindt zich in de hersenstam, negen in de subcorticale hersenen en zes in de corticale hersenen. Vooral de amygdala is belangrijk. De amygdala reageert automatisch op emotioneel belangrijke en aversieve gebeurtenissen. Het detecteert ook bedreigende omgevingsfactoren, waarvan emotionele uitingen van anderen er een is. De amygdala is ook belangrijk bij het leren, omdat hij registreert wat beloont en wat niet. De amygdala stuurt veel informatie naar andere hersengebieden, maar krijgt niet veel informatie of feedback van andere hersengebieden. Dit verklaart waarom emoties de neiging hebben om cognitie te overweldigen.

Wat houdt de biologische behoefte in? - BulletPoints 4

  • Een behoefte is een conditie in een persoon die noodzakelijk is voor de welzijn, groei en het leven van die persoon. Er worden drie soorten behoeften onderscheiden: biologische behoeften, psychologische behoeften en impliciete motieven.

  • In de ‘drive theory’ van Hull wordt gesteld dat biologische behoeften gecreëerd worden dankzij fysiologische deprivaties. Als deze deprivaties groter worden, ontstaat er een psychologische drive. Deze drive zorgt ervoor dat de mens in actie komt en gedrag gaat vertonen dat zorgt voor behoeftebevrediging. De volgende zeven regulatieprocessen horen bij deze theorie: fysiologische behoefte, fysiologische drive, homeostase, negatieve feedback, meerdere inputs/outputs, mechanismen binnen het organisme, en mechanismen binnen het organisme.

  • In de ‘set-point theory’ van Kessey wordt gesteld dat elk individu een biologisch bepaald lichaamsgewicht heeft die door genen worden bepaald bij de geboorte. Hongeractivatie en verzadiging hangt volgens deze theorie af van de grootte van iemands vetcellen (deze variëren over tijd).

Wat is extrinsieke motivatie? - BulletPoints 5

  • Een stimulans is een omgevingsfactor die een persoon aantrekt of afhoudt van een bepaalde gedraging. Deze gaan altijd vooraf aan een gedraging.

  • Een positieve bekrachtiger is een stimulus in de omgang die ervoor kan zorgen dat gewenste gedrag toeneemt (d.m.v. een extrinsieke beloning zoals geld). Een negatieve bekrachtiger is een omgevingsstimulus die, na verwijdering, de kans groter maakt op het vertonen van het gewenste gedrag. Mensen willen namelijk negatieve bekrachtigingen vermijden of ontsnappen.

  • Een bestraffing is een omgevingsstimulus die de kans op het vertonen van ongewenst gedrag doet afnemen. Een negatieve bekrachtiger is een omgevingsstimulus die, na verwijdering, de kans groter maakt op het vertonen van het gewenste gedrag. Het verschil tussen deze twee zit in het gedrag; bestraffingen zorgen ervoor dat ongewenst gedrag afneemt, terwijl negatieve bekrachtigers ervoor zorgen dat ontsnappings- of vermijdingsgedrag toeneemt.

  • Intrinsieke motivatie is de innerlijke neiging om nieuwe dingen en uitdagingen te zoeken, jezelf te trainen in vaardigheden, nieuwe dingen te ontdekken en meer te leren. Extrinsieke motivatie heeft vier types: externe regelgeving, interne regelgeving, geïdentificeerde regelgeving en geïntegreerde regelgeving.

  • De cognitieve evaluatie theorie is een manier om de motiverende effecten van een extrinsieke factor te voorspellen. Het stelt dat alle externe factoren een controlerend en informationeel aspect hebben.

  • Het aspect demotivatie bestaat uit de volgende aspecten: weinig vermogen ervaren, weinig moeten doen, weinig waarden hechten aan bepaalde zaken en een onaantrekkelijke taak die uitgevoerd moet worden.

Wat houdt psychologische behoeften in? - BulletPoints 6

  • Harmonie tussen een persoon en zijn omgeving is zichtbaar in vier manieren: men kan het zien aan de betrokkenheid van de persoon, de ontwikkeling van de persoon, zijn gezondheid en als laatste zijn welzijn.

  • Conflict ofwel disharmonie tussen een persoon en zijn omgeving is zichtbaar op vier manieren: vervreemding, achteruitgang, verval en ziekte.

  • Een verklarende rationale wordt gebruikt om iemand te motiveren tot het uitvoeren van oninteressante taken. Een verklarende rationale biedt een persoon de mogelijkheid om opgelegde regels of grenzen vrijwillig te accepteren en te internaliseren.

  • Autonomie is de psychologische behoefte aan zelfbesturing en eigen inbreng.

  • Competentie is de psychologische behoefte om effectief te zijn, het trainen van capaciteiten en vaardigheden, en het streven om ergens in uit te blinken

  • Verbondenheid is de psychologische behoefte aan een hechte emotionele band met anderen. Het reflecteert de behoefte aan emotionele verbondenheid en interpersoonlijke betrokkenheid in hechte relaties.

Wat zijn impliciete motieven? - BulletPoints 7

  • Een impliciet motief is een psychologische behoefte die voortkomt uit de gedachten, emoties en het gedrag van een individu. Een expliciet motief is een bewuste, verbale, uitgedrukte motief.

  • Een impliciet motief ontwikkelt zich door middel van sociale prikkels. Mensen reageren op deze prikkels en ze anticiperen deze prikkels ook, wat leidt tot bepaald gedrag.

  • De theorie van Atkinson bevat vier variabelen waarvan de eerste variabel, prestatiegedrag, wordt voorspelt door de andere drie variabelen, de behoefte aan prestatie, de kans op succes bij de taak, en de prikkel tot succes. In deze theorie wordt prestatiedrang gedefinieerd als de neiging tot het benaderen van succes. Er zijn hierbij drie bepalende factoren: de sterkte van de behoefte aan prestatie, de waargenomen kans op succes, en de stimulerende waarde van het succes. Zijn uiteindelijke model zegt dat prestatiedrang voorspelt kan worden door het benaderingsmotief van het individu, het vermijdingsmotief van het individu, en de kans op succes.

  • Het ‘dynamics-of-action’ model is een uitbreiding op de theorie van Atkinson. Gedragingen zoals prestatiegedrag worden, volgens deze theorie, bepaald door drie krachten: uitlokking, inhibitie, en voltrekking/voldoening.

  • De behoefte naar macht is een verlangen om de fysieke en sociale wereld te vormen volgen het eigen beeld. Deze behoefte komt voort uit reacties op kritiek van ouders en het ontbreken van verbondenheid en intimiteit.

Wat is de functie van het stellen en nastreven van doelen? - BulletPoints 8

  • Het TOTE-model is een cognitief mechanisme dat ervoor zorgt dat plannen en gedrag worden aangestuurd. Het model gaat als volgt. In de Test fase wordt het huidige gedrag vergeleken met het ideale gedrag. Wanneer deze incongruent zijn met elkaar volgt de Operate fase. In deze fase wordt er actie ondernomen om het ideaal te bereiken. Vervolgens vindt er weer een Test plaats. Hierin wordt nogmaals het huidige gedrag en het ideale gedrag vergelijken. Wanneer deze congruent met elkaar zijn (dankzij de gemaakte aanpassingen), volgt er een Exit. Deze cyclus (TOT) herhaalt zich totdat het huidige gedrag gelijk is aan het ideale gedrag.

  • Discrepantie reductie is de discrepantie tussen een standaard (bijvoorbeeld van de samenleving) en het niveau waar je zelf bent. Discrepantie vorming is een ideaal die je zelf gesteld hebt om jezelf te verbeteren. Het verschil tussen deze twee is dat discrepantie reductie reactief is en correspondeert met een plan-gebaseerde corrigerende motivatie, terwijl discrepantie vorming proactief is en correspondeert met een doelstellende motivatie.

  • Moeilijke doelen brengen het individu in actie terwijl specifieke doelen ervoor zorgen dat de energie gericht wordt op de juiste taak. Congruente doelen combineren dit; deze zorgen ervoor dat het individu in actie komt en zich tegelijkertijd op de juiste taak richten.

  • Het focussen op het doel blijkt te interfereren met het bereiken van het doel. Het focussen op hoe je het doel kan behalen, blijkt het bereiken van het doel te faciliteren.

  • Een doel intentie is het stellen van een doel. Een implementatie intentie is het streven naar het bereiken van een doel. Het verschil is dat een doel intentie specificeert wat men wil bereiken, terwijl een implementatie intentie specificeert wanneer, hoe en waar men dat doel wil bereiken.

Welke manieren van denken bestaan er? - BulletPoints 9

  • Bij een open-denkwijze wordt er door iemand alle mogelijke informatie over alle bekende opties verzameld. Er vindt geen selectie van informatie plaats. Bij een gesloten denkwijze is er een optie (een doel gekozen) waar informatie over wordt gezocht. Hierbij wordt er alleen informatie geselecteerd die relevant is voor het doel.

  • De focus bij de denkwijze preventie ligt op verantwoordelijkheid en plicht. Een individu is hier gevoeliger voor negatieve uitkomsten en probeert deze ook te vermijden. De focus bij de denkwijze promotie ligt op de mogelijkheid van vooruitgang. Het individu is hier gevoeliger voor positieve uitkomsten en probeert deze ook op te zoeken.

  • Bij de denkwijze preventie betekent succes de afwezigheid van falen en falen betekent hier dat er iets slechts gebeurd is. Bij de denkwijze preventie betekent succes vooruitgang boeken en falen betekent de afwezigheid van vooruitgang.

  • Een ideale zelfgids is een doel of maatstaaf van wat men zou willen worden. Een zelfgids die ‘zou moeten’ is een doel of maatstaaf gebaseerd op wat het individu denkt dat anderen vinden dat het doel moet zijn.

  • De vier manieren om dissonantie te verminderen zijn: het afstappen van de dissonante overtuiging, het belang van de dissonante overtuiging te verminderen, iets nieuws zoeken dat wel consonant is met het gedrag, en het vermeerderen van het belang van de consonante overtuiging.

  • Het verschil tussen de cognitieve dissonantietheorie en de zelfperceptie theorie is dat de eerst theorie stelt dat mensen hun overtuigingen veranderen vanwege het negatieve affect dat optreedt als gevolg van cognitieve inconsistenties, terwijl de tweede theorie stelt dat mensen simpelweg gaan geloven in wat ze doen of zeggen.

Wat is de rol van persoonlijke overtuigingen? - BulletPoints 10

  • Zelfeffectiviteit is de beoordeling van het individu van hoe goed of slecht hij zal kunnen omgaan met een bepaalde situatie, gegeven de vaardigheden die hij bezit en de omstandigheden waar hij zich in bevindt. Er zijn vier bronnen van zelfeffectiviteit: iemands persoonlijke geschiedenis, observaties van anderen, verbale overtuigingen van anderen en fysiologische condities.

  • Empowerment is het bezitten van kennis, vaardigheden en overtuigingen die mensen in staat stellen om controle uit te oefenen over hun leven.

  • Er zijn verschillende soorten coping manieren. Zo kunnen mensen omgaan met stress door proactief of reactief actie te ondernemen, een probleem te benaderen of te vermijden en het richten op het probleem of het richten op het reguleren van emoties.

  • Aangeleerde hulpeloosheid is een psychologische conditie waarbij men denkt dat ze geen invloed hebben op het leven. Theorieën hierover bevatten drie componenten: contingentie, cognitie en gedrag.

  • Een attributie is een oorzakelijke verklaring voor een bepaalde uitkomst.

  • Drie aspecten kunnen aangeleerde hulpeloosheid verklaren: passiviteit, oncontroleerbaarheid van een situatie, en de voorspelbaarheid van een situatie.

Welke problemen zijn er bij het persoonlijke streven? - BulletPoints 11

  • Vier problemen staan centraal bij deze analyse, namelijk het definiëren of creëren van het zelf, het ontdekken en ontwikkelen van eigen kwaliteiten, het managen en reguleren van het zelf, en als laatste het relateren van het zelf aan de samenleving.

  • Het zelfconcept is de mentale representatie van het zelf. Het is een verzameling van domein specifieke zelf-schema’s.

  • Mogelijke zelven representeren de ideeën van het individu van wat hij zou willen worden en waar hij bang voor is om te worden.

  • Internalisatie is het proces waarin het individu van buitenaf voorgeschreven regels over hoe te denken, te voelen en te gedragen zich eigen maakt. Deze treedt op vanwege de behoefte aan verbondenheid en competentie.

  • Zelfregulatie is het metacognitief plannen, implementeren, monitoren en evalueren van het streven naar een doel.

  • Zelfcontrole is de capaciteit om impulsieve behoeften en gedragingen te onderdrukken om zo een lange-termijndoel te kunnen nastreven.

  • Een rol bestaat uit de culturele verwachtingen van het gedrag van personen met een bepaalde sociale positie. Deze hangt af van de situatie waarin je verkeert en met welke mensen je omgaat.

Wat is de aard van emoties? - BulletPoints 12

  • Emotie bestaat uit de volgende vier componenten: gevoelens, lichamelijke response, expressieve gedragingen, en doelgerichtheid. Emotie wordt veroorzaakt door zowel cognitieve als biologische componenten.

  • Volgens de biologie bestaan er ongeveer acht basis emoties die universeel zijn. Volgens het cognitief perspectief bestaan er ontelbaar soorten emoties.

  • Het eerste standpunt is dat emoties gegroepeerd zijn in families. Er is verder een beperkte aantal families die af te leiden zijn uit de biologie en evolutie. Een ander standpunt kijkt naar het onderscheid tussen eersterangs en tweederangs emoties. Dit onderscheidt wordt gemaakt op basis van een aantal kenmerken zoals gezichtsuitdrukking.

  • Het nut van emoties ligt bij twee gebieden: bij fundamentele levenstaken, in de vorm van coping en bij het sturen van sociale interacties en interpersoonlijke relaties.

  • Vijf manieren om emoties te reguleren zijn: selectie van situaties, modificatie van situaties, het verleggen van de focus van de aandacht, herwaardering en het onderdrukken van emotie.

  • Het verschil tussen emoties en stemmingen is dat stemmingen zijn vaak onbewust aanwezig en emoties treden meer op de voorgrond. Emoties beïnvloeden vaak gedrag en stemmingen meer de gedachten en cognities. Emoties duren vaak kort, en treden op gedurende seconden of minuten, terwijl stemmingen uren of dagen kunnen duren.

Welke biologische en cognitieve processen treden op in emotionele situaties? - BulletPoints 13

  • James stelt in deze theorie dat het ervaren van een emotie volgt op een lichamelijke reactie. Hij baseert dit op basis van twee aannames: het lichaam reageert onderscheidend op verschillende emotionele ervaringen en het lichaam reageert niet niet-emotionele ervaringen

  • Volgens Gray zijn er drie afzonderlijke neurale circuits die dit reguleren, namelijk het gedragsmatige toenaderingssysteem, het vecht-of-vlucht system, en het gedragsmatige inhibitiesysteem.

  • De facial feedback hypothese stelt dat het subjectieve aspect van emotie stamt uit gevoelens die opgewekt worden uit de bewegingen van gezichtsspieren, veranderingen in de gezichtstemperatuur en veranderingen in de klieractiviteit in de gezichtshuid.

  • Beoordelingen zijn een belangrijk construct in het begrijpen van emoties op cognitief niveau. Het is een cognitief proces dat bepaalt hoeveel waarde iemand hecht aan een gebeurtenis.

  • Deze theorie ziet emotie als een motiverend fenomeen. Als persoonlijke motieven in gevaar komen, volgen er emoties.

  • Emoties kunnen mensen verbinden vanwege drie processen: nabootsen, terugkoppeling en besmetting.

  • Het sociaal delen van emoties kan op twee manieren: door middel van cognitief delen (betekenis geven aan de gebeurtenis of herwaardering emotionele gebeurtenis) en door middel van sociaal-affectief delen (begrip en empathie tonen, steunen).

Welke individuele emoties kunnen onderscheiden worden? - BulletPoints 14

  • Het eerste verschil zit in de definitie van de twee begrippen. Angst is het waarnemen van een object specifieke bedreiging voor iemands welzijn. Bezorgdheid is het waarnemen van een abstracte bedreiging voor iemands welzijn. Het tweede verschil zit in het aanleren van coping vaardigheden. Bij bezorgdheid leer je deze vaardigheden niet, bij angst wel

  • De vier categorieën van klinische fobieën zijn: interpersoonlijke gebeurtenissen en situaties, kritiek/ afwijzing of gewelddadige conflicten, dieren, en agora fobische angsten.

  • De essentie van woede is de overtuiging dat de situatie niet is hoe die zou moeten zijn.

  • De negen oorzaken van walging zijn: voedsel, lichamelijk afval, dieren, seksuele gedragingen, contact met de dood of met lijken, mismaking van het lichaam, slechte hygiëne, contact met onreine mensen, en morele overtredingen.

  • Minachting komt voort uit het gevoel moreel superieur te zijn aan een ander persoon. Het omvat een negatieve evaluatie van het gedrag van de ander. Minachting is een sociale emotie omdat het alleen optreedt in sociale interactie.

  • Verdriet komt voort uit ervaring van verlies of falen. Dit kan leiden tot een depressie doordat negatieve gedachten herkauwd worden.

  • Het voelen van schaamte leidt tot twee motieven, namelijk zelfbescherming en het herstellen van het bedreigde zelf. Uit onderzoek blijkt dat het motief om zichzelf te herstellen sterker is dan het motief tot zelfbescherming.

Wat houdt de positieve psychologie in? - BulletPoints 15

  • Holisme stelt dat de mens een geïntegreerd, georganiseerd geheel is.

  • De piramide van Maslow is een ordening van menselijke behoeften. De belangrijkste behoeften staan onderaan en die moeten eerst vervuld worden voordat andere behoeftes een rol speelt. De volgorde is als volgt: fysiologische behoeften, behoefte aan veiligheid en zekerheid, behoefte aan liefde en verbondenheid, behoefte aan eigenwaarde, en als laatste behoefte aan zelfactualisatie.

  • Congruentie en incongruentie beschrijven de mate waarin het individu zijn of haar persoonlijke kenmerken, vermogens, verlangens en overtuigingen ontkent en afwijst (incongruentie) of accepteert (congruentie).

  • De autonome oriëntatie is de mate waarin mensen vertrouwen op innerlijke sturing. Controle oriëntatie is het vertrouwen op externe sturing.

  • Een kind kan kwaadaardig worden als het zelfconcept van dat kind beschadigd is. Er wordt gesteld dat deze beschadiging voortkomt uit het handelen van verzorgers.

  • De fundamentele aanname van de positieve psychologie is dat een goede mentale gezondheid meer is dan de afwezigheid van geestelijke ziekte. Positieve psychologen zijn erop gericht om mensen tot bloei te brengen, tot zelfgroei, om relaties van hoge kwaliteit te hebben en om een doelgericht en betekenisvol leven te leiden.

Wat is onbewuste motivatie? - BulletPoints 16

  • De termen: psychoanalytisch en psychodynamisch konden voorheen door elkaar worden gebruikt. Momenteel wordt met psychodynamisch, het onderzoek naar de dynamiek van het onderbewustzijn bedoeld. Met psychoanalytisch worden de traditionele Freudiaanse principes aangeduid.  

  • De psychodynamische theorie is verder uitgebreid en bestaat nu uit het onderzoeken van vier componenten:

    • Het onderbewustzijn waarbij wordt gedacht dat mentaal leven voornamelijk onbewust en onverklaarbaar is.
    • Pscychodynamicade gedachte hierbij is dat motiverende en emotionele processen parallel verlopen.
    • Met ego ontwikkeling wordt de verschuiving van sociaal afhankelijk naar een onafhankelijke entiteit bedoeld.
    • Objectrelaties zijn mentale representaties die sociale motivatie en relaties sturen.
  • Priming gebeurt wanneer iemand een impliciete reactie geeft op een stimuli die buiten het bewustzijn wordt gepresenteerd. De prime kan zowel bewust als onbewust worden gepresenteerd, maar het proces van priming gebeurt altijd onbewust.

Wat zijn interventies? - BulletPoints 17

  • De eerste interventie is het ondersteunen en voldoen aan de behoeften. In een klaslokaal hebben mensen behoefte aan autonomie, relaties en competentie. Het vervullen van deze behoeften zorgt voor meer energie in het klaslokaal. Onderzoekers hebben hierop ingespeeld en een supportive intervention program (ASIP; Cheon, Reeve en Moon, 2012) bedacht. In deze interventie krijgen leraren instructies over hoe ze autonomie in hun studenten moeten stimuleren. Ze kunnen verschillende strategieën gebruiken, zoals: informationele taal, geduld en het accepteren van negatief affect bij hun studenten. Een experiment werd gedaan om de validiteit en effectiviteit van de interventie te meten. Leraren werden ingedeeld in een experimentele -of controlegroep. De experimentele groep kreeg de interventie, dus de ASIP-training. Studenten vulden vervolgens op verschillende momenten tijdens het experiment vragenlijsten in over de performance van de leraar én het gevoel van autonomie in het klaslokaal. Gedurende het experiment bleek de score van performance van de leraar én het gevoel van autonomie van de studenten omhoog te gaan bij de experimentele groep en bleef gelijk bij de controlegroep. De interventie heeft er dus voor gezorgd dat studenten tevredener waren en meer autonomie ervaarden.

  • De tweede interventie is om een toenemende denkwijze voor groei te creëren. Agressie, en met name agressie met een gewelddadige ondertoon kan voorkomen na een conflict of door sociale afwijzing. Wanneer adolescenten in een conflict terechtkomen heeft dit invloed op perceptie van de ander. De tegenstander in het conflict wordt vaak gezien als star en diens persoonlijkheid onveranderlijk. Dit geloof kan leiden tot agressief gedrag. Echter, wanneer iemand de mogelijkheid tot verandering van de ander overweegt is er meer ruimte voor pro-sociaal gedrag in plaats van agressie. De interventie die hier werd toegepast op studenten die wél of geen training voor een zogenaamde groei denkwijze kregen. Vervolgens werden ze getest door een spelletje wat sociale uitsluiting simuleerde. Studenten kregen de kans ofwel pro-sociaal gedrag, ofwel agressief gedrag te vertonen naar hun tegenstander. Studenten vertoonden vaker pro-sociaal gedrag naar de interventie. Dit laat zien dat adolescenten in staat zijn een groei denkwijze aan te leren.

  • De derde interventie is om emotionele kennis te promoten en vergroten. Kinderen kunnen gedragsproblemen krijgen door een gebrek aan kennis over emotie. Kennis over emotie vergroot namelijk de kans dat emoties kunnen worden herkend in anderen. Daarnaast kan een emotie succesvol worden gelabeld. Wanneer een kind geen basiskennis heeft geleerd van emotie tijdens de kindertijd kan dit leiden tot disruptief gedrag op school. Wanneer kinderen een goede kennis meekrijgen van basisemoties zijn ze beter in staat ook positieve emoties te uiten. Dit kan weer een positief effect hebben op problematisch gedrag. De interventie die werd toegepast was gebaseerd op het leren van emotiekennis. Leraren kregen informatie over hoe ze moesten lesgeven over emoties en voor de helft van de deelnemers van dit onderzoek werd dit toegepast. Kinderen kregen lessen over toepassen en begrijpen van positieve emoties en het controleren van negatieve emoties. Na de studie bleek dat de emotionele kennis van kinderen was toegenomen en dat zij minder negatieve emoties lieten zien in de klas. Ook lieten zij een betere sociale competentie zien.

 

Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Join World Supporter
Join World Supporter
Follow the author: Vintage Supporter
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.