Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
TentamenTickets bij Boekhouden geboekstaafd deel II - Broerse, Heslinga en Schauten. Gebruik onderstaande tips en tricks om je tentamen te halen wanneer die boek bij jouw tentamen is voorgeschreven.
Een informatiesysteem moet voldoen aan diverse eisen. De eisen zijn te onthouden door: BB-DD: Betrouwbaar, Beschikbaar – Details (gedetailleerd), Duur (korte periode).
Er bestaan drie niveaus van informatiebehoeften. Je kunt dit onthouden door TOS: Tactisch, Operationeel en Strategisch.
Grofweg kan gesteld worden dat de eerste rubrieken de balansrekeningen bevatten: rubrieken 0, 1, 2, 3, en rubriek 7.
De laatste rubrieken bevatten de winst- en de verliesrekeningen: 4, 5, 6, 8 en 9.
Eerste rekeningen ---> Balans ---> begin
Laatste rekeningen ---> Winst- en verlies ---> einde
Rubriek 9 is de laatste rubriek waarin boekingen gemaakt worden. Alle resultaten worden verwerkt in rubriek 9. Het eindsaldo van rubriek 9 vormt de nettowinst van een onderneming. Deze nettowinst wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. Het eigen vermogen staat onder rubriek 0. Dit is gemakkelijk te onthouden doordat de cirkel weer rond is. Onderaan de winst- en de verliesrekening komt de nettowinst uit. Deze nettowinst wordt toegevoegd aan het eigen vermogen op de balans (rubriek 9 naar rubriek 0).
De fabrieksboekhouding is de boekhouding voor industriele ondernemingen en niet voor handelsonderneming. Je kunt dit makkelijk onthouden doordat er bij een industriele onderneming sprake is van een transformatieproces of ook wel omvormingsproces. Er worden materialen en grondstoffen ingekocht, geproduceerd tot een product en vervolgens verkocht. Het ‘omvormen’ wordt gedaan in de fabriek.
Het transformatieproces wordt verwerkt in de fabrieksboekhouding. Om dit juist te kunnen verwerken zijn er minimaal drie grootboekrekeningen nodig. Deze drie rekeningen zijn: 1) 300 voorraad grondstoffen, 2) 400 verbruik grondstoffen en 3) 700 voorraad gereed product. Vergeleken met een handelsonderneming is er een extra grootboekrekening nodig. Deze extra rekening is de tweede grootboekrekening, 400 verbruik grondstoffen. Dit is gemakkelijk te onthouden doordat 300 + 400 (de extra rekening) = 700.
Het verschil tussen directe kosten en indirecte kosten is gemakkelijk te onthouden door te kijken naar het productieproces van het geproduceerde of te produceren product. Wanneer duidelijk gezegd kan worden: deze kosten worden gemaakt voor product X, is er sprake van een directe kost. Bijvoorbeeld: er is 1 kg zout nodig voor het produceren van product X. Een kilo kost 5 euro ---> 5 euro zijn directe grondstofkosten. Wanneer een onderneming huur moet betalen voor het gebruik van een fabriek waarin geproduceerd wordt zijn de kosten niet direct duidelijk.
Er bestaat een verschil tussen brutoloon en nettoloon. Het brutoloon is het bedrag dat de werkgever als kosten boekt in rubriek 4. Dit is het loon voor aftrek van diverse aftrekposten en inhoudingen. Het nettoloon vormt het bedrag dat de werkgever op de rekeningen stort van de werknemers van een onderneming. Dit is het loon na aftrek van inhoudingen.
Je kunt dit onthouden door Bruto = Begin --- voor aftrek van inhoudingen. Netto = Na --- na aftrek van inhoudingen.
In dit boek wordt veel gesproken over toegestane kosten en/of hoeveelheden en werkelijke kosten en/of hoeveelheden. De toegestane hoeveelheid wordt de hoeveelheid bedoeld die nodig is bij de meest efficiënte fabricagemethode. Toegestane hoeveelheid wordt ook de standaard hoeveelheid genoemd. Het gaat hier over een periode in de toekomst. Dit is te onthouden door: toegestaan -- toekomst.
De loonlijst is de herleiding van brutoloon naar nettoloon per werknemer. Je kunt dit onthouden door een lijst voor je te zien waarop de lonen per werknemer van bruto naar netto zijn opgenomen.
De loonverdeelstaat is een dagboek waarin de verdeling van de brutolonen in directe en indirecte lonen plaats vindt. Brutoloon = brutoloon direct + brutoloon indirect. Onthoud: verdelen --- de manier waarop het loon verdeeld wordt.
De directe fabricagekosten worden overgeboekt van rubriek 4 naar rubriek 6 op de grootboekrekening 600 fabricagerekening.
De directe verkoopkosten worden overgeboekt van rubriek 4 naar rubriek 8 op de grootboekrekening 600 fabricagerekening.
Het getal 600 komt voor 800 en de F van fabricagekosten komt eerder voor in het alfabet dan de V van verkoopkosten.
De directe kosten worden opgenomen in rubriek 4. De indirecte kosten en de verbijzondering daarvan vindt plaats in rubriek 5. De directe kosten komen dus altijd eerder dan de indirecte kosten.
Extracomptabel houdt in dat de berekeningen en analyses plaatsvinden buiten de boekhouding. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van het grootboek. Hier tegenover staat intracomptabel. Dit houdt in dat de berekeningen en analyses plaatsvinden binnen de boekhouding. Er wordt dus gebruik gemaakt van het grootboek. In de fabrieksboekhouding (dus wanneer het gaat om industriële ondernemingen) worden de kostenverbijzondering intracomptabel verwerkt.
Je kunt dit gemakkelijk onthouden door: INdustriële onderneming en INtracomptabel verwerkt.
Het verkoopresultaat is de opbrengst van de verkopen minus de kostprijs van de verkopen, de directe verkoopkosten en de toeslag op de indirecte verkoopkosten.
Verkoopresultaat = opbrengst - kosten (direct + indirect)
De soort rekening is gemakkelijk te onthouden aan het nummer in rubriek 6.
Nummer 0: 600 verbruik grondstoffen, 610 Gecalculeerde of toegestane verbruik grondstoffen
Nummer 1: 601 Directe personeelskosten, 611 Gecalculeerde of toegestane directe personeelskosten
Nummer 2: 602 Toeslag indirecte fabricagekosten, 612 Gecalculeerde of toegestane toeslag indirecte fabricagekosten
Bij een nadelig fabricageresultaat wordt het resultaat gedebiteerd. Wanneer er sprake is van een voordelig resultaat wordt het resultaat gecrediteerd. Je kunt dit vergelijken met kosten en opbrengsten. Kosten kun je zien als 'nadelig' voor het resultaat. Opbrengsten kun je zien als 'voordelig' resultaat. Kosten worden gecrediteerd in de boekhouding en opbrengsten gedebiteerd.
Het voordeel van de kostenplaatsmethode t.o.v. de opslagmethode is dat de kostenplaatsmethode nauwkeuriger is dan de opslagmethode. Je kunt dit onthouden door: 'kostenplaats'. De kosten worden 'geplaatst' --- het bedrijf wordt gesplitst in een aantal kostenplaatsen. De indirecte kosten worden vervolgens verdeeld over deze verschillende kostenplaatsen. Daarnaast worden de kosten via de verschillende kostenplaatsen toegerekend aan de kostendragers (orders). 'Opslag' is veel breder en daaruit blijkt niet dat het gaat om verschillende kosten.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen hulpkostenplaatsen en hoofdkostenplaatsen. Hulp: zijn afdelingen die hun prestaties verrichten voor andere afdelingen. Hoofdkostenplaatsen: afdelingen die hun prestaties verrichten voor orders.
Onthoud: hulp --- er wordt hulp geboden --- het gaat dus niet om je eigen afdeling maar er worden prestaties verricht voor een andere afdeling.
Hoofd --- het is onderdeel van eigen 'lichaam' --- gericht op de eigen afdeling.
Het nacalculatorische bezettingsresultaat wordt berekend door: (Hw – N) x Tc.
Bezetting heeft betrekking op de hoeveelheid --> w staat voor werkelijk en n staat voor normaal.
Onthoud dat je bij het bezettingsresultaat berekend of er een verschil is tussen de 'bezette' hoeveelheid.
Er is overbezettingswinst wanneer de werkelijke hoeveelheid prestaties (de werkelijke bezetting) groter is dan de normale bezetting. Onthoud dit door WNW ---> werkelijk groter dan normaal = winst
De kostenplaatsenmethode wordt afgekort door KPM. Het gaat hier om de kostenplaatsen. Je kunt de kostenplaatsen gemakkelijk onthouden doordat er gekeken wordt naar de indirecte kosten per afdeling.
In dit hoofdstuk worden drie vormen van een budget besproken namelijk vast, variabel en gemengd. Dit heeft betrekking op de constante en de variabele kosten. De constante kosten worden ook wel vaste kosten genoemd. Het vast budget wordt vaak gebruikt bij afdelingen waarbij alleen constante kosten voorkomen. Het variabel budget is vooral geschikt voor afdelingen waarbij uitsluitend proportioneel variabele kosten voorkomen. Het gemengd budget is een combinatie.
De Z-figuur is een belangrijke figuur die je kunt onthouden om twee deelresultaten te berekenen namelijk het budgetresultaat en het bezettingsresultaat. Je kunt de Z-figuur gebruiken om eerst het budgetresultaat te bereken aan de hand van de bovenste horizontale lijn van de Z. Links staat rekening 5… Kosten afdeling X (eerstverdeelde / doorbelaste kosten) en rechts staat rekening 5… Budget afdeling X. Het verschil hiertussen is het budgetresultaat.
Het bezettingsresultaat is te berekenen aan de hand van de onderste horizontale lijn van de letter Z. Je neemt dan het verschil tussen rekening 5… Te dekken budget afdeling X en rekening 5… Dekking afdeling x.
Het gemengd budget bestaat dus uit de variabele kosten en de constante kosten. Dit is gemakkelijk te berekenen door de budgetten vast en variabel bij elkaar op te tellen: het vast budget voor de constante kosten berekend door: N x Tc, en het variabel budget voor variabele kosten berekend door: Hw x Tv.
ERP systeem is voluit het Enterprise Resource Planning systeem. Door middel van dit systeem kan de onderneming beter grip krijgen op zijn of haar bedrijfsactiviteiten. Het is een automatiseringsprogramma waarmee een onderneming de samenwerking tussen de productiemiddelen kan plannen en beheersen. Je kunt dit gemakkelijk onthouden door: enterprise staat voor de betreffende onderneming. Resources heeft betrekking op de productiemiddelen die nodig zijn. Planning staat voor het plannen en beheersen van de productiemiddelen van een onderneming.
De voordelen van een ERP systeem kan onthouden worden aan de hand van: S-T-O
Enkele nadelen van het ERP systeem zijn: D-A-T-T
Het klantorderontkoppelpunt (KOOP) is het punt van waaraf de individuele klantorder de activiteiten in de goederenstroom niet meer beïnvloedt. Het KOOP kan zowel aan het begin als aan het eind van de goederenstroom liggen.
Eindpunt = stroomafwaarts = de individuele klantorder heeft geen enkele invloed op het eindproduct.
Beginpunt = stroomopwaarts = de individuele klantorder bepaalt alle activiteiten van de goederenstroom.
De plaats van de KOOP bepaalt het productiebesturingssysteem. Er zijn hierbij twee opties namelijk voorraad gestuurde systemen en klantorder gestuurde systemen.
Bij de voorraad gestuurde systemen ligt het KOOP op het stroomafwaarts deel van het goederenstroomtraject. Je kunt dit onthouden doordat de V van voorraad aan het einde van het alfabet ligt.
Bij de klantorder gestuurde systemen ligt het KOOP op het stroomopwaarts deel van het goederenstroomtraject. Je kunt dit onthouden doordat de K eerder in het alfabet voorkomt dan de V. Dit is dus het begin.
Je kunt onthouden dat wanneer er een fabricageresultaat bestaat er altijd een prijs- of een efficiency verschil bestaat. Het wil dus niet zeggen dat er een fout gemaakt is in de berekening.
De formules voor het prijsresultaat en het efficiency resultaat lijken op elkaar.
De formule voor het efficiencyresultaat: Ps x (Hw – Hs).
De formule voor het prijsresultaat: Hw x (Pw – Ps).
Je kunt deze formules uit elkaar houden door goed te kijken naar wat er tussen de haakjes moet staan.
Bij het prijsresultaat wordt er een verschil in prijs duidelijk en daarom wordt gekeken naar het verschil tussen de werkelijke prijs en de standaard prijs.
Uit de journaalposten blijkt dat op rekening 600 Fabricagerekening gedebiteerd en gecrediteerd wordt. De debitering vindt plaats op grond van de werkelijke hoeveelheden en standaardprijzen (met uitzondering van directe personeelskosten tegen werkelijke prijzen). De creditering vindt plaats op grond van standaard hoeveelheden en standaard prijzen. Je kunt dit gemakkelijk onthouden door: DW en CS.
DW = debit / werkelijk
CS = credit / standaard
Een winst- en verliesrekening op korte termijn heeft de volgende kenmerken (BBB):
Boekjaar: korter dan een boekjaar.
Betrokken periode: kort na afloop betrokken periode gereed.
Bevatten de door het management gewenste informatie.
De winst- en verliesrekening heeft twee doeleinden (MIDDEL):
Middel om te sturen voor het management naar de toekomst op de korte termijn
Middel om intern te verantwoorden
Het is belangrijk te onthouden in het berekenen van het afvalresultaat dat er gekeken wordt naar de opbrengsten en in plaats van de kosten.
Er bestaat een voordelig afvalresultaat wanneer werkelijk afval > standaard afval.
Er bestaat een nadelig afvalresultaat wanneer werkelijke afval < standaard afval.
Je kunt dit gemakkelijk onthouden doordat nadelig = kleiner = werkelijk is kleiner dan standaard.
Andersom: voordelig is groter of meer dan --- werkelijk is meer dan standaard afval.
Er bestaat een verschil tussen afval en uitval. Afval heeft betrekking op de grondstoffen die gebruikt worden in het productieproces. Uitval heeft betrekking op een halffabricaat of eindproduct dat wordt afgekeurd, omdat het niet voldoet aan de kwaliteitseisen die er binnen het bedrijf van toepassing zijn.
Je kunt dit onthouden doordat a van afval eerder voorkomt in het alfabet. De letter a kun je zien als de begin fase van het product waar er alleen nog grondstoffen zijn. De u zit aan het einde van het alfabet waardoor je dit kunt zien als een bijna volledig geproduceerd product.
De methode make to order is gemakkelijk te onthouden door het woordje ‘make’. Er worden producten gemaakt per specifieke order. Enkele voorbeelden van producten die onder make to order vallen zijn: op maat gemaakte kasten of op maat gemaakte rolluiken.
Een ander productiebesturingssysteem is assemble to order. Synoniemen voor ‘assemble’ zijn samenbrengen of verzamelen. Kenmerkend voor dit productiebesturingssysteem is dat de klant zelf kan kiezen uit verschillende vaststaande varianten bij het afwerken van het halffabricaat tot eindproduct Bedrijven kunnen dus pas gaan produceren wanneer klantorders binnen zijn gekomen. Dit heeft tot gevolg dat er dus geen voorraad gereed product aanwezig is. Er zijn dus bestaande varianten waaruit de klant kan kiezen.
Er bestaat een vast format voor de rekening 4000 verbruik materiaal voor een bepaald product. Het is handig het volgende format uit je hoofd te leren aangezien het op allerlei producten van toepassing is. Het saldo op rekening verbruik materiaal wordt berekend door: 1 + 3 -2
De standaard fabricage kostprijs van een bepaald product kan als volgt berekend worden: K – O + U
Standaard fabricage kostprijs = kosten (grondstof + loonkosten + machinekosten) - opbrengst % uitval (% x opbrengst per afgekeurd product) + uitvalkosten
Een ander productiebesturingssysteem is engineer to order. Het systeem engineer to order wordt dus gekenmerkt door het feit dat er geen productie op voorraad plaats vindt. Daarnaast is de ontwerpfase van groot belang. Egineer betekent onder andere ‘manufacturing’ of ‘bouwen’. Je kunt dit gemakkelijk onthouden doordat er dus nog iets ontworpen moet worden aangezien er geen voorraad is.
Bij engineer to order wordt net als bij de andere vormen van fabrieksboekhouding gebruik gemaakt van rubriek 6. Er zijn twee rekeningen die in deze rubriek gebruikt worden: 600 Fabricagekosten: op deze rekening worden de nacalculatorische kosten van de productie orders gedebiteerd. 610 Gecalculeerde fabricagekosten: op deze rekening worden de voorcalculatorische kosten van de productie orders gecrediteerd.
Onthoud dit door: 600 komt eerder dan 610. De N van na komt eerder in het alfabet dan de V van voor.
Backflush costing zijn de in een bepaalde periode ontstane fabricagekosten die rechtstreeks worden toegerekend aan de output in die periode. Correcties zijn alleen nodig wanneer er voorraadmutaties plaatsvinden in deze periode. Je kunt dit gemakkelijk onthouden aan de hand van het woordje ‘flush’. Je spoelt iets meteen door --- de kosten worden direct toegerekend aan de output.
De output kan uit meerdere onderdelen ontstaan, namelijk: gefabriceerde VPH
Gefabriceerde Halffabricaten en producten in bewerkingen die nog in voorraad zijn
Er zijn verschillende soorten dienstverlenende bedrijven te onderscheiden. In dit hoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende typen. Deze zijn te onthouden aan de letters: D-O-R
Er zijn twee vormen van een aannemerscontract:
Een regiecontract. Hierbij worden de werkelijk gemaakte kosten plus een overeengekomen winstopslag aan de klant in rekening gebracht. Dit wordt gedaan in ruil voor het uitvoeren van werkzaamheden.
Aangenomen werk. Hierbij wordt er vooraf een overeengekomen totaalbedrag afgesproken om de werkzaamheden te laten verrichten.
Je kunt dit gemakkelijk onthouden doordat bij een regiecontract je zelf de ‘regie’ houdt over het bedrag voor de te verrichten werkzaamheden. Bij aangenomen werk is er al een totaalbedrag afgesproken.
Jobtime is het aantal verantwoorde uren van een medewerker in een bepaalde periode. Shoptime is het aantal uren waarvoor een medewerker gedurende een bepaalde periode bij een bedrijf in dienst is.
Je kunt dit onthouden doordat bij Jobtime het gaat om het aantal verantwoorde uren van een medewerker in een bepaalde periode. Het gaat dus om de uren die een medewerker daadwerkelijk gewerkt (job) heeft.
Bij projectgeoriënteerde bedrijven is de klantorder bepalend voor de productie order. Er is dus geen productie op voorraad. Er wordt namelijk pas besteld wanneer er een order binnen is. De boekingen van het productieproces zijn hoofdzakelijk gericht op de individuele klantorders.
ABC is een calculatiemethode. ABC legt een oorzakelijk verband tussen de kostensoorten en de kostendragers door middel van activiteiten.
Activity: aan de hand van activiteiten zoals het fabriceren van producten of het bestellen van diverse materialen.
Based: een oorzakelijk verband leggen
Costing: kostensoorten en de kostendragers
Een cost driver is een intern calculatie object. De kosten van de activiteiten worden toegerekend aan cost drivers door het vaststellen van een tarief per eenheid van deze betreffende cost driver. Onthoud dit door de letterlijke vertaling: kosten drijver – het toerekenen van kosten van de activiteiten aan de calculatie objecten wordt gedaan aan de hand van kosten veroorzakende factoren. De kosten drijvers zijn dus de factoren die de kosten veroorzaken.
De orderbehandelingskosten zijn de kosten die door een bedrijf gemaakt worden om orders gereed te maken en af te leveren worden. Je kunt dit onthouden door dat het hier gaat om de kosten die gemaakt worden voor het ‘behandelen van de orders’. Ze zijn onderdeel van de verkoopkosten.
De volgende formules zijn handig om te onthouden bij het berekenen van de resultaten:
Er ontstaat een budget resultaat wanneer er een verschil is tussen de kosten afdeling orderbehandeling en het budget afdeling orderbehandeling.
Er ontstaat een bezettingsresultaat wanneer er een verschil is tussen het budget afdeling orderbehandeling en dekking afdeling orderbehandeling.
Er ontstaat een ordergrootteresultaat wanneer er een verschil is tussen de dekking afdeling orderbehandeling en aan verkochte producten doorberekende kosten orderbehandeling.
Een rabatschaal kan gebruikt worden door een onderneming om een bedrijf te stimuleren om een klein aantal orders maar met een groot bedrag te plaatsen. Dit resulteert in het ontstaan van een voordelig ordergrootteresultaat. Een glijdende rabatschaal is een tabel waarin wordt weergeven welke percentages horen bij diverse omzetklassen. Je kunt dit onthoudend doordat een ander woord voor rabat is een korting. Naar mate de ordergrootte kleiner wordt, wordt de korting groter.
De invloed van het seizoen op de normale bezetting kan bekeken worden door middel van indexcijfers.
Er is sprake van laagseizoen wanneer de indexcijfers laag zijn bijvoorbeeld 75 of 90.
Er is sprake van hoogseizoen wanneer de indexcijfers hoog zijn bijvoorbeeld 105 of 130.
Je kunt dit onthouden doordat wanneer er laagseizoen is, de indexcijfers onder de honderd liggen.
Wanneer er sprake is van hoogseizoen, liggen de indexcijfers boven de honderd.
Ook hier kan opnieuw gebruik gemaakt worden van de Z-figuur om het budgetresultaat en het bezettingsresultaat te berekenen. Het budgetresultaat wordt berekend door het verschil te nemen van rekening 530 Kosten afdeling onderhoud en rekening 531 budget afdeling onderhoud. Het bezettingsresultaat wordt berekend door het verschil te nemen van rekening 532 Te dekken budget afdeling onderhoud en rekening 535 Dekking afdeling onderhoud.
Bij een voorraad kan onderscheid gemaakt worden tussen de economische en de technische voorraad. De technische voorraad is de voorraad die fysiek / zichtbaar in het bedrijf aanwezig is.
De economische voorraad is de voorraad waarover de onderneming een prijsrisico loopt. Deze wordt berekend door: technische voorraad grondstof + de voorkopen grondstof – grondstof die bij normaal verbruik nodig is in verband met voorverkopen van eindproduct.
Een onderneming kan zich bevinden in een hausse positie of een baisse positie. Een hausse positie is een positie waarin een prijsstijging op de inkoopmarkt voor een onderneming gunstig is. Een prijsdaling is daarentegen ongunstig. De baisse positie is een positie waarin een prijsstijging op de inkoopmarkt voor een onderneming ongunstig is. Een prijsdaling is dus daarentegen gunstig voor de onderneming.
Je kunt dit gemakkelijk onthouden doordat baisse-positie = BAD = niet goed = ongunstig. Een prijsstijging op de inkoopmarkt is dus ongunstig voor de betreffende onderneming. Wanneer het voor de baisse positie ongunstig is, geldt dat het voor de hausse positie gunstig is.
Absorption costing (AC) houdt in dat de kostprijs per product steeds berekend wordt door zowel de constante kosten als de variabele kosten aan de producten door te berekenen.
Je kunt dit gemakkelijk onthouden aan het woordje ‘absorption’ --- absorberen --- alle kosten (zowel constant als variabel) worden geabsorbeerd/meegenomen.
Een knelpuntsfactor is het relatief meest schaarse product binnen deze betreffende organisatie.
Je kunt dit onthouden doordat het hier gaat om iets dat knelt. Aangezien het productiemiddel onvoldoende aanwezig is in de onderneming kan de productie niet soepel verlopen. Er ‘knelt’ dan iets in het productieproces.
Dit hoofdstuk bevat geen TentamenTickets.
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Informatie kan ontleend worden aan de administratie. Het heeft een belangrijke functie wanneer het dient als middel bij het nemen van een beslissing, het afleggen van verantwoording en bij het beheersen van de uitvoering van de diverse activiteiten.
Informatie kan dus een hulpmiddel zijn bij het voorbereiden en het nemen van bepaalde beslissingen in een organisatie. Dit kan zowel intern als extern. Om het besluitvormingsproces goed te laten verlopen in een organisatie, is het belangrijk dat de personen over juiste en voldoende informatie beschikken. Het is nodig dat het informatiesysteem van de organisatie de informatie verschaft aan de juiste persoon. Met informatie as ‘a tool of management’ wordt het informatiesysteem bedoeld dat gebruikt wordt door het management als een instrument om de organisatie te sturen. Belangrijk binnen een organisatie is de financiële administratie en de boekhouding. Informatie wordt verzameld over het resultaat dat de organisatie behaald heeft in een specifieke periode. Daarnaast is de grootte en de samenstelling van het vermogen van een organisatie hierbij belangrijk. Het behaalde resultaat vormt nuttige informatie voor het beleid dat een organisatie in de toekomst kan of gaat voeren. De boekhouding geeft retrospectieve informatie: kijkt naar het verleden. Het is daarnaast prospectief: de informatie kan gebruikt worden voor de toekomst.
Informatie kan ook voor externe gebruikers belangrijk zijn bij het voorbereiden en het nemen van bepaalde beslissingen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld banken, leveranciers, potentiële werknemers of vermogensverschaffers.
Wanneer de beslissingen genomen zijn, is het belangrijk dat er informatie beschikbaar is over de uitvoering van diverse activiteiten. Hierbij wordt de PDCA-cyclus (Plan, Do, Check, Act) gebruikt. Dit is het hele proces van het plannen, uitvoeren vergelijken en bijsturen wordt de planning en control cyclus van de PDCA-cyclus genoemd. Er wordt een vergelijking gemaakt of de verwachte uitgevoerde activiteiten en resultaten overeenkomen met de werkelijke uitgevoerde activiteiten en resultaten van een organisatie.
Informatie over het afleggen van verantwoording is zowel intern als extern belangrijk. Binnen een onderneming moeten functionarissen verantwoording afleggen aan hun managers. Buiten de onderneming moet de organisatie verantwoording afleggen aan bijvoorbeeld de belastingdienst.
Informatie dat verzameld is uit administratie is belangrijk om te voorzien in de informatiebehoeften van functionarissen binnen een bepaalde organisatie en de personen en of instellingen buiten de organisatie.
Een informatiesysteem moet voldoen aan diverse eisen. Informatie bevat de volgende eigenschappen:
Er bestaan drie niveaus van informatiebehoeften. Deze drie niveaus kunnen beschreven worden van een hoge mate van detaillering naar een lage mate van detaillering:
Binnen een industriële onderneming wordt het fabricageproces ook wel het transformatieproces of het omvormingsproces genoemd. Er worden materialen en grondstoffen ingekocht, geproduceerd tot een product en vervolgens verkocht.
Bedrijfsadministratie is het gedeelte van de administratie dat hoofdzakelijk gericht is op het verzorgen van informatie van het interne bedrijfsproces.
Er wordt een planning gemaakt voor de aankomende periode door een bepaalde manager of functionaris van een afdeling. Er wordt zowel een kort termijn plan opgesteld als een budget voor de komende periode. Over het algemeen is deze periode een jaar. De opbrengsten en de toegestane kosten worden gebudgetteerd. Deze gebudgetteerde cijfers worden gebruikt voor de berekening van allerlei normen. De standaard hoeveelheden en standaardprijzen van grond- en hulpstoffen, arbeidsuurtarieven, tarieven voor machine uren enzovoorts worden aangeduid als grootheden met een normatief karakter.
Er wordt een analytisch resultatenoverzicht gemaakt. Dit is een overzicht waarin het totaal behaalde resultaat binnen een bepaalde periode is gesplitst naar oorzaken. Een andere benaming is een analytische winst- en verliesrekening. Het totale resultaat van een onderneming wordt gesplitst in het verkoopresultaat en het kostenresultaat. Op deze manier worden de werkelijke kosten vergeleken met de standaard kosten van een onderneming.
Dit boek richt zich voornamelijk op de fabrieksboekhouding. Hiermee wordt bedoeld de bedrijfsadministratie van verschillende industriële ondernemingen. In een industriële onderneming worden grondstoffen en verschillende materialen omgezet in eindproducten. Dit wordt gedaan met behulp van bijvoorbeeld hulpstoffen en machines.
Het management van een onderneming heeft altijd inzicht in het resultaat van de betreffende onderneming. Het resultaat over een bepaalde periode (het perioderesultaat) kan de directie zien op de winst- en de verliesrekening. De omvang en de samenstelling van het vermogen van de organisatie wordt duidelijk vanuit de balans.
De rubrieken zijn vrijwel hetzelfde als bij een handelsonderneming.
De volgende rubrieken bevatten rekeningen die op de balans staan: 0, 1, 2, 3, en rubriek 7.
De volgende rubrieken bevatten rekeningen die op de winst- en de verliesrekening staan (resulaatrekening): 4, 5, 6, 8 en 9.
Het eindsaldo van rubriek 9 vormt de nettowinst van een onderneming. Deze nettowinst wordt wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. Het eigen vermogen staat onder rubriek 0.
De waarden kringloop van een industriële onderneming is complexer dan van bijvoorbeeld een handelsonderneming. Een waardenkringloopschema is een schematische weergave van de verschillende relaties tussen de goederen- en geldstromen binnen een organisatie. Bij een industriële onderneming worden grondstoffen en materialen ingekocht en geproduceerd tot eindproducten. Deze eindproducten worden verkocht waardoor er een vordering ontstaat op een klant. Deze vorderingen kan een onderneming innen bij de klant met het gevolg dat er geld in de kas komt of op een bankrekening komt te staan. Met dit geld kunnen schulden betaald worden. Op deze manier is de cirkel weer rond en kunnen er opnieuw materialen en grondstoffen ingekocht worden.
Er vindt controle technische functiescheiding plaats. Bepaalde functies worden gescheiden om op deze manier een betrouwbaar informatiesysteem te creëren. Er worden vier functies gescheiden. Dit zijn beschikken, bewaren, registreren en controleren. Deze controletechnische functiescheiding is een instrument in de administratieve organisatie. Het doel is dus om ervoor te zorgen dat de financiële registratie en informatie betrouwbaar is. De controle functie wordt uitgevoerd door het management.
Voor veel ondernemingen kan de automatisering geïntegreerd gebeuren. Er kan een geiïntegreerd informatiesysteem worden gemaakt voor een organisatie. De informatie over mutaties van bijvoorbeeld de verkoopafdeling wordt meteen zichtbaar voor bijvoorbeeld de afdeling administratie en de afdeling inkoop. De afdeling administratie kan controleren en de afdeling inkoop kan opnieuw materialen en grondstoffen bestellen. Een computer kan de controle technische functiescheiding bewaken. Een gebruiker kan toegang krijgen tot een systeem (of een deel van het systeem waartoe de gebruiker bevoegd is) door gebruik te maken van een user ID en een wachtwoord.
Het geïntegreerde informatiesysteem van een onderneming bestaat uit verschillende deelsystemen. Voorbeelden van deze deelsystemen zijn:
Een ERP systeem is een automatiseringsprogramma waarmee verschillende productiemiddelen gepland en beheerst kunnen worden door een onderneming. Steeds meer orders worden geplaatst via het internet. Dit wordt E-commerce genoemd. Daarnaast wordt steeds meer gebruik gemaakt van een computer aided design of een computer aided manufacturing. Dit is een manier van werken waarbij het productontwerp of de besturing van een product vervaardigd / plaatsvindt met behulp van een computer programma.
Zoals eerder vermeld vindt er bij een industriële onderneming een transformatieproces plaats. Input zoals materialen, grondstoffen, arbeid en machines worden omgezet in output. Output vormt een eindproduct of een gereedgekomen order.
Het transformatieproces wordt verwerkt in de fabrieksboekhouding. Om dit juist te kunnen verwerken zijn er minimaal drie grootboekrekeningen nodig. Deze drie rekeningen zijn: 1) 300 voorraad grondstoffen, 2) 400 verbruik grondstoffen en 3) 700 voorraad gereed product. Vergeleken met een handelsonderneming is er een extra grootboekrekening nodig. Deze extra rekening is de tweede grootboekrekening, 400 verbruik grondstoffen.
Voorbeeld:
Piet begint op 1 januari 2017 een industriële onderneming in Groningen. De winst- en de verliesrekening wordt door Piet een keer per jaar opgesteld. De kosten en de opbrengsten staan volgens Piet op zijn saldi balans. De bedragen worden op de volgende manier geboekt per 31 december 2017:
400 | Verbruik grondstoffen | 300.000 |
410 | Kosten voor het personeel | 200.000 |
430 | Afschrijvingskosten | 100.000 |
470 | Interest kosten | 40.000 |
490 | Opbrengst verkopen | 1.000.000 |
Wanneer niet alle producten in een bepaald jaar verkocht worden, worden niet alle kosten in dat jaar ten laste van het resultaat over dat boekjaar gelegd. De kosten moeten overgeboekt worden naar een ander boekjaar.
Naast het feit dat producten niet verkocht worden, kan het ook zijn dat een product nog in bewerking is. Er is dan nog geen voorraad gereed product.
De journaalposten zijn dan als volgt:
Naast de opbrengst wordt ook de kostprijs gejournaliseerd. De kostprijs van de verkopen valt onder rubriek 8.
De journaalposten zijn hiervan als volgt:
De journaalposten voor een verkoop op rekening exclusief OB zijn de volgende:
+
Er kan gebruik gemaakt worden van het decimale stelsel waarbij gebruik gemaakt wordt van tien rubrieken.
Bij een industriële onderneming is er sprake van kosten verbijzondering en kostenbeheersing. Er wordt gebruik gemaakt van zowel diverse soorten kosten als van kosten indeling.
De kosten kunnen op vier verschillende manieren worden ingedeeld:
Directe kosten zijn de kosten die rechtstreeks toegekend kunnen worden aan een product. Bijvoorbeeld de kosten voor het verbruik van grondstoffen of materialen of directe personeelskosten. Indirecte kosten zijn de kosten die niet direct toegekend kunnen worden aan een product. Er is niet rechtstreeks vast te stellen door welk product de kosten zijn gemaakt. Een voorbeeld van indirecte kosten zijn de kosten voor het personeel van de afdeling administratie, afschrijvingskosten of interestkosten.
De kosten van het fabricageproces worden de fabricagekosten genoemd. Deze fabricagekosten bestaan uit de directe loonkosten, de kosten voor de grondstoffen en materialen en een bedrag dat de indirecte kosten dekt. In andere woorden: de fabricagekosten zijn de kosten tot en met rubriek 7. De verkoopkosten zijn niet inbegrepen.
De commerciële kosten zijn de totale kosten in rubriek 8. Het verkoopresultaat is de rekening 840 opbrengst verkopen aan de creditzijde plus de commerciële kosten aan de debetzijde.
De functionele kostenindeling is een indeling van de kosten op basis van de functie binnen een bepaalde onderneming. Zo zijn er bijvoorbeeld ook inkoopkosten, personeelskosten, kosten voor het onderhoud, kosten voor de opslag enzovoorts.
De variabele kosten zijn de kosten waarvan de totale omvang reageert op een wijziging in de bedrijfsdrukte. Dit houdt in dat wanneer er meer geproduceerd wordt, de variabele kosten ook zullen toenemen. De constante kosten zijn de kosten die in een bepaalde periode niet veranderen. De constante kosten zullen ook niet veranderen wanneer de bedrijfsdrukte verandert. Een ander woord voor constante kosten is vaste kosten.
De werkelijke kosten binnen een onderneming worden ook wel nagecalculeerde kosten genoemd. De werkelijke kosten worden berekend door het werkelijke aantal geproduceerde producten of eenheden te vermenigvuldigen met de werkelijke inkoopprijzen. De standaardkosten worden ook wel de voorgecalculeerde kosten genoemd. De standaard kosten worden berekend door het toegestane aantal geproduceerde producten of eenheden te vermenigvuldigen met de toegestande inkoopprijzen. De toegestane inkoopprijzen worden ook wel standaardprijzen genoemd.
Een industriële onderneming kan kiezen voor massaproductie of stukproductie. Stukproductie is een manier van produceren waarbij het bedrijf uitgaat van de specifieke wensen van een individuele klant. Een product wordt gemaakt aan de hand van de specifieke wensen die een afnemer heeft. Denk bijvoorbeeld aan een huis, een bepaald kledingstuk of een boot. Bij massaproductie wordt er geen rekening gehouden met de specifieke wensen van een bepaalde afnemer, maar met de algemene wensen van een groep afnemers. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de productie van een standaard auto, een televisie, laptops, kleding van grote ketens enzovoorts.
Add new contribution