Collegeaantekeningen Psychische en Neurobiologische gevolgen van kindermishandeling

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

College 1

Waarom zou men zich niet verdiepen in de gevolgen van kindermishandeling?:

Er zijn een heleboel redenen te bedenken waarom men zich zou moeten verdiepen in de gevolgen van kindermishandeling. Echter, er zijn ook een aantal argumenten van sceptici die vinden dat men zich hier niet in zou moeten verdiepen. Zo vinden sommige mensen dat we niet te lang stil moeten blijven staan bij het verleden. Daarnaast zeggen sommigen dat alles al vastligt in het brein en hier geen veranderingen meer aan toe te brengen zijn. Ook zegt men dat er genoeg nieuwe ervaringen zijn die de oude ervaringen overschrijven. En als laatst houdt de focus op het verleden persoonlijke ontwikkeling tegen.

 

Waarom zou men zich wel verdiepen in de gevolgen van kindermishandeling?:

Allereerst zei Freud in zijn psychoanalyse al dat in de kinderjaren de basis voor bijvoorbeeld neuroses wordt gelegd en dat de vroege ervaringen daarom van groot belang zijn.

Daarnaast waren Bowlby, Ainsworth en Harlow voorbeelden van personen die zich bezig hielden met hechting en de consequenties van een verstoorde hechting.

De DSM is het classificatiesysteem van stoornissen binnen de psychopathologie. In vergelijking met de DSM IV voegt de DSM V niet veel meer toe, de focus ligt nog steeds op het objectief beschrijven van de klachten op dat moment. Dit is zonder een theoretisch kader wat men ook wel de etiologie noemt. Er is weinig aandacht voor hoe de stoornissen nou eigenlijk ontstaan zijn. Er is één stoornis waarin traumatische ervaring een grote rol speelt, namelijk: Posttraumatische stressstoornis. Een posttraumatische stressstoornis kent onder andere de volgende symptomen: herbeleven, vermijden van prikkels, verhoogde prikkelbaarheid en waakzaamheid.

Daarnaast blijkt dat kindermishandeling ook in verband kan worden gebracht met tal van andere stoornissen.

 

Kindermishandeling:

De definitie van kindermishandeling is op te splitsen in 2 onderdelen, namelijk: commission en omission. Met commission wordt het mishandelen op zichzelf bedoeld en dus een actie die het kind schade toebrengt in fysieke, emotionele of seksuele vorm bijvoorbeeld. Tegenwoordig wordt het intimate partner syndrome ook als een vorm van kindermishandeling gezien, hierbij ziet het kind geweld tussen de ouders. Omission is het nalaten van een actie en wordt gezien als verwaarlozing. Bij verwaarlozing worden fysieke, emotionele en educatieve verwaarlozing onderscheiden.

Er zijn 4 soorten kindermishandeling te onderscheiden, namelijk: emotional neglect, psychological abuse, physical abuse en sexual abuse.

Uit de NPM, een studie die onderzoek deed naar de prevalentie van kindermishandeling, is gebleken dat 30 per 1000 kinderen jaarlijks mishandeld worden. Uit de SOM, een studie die onderzoek deed bij scholieren, bleek dat 37% van de 12-16 jarigen rapporteerden in aanraking te zijn geweest met mishandeling. Hierin werden emotionele en fysieke mishandeling het vaakst gerapporteerd.

 

Methoden van onderzoek:

Onderzoek kan zowel observationeel als experimenteel. Bij experimenteel wil men een causaal verband leggen, maar door ethische beperkingen wordt echter vooral gebruik gemaakt van dieronderzoek. Bij observationeel onderzoek manipuleer je geen variabele. Bij observationeel onderzoek kan men epidemiologisch, longitudinaal of cross- sectioneel onderzoek doen.

Ook zijn prospectief en retrospectief onderzoek van elkaar te onderscheiden. Bij prospectief onderzoek wordt een kind vanaf de kindertijd gevolgd en gekeken wat er dus gebeurt met een kind. Er zijn wel een aantal nadelen aan prospectief onderzoek, namelijk dat het onethische kan zijn om kinderen te volgen die mishandeld worden en er niets aan te doen. Bij retrospectief onderzoek wordt een volwassene ondervraagd over de jeugd. Ook zijn er een aantal nadelen aan retrospectief onderzoek, ondanks dat het minder tijdrovend en goedkoper is. Het geheugen van volwassenen is namelijk feilbaar.

 

Resultaten uit huidig onderzoek:

De NESDA is een studie die keek naar de relatie tussen kindermishandeling en psychopathologie op latere leeftijd. Hieruit bleek dat vooral bij emotionele verwaarlozing angststoornissen en depressie optreden. Bij emotionele verwaarlozing zijn de ouders in meer dan 90% van de gevallen de daders.

Alle typen kindermishandeling blijken in verband te kunnen worden gebracht met alle typen stoornissen.

Uit een andere prospectief onderzoek bleek dat mensen die hoge emotionele mishandeling hebben gehad eerder een terugval krijgen naar een tweede depressie dan mensen die geen emotionele mishandeling hebben gehad.

Uit het artikel wat voor dit college leesstof was, bleek dat er vooral internaliserende klachten en externaliserende klachten van elkaar onderscheiden kunnen worden. Dit zijn 2 grote uitkomsten van mishandeling. Met internaliserende klachten worden voornamelijk psychische en emotionele klachten bedoeld, terwijl met externaliserende klachten voornamelijk gedragsproblemen bedoeld worden.

Uit het artikel van Scott en collega’s bleek dat zowel prospectief als retrospectief onderzoek tot dezelfde soort resultaten kwamen.

 

Conclusie:

Uit dit college is gebleken dat kindermishandeling een transdiagnostische risicofactor is voor psychische klachten (zowel externaliserend als internaliserend). Daarnaast blijken een negatief zelfbeeld, suïcidale gedachten, cognitieve problemen en emotie regulatie verstoringen gevolgen te kunnen zijn. Op de lange termijn blijken de gevolgen van emotionele verwaarlozing net zo erg te kunnen zijn als die van fysieke kindermishandeling en seksueel misbruik. En tot slot blijkt dat kindermishandeling een heel andere prognose van depressie of andere stoornissen kan geven dan andere oorzaken.

Veerkracht blijkt belangrijk als buffer. Het kan ervoor zorgen dat er beter met psychische klachten kan worden omgegaan.

Het tweede deel van het college was er een ervaringsdeskundige die vertelde over haar ervaringen met kindermishandeling. Ook werd hierover een video vertoond.

 

College 2

 

Mishandeling kan stress-gevoeligheid chronisch verhogen. Deze stress gevoeligheid kan je bekijken op het cognitieve/emotionele niveau en op het neurobiologische niveau.

Bij het cognitieve/emotionele niveau zijn het de ouders die de kinderen negatieve attitudes meegeven, die het kind meeneemt in het zelfbeeld

Bij het neurobiologische niveau kijkt je naar de hersengebieden die gesensitiviseerd worden, met name voor stress. En je kijkt naar de HPA-as die het stress niveau van mensen laat zien.

 

Cognitieve/ emotionele gevolgen van kindermishandeling:

Een belangrijk model wat de gevolgen van kindermishandeling beschrijft is het cognitieve stress sensitizatie model van Beck. Hierin worden aanleg en levenservaringen gezien als oorzaken voor cognitieve kwetsbaarheid. Door de cognitieve kwetsbaarheid komen sneller negatieve gedachtes naar boven wat zorgt voor een grotere kans op angst- en depressie stoornissen. Emotionele mishandeling speelt in het model van Beck een grote rol.

In het onderzoek van Van Harmelen en collega’s is aangetoond dat emotionele mishandeling de sterkste voorspeller is van negatieve gedachtes.

Volgens onderzoek van Pollak kunnen vroege ervaringen van kinderen de zintuiglijke drempel zo veranderen dat het de effectieve emotie regulatie kan verminderen. Hiermee wordt bedoeld dat vroege ervaringen ervoor kunnen zorgen dat kinderen bijvoorbeeld boze gezichten eerder kunnen waarnemen dan gezonde controles.

In een ander onderzoek toonde Pollak aan dat mensen die fysiek mishandeld zijn meer moeite moesten doen om boze stemmen te negeren dan de gezonde controles.

 

Hersengebieden:

De amygdala is erg van belang voor gezichtsidentificatie en het verwerken van emotionele regulatie. Na emotionele mishandeling of uitzending van soldaten is te zien dat er meer amygdala activiteit is. Dit gebeurt bij alle emoties die getoond worden, dus ook bij blije gezichten.

Wanneer personen in hun jeugd verwaarloosd zijn, zijn er meer problemen te zien met het onderscheid maken tussen emoties. Fysieke mishandeling zorgt ervoor dat er meer gereageerd wordt naar boze gezichtsuitdrukkingen. Mensen die verwaarloosd zijn laten over het algemeen ook een kleiner brein zien en vergrote ventrikels.

Ook blijkt de mediaal prefrontale cortex van belang bij mishandeling. Deze lijkt actief bij zelfregulatie en stressregulatie. Bij emotionele mishandeling zal de mediaal prefrontale cortex kleiner worden en zal er minder prefrontale activiteit zijn. Dit is in experimenten terug te zien waarin onder andere mensen positieve, negatieve en neutrale woorden moesten onderscheiden en weer herkennen. De mediaal prefrontale cortex zorgt ervoor dat er angst wordt uitgedoofd, affectieve gemoedstoestanden worden gereguleerd en dat informatie die betrekking op jezelf heeft wordt verwerkt.

Ook bij een posttraumatische stress stoornis is er sprake van een verminderde activiteit en grootte in de prefrontale cortex.

 

In het onderzoek van Shin werd er aangetoond dat er een negatieve correlatie is tussen de werking van de amygdala en de werking van de prefrontale cortex.

 

Werkgeheugen:

 

Het werkgeheugen zorgt voor de inhibitie van irrelevante informatie. De Sternberg Working Memory Task is een taak die het werkgeheugen meet. Eerst worden een aantal letters laten zien. Dan een leeg scherm, of een afleidend plaatje. Tot slot worden weer een aantal letters gepresenteerd en wordt gevraagd of men die eerder al heeft gezien. Mensen die afgeleid zijn op deze taak, maken meer fouten en ook blijkt dat mensen die kindermishandeling hebben meegemaakt meer fouten maken. Bij deze taak zal de activiteit in de amygdala bij een bedreigend plaatje toenemen en de activiteit in de prefrontale cortex zal afnemen.

Daarnaast bleek dat personen met borderline trager waren op deze taak, vooral wanneer emotionele plaatjes werden getoond in de periode tussen de letters door.

 

Er is ook onderzoek gedaan naar dissociatie, bij dissociatie probeert men zich emotioneel te ontkoppelen van wat er op dit moment gebeurd. Dit komt voor bij mensen met vroege trauma’s of vaak herhalende trauma’s.

Uit onderzoek bleek er geen verschil te zijn in de reactietijd tussen personen met borderline die zich dissocieerde of niet. Zij reageerden allemaal slecht op negatieve plaatjes.

Er bleek wél een verschil te zijn in hersenactiviteit tussen personen met borderline die zich dissocieerde of niet. Wanneer men zich dissocieerde tijdens de taak, was er een minder sterke activiteit waarneembaar van de amygdala en de insula en een verhoogde activiteit van de mediale prefrontale cortex en de anterior cingulate cortex. Bij patiënten die niet gedissocieerd zijn was het tegenovergestelde activatiepatroon te zien.

 

Lanius zei dat personen met een post traumatische stress stoornis twee soorten reacties tonen, namelijk: 1. Emotionele onderregulatie van herbelevingen, die dezelfde activatiepatronen als niet dissociëren geeft, en 2. Emotionele overregulatie, wat dezelfde activatiepatronen als dissociëren geeft.

 

Op korte termijn lijkt dissociëren een functionele strategie te zijn, maar op de lange termijn zijn er verschillen in onder andere hersenactiviteit waarneembaar.

 

Autonome zenuwstelstel en HPA as:

 

Het autonome zenuwstelstel bestaat uit het parasympatisch zenuwstelsel en het sympatisch zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel maakt bij stress heel snel adrenaline vrij, zowel in je lichaam als in je hersenen (vooral in de amygdala en prefrontale cortex).

 

De HPA as is het systeem wat stresshormonen reguleert, zoals cortisol. Via de trier social stress test wordt je cortisol niveau gemeten bij een stress test.

Mensen die vroeg in het leven kindermishandeling hebben meegemaakt en depressie laten zien dat er een hogere cortisolreactie is, en dat het langer duurt voordat het normale niveau is teruggekeerd.

 

Ook mensen met een sociale fobie en kindermishandeling laten een verhoogd cortisolniveau zien.

 

Hieruit blijkt dus ook dat er verschillende soorten in 1 stoornis kunnen worden ondergebracht. Zo is een depressie heel anders dan een depressie die voortkomt uit kindermishandeling. Daarom is het van belang om onderscheid te maken in de verschillende etiologieen (oorzaken) van een stoornis.

 

College 3

 

Slechte ervaringen en de invloed op gezondheid:

 

Ervaringen beïnvloeden het denken over lichaam en geest. De subjectieve gezondheid is de gezondheid zoals men denkt dat deze is. Volwassenen die in hun vroege leven kindermishandeling hebben meegemaakt, tonen vaker tekenen van somatisatie (bijvoorbeeld hoofdpijn, buikpijn, enzovoorts). De vraag is of hierbij het lichaam daadwerkelijk zwakker is of dat de perceptie is aangedaan.

 

‘diseases of aging’ zijn de ziekten die normaal bij veroudering horen. Het gaat hierbij om hart en vaatziekten, diabetes, kanker, enzovoorts. Voor mensen die vroeg in het leven kindermishandeling hebben meegemaakt verschild de duur van deze ziekten en het risico erop. Zo is het risico op een dergelijke ziekte groter en is de duur van de ziekte vaak korter. De kans is vergeleken met mensen met een gezonde jeugd verdubbeld. Echter, de kans op de ziekten is op zichzelf al relatief klein.

 

De Ace study is een grootschalige studie onder meer dan 17.000 mensen. De gevolgen van mishandeling voor de psychische en fysieke gezondheid zijn met deze studie gemeten.

De piramide op de sheets geeft het risico aan. Een lager niveau op de piramide verhoogt de kans op een hoger niveau op de piramide. Dus: sociale en cognitieve schade verhoogt het risico op gezondheidsrisico gedrag.

Uit deze studie blijkt dat er een algemeen hoger risico is voor het oplopen van ziekten na kindermishandeling.

 

Dieronderzoek:

Uit dieronderzoek zijn dezelfde resultaten naar voren gekomen. Hierbij werden bijvoorbeeld bij ratten met vroege stress in het leven tumoren ingebracht. Het bleek dat ratten die vroege stress hadden en een tumor ingebracht kregen, meer kans hadden om hieraan te overlijden dan ratten die minder/geen vroege stress hadden, maar wel tumoren. Dit effect bleek ook zo te zijn met maagzweren.

 

Conclusie: een vroege blootstelling aan stress verhoogt het risico op lichamelijke gezondheidsproblemen.

Beinvloeding van stress

Er zijn 4 gebieden die stress kunnen beinvloeden

 

Gedragsmatig.

Mishandelde gebruiken meer drugs en alcohol. Dit kan als gevolg zijn van een methode van zelfmedicatie.

 

Sociaal

Revictimisatie: mensen die vroeger mishandeld zijn zullen nu ook meer kans hebben om mishandeld te worden. Daarnaast blijken mensen die vroeg kindermishandeling hebben meegemaakt meer gevoelig te zijn voor de interacties met anderen. Ook in de hersenen is dit effect te zien. Zo blijkt de activiteit van de amygdala verhoogd te zijn, een gebied wat te maken heeft met angst.

Ze hebben vooral een verhoogd risico op een vermijdende stijl (het zelf willen uitzoeken en geen hulp aanvaarden) en een intrusieve stijl (heel erg gedreven zoeken naar intieme relaties en excessieve behoefte aan nabijheid). Beide stijlen verhogen de kans op minder sociale steun.

 

 

Cognitief

Hier bestaat een relatie tussen de vroegere sociale support. optimisme en de latere gezondheid. Cognities over zichzelf of de ander kunnen stress versterken.

Hiernaar is ook onderzoek gedaan met de Nun Study, hierbij moesten nonnen, wanneer zij het klooster introkken, een autobiografie inleveren. Wanneer de autobiografie positief was leefde de nonnen langer dan wanneer de autobiografie negatief was. Hieruit blijkt dat optimisme een belangrijke rol speelt in de gezondheid.

 

 

Emotioneel

Hierbij gaat het om psychopathologie, zoals depressie en PTSS. Deze geven ook weer een verhoogde kans op diseases of aging.

 

Kindermishandeling en fysieke gezondheid

Chronische inflammatie: de reactie van het lichaam op een ontsteking.

Er zijn hier 2 soorten systemen

Het aangeboren systeem: waarin indringers die niet lichaamseigen zijn worden aangevallen.

Het aangeleerde systeem: hierin wordt het immuunsysteem telkens aangepast als iemand weer ziek is geweest.

 

Het childhood adversity model:

 

Dit model, wat wordt beschreven in een artikel van Miller, geeft goed aan dat in de gevoelige perioden van de ontwikkeling alle systemen ontwikkelen en programmeren. Onder andere het immuunsysteem en de HPA-as. Als deze ontwikkeling niet goed gaat, wordt je gevoelig voor allerlei typen ziekten.

 

De epigenetische programmering gaat over wat aan staat en wat niet aan staat. Deze vindt plaats op verschillende niveaus. Het is belangrijk dat dit goed verloopt.

 

Immuunreacties versterken als reactie op stress en virussen. Ook houden ze langer aan als gevolg van bijvoorbeeld vroege stress in het leven. Cortisol remt gewoonlijk deze reactie. Echter, als er heel veel cortisol is, kan de feedback erop minder goed werken en kan het immuunsysteem chronisch aanstaan. Dit is niet goed voor de gezondheid.

 

Telomeren

Telomeren zijn belangrijke bestanddelen aan het eind van een chromosoom. Het zijn een soort beschermlaagjes. Iedere keer dat een chromosoom deelt, breekt er een beetje van het telomeer af. Ook worden ze kleiner wanneer men ouder wordt. Wanneer telomeren op zijn, kan DNA niet meer delen en houdt dus het bestaan van het individu op.

 

Uit onderzoek blijkt dat de lengte van telomeren afneemt op latere leeftijd, wanneer men vroeg in het leven kindermishandeling heeft meegemaakt. Uit een studie van Shalev bleek echter dat men dit niet kan beweren wanneer alleen op 1 moment naar de lengte van een telomeer wordt gekeken. Dit zou met longitudinale studies moeten worden gedaan. Uit deze longitudinale studie is gebleken dat telomeren afnemen van de leeftijd van 5 naar 10 jaar. Bovendien bleek dat de afname sterker werd als men meervoudig werd blootgesteld aan trauma. Toch zijn er individuele verschillen in de gevoeligheid, waaronder genetische verschillen.

College 4

Bij dit college is er een gastspreekster. Zij heeft het over de invloed van vroege gebeurtenissen op hoe jij je later ontwikkelt.

1) Excellent maternal care: Dit zorgt voor een verbetering van het cognitieve functioneren en veerkracht tegen psychopathologie.

2) Nadelige vroege gebeurtenissen: Dit zorgt voor schade aan het cognitieve functioneren en een grotere kwetsbaarheid voor psychopathologie.

In het onderzoek van Maselko is onderzoek naar de invloed van moederlijke affectie op het ontwikkelen van psychische stoornissen. Hieruit bleek dat lage moederlijke affectie zorgt voor een grotere kans op het ontwikkelen van stoornissen.

Ook hebben weeskinderen die na hun 2e jaar in een weeshuis komen een grotere kans op een affectieve stoornis.

Vroege gebeurtenissen zorgen voor een verandering in de structuur van de hippocampus. Ook zorgen vroeg gebeurtenissen, genen en ontwikkeling voor hoe een kind eruit ziet en zich gedraagt.

Het is moeilijk om goed onderzoek te doen bij de mens naar vroege gebeurtenissen, een oplossing hiervoor is dat er dierenmodellen worden gebruikt. Deze diermodellen laten eveneens zien dat er een relatie is tussen vroegere gebeurtenissen en cognitieve functioneren. Wanneer de moeder veel affectie toont blijkt het kind kalmer te zijn dan bij weinig affectie van de moeder. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Liu, dat ratten met weinig moederlijke affectie een hogere stress respons hebben.

Early life experiences
Wat voor effect hebben vroegere gebeurtenissen op het cognitieve functioneren? Vroegere gebeurtenissen zorgen voor verschillende associaties in het breinnetwerk. Zo zal een negatieve vroege gebeurtenis ervoor zorgen dat er minder associaties zijn dus dat het cognitief functioneren achterblijft.

Ook zorgen early life experiences voor een beschadiging in de hippocampus die op zijn beurt weer zorgt voor verminderd cognitief functioneren. Dit cognitieve functioneren is getest met het muis model, hierin kregen muizen weinig materiaal om zich in te nestelen en dit zorgde uiteindelijk voor chronische stress in de muisjes en daaropvolgend chronische verandering in de HPA-as en verminderd cognitief functioneren.

Hippocampus
Vroegere levengebeurtenissen zorgen dus voor een beschadiging aan de hippocampus en een abnormale ontwikkeling van de hippocampus, dit zorgt voor moeilijke gedrag. Ook zorgt de hippocampus voor het leren en het geheugen.

Echter zal er in sommige gevallen vroegere levensgebeurtenissen en de invloed daarvan op de hippocampus positief zijn, het lijkt namelijk dat sommige mensen hierdoor beter kunnen reageren op stressvolle gebeurtenissen.

Ondervoeding
Als laatst zorgt ondervoeding in de kindertijd en andere vroegere levensgebeurtenissen ervoor dat er een beschadiging in de hippocampus plaatsvindt wat op de langere termijn ook gevolgen zal hebben voor het cognitieve functioneren.

 

College 5

In dit college was er een gastspreker die wat heeft vertelt over mishandeling, gedrag en psychische gevolgen. Bij dit college wordt vooral ingegaan op de gevolgen voor  meisjes.

Eerst wordt er een filmpje getoond over een meisje wat in haar pubertijd mishandeld is in een opvangtehuis.

Als iemand in een kliniek komt met problemen moet je altijd meenemen dat een kind uniek is, er is een combinatie van vier factoren die elk kind uniek maakt, namelijk:  Genen, omgeving, ontwikkeling en de intergenerationeel (wat zich op de ene generatie op de andere overdraagt).

Gedragsproblemen
In het onderzoek naar gedragsproblemen ligt de nadruk op jongens omdat het bij meisjes niet zo vaak lijkt voor te komen, maar er komen steeds meer verhalen van meisjes die gedragsproblemen krijgen en daarin blijven hangen.

Uit onderzoek blijkt dat de groep die het meest agressief is, heeft ook het vaakst last van een post traumatische stress stoornis. Ook is erg bij de agressieve groep meer middelen gebruik, dit middelen misbruik zorgt ervoor dat relaties eerder stuk gaan. Ook zorgen verschillende leefomstandigheden, zoals leven in een minderheid, gescheiden ouders voor meer sociale problemen.

Bij meisjes in detentie komt er veel vaker een posttraumatische stress stoornis voor dan bij jongens in detentie. Uit een longitudinale studie blijkt dat meisjes die in detentie zaten en na 5 jaar later weer werd gevraagd of zij een trauma hebben meegemaakt, dat deze meisjes de helft minder trauma’s rapporteren dan 5 jaar eerder.

Als er wordt gekeken naar de gevolgen van mishandeling, blijkt uit een follow-up van 5 jaar dat veel mishandelde meisjes, vaak borderline en een antisociale persoonlijkheidsstoornissen rapporteren. 

Uit ander onderzoek bleek dat meisjes die in detentie hebben gezeten eerder zwanger worden. In hun puberteit zien zij de gevolgen van een kind krijgen nog niet. Ook hebben zij drang naar affectie en hopen zij dit te krijgen door een baby, zij denken dan beter voor de baby te kunnen zorgen alleen heeft dit juist een omgekeerd effect.

In de Pittsburgh girls study zijn moeders geïnterviewd over zichzelf en over het kind. Ook het kind is geïnterviewd. Er is onderzocht wat de meest belangrijke moederkenmerken zijn die voor gedragsproblemen bij kinderen zorgen. Het is ook belangrijk om te kijken of er een cumulatief effect. Uiteindelijk blijken: jonge leeftijd, demografische factoren, lage opleiding, misbruik van middelen, psychopathologie en opvoeding een rol te spelen bij het ontwikkelen van gedragsproblemen. Er is een cumulatief effect, naarmate er meer risicofactoren optreden zal er een grotere kans zijn voor het ontwikkelen van gedragsproblemen.

In het college worden een aantal filmpjes getoond, aan de hand van deze filmpjes kan geconcludeerd worden dat genen een rol spelen in het ontwikkelen van een stoornis, de omgeving kan dit gen aan-of uitzetten. Dus ook de omgeving is heel belangrijk in het wel of niet ontwikkelen van een stoornis.

Ook het brein is heel belangrijk in de ontwikkeling, zo zorgt veel liefde, of armoede voor een heel andere ontwikkeling van de hersenen van het kind. Het kind kan hierdoor een achterstand opbouwen en dan op sociaal gebied. Bij mishandeling zijn er weinig connecties in het brein, die anderen wel hebben, dit kan ervoor zorgen dat bijvoorbeeld bij de één de aandacht span korter is dan bij de ander.

Ontwikkeling van de adolescentie
Adolescenten zien risico’s op de lange termijn niet en denken dat ze alles wel kunnen, bovendien zijn ze tijdelijk egocentrisch dan eerder. Uit onderzoek blijkt dat er bij adolescenten een aantal gebieden zijn die toenemend bij de adolescentie wat beter gaan werken, maar ook gebieden die minder gaan werken (zoals sociaal redeneren).

Jongeren zijn probleemmachines en hebben een goed vermogen om te leren, maar aan de andere kant zijn zij veel kwetsbaarder voor risico’s . Ook worden de beloningssystemen heel erg geactiveerd en kunnen zij zich niet goed remmen.

Uit onderzoek van Blakemore blijkt dat wanneer adolescenten het risico moeten inschatten van een auto ongeluk, dat zij, zonder andere leeftijdsgenoten, dit risico even goed kunnen inschatten als volwassenen. Echter wanneer er leeftijdsgenoten aanwezig zijn reageren adolescenten heel anders op dit risico. Zij hebben dus last van groepsdruk. 

 

College 6

In dit college was er een gastspreker.

Waarom is de ene persoon nou kwetsbaar voor problemen en is de andere persoon hier weerbaar tegen? Dit heeft te maken met de manier waarop mensen omgaan met verschillende stressoren. Je hebt 2 soorten stressoren, namelijk: fysiologische stressoren en mentale stressoren.

Bij stress worden de hersenen actief en ontstaat er een stress circuit waarbij een heleboel neuronen actief worden om de stress te reguleren.  De amygdala is heel belangrijk bij stress, ook de anterior cingulate en de prefrontale cortex zijn belangrijk. De hypothalamus zorgen voor de remming of activatie van hormonen bij stress. Er wordt dus een heel gebied actief in de hersenen bij stress.

Uit onderzoek van Kendler is gebleken dat het ontwikkeling van een depressie mede bepaald wordt door het niveau van neuroticisme wat een persoon in zich heeft. Neuroticisme is een persoonlijkheidskenmerk. Stress is een precipiterende factor op het ontwikkelen van psychopathologie

Hoe verloopt stress?

Er komt eerst een zintuigelijk signaal binnen, als dit fysiologisch is wordt de hersenstam geactiveerd. Dit is heel reflexmatig en pas later denk je na wat er nou eigenlijk aan de hand was. De neuro-endocrine response heeft te maken met de afgifte van hormonen in de hypofyse, deze gaat bepaalde hormonen remmen en activeren. Het limbische systeem zorgt ervoor dat emoties gereguleerd worden, er moet adaptief met het probleem om worden gegaan. Als je goed met een probleem omgaat wordt dit adaptieve coping genoemd, echter wanneer dit niet het geval is zal er vaker angst en depressie voorkomen. In het lichaam moeten alle mechanismen moeten samen gaan werken om zo goed om te gaan met de stressor, dit wordt allemaal gecoördineerd door de hersenen.

Cortisol

Cortisol is een heel belangrijk hormoon wat ervoor zorgt dat alle verschillende weefsels en gedachten gecoördineerd worden tijdens een stressor, je zou dus verwachten dat mensen met depressie een ander cortisol niveau hebben dan normale mensen. In een onderzoek hebben ze onderzocht wat het cortisolniveau is over de gehele dag. Bij normale mensen is het cortisolniveau ’s nachts een laag cortisolniveau hebben, bij mensen met depressie is het cortisol niveau veel vaker hoog. Het zou kunnen dat de regulatie van de stress respons bij mensen met depressie anders zijn.

Gen-omgevingsinteractie:

Bij het maken van een eiwit speelt RNA een rol, echter wanneer er een teveel aan eiwitten komt, ontstaat er negatieve feedback, er moet dan dus minder RNA worden gemaakt. Feedback is heel belangrijk, en dit heeft heel erg met omgeving te maken. De regulatie van de genen staat indirect in contact met de omgeving.

Bij het maken van eiwit zorgt onder andere de promoter regio ervoor die zegt wanneer het kopie apparaat wat actiever moet zijn of wat minder actief, dus wanneer het eiwit gemaakt moet worden en hoeveel.

Het gen en het gedrag staan constant in relatie met de omgeving. Stressoren, inclusief trauma, zouden een permanent effect kunnen hebben op het gen waardoor de regulatie verandert, wanneer deze regulatie verandert, verandert ook de fysiologie en zo ook het gedrag, hierdoor ga je dus anders met de omgeving om.

Genetische variabiliteit

Het DNA is heel erg variabel. Single Nucleotide Polymorfismen (SNPs) zijn kleine variaties in genen. Ze komen veel voor en zijn niet altijd disfunctioneel. De oorzaak kan zowel in als buiten het lichaam hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld virussen, bestraling, enzovoorts.

SNPs kunnen invloed uitoefenen op de eiwit structuur, maar ook op de eiwit regulatie.

Naast SNPs zijn er ook vele andere variaties, zoals: het herhalen van stukjes DNA, het weghalen ervan, kopieën plaatsen, enzovoorts.

De HPA-as is onder andere door genetische variatie te veranderen in reactiviteit op situaties.

De HPA-as

De HPA-as is van invloed op een stressvolle situatie. Het belangrijkste hormoon wat een rol speelt in de HPA-as is cortisol. De hypofyse ligt buiten de bloed-hersen barriere. Hierdoor kunnen bepaalde stoffen soms wel doordringen in de hypofyse, maar niet in de andere delen van de HPA-as.

De dexamethasonsuppressie test is een test die bekijkt hoeveel cortisol er in de ochtend aanwezig is in het lichaam. In de eerste test hebben ze de proefpersonen 1 mg dexamethasone gegeven in de avond, de volgende ochtend was er een duidelijke verschuiving te zien van het cortisolniveau, door middel van negatieve feedback is het cortisolniveau afgenomen en iedereen reageerde hier even sterk op . Echter wanneer de proefpersonen maar 0.25 mg kregen toegediend was er de volgende ochtend veel variatie in de cortisolniveau’s.

Hieruit blijkt dat mensen die het N363S gen dragen, gevoeliger zijn voor de effecten van cortisol. Echter, de omstandigheden bepalen welke richting dit effect opgaat. Dus wanneer personen met het N363S gen zich in een neutrale situatie bevinden, blijken ze een lager niveau van cortisol te hebben dan controles, maar wanneer de in een stressvolle situatie zitten, blijken ze een verhoogd cortisol niveau te hebben ten opzichte van controles. Ook hier is dus een goed voorbeeld zichtbaar van gen-omgevingsinteractie.

Met de trier social stress test wordt gekeken naar de cortisolniveau’s wanneer iemand stress ervaart. Hieruit blijk dat er bij mannen en bij vrouwen een verhoging van het niveau van cortisol is. Je ziet wel dat sommige mensen het anders doen dan anderen, je ziet dat de mensen met N363S hogere cortisolniveau’s hebben.

Kwetsbaarheid voor psychopathologie

Er zijn algemene kleine variaties in de genen en als je dan in een bepaalde situatie terecht komt zou dat ervoor kunnen zorgen dat je bijvoorbeeld eerder depressie krijgt. De stressor kan de genetische variant zo moduleren dat het gen veranderd wordt. De factoren die genregulatie kunnen beïnvloednen zijn: de zorg van de moeder, prestatie op school, omgang met kinderen en vroege stress.

Dierstudies naar gen-omgevingsinteracties:

Ook bij ratten is gekeken naar gen-omgevingsinteracties. Zo blijkt dat ratten die weinig licking & grooming van de moeder meemaken (een vorm van verzorging), een hoger ACTH niveau en cortisol niveau laten zien dan ratten die veel licking & grooming krijgen. Hierbij speelt dus het gedrag van de moeder en daarmee de omgeving een grote rol.

Bij mensen werd gekeken in hoeverre het meemaken van misbruik in de jeugd invloed had op de genen. Hierbij is gekeken naar een groep die zelfmoord had gepleegd. Wat bleek is dat de mate van methylering hoger was bij de misbruikte mensen.

 

 

College 7

Bij dit college zouden 2 gastsprekers zijn, de gastspreker die het zou hebben over EMDR was ziek, dus in dit college wordt alleen verteld over PTSS.

Psychische gevolgen
Als je kijkt naar de psychische gevolgen van mishandeling dan zijn een aantal dingen van belang, het is belangrijk dat je weet wat voor soort mishandeling er heeft plaatsgevonden, hoe lang de mishandeling heeft plaatsgevonden, wie de dader is, de leeftijd van het slachtoffer, de persoonlijkheid van het slachtoffer en intergenerationele gevolgen (kinderen die te maken hebben gehad met mishandeling geven het vaak door).

Diagnostiek

1) Post traumatische stress stoornis: bij een post traumatische stress stoornis wordt er vanuit gegaan dat de oorzaak de traumatische gebeurtenissen zijn.

2) Complexe PTSS: deze staat niet in de DSM-V. Hij is uitgebreider. Disorder of extreme stress not otherwise specified: deze staat ook niet in de DSM-V.

3) Er is sprake van comorbiditeit: naast de stress stoornis kan het voorkomen dat er nog andere stoornissen ontstaan, dit hoeft niet per se zo te zijn.

PTSS kan onder andere de volgende symptomen met zich meebrengen: traumatische gebeurtenis, herbeleven, vermijden, hyperarousal en belemmerd functioneren.

Complexe PTSS is een aanvulling van PTSS met nog een aantal symptomen. Complexe PTSS ontstaat vaak na kindermishandeling en brengt de volgende symptomen met zich mee: mensen voelen zich gevangen, fragmentatie (mensen hebben het idee dat ze uit verschillende delen ontstaan), verlies van een gevoel van veiligheid, negatief zelfbeeld, idee om wéér slachtoffer te worden en een verstoorde hechtingsstijl (je vindt het moeilijk om je aan iemand te hechten).

Cognitieve gedragstherapie als behandeling van PTSS

1) Imaginaire exposure therapie: Bij deze therapie worden de gebeurtenissen opnieuw opgeroepen, door er over te praten en gedachten op te roepen in detail. In het begin zal de patiënt een  verergering van de klachten zien. Ook zal er exploratie zijn bij de eerste sessie waarbij je een hiërarchie van de erge gebeurtenissen maakt. Na deze exploratie ga je alles nabespreken om de sessie wat te analyseren en wat controleerbaarder te maken voor de patiënt en als laatst zal je exposure in vivo hebben waarbij de gebeurtenis levendig wordt gemaakt. Aan de patiënt wordt door middel van de window of tolerance verteld dat het doel is van de therapie om een optimale arousal te bereiken.

2) Cognitieve therapie:  gaat er vanuit dat gevoelens beïnvloed worden door de gedachten die je hebt en als je die gedachten verandert dat ook de gevoelens mee veranderen. Je gaat met deze therapie aantonen dat de patiënt denkfouten maakt en je gaat aan anderen mensen vragen hoe zij deze gedachten zien, zodat de patiënt leert te ontdekken dat de gedachtes die hij/zij heeft misschien wel niet waar zijn.

Schema therapie: is cognitieve therapie voor mensen met negatieve zelfschema’s. Je gaat de actieve schema’s helder maken en daarna maak je een casus conceptualisatie (nadenken over hoe het nou precies in elkaar zit).  In de tweede fase ga je praten over allerlei persoonlijke gebeurtenissen praten en je gaat gedragspatronen doorbreken, verder werk je heel erg met de band die je hebt met de patiënt.  Met deze therapie verliest de herinnering de emotionele lading.

Praktijk
Er is in de praktijk veel discussie of je voor een behandeling eerst moet stabiliseren of niet stabiliseren. Stabiliseren houdt in dat je eerst je leven een beetje op orde krijgt en dat je je emoties leert om onder controle te hebben, voordat je begint aan de therapie. 

Het trimbos instituut zegt dat pharmacotherapie niet de beste behandeling is voor posttraumatische stress stoornis, eerst wordt er gebruik gemaakt van cognitieve gedragstherapie. Voor depressie is pharmacotherapie wel effectief.

Ook is er veel comorbiditeit, 70% van de mensen met een posttraumatische stress stoornis hebben ook een andere stoornis.

In de praktijk is de drop out ook vaak hoog, dit komt omdat mensen het liefst nare gedachten willen vermijden, dus maar niet naar de therapie gaan.

Kindcheck
Er wordt standaard in een intake gevraagd bij spoedzorg, huisarts, tandarts en GGZ, hoe het gaat met het kind. Hierdoor kan er beter gelet worden op de veiligheid van kinderen.

 

 

 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Notes Psychological Consequences Child Abuse, Leiden (ENG & NL)

Notes Psychological Consequences Child Abuse, Leiden (ENG & NL)

This summary is written in 2015-2016.


College 1: Inleiding van het vak

Waarom zou men zich niet verdiepen in de gevolgen van kindermishandeling?

Er zijn een heleboel redenen te bedenken waarom men zich zou moeten verdiepen in de gevolgen van kindermishandeling. Echter, er zijn ook een aantal argumenten van sceptici die vinden dat men zich hier niet in zou moeten verdiepen. Zo vinden sommige mensen dat we niet te lang stil moeten blijven staan bij het verleden. Daarnaast zeggen sommigen dat alles al vastligt in het brein en hier geen veranderingen meer aan toe te brengen zijn. Ook zegt men dat er genoeg nieuwe ervaringen zijn die de oude ervaringen overschrijven. En als laatst houdt de focus op het verleden persoonlijke ontwikkeling tegen.

Waarom zou men zich wel verdiepen in de gevolgen van kindermishandeling?

Allereerst zei Freud in zijn psychoanalyse al dat in de kinderjaren de basis voor bijvoorbeeld neuroses wordt gelegd en dat de vroege ervaringen daarom van groot belang zijn. Daarnaast waren Bowlby, Ainsworth en Harlow voorbeelden van personen die zich bezig hielden met hechting en de consequenties van een verstoorde hechting. Bowlby zei: ‘ Een kind moet een warme, intieme en continue relatie hebben met zijn moeder (of permanente vervanger van de moeder) waarin beide satisfactie en plezier vinden. Wanneer dit niet gebeurd kan dit significante gevolgen hebben voor onomkeerbare mentale gezondheidsproblemen.’

DSM

De DSM is het classificatiesysteem van stoornissen binnen de psychopathologie. In vergelijking met de DSM IV voegt de DSM V niet veel meer toe, de focus ligt nog steeds op het objectief beschrijven van de klachten op dat moment. Dit is zonder een theoretisch kader wat men ook wel de etiologie noemt. Er is weinig aandacht voor hoe de stoornissen nou eigenlijk ontstaan zijn. Er is één stoornis waarin traumatische ervaring een grote rol speelt, namelijk: Posttraumatische stressstoornis. Een posttraumatische stressstoornis kent onder andere de volgende symptomen: herbeleven, vermijden van prikkels, verhoogde prikkelbaarheid en waakzaamheid. Daarnaast blijkt dat kindermishandeling ook in verband kan worden gebracht met tal van andere stoornissen.

Onderzoeksvragen

Er wordt dus onderzoek gedaan naar de lange termijn consequenties van kindermishandeling en verwaarlozing. In deze onderzoeken staan twee vragen centraal:

  1. Wat zijn de oorzaken van mentale gezondheidsproblemen in volwassenen?

Je kan hierbij denken aan recente stressoren, genetische kwetsbaarheid, maar ook aan mishandeling of verwaarlozing in de kindertijd. Uit onderzoek is dan ook gebleken dat negatieve gebeurtenissen, zoals mishandeling, sterk gerelateerd kunnen worden aan depressieve symptomen in de volwassenheid.

  1. Hoe kunnen gebeurtenissen die 25 jaren geleden zijn gebeurd zo’n sterke impact hebben op het emotionele, cognitieve en sociale gezondheid?

Het gaat er dus om waarom symptomen pas later opkomen. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat kindermishandeling of verwaarlozing kan leiden tot veranderingen in de hersenen of de stressreactie.

Kindermishandeling

De definitie van kindermishandeling luidt: elke actie van commission of omission door een ouder of andere verzorger die resulteert in schade, mogelijke schade of het risico tot schade bij het kind. De schade hoeft niet intentioneel te zijn.

De definitie van kindermishandeling is op te splitsen in 2 onderdelen, namelijk: commission en omission. Met commission wordt het mishandelen op zichzelf bedoeld en dus een actie die het kind schade toebrengt in fysieke, emotionele of seksuele vorm bijvoorbeeld. Tegenwoordig wordt het intimate partner syndrome ook als een vorm van kindermishandeling gezien, hierbij ziet het kind geweld tussen de ouders. Aan commission wordt meestal gedacht wanneer men het over kindermishandeling heeft. Omission is het nalaten van een actie en wordt gezien als verwaarlozing. Bij verwaarlozing worden fysieke, emotionele en educatieve verwaarlozing onderscheiden.

Er zijn 5 soorten kindermishandeling te onderscheiden, namelijk:

  • emotional neglect: het niet voldoen aan de emotionele behoefte van het kind en het falen in de bescherming van het kind tegen geweld in het huishouden of de buurt.

  • Fysical neglect: het niet voldoen in de lichamelijke behoefte van het kind (hieronder vallen ook medische of gebitsbehoefte). Het falen in het voorzien van voldoende voeding, hygiëne en onderdak.

  • Emotional abuse: intentioneel gedrag waardoor het kind het idee krijgt dat hij waardeloos, gebrekkig, ongeliefd of ongewild is.

  • physical abuse: intentioneel gebruik van fysieke kracht of voorwerpen tegen het kind die resulteert in fysieke schade of potentiële fysieke schade

  • sexual abuse: elke voltooide of intentionele seksuele actie, contact of non-contact seksuele interactie met een kind door een zorggever.

Deze definities staan niet vast. Zeker bij emotionele verwaarlozing of mishandeling speelt de culturele context een grote rol bij de definitie.

Uit de NPM, een studie die onderzoek deed naar de prevalentie van kindermishandeling, is gebleken dat 30 per 1000 kinderen jaarlijks mishandeld worden. Uit de SOM, een studie die onderzoek deed bij scholieren, bleek dat 37% van de 12-16 jarigen rapporteerden in aanraking te zijn geweest met mishandeling. Hierin werden emotionele en fysieke mishandeling het vaakst gerapporteerd.

De prevalentie schatten is lastig. Uit verschillende onderzoeken komen dan ook vaak verschillende cijfers. De prevalentie hangt bijvoorbeeld af van de soort meting of de onderzochte populatie. Er is een groot dark number, alleen de minderheid van de kindermishandeling komt aan het licht.

Methoden van onderzoek

Onderzoek kan zowel observationeel als experimenteel. Bij experimenteel wil men een causaal verband leggen, maar door ethische beperkingen wordt echter vooral gebruik gemaakt van dieronderzoek. Bij observationeel onderzoek manipuleer je geen variabele. Bij observationeel onderzoek kan men epidemiologisch, longitudinaal of cross- sectioneel onderzoek doen.

Ook zijn prospectief en retrospectief onderzoek van elkaar te onderscheiden. Bij prospectief onderzoek wordt een kind vanaf de kindertijd gevolgd en gekeken wat er dus gebeurt met een kind. Er zijn wel een aantal nadelen aan prospectief onderzoek, namelijk dat het onethische kan zijn om kinderen te volgen die mishandeld worden en er niets aan te doen. Bij retrospectief onderzoek wordt een volwassene ondervraagd over de jeugd. Ook zijn er een aantal nadelen aan retrospectief onderzoek, ondanks dat het minder tijdrovend en goedkoper is. Het geheugen van volwassenen is namelijk feilbaar. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een recall bias. Bij een retrospectief onderzoek vraag je naar mishandeling op hetzelfde moment als dat je naar de gevolgen kijkt, er kan dus geen oorzaak-gevolg relatie worden getrokken. Het beste is om in je onderzoek meerdere methoden samen te gebruiken.

Resultaten uit onderzoek

De consequenties van kindermishandeling/verwaarlozing kunnen heel breed zijn. en er worden dan ook veel psychische stoornissen geassocieerd met kindermishandeling/verwaarlozing.

Uit de NESDA studie uit 2010 is gebleken dat elke stoornis een verband heeft met een psychische stoornis. Emotionele verwaarlozing en psychologische mishandeling leveren het hoogste risico. Bij deze vormen is de dader in meer dan 90% van de gevallen een ouder. Bij seksueel misbruik is in de meeste gevallen de dader iemand van buiten de familie.

Nadat in deze studie werd gecontroleerd voor demografische factoren, comorbiditeit en cluster adversity werd zichtbaar dat emotionele verwaarlozing als enige nog een sterk verband vertoont met psychische stoornissen. Seksueel misbruik alleen nog met depressie. En wanneer je controleert voor emotionele verwaarlozing heeft fysieke mishandeling geen verband meer met psychische stoornissen.

Het is belangrijk om te onthouden dat niet iedereen die mishandeld is als kind een psychische stoornis ontwikkeld. Het is dus ook belangrijk om te kijken waardoor sommige wel en andere geen stoornis ontwikkelen.

Heather en collega’s deden onderzoek naar de verbanden tussen kindermishandeling, emotie regulatie en depressie. Uit hun onderzoek bleek dat er vele verbanden zijn tussen verschillende aspecten die kunnen leiden tot depressie. Op sheet 27 staat hierover een schematisch model.

Wanneer men onderzoek doet naar de gevolgen van kindermishandeling moet er rekening worden gehouden met comorbiditeit. Niet alleen comorbiditeit van stoornissen die ontwikkeld kunnen worden als gevolg van de mishandeling, maar ook comorbiditeit binnen de vormen van mishandeling.

Gastcollege door Hameeda Lakho

In het gascollege werd de documentaire ‘Hidden violence.. then what?’ laten zien.

Verder vertelde Lakho over de redenen achter het geheimhouden van mishandeling en verwaarlozing:

  • Schaamte over de situatie

  • Laag zelfvertrouwen of de mishandeling

  • Loyaliteit/liefde voor ouders/partner

  • Schuldgevoelens

  • Angst voor de consequenties wanneer de mishandeling bekend wordt.

  • Een gebrek in vertrouwen in mensen.

Daarnaast werd duidelijk dat praten over de mishandeling erg belangrijk is voor slachtoffers. De mishandeling wordt als taboe gezien en dat idee moet doorbroken worden.

College 2: Gevolgen van kindermishandeling

Mishandeling kan stress-gevoeligheid chronisch verhogen. Deze stress gevoeligheid kan je bekijken op het cognitieve/emotionele niveau en op het neurobiologische niveau. Bij het cognitieve/emotionele niveau zijn het de ouders die de kinderen negatieve attitudes meegeven, die het kind meeneemt in het zelfbeeld. Bij het neurobiologische niveau kijkt je naar veranderingen in de hersenfunctie netwerken die belangrijk zijn voor emotionele reactiviteit, emotionele herinneringen en emotie regulatie. Je kunt ook kijken naar de HPA-as die het stress niveau van mensen laat zien, om veranderingen in de gevoeligheid voor hormonale stressreacties te onderzoeken.

Cognitieve/ emotionele gevolgen van kindermishandeling

Een belangrijk model wat de gevolgen van kindermishandeling beschrijft is het cognitieve stress sensitizatie model van Beck. Hierin worden cognitieve kwetsbaarheid en stressvolle gebeurtenissen geziens als de oorzaak voor depressieve en angstige symptomen. Door de cognitieve kwetsbaarheid komen sneller negatieve gedachtes naar boven wat zorgt voor een grotere kans op angst- en depressie stoornissen. Emotionele mishandeling speelt in het model van Beck een grote rol. Mishandeling zorgt, volgens het model, voor cognitieve kwetsbaarheid.

In het onderzoek van Van Harmelen en collega’s is aangetoond dat emotionele mishandeling de sterkste voorspeller is van negatieve gedachtes over jezelf. Volgens onderzoek van Pollak kunnen vroege ervaringen van kinderen de zintuiglijke drempel zo veranderen dat het de effectieve emotie regulatie kan verminderen. Hiermee wordt bedoeld dat vroege ervaringen ervoor kunnen zorgen dat kinderen bijvoorbeeld gevoeliger zijn voor het identificeren van boze gezichten. Deze kinderen zien in een neutraal gezicht eerder negatieve emoties.

Hersengebieden

Het idee is dat de ervaring van kindermishandeling het neurale netwerk van emotie regulatie beïnvloed. De hersenen zijn plastisch en dus gevoelig voor invloeden vanuit de omgeving, zeker in de kindertijd wanneer de hersenen nog volop in ontwikkeling zijn.

De amygdala is erg van belang voor gezichtsidentificatie en emotionele regulatie. Daarnaast is de amygdala ook belangrijk voor emotionele herinneringen en klassiek conditioneren. Uit een onderzoek van Van Hamelen is gebleken dat kinderen die emotioneel mishandeld zijn een verhoogde activiteit hebben van de amygdala bij het zien van gezichtsuitdrukkingen, zowel bij positieve als negatieve uitdrukkingen. Daarnaast bleek uit deze studie dat de kinderen die mishandeld zijn eerder boze gezichten identificeren dan de controlegroep. Zoals hiervoor ook al is verteld, wordt er gedacht dat de drempel voor het identificeren van negatieve emoties lager is bij kinderen die mishandeld zijn. Men weet alleen niet hoe dit gerelateerd kan worden met de amygdala.

Bij soldaten die uitgezonden zijn geweest werd ook een verhoogde activiteit van de amygdala gevonden als reactie op boze en angstige gezichtsuitdrukkingen. Het verschil tussen deze soldaten en kinderen die mishandeld zijn, is dat nadat de soldaten een paar maanden in een rustige omgeving waren de activiteit van de amygdala weer normaal werd.

Het is niet zo dat de mensen zelf zeggen dat ze gezichtsuitdrukkingen meer negatief beoordelen, je ziet het wel in de activiteit van de hersenen. Ook blijkt de mediaal prefrontale cortex (mPFC) van belang bij mishandeling. Deze lijkt actief bij zelfregulatie en stressregulatie. Uit onderzoek bij mishandelde kinderen is gebleken dat de mPFC kleiner is, ook wanneer zij geen depressie ontwikkelen.

De mediaal prefrontale cortex zorgt ervoor dat er angst wordt uitgedoofd, affectieve gemoedstoestanden worden gereguleerd en dat informatie die betrekking op jezelf heeft wordt verwerkt. Ook bij een posttraumatische stress stoornis is er sprake van een verminderde activiteit en grootte in de prefrontale cortex. In het onderzoek van Shin werd er aangetoond dat er een negatieve correlatie is tussen de werking van de amygdala en de werking van de prefrontale cortex. Wanneer de amygdala werd geactiveerd vertoonde de mPFC minder activiteit, en andersom.

Werkgeheugen

Het werkgeheugen zorgt voor de inhibitie van irrelevante informatie. De Sternberg Working Memory Task is een taak die het werkgeheugen meet. Eerst worden een aantal letters laten zien. Dan een leeg scherm, of een afleidend plaatje. Tot slot worden weer een aantal letters gepresenteerd en wordt gevraagd of men die eerder al heeft gezien. Mensen die afgeleid zijn op deze taak, maken meer fouten en ook blijkt dat mensen die kindermishandeling hebben meegemaakt meer fouten maken. Bij deze taak zal de activiteit in de amygdala bij een bedreigend plaatje toenemen en de activiteit in de prefrontale cortex zal afnemen. Het gebied in de PFC wat hieraan gelinkt kan worden is de dorsolaterale prefrontale cortex. Dit hersengebied is belangrijk voor het updaten van informatie in het werkgeheugen. En hoe actiever de amygdala is hoe minder actie de dlPFC is en hoe minder goed mensen de informatie in hun werkgeheugen kunnen updaten. Dit wordt gebruikt als verklaring voor waarom de participanten slechter presteren op de Sternberg working memory task wanneer er emotioneel geladen plaatjes worden gebruikt als afleiding. Daarnaast bleek dat personen met borderline trager waren op deze taak, wanneer er negatieve emotionele plaatjes werden laten zien als afleiding. Daarnaast bleek ook dat neutrale afbeeldingen eerder als negatief werden beoordeeld door de personen met borderline.

Dissociatie

Er is ook onderzoek gedaan naar dissociatie, bij dissociatie probeert men zich emotioneel te ontkoppelen van wat er op dit moment gebeurd. Dit komt voor bij mensen met vroege trauma’s of vaak herhalende trauma’s. Uit onderzoek bleek er geen verschil te zijn in de reactietijd tussen personen met borderline die zich dissocieerde of niet. Zij reageerden allemaal slecht op negatieve plaatjes.

Er bleek wél een verschil te zijn in hersenactiviteit tussen personen met borderline die zich dissocieerde of niet. Wanneer men zich dissocieerde tijdens de taak, was er een minder sterke activiteit waarneembaar van de amygdala en de insula en een verhoogde activiteit van de mediale prefrontale cortex en de anterior cingulate cortex. Bij patiënten die niet gedissocieerd zijn was het tegenovergestelde activatiepatroon te zien.

Tijdens een dissociatie fase leer je niks over de situatie, je kan er dus ook niet mee leren omgaan. Dit kan nadelig zijn voor bijvoorbeeld de behandeling van een traumatische ervaring. Het nadelige effect hangt wel af van de frequentie van dissociatie.

Autonome zenuwstelsel en HPA as

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit het parasympathisch zenuwstelsel en het sympathisch zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel maakt bij stress heel snel adrenaline vrij, zowel in je lichaam als in je hersenen (vooral in de amygdala en prefrontale cortex).

De HPA as is het systeem wat stresshormonen reguleert, zoals cortisol. Via de trier social stress test wordt je cortisol niveau gemeten bij een stress test.

Mensen die vroeg in het leven kindermishandeling hebben meegemaakt en depressief zijn laten zien dat er een hogere cortisolreactie is, en dat het langer duurt voordat het normale niveau is teruggekeerd. Ook mensen met een sociale fobie en kindermishandeling laten een verhoogd cortisolniveau zien.

Er was een opvallende ontdekking bij een vergelijking tussen twee groepen. Participanten met depressie, maar zonder een verleden van kindermishandeling en participanten met depressie die mishandeld waren als kind. Hier was zichtbaar dat er geen verschil was tussen de participanten met depressie en geen verleden met mishandeling en de controle groep. Belangrijk om te onthouden bij dit soort onderzoeken is dat veel studies cross-sectioneel zijn. Uit dit soort studies kunnen geen oorzaak-gevolg relaties worden getrokken.

Daarnaast moet er onderscheidt gemaakt worden tussen mensen met depressieve en/of angstklachten die wel of niet mishandeld zijn. De mensen met een verleden van kindermishandeling hebben namelijk vaak meer ernstige klachten, zijn de klachten meer chronisch, is er vaker sprake van comorbiditeit, andere neurobiologie en ze reageren vaak slechter op behandeling.

College 3: Stress in vroege levensfasen (middels dieronderzoek)

Waarom maken we gebruik van dieronderzoek?

In het onderzoek naar de gevolgen van stressoren in de jeugd, zoals kindermishandeling, maakt men gebruik van dieronderzoeken. Hier zijn verschillende redenen voor:

  • Dieren hebben een kortere levenspan. Dit is met name handig voor longitudinaal onderzoek.

  • Je maakt gebruik van objectieve criteria. Bij mensen wordt vaak gebruik gemaakt van zelfrapportages en die kunnen een bias bevatten. Bij dieren heb je hier geen last van.

  • Je hebt de mogelijkheid om stressoren in de jeugd van het dier toe te voegen. Bij mensen is dit niet ethisch verantwoord. Op deze manieren kan je oorzaak-gevolg relaties onderzoeken.

  • Je kunt onderliggende hormonale en hersenveranderingen bestuderen. Bij dieren kan je werkelijk de hersenen bekijken. Bij mensen kan je alleen gebruik maken van scans, dat is minder nauwkeurig.

  • Je kunt controleren voor genetische achtergrond.

  • Je kunt bij dieren nieuwe biologische behandelingen testen. Ook dit is niet ethisch verantwoord bij mensen.

Het onderzoek bij dieren wordt gebruikt om causaliteit vast te stellen en onderliggende mechanisme te definiëren. Dit is nodig om effectieve preventie en therapeutische interventie te ontwikkelen.

Dieronderzoek is ‘ translational research’, je verkregen gegevens van de studie worden vertaald naarRead more