Samenvatting Financial Accounting & Reporting (Collins)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk A

Er zijn 2 structuurtypes:

Unincorporated:

Eenmanszaak

Partnerschappen

Incorporated: eigenaren en managers zijn gescheiden d.m.v. aandelen.

BV

NV

De NV en BV zijn Limited liability companies omdat ze door de aandelen worden beperkt. Aandeelhouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen inleg.

Hier is een onderscheid te maken tussen

Private company: deze aandelen mogen niet worden verhandeld op de openbare markt.

Public company: aandelen worden verhandeld op de openbare markt, een minimaal aandelenkapitaal is bij deze categorie bedrijven verplicht.

Er moeten financial statements worden opgesteld om alle bedrijfsinformatie over te brengen aan de aandeelhouders, maar ook aan de kapitaalverschaffers in de zin van banken. Deze verslaggeving moet voldoen aan bepaalde regels: GAAP.

General Accepted Accounting Principles.

Het regulation framework bestaat uit de volgende componenten:

Legislation: de wetgeving => IASV standaarden

Jaarverslagen moeten worden gemaakt

Op basis van true & fair view Ect.

Accounting standaarden

True en fair view presentatie, ook op internationaal gebied

Stock Exchange regulation

 

De aandelen zijn onder te verdelen in:

gewone aandelen

geprefereerde aandelen

 

Financial statements are a structured representation of the financial position and financial performance of an entity.

Doel is het verschaffen van informatie over de financiële positie, doelstellingen en de cash flows.

 

IAS: International Accounting Standards

Zie Progress Point 1.3

 

Onderstaande punten zijn kenmerkend voor een goed corporate governance:

Verantwoordelijkheid van de directeuren

Accountability van de directeuren

Transparantheid qua informatie

Eerlijkheid

Information is materiaal if its omission or misstatement could influences the economic decisions of users.

Accounting Regulering Nederland

begin 80: vierde en zevende EG richtlijn, harmonisatie vennootschapsrecht

 

1983: Boek 2, titel 9

Raad voor de Jaarverslaggeving

Ondernemingskamer

 

Eisen wet:

geconsolideerde jaarrekening

balansmodellen

besluit waardering activa

meer gedetailleerde regels

geldig voor NV’s en BV’s

 

International Accounting Standard Board (IASB)

Opgericht in 1973 door beroepsorganisaties van accountants in negental landen (waaronder Nederland)

Doelstelling was het verbeteren en harmoniseren van internationale diversiteit in regelgeving door het ontwikkelen van International Accounting Standards (IAS), tegenwoordig IFRS

Erkenning door EU middels het verplicht stellen van IAS voor beurs­genoteerde ondernemingen in EU vanaf 2005

Resultaat tot dusverre:

Conceptual framework

41 IAS

8 IFRS (o.a. business combinations, personeelsbeloningen)

verschillende Exposure Drafts

 

IASB Conceptual Framework

grondbeginselen:

toerekeningsbeginsel (accrual accounting)

continuiteitsbeginsel (going concern principle)

 

kwalitatieve kenmerken:

begrijpelijkheid

relevantie (materialiteit, tijdigheid)

betrouwbaarheid (eisen bij verwerking)

vergelijkbaarheid (gelijktijdig en volgtijdig)

 

elementen:

activa, verplichtingen, eigen vermogen

baten (income), lasten (expenses)

 

Wat is belangrijk bij elementen?

definitie (definition)

verwerking (recognition)

waardering (measurement)

toelichting (disclosure)

 

Prijsgrondslagen:

Historische kosten (in het verleden betaalde inkoopprijs)

 

Actuele (huidige) waarde (fair value)

vervangingswaarde (huidige inkoopprijs)

opbrengstwaarde (huidige verkoopprijs)

directe opbrengstwaarde (netto-opbrengstwaarde bij verkoop)

indirecte opbrengstwaarde ofwel bedrijfswaarde (netto opbrengsten van produktiemiddel bij voortzetting productie)

 

Impairmentregel (soort LOCOM)

Indien er indicaties zijn voor waardevermindering van activa, moet worden getoetst op impairment.

Als de boekwaarde (bijv op basis van historische kosten) hoger is dan realiseerbare waarde, moet het actief worden afgeboekt

De realiseerbare waarde is de hoogste van de directe opbrengstwaarde en de indirecte opbrengstwaarde

Hoofdstuk B

De waarde van een stuk land kan toenemen, als het niet wordt gebruikt voor het onttrekken van mineralen => herwaarderen in herwaarderingsreserve.

 

Fixed assets xxx

@ Herwaarderingsreserve xxx

 

De stijging van deze waarde komt op de balansrekening te staan, niet op resultatenrekening.

 

IAS 20 Assets

Definitie

actief is een uit gebeurtenis in het verleden voortgekomen middel, waarover onderneming beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst economische voordelen uit zullen voortkomen.

 

Indeling

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

Financiële vaste activa

 

Verwerking (recognition)

het waarschijnlijk is dat er toekomstig voordeel te behalen is en de kostprijs of waarde met betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.

 

Waardering (measurement)

historische kostprijs

actuele waarde (fair value)

vervangingswaarde

directe opbrengstwaarde

indirecte opbrengstwaarde

 

Toelichting (disclosure)

waarderingsgrondslag

mutatieoverzicht

 

Bij herwaarderen moeten alle bezittingen uit de desbetreffende groep opnieuw worden bekeken. Dit om te voorkomen dat bedrijven alleen de besten gaan herwaarderen.

Depreciatie gaat als volgt:

As the systematic allocation of the depreciable amount of an asset over its useful life. The depreciable amount is the cost of an asset, or other amount substituted for cost, less its residual value.

 

Carrying value (boekwaarde nu)

-/- impairment

= Revised carrying value (boekwaarde nieuw)

 

Gebruik de revised carrying value voor het bepalen van de hoogte van de nieuwe afschrijfkosten.

Current versus fixed (non current) assets:

Gerealiseerd binnen 1 operationele cyclus

Dus binnen 12 maanden op de balans, als korte termijn

Cash rekening dat niet beperkt is in gebruik

 

Costs of an asset:

aanschafkosten

cost of acquisition

delivery & handling costs

installation costs

professional fees

Government grant: door de overheid worden er af en toe ook subsidies uitgereikt voor de aanschaf van een bezitting. A government grant is paid to an enterprise under the strict condition that purchases a piece of manufacturing equipement.

Borrowing costs: de bouw van een vliegtuig duurt zo lang, dat er een bepaald percentage van de borrowing costs mag worden toegerekend aan de kosten van de investering.

Borrowing costs that are directly attributable to the acquisition, construction and production of a qualifying asset should be treated as part of the cost of that asset.

 

Een qualifying asset heeft een periode nodig voordat het gebruikt kan worden, zoals in het genoemde vliegtuig.

 

 

IAS 16 Materiele vaste activa

used to develop or mitaine assets

Definition:

Meer dan 1 periode ingebruik

Gebruikt voor de productie, maken van goederen etc.

 

Recognition:

Future economics benefits associated with the asset will flow to the enterprise, and

The cost of the asset can be measured reliably.

 

Measurement:

Initial measurement: costs are the purchase price and the costs that are directly attributable.

Measurement subsequent to initial recognition. Deze measurement kan op 2 manieren worden voltooid:

Via het Cost model

Via het Revaluation model

 

Materiality: an item is said to be material if it is likely to influences decisions or provide useful information to decision makers.

Indeling (BW 2, titel 9)

bedrijfsgebouwen en terreinen

machines en installaties

andere vaste bedrijfsmiddelen (bijvoorbeeld inventaris)

activa in uitvoering

niet aan productieproces dienstbare activa

Welke kosten activeren?

aankoopbedrag of productiekosten

installatiekosten

reserve-onderdelen

toerekenbare indirecte kosten

interest tijdens aanbouw

onderhoud (componentenbenadering)

ontmantelingskosten

 

Waarderingsgrondslag

historische kostprijs

actuele waarde (fair value)

 

Waardevermindering

Door een afschrijving of door impairment

 

Afschrijving (slijtage door gebruik)

totale afschrijvingssom is geactiveerd bedrag minus restwaarde

restwaarde is opbrengstwaarde minus ontmantelingskosten

 

Afschrijvingsmethoden

lineair

vast percentage van boekwaarde (declining balance)

jaarwegingsmethode (sum-of-year-digits)

productie

 

Een voorbeeld!

Onderneming A schaft een machine aan voor € 110. Machine heeft economische levensduur van 4 jaar. Restwaarde van de machine is € 10. Productie over de jaren is resp. 300, 260, 240 en 200 eenheden.

 

lineair: schrijf elk jaar evenveel af

afschrijvingskosten jaar 1 t/m 4: (110-10)/4 = 25

 

declining balance: vast percentage van boekwaarde, bijv 50%

afschrijvingskosten jaar 1: 110/4*2 = 55 jaar 2: (110-55)/4*2 = 28

jaar 3: (55-28)/4*2 = 14

jaar 4: (28-14) - 10 = 4

 

Belangrijke journaalposten

 

Asset additions

@ Bank

 

Depreciatie

@ Geaccumuleerde depreciatie

 

Geaccumuleerde depreciatie

@ Disposals

IAS 40 Investment property

that is held by the owner (or financial lessee) to earn rentals or for capital appreciation, or both.

 

Defition:

It will generate cash flows ‘largely independently’ of other assets, held by an enterprise.

 

Recognition:

Future economics benefits associated with the asset will flow to the enterprise, and

The cost of the asset can be measured reliably.

Measurement:

Initial measurement: costs are the purchase price and the costs that are directly attributable.

Measurement subsequent to initial recognition. Deze measurement kan op 2 manieren worden voltooid:

Via het Cost model

Via het Revaluation model

 

Als belegging (IAS 40)

classificatie: materiële vaste activa, niet aan prod.proces dienstbaar

waardering: reële waarde (fair value) of historische kostprijs

 

Bij waardering tegen reële waarde worden prijsveranderingen direct in het resultaat verantwoord.

 

Additionele toelichting in geval van vastgoed als belegging:

bij waardering tegen historische kosten moet in de toelichting de reële waarde worden vermeld.

bij waardering tegen reële waarde moet in de toelichting de methode en de veronderstellingen om de reële waarde vast te stellen worden vermeld.

 

Immateriële vaste activa (IAS 36)

Definitie

actief is een uit gebeurtenis in het verleden voortgekomen middel, waarover onderneming beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst economische voordelen zullen voortkomen.

 

Verwerking (recognition)

als het waarschijnlijk is dat er toekomstig voordeel te behalen is en de kostprijs of waarde met betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.

 

Extra eisen: identificeerbaarheid (separeerbaarheid)

aantoonbaarheid van toekomstige voordelen

 

Dit leidt er toe dat bepaalde activa niet mogen worden geactiveerd:

opleidingskosten

onderzoekskosten (in tegenstelling tot ontwikkelingskosten)

kosten van intern gecreëerde merknamen

kosten van intern gecreëerde goodwill

 

Waardering (measurement)

historische kostprijs

actuele waarde (fair value); alleen in geval van actieve markt

impairmenttoets als daar indicaties voor zijn

 

Afschrijving (amortization)

alleen indien eindige levensduur

is levensduur oneindig dan jaarlijkse impairmenttoets

 

Gekochte goodwill

verschil tussen de aankoopprijs en de fair value van de netto

activa bij een bedrijfsovername, dit is de historische kostprijs

verplichte activering

historische kostprijs als enige toegestane waarderingsgrondslag

niet systematisch afschrijven, maar jaarlijkse impairmenttoets

Afwaarderen als de realiseerbare waarde lager is dan de boekwaarde (carrying amount).

 

realiseerbare waarde is de hoogste van directe opbrengstwaarde (verkoopwaarde) en bedrijfswaarde (bijdrage aan toekomstige opbrengsten).

 

Aanleiding tot een impairmenttoets kunnen liggen in interne en/of externe omstandigheden, bijvoorbeeld:

actief heeft schade opgelopen

actief is technisch verouderd op grond van innovatie

 

 

Wat te doen als complex van activa in waarde vermindert?

Kasstroomgenererende eenheid is kleinst identificeerbare groep activa, die kasstromen opbrengt die min of meer onafhankelijk zijn van kasstromen van andere activa.

 

Wat te doen met activa, die niet zelfstandig kasstromen opleveren?

goodwill

andere vaste bedrijfsmiddelen (bijvoorbeeld hoofdkantoor)

 

Bottom-up toets: indien ze zijn toe te rekenen aan individuele kasstroomgenererende eenheden.

 

Top-down toets: indien ze niet zijn toe te rekenen aan individuele maar slechts aan groep van kasstroomgenererende eenheden.

 

Afboeking van niet zelfstandige activa bij impairment verschilt naar gelang de aard (soort) van deze activa.

Hoofdstuk C

IAS 11 Langlopende projecten

Hoe verantwoorden we projecten, die meer dan één jaar lopen?

 

Percentage of completion method (werkvoortgangsmethode): opbrengsten en kosten verantwoorden naar rato van de werkvoortgang.

 

Werkvoortgang = kosten reeds verricht werk

kosten verricht werk en geschat toekomstig werk

 

Bij de percentage of completion method boek je de kosten en de opbrengsten van het project jaarlijks naar de resultatenrekening. Hierbij wordt de balansrekening “onderhanden werk” (OHW) tegen gemaakte kosten en winstopslag gewaardeerd.

 

Completed contract method (werkrealisatiemethode): opbrengsten en kosten pas verantwoorden na voltooiing van het project.

 

Bij de completed contract method komt het erop neer dat je de cumulatieve kosten van het project gedurende de tijdsduur van het project tegen kostprijs activeert op de rekening OHW en pas bij voltooiing overboekt naar de resultatenrekening. Dan pas komt de winst tot uitdrukking.

 

IAS 11 schrijft de “percentage of completion method” verplicht voor.

 

Bij beide methoden moet je rekening houden met “gefactureerde termijnen” (progress billings). Deze “gefactureerde termijnen” moeten worden gesaldeerd met het OHW. Als saldo (per project!) positief is dan ontstaat een debetpost; als saldo negatief is dan ontstaat een creditpost.

 

Verder moeten verwachte verliezen (opbrengst lager dan verwachte kosten) volgens IAS 11 direct naar de resultatenrekening worden geboekt. In dit geval zal het OHW worden afgeboekt tot de netto realiseerbare waarde (opbrengstwaarde minus nog te maken kosten).

 

Voorbeeld

Onderneming Y krijgt een tweejarig contract voor project X ter waarde van € 90. Zij denkt in jaar 1 € 40 te besteden en in jaar 2 eveneens € 40. In jaar 1 factureert zij een voorschot van € 30; in jaar 2 het restant. Klant betaalt €20 in jaar 1 en €70 in jaar 2. Alle kosten worden contant betaald.

- Situatie A: werkelijke kosten in jaar 1 en 2 zijn €40 (zoals begroot)

- Situatie B: werkelijke kosten in jaar 1 zijn €40 en eind jaar 1 worden

kosten voor jaar 2 begroot op €60. Deze worden uiteindelijk ook gemaakt.

 

Situatie A: eind jaar 1 eind jaar 2

cumulatieve voortgang 40/(40+40) = 50% (40+40)/(40+40)= 100%

jaarlijkse voortgang 50% 50%

 

Situatie B: eind jaar 1 eind jaar 2

cumulatieve voortgang 40/(40+60) = 40% (40+60)/(40+60)= 100%

jaarlijkse voortgang 40% 60%

 

boekingsgang jaar 1 situatie A: situatie B:

 

OHW X 45 36

aan opbrengsten X 45 36

 

kosten X 40 40

aan kas 40 40

 

debiteuren 30 30

aan gefactureerde termijnen 30 30

 

kas 20 20

aan debiteuren 20 20

 

kosten X 6

aan OHW 6

 

boekingsgang jaar 2 situatie A: situatie B:

 

OHW X 45 60

aan opbrengsten X 45 54

kosten X 40 54

aan kas 40 60

 

debiteuren 60 60

aan gefactureerde termijnen 60 60

 

kas 70 70

aan debiteuren 70 70

gefactureerde termijnen 90 90

aan OHW X 90 90

 

Winst- en verliesrekening eind jaar 1 situatie A situatie B

 

Opbrengsten: 45 36

Kosten 40 46

Winst 5 -10

 

Balans eind jaar 1 situatie A Situatie B

 

Bruto OHW 45 30

Gefactureerde termijnen 30 30

Netto OHW 15 0

 

Debiteuren 10 10

 

 

 

IAS 37 Voorzieningen

Definitie

Een voorziening (provision) is een bestaande verplichting, waarvan de omvang en tijdstip van de uitstroom van middelen onzeker is.

 

Verantwoording

Een voorziening wordt slechts verantwoord in de balans:

bij bestaande verplichting die voortkomt uit gebeurtenissen in verleden

de uitstroom is waarschijnlijk (eerder wel dan niet)

het bedrag kan betrouwbaar worden geschat

 

Met andere woorden: is er echt sprake van een bestaande verplichting of is de voorziening omkeerbaar?

 

Waardering

Bij éénmalige gebeurtenis: het meest waarschijnlijke bedrag

Bij veelvoudige gebeurtenissen: de gewogen verwachte waarde

 

Een voorwaardelijke verplichting (contingent liability) doet zich voor bij

een mogelijke verplichting (bijv claim)

een uitstroom van middelen, die niet waarschijnlijk is en/of

Een uitstroom, die niet betrouwbaar kan worden geschat

 

Een voorwaardelijke verplichting komt niet op de balans

Voldoen onderstaande gebeurtenissen aan de criteria van een verplichting/voorziening, die moet worden opgenomen in de balans?

het plaatsen van een order

het aangaan van een leasecontract

het garant staan voor leningen van een dochtermaatschappij

het aansprakelijk worden gesteld middels een rechtszaak

het geven van garantie op producten

het voorzien van toekomstig onderhoudskosten

het voorzien van een reorganisatie

het voorzien van toekomstige ontmantelingskosten

Hoofdstuk D

 

IAS 17 Leasing

Strikt genomen is er bij het afsluiten van een leasecontract geen sprake van een verplichting voor de lessee. Er zijn immers nog geen wederzijdse prestaties verricht.

 

Toch worden bepaalde leasecontracten bij de lessee op de balans opgenomen omdat er sprake is van feitelijke overdracht van opbrengsten en risico’s door gebruik van het geleasde actief.

 

Criteria die hierbij een rol spelen:

Eigendom van het actief gaat over na afloop van leasecontract.

Leasecontract bevat optie tot koop van actief tegen gunstige prijs.

Leaseperiode vormt aanzienlijk deel van levensduur van actief.

Contante waarde van leasebetalingen is min of meer gelijk aan of groter dan reële waarde van actief.

Actief is specialistisch en kan in huidige vorm alleen door lessee gebruikt worden.

 

Indien voldaan wordt aan één of meerdere criteria, is er sprake van finance lease:

De lessee neemt het actief in de balans op met de bijbehorende verplichting.

De lessor verantwoordt een verkooptransactie.

 

Indien niet voldaan wordt aan enig criterium, is er sprake van operating lease:

De lessee verantwoordt de huurkosten pas bij leasebetalingen.

De lessor houdt het actief op de balans en verantwoordt de huuropbrengsten pas bij leasebetalingen.

 

Voorbeeld

Y least machine van X voor periode van 2 jaar. Jaarlijkse achteraf te betalen leasetermijnen bedragen € 1000. Machine wordt in 2 jaar lineair afgeschreven tot nul. Impliciete interestvoet in het leasecontract bedraagt 10%. Kostprijs van machine is € 1500. Contante waarde van de leasetermijnen is 1000/1,1+1000 /1,12 = € 1736.

 

Boekingsgang finance lease

voor lessee (Y) voor lessor (X)

 

leasecontract

geleasd actief 1736 leasedebiteuren 1736

aan leaseverplichting 1736 aan opbrengst verkopen 1736

kostprijs verkopen 1500

aan machine 1500

 

voor lessee (Y) voor lessor (X)

 

eind jaar 1

interestkosten 174 kas 1000

leaseverplichting 826 aan interestopbrengsten 174

aan kas 1000 aan leasedebiteuren 826

 

afschrijvingskosten 868

aan cum. afschrijving 868

 

eind jaar 2

interestkosten 91 kas 1000

leaseverplichting 909 aan interestopbrengsten 91

aan kas 1000 aan leasedebiteuren 909

 

afschrijvingskosten 868

aan cum. afschrijving 868

 

Vervolg IAS 11 Langlopende leningen

Bij het aangaan van een langlopende lening of obligatie wordt deze verantwoord tegen het ontvangen bedrag van de lening. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs de nominale waarde van de lening te zijn.

 

Als marktinterestvoet > couponinterest: beleggers krijgen korting

Als marktinterestvoet

 

De vraag is hoe we deze korting of premie uitsmeren over de looptijd van de lening.

 

Effectieve interestmethode: de afschrijving van de korting of premie wordt berekend als het verschil tussen de jaarlijkse interestbetalingen en de marktinterestvoet bij het afsluiten van de lening vermenigvuldigd met de boekwaarde (carrying amount) van de obligatie.

 

boekwaarde = nominale waarde plus (minus) agio (disagio)

 

Hoe stellen we de marktinterestvoet vast?

Dit is de interne rentabiliteit (internal rate of return) die toekomstige cash flows (interestbetalingen en aflossing) gelijk maakt aan het ontvangen bedrag bij uitgifte.

 

Hoofdstuk E

 

Definitie (definition):

Voorraden zijn activa

die worden aangehouden voor verkoop (gereed product)

die in productie zijn voor verkoop (onderhanden werk)

die als grond– en hulpstoffen worden verbruikt tijdens productie

 

Bij handelsondernemingen heb je in principe alleen gereed product, bij productie-ondernemingen alle drie categorieën.

 

Verantwoording (recognition):

De kostprijs van voorraden bevat alle inkoopkosten en andere kosten, die nodig zijn om voorraden op de huidige locatie (transportkosten) en in huidige hoedanigheid te krijgen (conversiekosten).

 

Conversiekosten omvatten kosten, die direct gerelateerd zijn aan de productie en een systematische allocatie van vaste en variabele productie-overhead (absoption costing).

 

Waardering (measurement):

tegen de laagste van historische kosten en directe opbrengstwaarde

tegen vervangingswaarde (volgens IASB niet langer toegestaan!)

 

Toelichting (disclosure):

waarderingsgrondslag

uitsplitsing in categorieën

bedrag van afwaardering, welke als kosten in periode is geboekt

 

Voorraden tegen historische kosten

De waardering van voorraden is afhankelijk van verschillende keuzen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Continu systeem (directe verbruiksmethode, “perpetual system”)

Bij elke verkoop wordt de kostprijs bepaald.

Eindvoorraad = beginvoorraad + inkopen – kostprijs verkopen.

 

Periodiek systeem (indirecte verbruiksmethode)

Er vindt slechts fysieke telling van begin en eindvoorraad plaats.

Kostprijs verkopen = beginvoorraad + inkopen – eindvoorraad.

 

Praktijk:

Periodiek systeem komt weinig meer voor.

In Nederland wordt meestal FIFO gebruikt.

IASB heeft LIFO inmiddels verboden!

In de VS komt LIFO regelmatig voor vanwege belastingbesparingen

 

Voorbeeld

1 januari beginvoorraad 100 stuks à € 1 = € 100

10 januari verkoop 50 stuks à € 3 = € 150

20 januari inkoop 150 stuks à € 2 = € 300

25 januari verkoop 100 stuks à € 3 = € 300

31 januari eindvoorraad 100 stuks à € ?? = € ??

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorraden bij productie ondernemingen

Bij productie-ondernemingen heb je drie categorieën voorraden:

grondstoffen/hulpstoffen

onderhanden werk

gereed product

 

Welke kosten moeten aan voorraden worden toegerekend?

Absorption costing: alle kosten activeren, die redelijkerwijs verband houden met productie (grondstof, loonkosten en overhead).

 

 

 

 

 

 

 

Direct/variable costing: alleen kosten activeren, die variëren met productie (niet toegestaan in IAS2!)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorbeeld

Firma Y produceert product P. Produkt P bevat 1 kg grondstof (G) à € 1 en 1 uur loon (L) à € 1. De afschrijving (A) bedraagt € 100. Er wordt 150 kg grondstof ingekocht, 100 stuks P gefabriceerd en 75 stuks P verkocht voor €4. Loonkosten variëren met productie, afschrijvingskosten niet. Aan begin van boekjaar zijn geen voorraden aanwezig. Alle OHW gereed.

 

Absorption costing:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorbeeld

Firma Y produceert product P. Produkt P bevat 1 kg grondstof (G) à € 1 en 1 uur loon (L) à € 1. De afschrijving (A) bedraagt € 100. Er wordt 150 kg grondstof ingekocht, 100 stuks P gefabriceerd en 75 stuks P verkocht voor €4. Loonkosten variëren met de productie, afschrijvingskosten niet. Aan begin van boekjaar zijn geen voorraden aanwezig. All OHW gereed.

 

Direct/variable costing:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk F

 

Eigen Vermogen

Saldopost op de balans: Bezittingen = Schulden + Eigen vermogen

 

“claim” van eigenaren op de bezittingen van de onderneming

 

Indeling van het eigen vermogen op de balans is afhankelijk van de gekozen rechtsvorm

 

V.O.F.

Vermogen venn A

- Verm venn A nts

- Privé A

Vermogen venn B

- Verm venn B nts

- Privé B

 

(Nts = nog te storten)

 

Naamloze vennootschap

Geplaatst kap

Agio

Herwaarderingsres.

Andere wettelijke reserves

Statutaire reserves

Overige reserves

Niet verdeelde winst

 

Verandering in het Eigen Vermogen

Samenstelling verandert, maar de omvang blijft gelijk!

EV: Bezit – Schuld

Inkopen op rekening

Aflossing lening

Investering

Verschuivingen binnen EV

Verdeling jaarwinst over reserves

Uitgifte bonusaandelen

Realisatie ongerealiseerde herwaardering

 

 

Samenstelling verandert, maar ook de omvang verandert (bedrijfseconomisch)!

 

 

 

Afname

 

Toename

 

Operationeel

 

Kosten (BE)

 

Opbrengsten (BE)

 

Financiering met eigen vermogen

 

Onttrekking (BE)

 

Storting (BE)

 

Herwaarderen

(reserves op balans)

Afwaardering (BE)

 

Opwaardering (BE)

 

 

Samenstelling verandert, maar ook de omvang verandert (fiscaal)!

 

 

Afname

 

Toename

 

Operationeel

 

Kosten (F)

 

Opbrengsten (F)

 

Financieren met eigen vermogen

 

Onttrekking (F)

 

Storting (F)

 

 

Herwaarderen

1. basisboekingen (herwaarderen)

2a. basis historische kostprijs + impairment

2b. reële waarde + impairment

3. herwaarderen + financiële instrumenten

4. herwaarderen + latente belasting

 

Hoofdstuk G

 

IAS 39 Verplichtingen

Definitie (definition)

Een verplichting (liability) betreft een bestaande schuld, die voortkomt uit gebeurtenissen in het verleden, waarvan de afwikkeling naar verwachting resulteert in een uitstroom van middelen.

 

Een toekomstige toezegging is geen bestaande schuld. Immers er heeft nog geen transactie plaatsgevonden.

 

Verantwoording (recognition)

het is waarschijnlijk dat er een uitstroom van middelen plaatsvindt

de uitstroom van middelen kan betrouwbaar worden gemeten

 

Waardering (measurement)

Initiële waardering is tegen reële waarde (fair value), daarna tegen geamortiseerde kostprijs (amortized cost).

 

Een monetaire verplichting wordt gewaardeerd tegen het geldsbedrag dat nodig is om de verplichtingen teniet te doen.

 

Een niet-monetaire verplichting wordt gewaardeerd tegen de reële waarde van toekomstig te leveren goederen of diensten.

 

Een lange termijnverplichting wordt gedisconteerd tegen vergelijkbare “markt” interestvoet.

 

IAS 39 schrijft de effectieve interestmethode verplicht voor.

 

Voorbeeld

Obligatie met nominale waarde van € 1000 heeft looptijd van 2 jaar. Couponinterest bedraagt 5%. Aflossing geschiedt aan eind van jaar 2. Beleggers zijn bereid obligatie te kopen tegen uitgiftekoers van 91,3%. Afschrijving van disagio geschiedt tegen effectieve interestmethode.

 

IRR afleiden uit 913 = 50/(1+IRR)1 + 1050/(1+IRR)2

IRR = 0,1 ofwel 10%

 

Boekingsgang

uitgifte jaar 1: kas 913

disagio 87

aan obligatie 1000

 

 

 

interest jaar 1: interestkosten 91 (913* 10%)

aan disagio 41

aan kas 50 (1000* 5%)

 

interest jaar 2: interestkosten 96 ((913+41)*10%)

aan disagio 46

aan kas 50 (1000*5%)

 

aflossing jaar 2:obligatie 1000

aan kas 1000

 

Stel dat de lening wordt afgelost aan het eind van jaar 1 als de marktinterestvoet voor een éénjarige vergelijkbare obligatie 8% bedraagt. De reële waarde (fair value) is dan 50/1,08 + 1000/1,08 = 972

 

Boekingsgang

aflossing jaar 1:obligatie 1000

aan disagio 46 (1000-954)

boekverlies 18 (972-954)

aan kas 972 (reële waarde

 

IAS 32 & 39 Financiële middelen

Definitie:

Elk contract dat aanleiding geeft tot een financieel actief bij één partij en een financiële verplichting of eigen vermogen instrument bij een andere partij

 

Financieel actief:

Liquide middelen

Eigen vermogensinstrument van een andere partij

Contractueel recht tot het ontvangen van liquide middelen of andere financiële activa van een andere partij

 

Financiële verplichting:

Contractuele plicht tot het betalen van liquide middelen of andere financiële activa aan een andere partij.

 

Verantwoording:

Dan en alleen dan wanneer de onderneming partij wordt aan de contractuele bepalingen van het instrument

 

Waardering:

initieel tegen reële waarde (fair value)

daarna afhankelijk van categoriën/kenmerken financieel instrument

 

Categoriën:

Held for trading instruments (HFT), vb aandelen, opties

Held to maturity instruments (HTM), vb obligaties

Loans and receivables (LaR), vb debiteuren, personeelsleningen

Available for sale instruments (AFS), indien geen HFT, HTM of LaR

Hoofdstuk H

Er zijn twee waarderingsprincipes van de winst:

bedrijfseconomisch

fiscaal

 

Bedrijfseconomische /vennootschappelijke winst

Winstbegrippen:

Bedrijfsresultaat (IVIB)

interestkosten

Winst voor belastingen

belastinglast

Winst na belastingen

Fiscale winst

Fiscale opbrengsten – fiscale kosten

Vgl met winst voor belastingen.

Belastingen zijn fiscaal onttrekkingen

 

De verschillen tussen bedrijfseconomisch en fiscaal zien er als volgt uit:

Bedrijfseconomisch: normen in het maatschappelijk verkeer

BE = vennootschappelijk

Fiscaal: goed koopmansgebruik

 

Zoals eerder genoemd zijn er verschillen in toenames en afnames:

 

Samenstelling verandert, maar ook de omvang verandert (bedrijfseconomisch)!

 

 

 

Afname

 

Toename

 

Operationeel

 

Kosten (BE)

 

Opbrengsten (BE)

 

Financiering met eigen vermogen

 

Onttrekking (BE)

 

Storting (BE)

 

Herwaarderen

(reserves op balans)

Afwaardering (BE)

 

Opwaardering (BE)

 

 

Samenstelling verandert, maar ook de omvang verandert (fiscaal)!

 

 

Afname

 

Toename

 

Operationeel

 

Kosten (F)

 

Opbrengsten (F)

 

Financieren met eigen vermogen

 

Onttrekking (F)

 

Storting (F)

 

 

Fiscale winst:

Is gelijk aan de mutatie van het fiscaal vermogen voor zover deze mutaties niet zijn aan te merken als (fiscale) stortingen en (fiscale) onttrekkingen

Herwaardering van activa, en hiervoor herwaarderingsreserves vormen is fiscaal niet toegestaan; (worden tot de winst gerekend).

Deze fiscale jaarwinst kan op twee manieren worden berekend:

Methode I: via fiscale resultatenrekening

 

Fiscale opbrengsten – Fiscale kosten = Fiscale winst

 

Methode II: via fiscale vermogensvergelijking

 

Fiscaal (eigen) vermogen (eind)

- Fiscaal (eigen) vermogen (begin)

___________________________-

Vermogensmutatie

+ Onttrekkingen

Stortingen

= Fiscale winst

 

Methode III: via de BE winst

 

BE winst voor belastingen ….

Fisc kosten (t) > BE kosten (t): verschil aftrekken

Fisc opbr (t)

Fisc kosten (t)

Fisc opbr (t) > BE opbr (t): verschil bijtellen

= Fiscale winst

 

Een fiscale faciliteit is een van een bedrijfseconomisch winstbepalingssysteem afwijkende fiscale regeling waarmee de overheid bepaald beleid nastreeft. Deze faciliteiten kunnen winstbepalend en niet-winstbepalend zijn:

Winstbepalend: hebben invloed op de omvang van de fiscale winst.

Voorbeeld: willekeurig afschrijven

Niet winstbepalend: stellen o.g.v. bepaalde voorwaarde bepaalde gedeelten van de fiscale winst vrij van belastingheffing

Voorbeeld: investeringsaftrek

 

Winstbepalende faciliteiten

werken in op de resultatenrekening; zijn van invloed op de fiscale winst

zijn te beschouwen als fiscale kosten

 

Niet-winstbepalende faciliteiten

Fiscale winst

Vrijgestelde winstbestanddelen

Niet aftrekbare kosten

Investeringsregelingen

Wijzigingen in fiscaal toelaatbare reserves

Deze faciliteit leidt tot belastinglatentie

Deelnemingsvrijstelling

Aftrekbare giften

Fiscaal belastbare winst

Verliesverrekening

Fiscaal belastbaar bedrag

 

De structuur van het aangiftebiljet

Fiscale winst

 

Fiscale faciliteiten (niet winstbepalend)

 

Fiscaal belastbare winst

 

Verliesverrekening

 

Fiscaal belastbaar bedrag

 

 

Waartoe leiden de verschillen in winstberekening en waarderingen en het toepassen fiscale faciliteiten?

Kunnen leiden tot latente belastingen!

Bronnen van latentie

Verschillen in bedrijfseconomische en fiscale winstberekening+toepassen fiscale reserves (belastbare en verrekenbare winstverschillen)

Voorwaartse verliescompensatie

Herwaarderen activa

 

BELASTING

Acuut: te betalen over huidig boekjaar en bepaald volgens aangiftebiljet

Latente verplichting: in de toekomst extra te betalen belasting agv BE en F winstbepalingsmethoden in het heden en het verleden. Bepaald door een vergelijking en duiding van BE en F verschillen op de balans.

 

Verschillen in belasting tussen BE en fiscaal

Uitgangspunt Balans

Verschil in uitgangspunten leidt in veel gevallen tot een verschil in balanswaardering en deze verschillen zijn het startpunt van het bepalen van de latentie

Bepaalt stand van latentie

Uitgangspunt Resultatenrekening

Verschil tussen: BE winst voor belastingen en fiscaal belastbaar bedrag

Bepaalt mutatie in de latentie

 

 

De indeling van de latente belastingen ziet er als volgt uit:

Belastbare tijdelijke verschillen

Leiden tot latente belastingplicht

BE waardering > F waardering t.a.v. activapost

o.a. herwaardering van activa

BE waardering

Verrekenbare tijdelijke verschillen

Leiden tot latente belasting vordering

BE waardering

BE waardering > F waardering t.a.v. passivapost

Voorwaartse verliescompensatie

Overige verschillen

Leiden niet tot belastingen; leiden niet latentie

BE waardering F waardering niet leidend tot belastingheffing

 

De bronnen van deze latenties zijn te vinden in

Winstverschillen (BE winst voor bel. en Fiscaal belastbaar bedrag) in het verleden die geleid hebben tot waarderingsverschillen nu en automatisch zullen leiden tot belaste winstverschillen in de toekomst

Waarderingsverschillen nu die het gevolg zijn van een verschil in de BE- en Fiscale balans en winstverschillen in de toekomst oproepen

Herwaardering

Verliesverrekening (voorwaartse verliescompensatie)

BE en Fisc verschillende momenten van verrekening

 

Van de eerste twee bronnen is een schema gemaakt dat voor enige verduidelijking zorgt:

 

 

BE waarde >

F waarde

 

BE waarde

F waarde

 

Activa

 

Belastbaar

 

Verrekenbaar

 

Passiva

 

Verrekenbaar

 

Belastbaar

 

 

 

Het verschil tussen de BE boekwaarde en F boekwaarde van activa, voorzieningen, schuld en eventueel het eigen vermogen:

BALANS METHODE IS DE HUIDIGE METHODE om de verschillen te waarderen!

 

 

Het stappenplan

Bepaal de latente belasting

Bepaal de omvang van de te betalen belasting

Balanssaldering  Winst op de balans

Winst op balans = Winst op resultatenrekening

Bepaling belastinglast op resultatenrekening

 

Bijvoorbeeld:

Tempoverschil afschrijvingen

Fiscale faciliteit: deelnemingsvrijstelling

Ontvangen dividend van deelnemingen worden niet opnieuw in de belastingheffing betrokken

Herwaarderen activa

 

Maar hoe worden nu de verliezen verrekend?

Bedrijfseconomisch

Een negatieve winst na belasting (BE-resultatenrekening) wordt verrekend met de algemene reserve op de balans

Fiscaal

Een negatieve fiscale winst (F-resultatenrekening) wordt verrekend met overige fiscaal vermogen op de fiscale balans

Bij aanhoudende verliezen is het mogelijk dat er een negatieve algemene reserve (cumulatief verliessaldo) of een negatief overig fiscaal vermogen ontstaat.

 

De fiscale verliesrekening heeft betrekking op

Terugkrijgen van betaalde belasting van het vorig boekjaar (carry back);

Aanpassen van te betalen belasting van toekomstige jaren (carry forward)

 

De fiscale verliesverrekening van negatief belastbare winsten

Fiscale winst

 

Niet winstbepalende fiscale faciliteiten

Belastbare winst

 

Verliesverrekening

Carry backward

Carry forward

Belastbaar bedrag

 

In het verliesjaar (huidig boekjaar)

Carry backward: Verrekening met positief belastbare winst van het vorig boekjaar.

Men krijgt niet meer belasting terug dan over het vorige jaar aan belasting is betaald

Indien verrekening carry backward ontoereikend is:

Carry forward: verrekening met positief belastbare winst van toekomstige boekjaren.

 

De bedrijfseconomische verliesrekening met negatief belastbare winsten worden als volgt verrekend:

In het verliesjaar

Carry backward

Ruimte geboden door saldo van belastbare en verrekenbare winstlatenties

 

In toekomstige jaren

Met positief belastbare winst

Ruimte geboden door mutatie in saldo van belastbare en verrekenbare winstlatenties

 

Bedrijfseconomisch kunnen negatief belastbare winsten dus eerder verrekend zijn dan fiscaal!!

Hoofdstuk I

Het doel van de Cash Flows is een verklaring geven waardoor het saldo liquide middelen is veranderd

De Cash Flow statement bestaat uit de 3 onderdelen:

Operating cash flow

Investing cash flow

Financing cash flow

Non cash transacties

 

 

 

Uitgave

 

Ontvangst

 

Operational

cash flow

 

Betalingen aan leveranciers, betaalde lonen, betaalde huren

Betaalde interest, betaalde belasting

 

Betalingen door afnemers

 

Investing cash flow

 

Betaalde investeringen in vaste activa

 

Ontvangen opbrengst van verkochte vaste activa

 

Financing cash flow

 

Aflossingen, betaald dividend, intrekken eigen aandelen

 

Nieuwe lening, aandelen emissie

 

 

De operating cash flow heeft twee methoden waarop deze kan worden opgesteld, namelijk een directe en een indirecte methode:

Directe methode

Afgeleid uit een overzicht van geldontvangsten en gelduitgaven

 

Indirecte methode

Gebaseerd op de netto winst + correcties

Netto winst

+ Correcties:

Afschrijvingskosten

Mutaties werkkapitaal

Toename vlottende activa (negatief)

Toename vlottende schulden ( positief)

Toename voorzieningen (positief)

 

Maar dit zijn niet de enige correctie-posten:

Boekwinst op verkochte vaste activa

Bewerking: komt bij de door te voeren correcties in mindering op de operating cash flow

Deelneming die op netto vermogens is gewaardeerd.

Tot de winst van het moederbedrijf wordt gerekend:

aandeel in de winst van de dochter

Op te nemen in de operating cashflow:

Het door de moeder ontvangen dividend

Correctie: aandelenbelang * (winst dochter – uitgekeerd dividend

dochter) AFTREKKEN

Impairment (verliezen)

In mindering op herwaarderingsreserves

Geen effect

Als bijzonder verlies op de resultatenrekening

Correctie: alleen het impairment verlies dat als resultaat is geboekt Correctie: BIJTELLEN

Herwaarderingen:

Een herwaardering zelf heeft geen effect op de cashflow.

Indien:

Cash flow statement opgesteld met als basis netto winst: Opwaardering die ten gunste van van het resultaat (netto winst) corrigeren

Correctie AFTREKKEN

Cashflow en financiele instrumenten:

AFS: available for sale

waardestijging loopt via ”herwaarderingsreserve”; geen effect op winst

Correctie: Geen, loopt via de balans; niet in winst

waardedaling (geen impairment, negatieve herw. res toegestaan!) ; geen effect op winst

Correctie: Geen, loopt via de balans; niet in winst

Cashflow en financiele instrumenten:

HFT: held for trading

waardestijging verwerkt in de winst

Correctie: AFTREKKEN

Waardedaling verwerkt in de winst

Correctie: BIJTELLEN

Cashflow en financiele instrumenten:

HTM: held to maturity

Voorbeeld:

Investering in obligaties € 356.100

Nominale waarde obligaties € 350.000

Coupon interest 6%

Effectieve interest 5,5%

 

Een voorbeeld dat hoort bij correctie post 1

Boekwaarde vaste activa € 150.000

Verkoop voor € 180.000

Cashflow:

Operational

Winst € 30.000

–/– boekwinst op verkochte vaste activa € 30.000

Investering

Ingaande cash flow van € 180.000 (opbrengst desinvestering) (boekwaarde+boekwinst)

Een voorbeeld dat hoort bij correctie post 7

Interest opbrengst:

Effectieve interest * waarde investering

Journaal

Investering HTM 19585

@ Interest opbrengst 19585

Ontvangen couponinterest

Coupon interest * nominale waarde

Journaal

Bank 21.000

@ Investering HTM 21.000

 

Tot de winst wordt gerekend

Interest opbrengst (19.585 in resultaat)

Correctie: waardeverandering HTM

Waardedaling investering HTM 1415; BIJTELLEN

Operating cash flow (21.000)

 

De startpositie van indirecte methode

Gekozen winstbegrip is bepalend voor verwerking van de elementen tot samenstelling operating cash flow

Bedrijfsresultaat

Winst voor belasting

Winst na belasting

 

winstbegrip

 

correcties

 

Bedrijfsresultaat

 

Betaalde interest en betaalde vennootschapsbelasting

 

Winst voor belasting

 

Betaalde vennootschapsbelasting

Mutaties “te betalen interest”

 

Winst na belasting

 

Mutaties: “Te betalen interest” en “Te betalen vennootschapsbelasting”

 

 

 

Non cash transacties

Veranderingen in de bezittingen en financieringsstructuur zonder dat daar direct een geldmutatie bij plaats vindt

Inbreng anders dan geld

Herwaardering

Agiobonus

Herkapitalisatie

Conversie van obligaties

Aangaan hypotheeklening

Financial lease

 

Nog een extra uitleg bij de lease:

Operating lease:

Betaalde leasebedragen behoren tot operating cashflow

Financial lease

Termijn:

Interest (operating cash flow)

Aflossing (finance cash flow)

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.