Samenvatting Child maltreatment. An introduction (2e druk)

Deze samenvatting is gebaseerd op de 2e druk.


1. De geschiedenis en definitie van kindermishandeling

Bij kindermishandeling wordt vaak gedacht aan agressie en fysiek pijn doen van een jong en hulpeloos kind. Onder kindermishandeling valt echter ook verwaarlozing, waarbij een volwassene bepaalde dingen juist laat, in plaats van doet, bij het kind (zoals voeden, verzorgen). Verwaarlozing is de meest voorkomende vorm van mishandeling.

In sommige gevallen is de mishandeling zo ernstig, dat de kinderen eraan overlijden. Per jaar sterven 1800 kinderen in de Verenigde Staten aan de gevolgen van mishandeling en verwaarlozing, waarvan de meeste kinderen onder de 4 jaar oud zijn.

In de media komen soms gruwelijke verhalen naar voren over kinderen die mishandeld, misbruikt of verwaarloosd zijn. Deze mediaberichten geven geen goed beeld van kindermishandeling en leiden tot mythes of onwaarheden over dit fenomeen.

Mythes

Mythe 1: Kinderen lopen het meeste risico buitenshuis

In 50 procent van alle kindermoorden zijn de ouders de daders. Daarnaast zijn vaak kennissen en vrienden van de familie betrokken. Dit geldt ook voor minder ernstige vormen zoals verwaarlozing. Kinderen lopen duidelijk het meeste gevaar binnenshuis.

Mythe 2: Kindermishandeling is een steeds groter probleem

Mede door de media-aandacht voor gevallen van kindermishandeling lijkt het, alsof de prevalentie van kindermishandeling steeds groter wordt. Wanneer we naar de geschiedenis kijken wordt duidelijk, dat kindermishandeling een eeuwenoud fenomeen is. De kinderen van vóór 1900 hadden het waarschijnlijk een stuk zwaarder dan die van vandaag de dag. De toename in rapportages en meldingen van kindermishandeling in de 20e eeuw heeft meer te maken met de veranderingen op professioneel en strafrechtelijk gebied. Recente onderzoeken laten juist een daling zien in de prevalentie.

Mythe 3: Risicofactoren leiden altijd tot kindermishandeling

Bepaalde factoren zijn gelinkt aan het vóórkomen van kindermishandeling, zoals een lage sociaal-economische status (SES) in het gezin of ouders die zelf mishandeld zijn in het verleden. Soms is daar het gevaar dat deze risicofactoren als oorzaak van kindermishandeling worden gezien of altijd leiden tot mishandeling. De aanwezigheid van risicofactoren kan zeker de kans op mishandeling vergroten, maar zijn niet op zichzelf genoeg om het te verklaren.

Als we het voorbeeld van SES nemen: gezinnen die weinig geld hebben zullen waarschijnlijk eerder in contact komen met politie of sociale voorzieningen en daardoor zal mishandeling eerder aan het licht komen in deze gezinnen. Daarnaast weten we dat niet alleen arme gezinnen gewelddadig zijn of altijd gewelddadig zijn.

Mythe 4: Soms gebeurd kindermishandeling gewoon

Sommigen nemen het op voor ouders die een keer uit hun slof schieten, omdat ze een keer een slechte dag op het werk hebben gehad of omdat de kinderen wel erg aan het uitdagen waren. Dit is een vreemd excuus als we kijken naar de strafbaarheid van geweld door een vreemde. In dit geval zullen we agressie naar een kind niet toeschrijven aan een ‘slechte dag’ van die volwassene.

Mythe 5: Mildere vormen van kindermishandeling zijn altijd triviaal

Hoewel milder geweld in de eerste plaats minder ernstig is dan extreem geweld, is het niet zo dat minder geweld daardoor weinig consequenties heeft. Lichamelijk straffen van kinderen, bijvoorbeeld, wordt geassocieerd met agressie in kinderen en geweld op volwassen leeftijd. Daarnaast kan milder geweld overgaan in gewelddadiger acties.

Het doel van dit boek is om de lezer een duidelijk en empirisch onderbouwd beeld te geven van kindermishandeling.

Het kind als slachtoffer

Kindermishandeling is een moeilijk fenomeen om te onderzoeken. In de eerste plaats is er weinig overeenstemming in wat kindermishandeling precies inhoudt. Daarnaast is het lastig te onderzoeken, omdat het meestal achter gesloten deuren plaatsvindt en verborgen wordt. De kinderen kunnen vaak niet voor zichzelf opkomen. Alle statistieken die bestaan over kindermishandeling moeten dus zeer voorzichtig geïnterpreteerd worden.
Kinderen zijn in ieder geval een groot doelwit voor misdaden. Tieners hebben twee tot drie keer zoveel kans om een gewelddadig trauma te ondergaan (verkrachting, beroving, aanval) dan de populatie in zijn geheel. Dit zijn gevallen waarbij meestal politie of andere instanties worden ingeschakeld. Maar de minder zichtbare vormen van kindermishandeling binnen het gezin zijn veel minder duidelijk gerapporteerd. Van de vastgelegde vormen van kindermishandeling (waarschijnlijk zeer onderschat in aantal) was de meest voorkomende vorm verwaarlozing (78%), dan lichamelijke mishandeling (18%), seksueel misbruik (10%) en psychologische mishandeling (7%).

Schattingen van de totale prevalentie in Westerse populaties stellen dat 10% van alle kinderen lichamelijk of psychisch mishandeld wordt of verwaarloosd wordt, en 15% een vorm van seksueel misbruik meemaakt. Kindermishandeling is daarmee een serieus en veel voorkomend probleem. Vooral wanneer de gevolgen in acht worden genomen: slachtoffers hebben meer kans op psychologische problemen, een lage SES, meer kans om crimineel te worden, drugsproblemen te krijgen en om hun eigen kinderen en partner te mishandelen.

Kindermishandeling binnen het gezin

In ongeveer 80% van de jaarlijkse gevallen van kindermishandeling zijn ouders de daders. Moeders meestal voor lichamelijke mishandeling en verwaarlozing, vaders voor seksueel misbruik. Wat is de reden dat kindermishandeling meestal voorkomt binnen het gezin? Een reden is dat agressie richting kinderen soms door normen en waarden in de populatie geaccepteerd of zelfs aangespoord wordt. Hierbij is er een beeld van het gezin:

1. dat ouders meer macht hebben dan kinderen en dat ouders de ontwikkeling van hun kind onder controle moeten houden

2. dat leden van het gezin het welzijn van het kind voor ogen moeten houden, omdat die niet voor zichzelf kan zorgen

3. dat gezinnen met een traditionele cultuur sterk zijn

4. dat gezinnen het recht hebben op privacy

Van sociale conditie naar sociaal probleem

Een sociale conditie wordt een sociaal probleem wanneer verschillende groepen actief aan de slag gaan om de conditie onder de aandacht te brengen. In het geval van kindermishandeling is dat terug te zien in het groeiend aantal onderzoeken, tekstboeken, artikelen en specifieke cursussen over kindermishandeling. In 1989 kwam er daarnaast een United Nations Convention on the Rights of the Child (UNCRC) waarmee de Verenigde Naties één lijn wilden trekken in wat wel en niet toegestaan is in de omgang met kinderen. De vier leidende principes zijn:

a) geen discriminatie

b) welzijn van het kind staat voorop

c) aandacht voor lichamelijke en emotionele ontwikkeling

d) in acht nemen van de mening en visie van het kind

Alle landen die aangesloten zijn bij deze conventie, moesten culturele gebruiken stoppen die tot mishandeling van het kind zouden leiden. Alleen de Verenigde Staten en Somalië waren landen in de VN die het verdrag niet tekenden. De VS was het niet eens met het verbieden van kind-executies, en was bang de rechten van ouders te minimaliseren (het verdrag spreekt immers over ‘bescherming tegen alle vormen van geweld’).

Kindermishandeling als sociale conditie kwam onder de aandacht door sociaal constructionisme, ofwel doordat vanuit de samenleving reacties kwamen op het fenomeen. Reacties van individuen maar ook van religieuze groepen, politieke partijen en de media. Dit verklaart de cross-culturele verschillen in de visie van kindermishandeling. In sommige culturen wordt anders gekeken naar wat wij misbruik zouden noemen. Pas wanneer binnen zo’n cultuur reacties ontstaan op kindermishandeling, wordt het erkend als een probleem.

Historische context

Onze huidige gedachten over het kind en de kindertijd, zoals dat een kind verzorgd en beschermd dient te worden, zijn pas in de laatste 100 jaar opgekomen. In de eeuwen daarvoor werden kinderen gezien als kleine volwassenen en werd de kindertijd als aparte levensfase niet erkend. De kindertijd op zichzelf is dus een menselijke creatie of sociaal construct.

Empey en collega’s (Miller-Perrin & Perrin, 2013: 13) onderscheiden drie perioden in de geschiedenis van de kindertijd:

1. onverschilligheid over kindertijd: voor de 15e eeuw

Door ziekten, slechte kwaliteit van leven en een hoog sterfte-aantal werden kinderen als weinig waardevol gezien. De meeste kinderen overleefden hun eerste jaren niet, dus er werd emotioneel weinig in hen geïnvesteerd. Kinderen hadden geen onafhankelijke rechten; ze waren politiek machteloos. Ze waren het eigendom van hun ouders. Tot 1800 toonde deze onverschilligheid zich in de infanticide: het vermoorden van kinderen tot 1 jaar oud, wanneer deze ongewild waren (of te groot, te klein, te huilerig, etc.).

Een manier om infanticide te schatten in een populatie is door te kijken naar de man:vrouw ratio. Deze hoort ongeveer 1:1 te zijn. In 19e eeuws China was de ratio bijna 4:1 in agrarische gebieden: een goede aanwijzing voor sekse-selectief infanticide.

2. ontdekking van de kindertijd: 15e tot 18e eeuw

3. aandacht voor de kindertijd: 19e en 20e eeuw

In deze laatste periode werd de kindertijd een aparte levensfase waarbij kinderen gewaardeerd, verzorgd en beschermd dienen te worden. Door deze visie op kinderen zijn allerlei veranderingen in de samenleving doorgevoerd: een kinderarbeid wet, een jeugdstrafrecht systeem, verplichte scholing voor kinderen, etc.

Foeticide

In recente jaren is sekse-selectief foeticide (doden van de foetus) sterk toegenomen. Doordat moderne technologie het mogelijk maakt de sekse van het kind al tijdens de zwangerschap vast te stellen, kunnen ouders bepalen welk geslacht hun kind zal krijgen. Meestal zijn het meisjes die geaborteerd worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld in China, waar een een-kind beleid van kracht is. De Chinese regering laat meestal toe dat ouders een tweede kind krijgen, wanneer de eerste een meisje was, maar daardoor is de foeticide voor het tweede kind weer een stuk hoger geworden.

Ontdekking van kindermishandeling

In de 17e eeuw bestond er een gemengd beeld van kinderen: enerzijds werden zij gezien als een geschenk van God, anderzijds zouden ze een slecht hart hebben en neigen naar kwaadaardig gedrag. Het gevolg was dat kinderen zowel beschermd, als heropgevoed moesten worden. De Protestante hervormers formuleerden de eerste wet tegen kindermishandeling. Maar, deze wet was alleen toe te passen in het geval waar het kind volledig onschuldig was. Als een kind boven de 16 had gevloekt, was de doodstraf nog steeds toegestaan.

De eerste echte beweging tegen kindermishandeling kwam op in de vroege 19e eeuw met de House of Refuge movement in de Verenigde Staten. Deze beweging stond achter het principe van parens patriae – het recht en de verantwoordelijkheid van de staat om diegenen te beschermen die zichzelf niet kunnen beschermen. Door dit principe werden kinderen die verwaarloosd of mishandeld werden, opgevangen in een instelling.

In 1874 werd de Society for the Prevention of Cruelty to Children opgericht. Deze organisatie begon een beweging voor grootschalige veranderingen in de behandeling van kinderen. Het grootste aandachtspunt was dat de organisatie ouders uit hun volledige macht wilde zetten: de staat moest het recht hebben om in te grijpen wanneer nodig.

In de 20e eeuw vonden twee sociale veranderingen plaats die bijdroegen aan het succes van de kind-beweging:

1. Er ontstonden speciale beroepen die zich bezighielden met de zorg om kinderen: verpleegsters, maatschappelijk werkers en gezinstherapeuten bijvoorbeeld

2. Vrouwen kregen meer vrijheid en macht binnen het gezin en op de werkvloer, waardoor zij zich ook op konden werpen voor het welzijn van kinderen

Begin 20e eeuw werden allerlei wetten doorgevoerd om kinderen beter te beschermen, zoals het bestraffen van mishandeling door ouders. Toch waren er nog veel gaten: zo was het nog niet verplicht voor professionals om een vermoeden van mishandeling te melden.

Ondanks dit alles werd kindermishandeling pas volledig als sociaal probleem erkend in de jaren ’60 van de vorige eeuw, toen dr. Kempe het battered child syndrome omschreef. Kempe definieerde kindermishandeling als een klinische conditie die artsen altijd zouden moeten rapporteren aan instanties. Doordat artsen nu ook de ernst gingen inzien van kindermishandeling, werd de kinderbeschermings-beweging veel sterker.

In 1974 kwam de eerste uitgebreide kindermishandelingswet in de VS: de Child Abuse Prevention and Treatment Act (CAPTA).

Definitie van kindermishandeling

Doordat verschillende mensen in de geschiedenis zich hebben opgeworpen in de strijd tegen kindermishandeling, zijn er ook verschillende definities van kindermishandeling ontstaan. Als voorbeeld de discussie over de definitie van lichamelijke mishandeling. Op moment van schrijven is het slaan van een kind als correctie voor ongewenst gedrag niet strafbaar, zolang het kind niet verwond wordt. Veel wetenschappers bepleiten dat dit fysiek straffen een vorm van kindermishandeling is. Maar, cultureel gezien is een aframmeling een geaccepteerd fenomeen: 75% van de Amerikanen vindt dat het soms nodig is het kind te disciplineren met een klap.

Een ander voorbeeld is die van seksueel misbruik. Seksuele interactie met kinderen was gedurende een lange periode in de geschiedenis een algemeen, geaccepteerd en soms zelfs aangemoedigd fenomeen. Vandaag de dag is dit zeker niet zo, hoewel er nog steeds discussie over is. Zo zijn er groepen en organisaties van pedofielen zoals de North American Man/Boy Love Association die willen dat seksuele activiteiten tussen mannen en jongens legaal worden. Wat het moeilijk maakt, is dat we veel dingen niet goed kunnen definiëren: wat is een kind? Wat is seksueel? In dit hoofdstuk proberen de schrijvers de definities zo duidelijk mogelijk te geven.

Ouder-kind geweld

Geweld is: ‘een daad die uitgevoerd is met de intentie van, of een daad die gezien wordt als met de intentie om, een andere persoon lichamelijk te kwetsen’ (Miller-Perrin & Perrin, 2013: 18). Gelles en Straus zien geweld binnen een gezin als ingedeeld in twee continuüms:

- het rechtmatig-onrechtmatig continuüm: de mate waarin sociale normen geweld toestaan: legitiem/rechtmatig geweld wordt door de vingers gezien (de hand van een 3-jarige slaan), onrechtmatig geweld wordt afgestraft (in het gezicht van een 3-jarige stompen).

- instrumenteel-expressief continuüm: de mate waarin geweld als middel wordt gebruikt (instrumenteel) of als doel (expressief). Instrumenteel geweld wordt gebruikt met een bepaald doel (het stoppen van een persoon of het aansporen van een persoon). Expressief geweld is het slaan van iemand uit woede, zonder achterliggend doel.






 

Expressief

Rechtmatig

Rechtmatig/Expressief

Geweld als katharsis (letterlijk: reiniging). Het slaan van het kind om je woede te ventileren

Onrechtmatig/Expressief

De meest erkende en gepubliceerde vorm van mishandeling

Onrechtmatig

Rechtmatig/Instrumenteel

De meest voorkomende vorm van mishandeling: het lichamelijk straffen van kinderen, met als doel het kind te laten inzien dat het iets fout doet

Onrechtmatig/Instrumenteel

Straf waarvan de ouder zegt dat het voor het bestwil van het kind is, maar die de samenleving als strafbaar ziet

 

 

Instrumenteel

Vormen van misbruik

Gebruikmakend van bovenstaande indeling van vormen van geweld, komt de Center for Disease Control (CDC) tot de volgende definities:

Lichamelijke mishandeling: het met opzet gebruiken van fysieke kracht tegen een kind, dat kan resulteren in lichamelijke verwondingen

Seksueel misbruik: een poging tot, of complete handeling, van een seksuele actie, seksueel contact met of seksuele uitbuiting van een kind door een verzorger

Psychische mishandeling: intentioneel gedrag van een verzorger dat maakt dat een kind zich waardeloos, ongeliefd, ongewild of in gevaar doet voelen. Bij dit gedrag moet gedacht worden aan beschuldigen, kleineren, intimideren en isoleren, kortom: gedrag dat schadelijk of ongevoelig is voor de ontwikkeling van het kind.

Verwaarlozing: het tekortkomen van een verzorger in het vervullen van de lichamelijke, emotionele, medische of ontwikkelingsbehoeften van een kind.

Van deze vier vormen van kindermishandeling zijn er drie een vorm van commissie (het begaan van…) en één (verwaarlozing) een vorm van omissie (nalaten van…).

Samengaan van meerdere vormen van mishandeling

Veel onderzoeken focussen op één vorm van kindermishandeling. In het dagelijks leven is er echter grote overlap tussen verschillende vormen van mishandeling in het gezin. Zo komt lichamelijk geweld en seksueel misbruik bij kinderen vaker voor in gezinnen waar ouders lichamelijk agressief zijn naar elkaar. Daarnaast ondergaan kinderen zelf vaak meerdere vormen van mishandeling: vooral tussen lichamelijke en psychologische mishandeling bestaat een grote overlap, en tussen lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik. Voor deze inter-relaties komt tegenwoordig steeds meer aandacht.

Zorgstelsel rondom het kind

In de VS bestaat een algemene wet rondom de bescherming van kinderen, met bepaalde richtlijnen, maar elke staat moet zelf bepalen hoe dit ingevuld wordt. Drie belangrijke algemene statuten zijn:

1. De CAPTA uit 1974: elke staat moet het melden van misdrijven verplichten, kinderadvocaten inzetten bij rechtszaken en voor vertrouwelijkheid zorgen in die zaken.

2. De Adoption Assistant and Child Welfare Act (1980): stelt dat gezinnen intact moeten worden gehouden wanneer mogelijk

3. De Adoption and Safe Families Act (ASFA; 1997): stelt dat staten minder van pleegzorg afhankelijk moeten zijn en meer permanente oplossingen voor kinderen moeten zoeken (zoals adoptie of het wonen bij familie).

In het zorgstelsel rondom kindermishandeling bestaat een aantal knelpunten. Ten eerste is er een strijd tussen aandacht voor primaire preventie (het voorkómen van kindermishandeling) en interventie (programma’s om slachtoffers van kindermishandeling te identificeren en te behandelen). Ten tweede is er de discussie of beleid moet focussen op het straffen van daders en beschermen van de slachtoffers, of het ondersteunen en behandelen van daders en gezinnen in nood.

De eerste benadering heeft geleid tot hogere straffen voor daders, en wetten die het verplicht maken de mishandeling te melden in de wijk (Megan’s Law). Megan werd vermoord door een eerder veroordeelde kinderlokker die tegenover haar huis was gaan wonen. Haar ouders spanden een rechtszaak aan, waarna het verplicht werd voor alle staten om kinderlokkers te volgen en hun woonplek openbaar te maken.

De straf- en beschermbenadering overheerst op het moment. Toch komt hierbij de notie van het intacte gezin, wanneer mogelijk, in gevaar. Vooral de Kinderbescherming (of Child Protection Service; CPS) moet afwegen tussen deze twee standpunten. Deze heeft als taak het kind te beschermen. Deze bescherming kan zijn op vrijwillige en onvrijwillige basis en kan leiden tot uithuisplaatsing. De CPS biedt preventieve hulp, vaak het vergroten van opvoedcompetenties bij ouders, en postrespons hulp: individuele en gezinsbegeleiding, pleegzorg en hulp bij rechtszaken.

Preventies

Een tiener mag pas autorijden na het leren van, en slagen voor, een rijexamen. Maar een kind krijgen, dat mag iedereen en zonder afleggen van een test. Veel mensen die ouder worden, zijn simpelweg niet voorbereid. Een vorm van preventie van kindermishandeling is het thuis bezoeken van risicogezinnen (arme, alleenstaande, jonge ouders of zwangere tienermoeders). De instanties kunnen op deze manier de thuissituatie controleren en de ouders in een veilige omgeving bijstaan in de opvoeding. Een belangrijke factor in preventie is het vergroten van de kennis over de ontwikkeling van een kind en hoe met het kind om te gaan.

Een andere vorm van preventieve hulp zijn de schoolgebaseerde programma’s. De meesten focussen op de basisschoolkinderen en letten op tekenen van seksueel misbruik of geweld in het gezin.

Op een groter niveau in de samenleving vindt preventie plaats door advertenties en campagnes. In deze advertenties worden bijvoorbeeld tips gegeven over het omgaan met woede en hoe ouders met lastige opvoedsituaties om kunnen gaan.

Interventies

Een eerste vorm van interventie, namelijk de bestraffing van kindermishandeling, is eigenlijk ook een vorm van preventie. Als een dader gepakt en bestraft wordt, zal hij waarschijnlijk minder snel nogmaals de fout ingaan. Dit wordt ook wel een specifieke afschrikker genoemd in het afschrikkingsmodel (‘deterrence model’). Daarnaast zou het idee van een zware straf ook nieuwe daders moeten tegenhouden: een algemene afschrikker.

Naast het straffen van daders is een nieuwe trend aan het ontstaan die pleit voor medicalisering: waar daders eerst puur gezien werden als ‘slecht’ en ‘zondaars’, worden ze nu eerder ‘ziek’ genoemd en zouden ze behandeling moeten krijgen. Dit zorgt echter weer voor een nieuw probleem: als de daad is gedaan omdat een persoon ziek is, is hij dan nog wel te straffen voor zijn gedrag? Meestal worden straffen en behandeling daarom gecombineerd.

Conclusie

Kindermishandeling is een eeuwenoud probleem. De behandeling van kinderen kreeg pas meer aandacht tijdens de kindbeweging in de tweede helft van de 19e eeuw. Pas rond 1960 werd het concept kindermishandeling ook bekender in de onderzoekswereld. Doordat verschillende partijen aandacht gingen vragen voor het kind, zijn ook verschillende definities ontstaan van wat kindermishandeling precies inhoudt. Deze definities zijn nog steeds niet eenduidig. Wel wordt er nu veel gedaan aan de preventie en interventie van kindermishandeling, waarbij in het beleid van de VS de nadruk ligt op het laatste.

 

2. De studie van kindermishandeling

Voor de jaren ’60 van de vorige eeuw was er vrijwel geen onderzoek naar kindermishandeling. Pas in de laatste 30 jaar is de interesse hierin sterk gegroeid, en nu houden criminologie, geneeskunde, rechten en sociale studies zich ermee bezig. Elke groep heeft een eigen perspectief op het probleem, eigen onderzoeksmethoden en eigen oplossingen. Hierdoor zijn er over veel facetten van kindermishandeling stevige discussies ontstaan. Een voorbeeld hiervan is over het bestaan van herstelde herinneringen: herinneringen van misbruikte kinderen die onderdrukt zijn en tijdens therapie weer bovenkomen. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan verschillende theorieën die kindermishandeling verklaren en uitleggen.

De prevalentie van mishandeling bestuderen

Eerder werd al ingegaan op het feit dat kindermishandeling in een populatie zeer moeilijk in te schatten is. Criminologen gebruiken als illustratie een kokermodel.

1. Bovenaan de koker, in het breedste gedeelte, ligt het ware aantal kindermishandeling-gevallen in een populatie (niveau 1).

2. Op niveau 2 (smaller) komen alle gevallen die onder de aandacht worden gebracht van professionals zoals dokters en leerkrachten, en de gevallen binnen de CPS. Deze professionals zijn verplicht hun vermoeden van mishandeling te melden, maar toch kiezen zij er vaak niet voor dit te doen.

3. Hierdoor komen in de data van de CPS (niveau 3) nog minder gevallen voor.

4. Op niveau 4 komen de kinderen terecht die na een melding ook daadwerkelijk in het systeem komen met een rechtmatige melding (60% van niveau 3), maar nog geen vaststelling van mishandeling hebben.

5. Pas op niveau 5 is er sprake van een onderbouwde melding, met genoeg bewijs dat de mishandeling echt heeft plaatsgevonden (25% van niveau 4).

6. Na een onderbouwde melding heeft de staat de plicht om diensten in te zetten (counseling, pleegzorg, uithuisplaatsing), maar dit gebeurt vaak niet. Dit heeft voornamelijk te maken met de enorme caseload binnen het CPS. Slechts 60% van de gezinnen krijgt interventies. De resterende 40% wordt aangespoord zelf hulp te zoeken.

7. Op niveau 7 vinden arrestaties plaats van daders. Dit gebeurt zelden (minder dan 20% van de gevallen van niveau 5).

8. Het laatste niveau in de koker, de veroordelingen.

Criminologen gebruiken de term dark figure voor het gat tussen het aantal begane misdaden en het aantal gerapporteerde en onderbouwde meldingen. De dark figure bij kindermishandeling is zeer groot. Niveau 1 kan alleen geschat worden op basis van zelfrapportage onderzoeken, waarbij mensen uit de algemene populatie gebeld of geïnterviewd worden over geweld binnen het gezin.

De andere niveaus worden geschat door middel van officiële statistieken, dus van CPS, professionals en de rechtbank.

Officiële statistieken

De bron voor officiële statistieken is de National Child Abuse and Neglect Data System (NCANDS) en de National Incidence Study (NIS). De NCANDS brengt vanaf 1992 jaarlijks een verslag uit per staat over het aantal gevallen van mishandeling en verwaarlozing, uitkomsten uit onderzoek, beschrijving van de slachtoffers en de relatie van de daders tot de slachtoffers. Nadelen van deze statistieken is dat ze alleen afkomstig zijn van CPS data (niveaus 3, 4 en 5), en op staatsniveau zijn berekend (niet per instelling).

De NIS is ingesteld om de prevalentie van kindermishandeling te meten in de VS en veranderingen daarin over tijd. Er zijn nu vier rapporten, met 6 tot 8 jaar tussen elk rapport. De NIS probeert daarbij in te schatten hoeveel gevallen bij de professionals bekend worden (niveau 2).

Zelfrapportages

Bij de zelfrapportages wordt onderscheid gemaakt tussen zelfrapportage dader-onderzoek (eigen verwaarlozend of mishandelend gedrag) en zelfrapportage slachtoffer-onderzoek. Het voordeel van deze rapportages is dat ze informatie geven over mishandeling die niet bij de professionals terecht is gekomen. Het gaat dan vaak om normatief geweld (zoals de pedagogische tik). Een probleem is dat volwassenen gevraagd wordt om terug te denken aan hun kindertijd (retrospectief) wat lastig is (soms is er sprake van onderdrukte herinneringen). Een ander probleem is dat respondenten vaak niet eerlijk zijn.

CTS

De meest gebruikte test bij zelfrapportage is de Conflict Tactics Scale (CTS). Deze werd oorspronkelijk ontwikkeld voor geweld tussen partners, maar is omgevormd naar een versie voor ouder-kind geweld: de Parent Child CTS. Aan ouders wordt gevraagd welke conflict oplossingsstrategieën ze hebben toegepast toen hun kind hen frustreerde. Ze kunnen kiezen uit een lijst met 22 strategieën waarbij sommigen niet gewelddadig zijn, tot lichamelijk mishandelend. De strategieën zijn willekeurig opgesomd, zodat ouders niet door hebben dat er minder en meer ernstige strategieën tussen zitten. De gebruikte strategieën vallen in drie categorieën. Wat voorbeelden:

1. Niet gewelddadige agressie: uitleggen waarom iets fout is

2. Psychologische agressie: schreeuwen naar het kind, vloeken naar het kind, zeggen dat je hem of haar weg zal sturen

3. Lichamelijke aanval:

- Minder ernstig: Kind schudden, kind op de billen slaan met iets hards

- Ernstig: Kind op een ander lichaamsdeel slaan met iets hards, kind gooien

- Extreem: Kind bij de nek grijpen en doen stikken, kind expres branden

Daarnaast zijn er items opgenomen voor verwaarlozing en seksueel misbruik, deze zijn lastig te meten.

NCVS

Dit is de meest gebruikte enquête voor slachtoffers, de National Crime Victimization Survey. Deze wordt echter niet toegepast bij kinderen onder de 12 jaar en lichamelijke en seksuele mishandeling komt er niet in voor.

JVQ

Dit is de Juvenile Victimization Questionnaire, een vragenlijst die als doel heeft de overlap tussen vormen van kindermishandeling in kaart te brengen. Veel verschillende vormen van mishandeling komen erin voor, zoals mishandeling door verzorgers, leeftijdsgenoten of broers en zussen, seksueel misbruik en het meemaken van mishandeling van iemand anders. Ook pesten en plagen komt erin voor. Net als de CTS wordt deze bij ouders afgenomen over henzelf en over hun kinderen.

Kindermishandeling verklaren

Het verklaren van menselijk gedrag is al heel moeilijk. Het verklaren van kindermishandeling is daarbij nog extra moeilijk, omdat veel verschillende gedragingen erbij komen kijken en veel factoren in het spel zijn. Toch is het zeer waardevol om verklaringen te zoeken, omdat daarmee ook risicofactoren geïdentificeerd kunnen worden. Vanaf de jaren ’60 zijn verklaring steeds meer uitgebreid. Van alleen psychisch verstoorde volwassenen kwamen ook SES, gezinsomgeving en culturele factoren erbij kijken.

Culturele en structurele factoren

Alle ouders zullen van tijd tot tijd iets verkeerd doen, of iets verkeerds zeggen tegen hun kinderen. Wanneer we dit in ons achterhoofd houden, kunnen we kijken naar culturele condities die bijdragen aan geweld in gezinsinteracties.

Geweld in onze cultuur is een geaccepteerde, soms aangemoedigde en zelfs verheerlijkte vorm van culturele expressie. Kijk maar naar alle films en sport evenementen waar agressie als emotie wordt vertoond. Mogelijkerwijs is dit een verklaring waarom geweld in het gezin voorkomt. En inderdaad zien we in gezinnen dat ook daar geweld geaccepteerd wordt. Broertjes en zusjes mogen vechten, partners schreeuwen tegen elkaar. Eerder werd al gezegd dat driekwart van de Amerikanen vindt, dat een aframmeling op zijn tijd mag. De helft van alle ouders maken gebruik van ernstiger geweld zoals het slaan van kinderen met een hard object. Het probleem met het accepteren van mildere vormen van geweld, is dat het kan doorslaan naar onrechtmatige vormen van geweld. Veel ouders die berecht zijn voor mishandeling gaven aan, dat zij hun kind aan het disciplineren waren en daarbij zo gefrustreerd raakten, dat zij het (ongewild) pijn deden.

Een ander voorbeeld van culturele invloed zien we bij seksueel misbruik. Vrouwen en meisjes worden vaak zo in de media neergezet, dat ze behoefte hebben aan seksueel contact. Mannen worden neergezet als krachtige figuren die alles mogen krijgen.

Wanneer we kijken naar structurele kenmerken in het gezin, is ten eerste de tijd die we met gezinsleden doorbrengen een risico. We brengen veel tijd door met gezinsleden, wat de kans op geweld vergroot. In interacties is vaak sprake van emoties en spanning, wat ook een trigger kan zijn. Daarnaast is er een krachtige hiërarchie in gezinnen: de kinderen staan onder hun ouders. Ten slotte maakt de privacy binnen het gezin, binnenshuis, een veilig klimaat om agressief gedrag te vertonen in het geheim.

Lage kosten van kindermishandeling

Eerder werd gesproken over het afschrikkingsmodel: wanneer iemand een zware straf boven het hoofd hangt, zal hij minder snel overgaan tot het strafbare gedrag. Omgekeerd geldt dat wanneer er weinig ‘kosten’ zitten aan het antisociale gedrag, dit gedrag toeneemt. Kosten zijn hier de kans om gepakt te worden en de ernst van de straf. Dit is de afschrikking door formele sociale controle (vastgelegd in wetten, de CPS, etc.). Daarnaast is er nog informele sociale controle in het spel: de mening van ouders, vrienden, collega’s.

Volgens veel onderzoekers zijn de kosten van kindermishandeling te laag, waardoor het vaak voorkomt. Deze kosten nemen de laatste jaren wel toe: kinderen worden eerder uit huis geplaatst, daders worden vervolgd.

Etiologische theorie: mishandeling begrijpen

De voorgaande factoren hebben toegelicht waarom kindermishandeling zo vaak voorkomt, of überhaupt bestaat, maar niet waarom een bepaald individu een kind zal gaan mishandelen.

Sociale ecologie theorie

Deze theorie verklaart afwijkend gedrag door een wegvallen van omgevingsfactoren (de theorie wordt ook wel Chicago School genoemd door de eerste leerlingen die zich ermee bezig hielden). Als het gevoel van de gemeenschap wegvalt, en er geen gedeelde verantwoordelijkheid meer is, geven de mensen niet meer om elkaar. Hierdoor letten zij ook niet meer op elkaar (monitoring). Deze theorie is vertaald naar kindermishandeling met de social bonding theorie van Hirschi. Hij stelt dat mensen ten eerste geneigd zijn om slecht gedrag te vertonen. Hij vroeg dus: waarom, gegeven een bepaalde cultuur, mishandelen ouders hun kind niét? Dit gebeurt wanneer sociale krachten voorkómen dat ouders hun kind mishandelen. De sociale band bestaat uit drie componenten:

1. commitment/toewijding: de mate waarin een individu investeert in ‘normale’, goedgekeurde activiteiten, zoals een huis, carrière, zelfstandigheid. Hoe sterker hij dit heeft, hoe minder snel hij zijn kind zal mishandelen.

2. hechtingen/attachments: hechte banden met anderen zorgen voor een sterke sociale band. iemand met weinig banden is dus vrijer in zijn doen en laten.

3. overtuigingen: de mate waarin het individu gelooft dat de wetten rondom kindermishandeling kloppen.

Sociale klasse

In de theorieën van sociale ecologie en sociale banden wordt al verondersteld dat in lagere sociale klassen meer kindermishandeling voorkomt. Dit, omdat arme buurten bijvoorbeeld slechter georganiseerd zijn. De theorie van sociale klasse stelt direct dat armoede bijdraagt aan kindermishandeling. Bijvoorbeeld door spanningen in de armere bevolkingsgroep: financieel gaat het slecht, wat leidt tot frustratie en vervolgens tot afwijkend (mishandelend) gedrag. Naast financiën is er vaak ook meer stress door slechte gezondheid van gezinsleden en krappe bewoning.

In andere bevolkingsgroepen komt natuurlijk ook stress voor, bijvoorbeeld bij grote levensgebeurtenissen zoals een nieuw kind, een ziek familielid of een groot gezin.

Sociaal leren

In de studie van afwijkend gedag in het algemeen, neemt de sociaal leren theorie een belangrijke rol in. Dat geldt dan dus ook voor de studie van kindermishandeling. Deze theorie stelt dat menselijk gedrag wordt geleerd door het bekijken en nadoen van anderen. Dit heet modeling. In een gewelddadig gezin ziet het kind dat geweld als oplossing wordt gebruikt bij problemen of bij het uiten van emoties. Het gaat dit gedrag zien als de juiste manier om je te gedragen. Veel studies hebben aangetoond dat geweld in de kindertijd correleert met geweld in de volwassenheid. Ook kunnen kinderen die veel geweld hebben gezien, minder goed met stress omgaan of problemen oplossen.

Dit geldt ook voor seksueel misbruik: misbruikers van kinderen hebben in hun jeugd vaker zelf misbruik ondergaan (35%) dan de algemene populatie (11%).

Een groot nadeel van de sociaal leren theorie is dat deze vaak gebruikt maakt van retrospectieve en zelfrapportage testen. De rapportages zijn dan sterk gekleurd door wat de volwassene nog weet van vroeger. Ook leiden sommigen uit de theorie af dat misbruik in de jeugd leidt tot het zelf misbruiken van kinderen, maar zo eenduidig is het zeker niet. Ongeveer 30% van de kindermishandeling wordt overgeven over generaties, dus 70% van de mishandelde kinderen wordt geen dader in de volwassenheid!

Ouder-kind interactie en hechting

Deze theorie suggereert dat kindermishandeling voortkomt uit een interactie tussen moeilijk gedrag bij het kind en specifiek gedrag van de ouders. Bijvoorbeeld bij ouders die niet goed om kunnen gaan met opstandige kinderen. Door deze slechte interactie komt de hechting van het kind aan ouders in gevaar: de emotionele band die maakt dat het kind gaat vertrouwen op anderen en durft te exploreren. Als de hechting onveilig verloopt, kan het kind veel problemen krijgen, waaronder in het zelf aangaan van intieme relaties.

Inderdaad blijkt uit onderzoek dat ouders die hun kind mishandelen, vaker onveilig gehecht zijn aan hun kind.

Psychopathologie bij de dader

Toen kindermishandeling meer bekendheid kreeg, was de visie op de daders lange tijd dat zij een psychische ziekte hadden en behandeld moesten worden. Seksueel misbruikers zouden psychotisch of verstandelijk beperkt zijn. Tegenwoordig, door onderzoek, weten we dat slechts een kleine portie van mishandelende ouders een ernstige psychiatrische stoornis heeft. Wat wel klopt, is dat daders vaak verhoogde scores hebben op maten van problemen, zoals depressiesymptomen, zelfvertrouwen, zelfcontrole. Vaak wordt bij hen een laag niveau van empathie gezien en weinig impulscontrole. Kindermisbruikers hebben vaak gevoelens van eenzaamheid en minderwaardigheid.

Biologische factoren

Biologische verklaringen voor mishandeling zijn onder andere een laag IQ, ADHD, lichamelijke beperkingen en een afwijkende hormoonspiegel (alles bij de dader). Bij seksueel misbruikers wordt vaak een afwijkende seksuele opwinding waargenomen (aangetrokken zijn tot kinderen).

Problemen in onderzoek

Onderzoek naar kindermishandeling krijgt te maken met allerlei problemen. Veel onderzoeken baseren hun resultaten bijvoorbeeld op kleine en selectieve steekproeven en vaak zijn er geen controlegroepen. De slachtoffers die ondervraagd worden zijn erg kwetsbaar en lastig te onderzoeken, en de daders willen vaak niet meewerken.

Onduidelijke definities

Eerder werd al gezegd dat een groot probleem in de definitie van mishandeling ligt: wat hoort er bij en wat niet. Dit maakt vooral cross-culturele vergelijking heel moeilijk.

Correlatie en oorzakelijkheid

Het meeste onderzoek naar kindermishandeling is retrospectief en correlationeel: kenmerken worden met elkaar vergeleken om te kijken of er een samenhang is. Over de richting van het effect (A leidt tot B), kan dus niets gezegd worden. Zulk onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die mishandeld zijn meer cognitieve problemen hebben, gedragsproblemen en problemen met depressie of lage eigenwaarde. Maar veroorzaakt de mishandeling deze problemen? Dit is lastig te zeggen. Waar in ieder geval aan voldaan moet worden is:

- tijdsvolgorde: de oorzaak moet vóór het effect komen (veel slaan leidt tot gedragsproblemen).

- een echte relatie: A veroorzaakt B, en niet dat A veroorzaakt C, die weer B veroorzaakt (waarbij een derde onbekende variabele dus in het spel komt).

Experimenteel onderzoek

In een perfect experiment wijst een onderzoeker mensen uit een steekproef toe aan een experimentele en controlegroep en behandelt hij deze twee groepen verschillend. Bij kindermishandeling is dit echter niet te doen: het is onethisch om een groep weeskinderen wel te laten mishandelen en een andere groep niet, om de verschillen te onderzoeken.

Een oplossing is het longitudinaal onderzoek, waarbij kinderen lange tijd worden gevolgd. Dit zijn echter dure onderzoeken en veel deelnemers vallen tussentijds uit. Een mooi voorbeeld is de studie van Widom: zij volgt al 40 jaar lang een groep die in hun kindertijd mishandeld werden.

Controlegroepen

Een manier om betere uitspraken te kunnen doen in het onderzoek, is het betrekken van een controlegroep. Vooral als de controle groep goed gematcht is op basis van bijvoorbeeld leeftijd, geslacht en klasse, kan met meer zekerheid worden gezegd wat de mishandeling veroorzaakt. Soms wordt in plaats van een controlegroep ook gebruikgemaakt van normatieve data (publieke data, bijvoorbeeld van de CBCL).

Problemen met steekproeven

Steekproeven moeten altijd een zo goed mogelijke weergave zijn van de populatie. Hoe beter dit lukt, hoe beter de uitspraken die gedaan kunnen worden uit het onderzoek. Bij onderzoek naar kindermishandeling wordt meestal gebruikgemaakt van klinische steekproeven; dit zijn zeker geen representatieve groepen. Toch kunnen hier goede resultaten uit voortkomen, die wel bijvoorbeeld bruikbaar zijn voor een selectieve groep (bijvoorbeeld de groep mannelijke daders die in een instelling verblijven).

 

 

3. Lichamelijke mishandeling

In dit hoofdstuk focussen we op een specifieke vorm van kindermishandeling, namelijk lichamelijke mishandeling. Allereerst wordt aandacht besteed aan definities van deze mishandeling, prevalenties en uitkomsten van onderzoek. Ook wordt ingegaan op korte- en lange termijn consequenties van lichamelijke mishandeling.

Definitie

Onder lichamelijke mishandeling valt een breed spectrum aan gedragingen, waaronder het door elkaar schudden van een jong kind, knijpen of trekken aan lichaamsdelen. De eerste definities die werden gemaakt, focusten vooral op geweld waar zichtbare verwondingen door kwamen. In 1988 werd de definitie uitgebreid zodat lichamelijke schade maar ook een gevaar op schade eronder vielen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen geweld (violence) en mishandeling (abuse). Het slaan op een hand is geweld, wanneer dit expres is gedaan om pijn te veroorzaken. Maar, als dit niet gepaard gaat met schade, is het niet meteen mishandeling.

De definitie van lichamelijke mishandeling is het intentioneel gebruiken van lichamelijke kracht tegen een kind, wat (kan) resulte(e)r(t)en in lichamelijke verwondingen. Het door elkaar schudden van een jong kind kan bijvoorbeeld leiden tot het shaken baby syndrome, een typische hersenschade bij deze kinderen.

Elke staat in de VS heeft haar eigen wettelijke definitie van lichamelijke mishandeling, en ook eigen wetten daaromheen. De meeste staten staan lichamelijk straffen van kinderen toe, en letten sterk op zichtbare kenmerken zoals blauwe plekken of gebroken botten.

Shaken baby syndrome

De hoofd-doodsoorzaak bij lichamelijk mishandelde kinderen is een verwonding of trauma aan het hoofd. Bij het shaken baby syndrome wordt een kind zo heftig door elkaar geschud, dat de hersenen in de schedel mee schudden. Dit kan leiden tot ernstig hersenletsel, coma, of overlijden. Slechts 15% van de kinderen met shaken baby syndrome overleeft zonder blijvend letsel. Problemen die eruit voortkomen zijn verstandelijke beperking, blindheid, epilepsie, leerstoornissen en groeiachterstanden. De trigger voor verzorgers om de kinderen zodanig door elkaar te schudden, is meestal dat ze het kind niet konden troosten. Ze verloren daardoor de controle.

Onderzoek heeft aangetoond dat preventieve voorlichting over het gevaar van het schudden van een kind, het aantal kinderen met dit syndroom kan halveren. Zeker wanneer dit gecombineerd wordt met goede coping strategieën voor het omgaan met huilende kinderen.

Hoe vaak komt het voor?

In het vorige hoofdstuk is al besproken, dat schattingen van mishandeling uit twee bronnen komen in de VS: officiële schattingen door overheidsinstanties (zoals kinderbescherming), en schattingen van zelfrapportages vanuit enquête onderzoek.

Officiële schattingen

In 2009 kwamen zo’n 3 miljoen meldingen van kindermishandeling binnen in de VS (volgens de NCANDS). Van elke 1000 meldingen werden er 10 valide verklaard en verder in het systeem verwerkt. In 18% van de gevallen ging het daarbij om lichamelijke mishandeling. In dit jaar stierven 1700 kinderen aan mishandeling, bijna de helft daarvan door lichamelijke mishandeling.

De NIS meet ook het aantal meldingen bij andere instanties zoals scholen en ziekenhuizen. De recentste NIS is van 2010 en meldt een afname in lichamelijke mishandeling (476.000 kinderen, wat neerkomt op 6.5 op de 1.000 kinderen in de VS). In vergelijking met de vorige NIS, 12 jaar eerder (1998) is dat een daling van 29%.

Zelfrapportages

Een van de eerste onderzoeken naar dader rapportages was de National Family Violence Survey, een telefonische enquête. 75% van de ouders gaf toe om ten minste 1 vorm van gewelddadigheid te gebruiken bij hun kind. 2% van de ouders had daarbij iets gedaan wat het kind schade toe kon brengen.

Een ander onderzoek maakte gebruik van de CTSPC, de Conflict Tactics Scale Parent-Child, in 1998. Daarbij werden 1.000 ouders geïnterviewd. Twee derde van deze groep gebruikte weleens fysiek geweld in de opvoeding. Meestal was dit milder geweld zoals slaan en knijpen. Bijna de helft van de ouders had daarnaast weleens gebruik gemaakt van ernstig gewelddadig gedrag (kind slaan met een voorwerp, slaan met een vuist, schoppen tegen het kind).

In een onderzoek naar slachtoffer rapportage in 1995 werden 16.000 volwassenen telefonisch ondervraagd naar hun ervaringen met fysiek geweld in hun eigen jeugd. Meer dan de helft was ooit weleens lichamelijk mishandeld (milder of ernstiger) door hun verzorger. Mannen hadden meer risico op het ervaren van geweld dan vrouwen.

Trends

De laatste jaren is er een debat gaande of lichamelijke mishandeling in de VS nu toeneemt of juist afneemt. Het is lastig te bepalen, onder andere doordat definities van mishandeling niet eenduidig zijn. Ook vindt het plaats achter gesloten deuren, wat officiële schattingen moeilijk maakt. Daarnaast heeft elke staat een eigen systeem om mishandeling te schatten (individuele kinderen tellen, of mishandeling per gezin, etc.).

Wanneer gekeken wordt naar de NIS, dan lijken de trends zo:

- 1980-1993: sterke toename (verdriedubbeling). Waarschijnlijk door toegenomen aandacht voor mishandeling in de media, onderzoek, bredere definities van mishandeling, mediacampagnes en ‘hotlines’ voor het melden van mishandeling. Daarnaast lijkt er ook echt een stijging in mishandeling geweest te zijn. Zo bleef het aantal mildere gevallen gelijk, maar verviervoudigde het aantal ernstige zaken. Als het alleen aan media-aandacht lag, zou de toename voor alle niveaus van mishandeling gelijk zijn.

- 1998-2010: afname van 29%. Waarschijnlijk is dit ook een échte afname. Zo zien we dat geweld in de samenleving in de VS over het algemeen ook afneemt.

Zelfrapportage onderzoek ziet echter geen afname in ouderlijk geweld in de laatste jaren. Maar, dit kan ook liggen aan de kleine steekproeven.

Karakteristieken

Welke karakteristieken kunnen we onderscheiden bij daders en slachtoffers van lichamelijke mishandeling?

Karakteristieken van slachtoffers

1. Leeftijd: leeftijdsverschillen in prevalentie van mishandeling hangen af van het type mishandeling. Bij lichamelijk misbruik geldt, dat het risico daarop toeneemt als het kind ouder wordt. Het risico is het grootst voor kinderen tussen de 6 en 14 jaar. In onderzoek naar mishandeling wordt vaak gefocust op de jongere kinderen, en niet de adolescenten. Wat betreft lichamelijke mishandeling gebeurt hier echter wel veel. Het gebrek aan aandacht voor deze groep komt waarschijnlijk doordat zij ook hun eigen probleemgedrag hebben, groter en sterker zijn en minder kwetsbaar lijken.

2. Geslacht: de prevalentie van lichamelijke mishandeling is niet heel verschillend voor jongens en meisjes. Jongens hebben altijd al iets meer risico gelopen.

3. SES: lichamelijke mishandeling komt veel vaker voor bij gezinnen met een lagere economische en sociale status. In 1998 hadden mishandelde kinderen 12 keer meer kans om uit lage SES gezinnen te komen. Andersom geldt, dat kinderen uit lage SES gezinnen drie keer meer risico lopen op lichamelijke mishandeling.

4. Etniciteit: Aziatische, gevolgd door zwarte, Spaanse en blanke kinderen liepen het meeste risico op lichamelijke mishandeling in 2003. In 2010 was de prevalentie juist hoger voor zwarte en Spaanse kinderen, in vergelijking met blanke kinderen.

5. Overige: Veel onderzoekers vinden een verband tussen lichamelijke mishandeling en prematuur geboren kinderen. Daarnaast vinden sommige onderzoekers een verband met fysieke of mentale beperkingen bij de kinderen. 1 onderzoek toonde aan dat kinderen met beperkingen twee keer zo vaak te maken kregen met lichamelijke mishandeling. Toen werd onderzocht of de beperking kwam door de mishandeling, of juist andersom, bleek dat voor 37% van de kinderen de mishandeling de beperkingen veroorzaakt had.

Karakteristieken van daders

1. Leeftijd: Jongere ouders hebben meer risico op het mishandelen van hun kinderen dan oudere ouders. Dit kan komen door hun kleine ervaring met opvoeding en het niet kunnen omgaan met verantwoordelijkheid voor hun kind.

2. Geslacht: overheidsinstanties zien iets meer vrouwen die worden aangegeven voor kindermishandeling. Dit kan komen doordat zij meer tijd doorbrengen met hun kinderen. Opmerkelijk is, dat wanneer de kinderen niet bij hun biologische ouders wonen, daders juist vaker mannelijk zijn (74% man en 29% vrouw).

3. Relatie met het kind: in 85% van de gevallen zijn de daders de biologische ouders van het kind. In 9% van de gevallen ging het om een buitenstaander, zoals een oppasser of andere niet-gezinsleden. De ernst van de mishandeling is groter, wanneer de daders niet de ouders waren.

4. Psychologische en biologische factoren: Veel onderzoekers hebben zich bezig gehouden met het vinden van karakteristieken van daders. Hoewel deze studies niet kunnen vaststellen of deze karakteristieken leiden tot het mishandelen van je kind, kan het wel helpen bij het opstellen van bijvoorbeeld behandelingen.



Emotionele en gedragskenmerken

- depressie

- lage frustratie tolerantie

- laag zelfbeeld

- angst

- stress

- middelengebruik

- verstandelijke beperking

Gezins- en interpersoonlijke problemen

- spanningen in het huwelijk

- eenoudergezin (geen steun van een partner)

- gezinsgrootte (hoe meer kinderen, hoe meer kans)

- geschiedenis van mishandeling in kindertijd (intergenerationele transmissie)

- verbaal en fysieke conflicten met gezinsleden

- geïsoleerd zijn van vrienden en de samenleving

Opvoedproblemen

- onrealistische verwachtingen van kinderen

- opvoeding als stressvol ervaren

- inconsequente opvoeding

- weinig communicatie, stimulatie en interactie met kinderen

- veel verbale en fysieke agressie naar kinderen

Biologische factoren

- lichamelijke gezondheidsproblemen

- over-reactiviteit op prikkels (zoals huilend kind)

Gevolgen van lichamelijke mishandeling

Kinderen die lichamelijk mishandeld zijn, hebben vaker last van lichamelijke, emotionele en gedragsproblemen, soms voor langere tijd.




Leeftijdsgroep

Gevolg

Voorbeeld

Kinderen

Medisch

Blauwe plekken, hersenbeschadiging, verbranding, breuken

Cognitief

Beperkt verstandelijk functioneren, taalproblemen, geheugenproblemen, slechte schoolprestaties

Gedrag

Agressie, opstandigheid, arrestaties

Sociaal-emotioneel

Hechtingsproblemen, afwijzing door leeftijdsgenoten, laag zelfbeeld, depressie, suïcidaliteit

Psychiatrische stoornis

Depressie, ODD, CD< ADHD, PTSS

Adolescenten en volwassenen (langetermijn effecten)

Criminaliteit

Arrestaties, huwelijksgeweld, zelf mishandelen van kinderen, prostitutie

Middelenmisbruik

Alcohol, drugs

Sociaal-emotioneel

Zelfverwondend gedrag, angst, vijandigheid, depressie

Psychiatrische stoornis

PTSS, Depressie, persoonlijkheidsstoornis

Onderzoek naar de effecten van lichamelijke mishandeling is heel lastig. Het onderzoek is altijd correlationeel, wat inhoudt dat we niet kunnen aannemen dat de mishandeling de problemen heeft veroorzaakt. Mishandeling gaat meestal samen met een hoop andere problemen binnen het gezin, zoals geweld tussen ouders, alcohol gebruik en een lage SES. Ook deze factoren hebben invloed.

Vooral van afnemende schoolprestaties en agressie naar andere kinderen is bewezen, dat deze daadwerkelijk veroorzaakt worden door lichamelijke mishandeling.

Wat betreft de problemen in de hechting is aangetoond, dat het geweld tussen ouder en kind in het gezin de ontwikkeling van een gezonde relatie tegengaat. Het kind ontwikkelt onveilige hechtingsrelaties, zoals een gedesorganiseerde hechtingsstijl. Dit komt vooral doordat de ouder soms warmte en veiligheid biedt, en soms gevaar oplevert voor het kind: dit is verwarrend en onduidelijk. Doordat de hechting niet goed verloopt, krijgt het kind moeite om zelf relaties met anderen aan te gaan.

Op het gebied van psychiatrische stoornissen is aangetoond dat mishandelde kinderen in 40% van de gevallen een depressieve stoornis zullen krijgen ergens in hun leven, en 30% een gedragsstoornis zoals ODD of CD.

Wat betreft de lange termijn effecten is veel onderzoek geweest naar de overdracht van mishandelend geweld tussen generaties. Naast dat kinderen een verkeerd voorbeeld krijgen over hoe ouders zich gedragen naar hun kinderen, is het mogelijk dat ook genen een rol spelen in de overdracht. Een onderzoek in Nieuw Zeeland vond inderdaad dat er een gen te onderscheiden is, dat geassocieerd wordt met agressie op latere leeftijd. Dit betekent echter nog niet dat alleen het gen van invloed is! Het is een complex samengaan van factoren.

Risico- en beschermende factoren

De gevolgen van lichamelijke mishandeling zijn per kind verschillend. Sommige kinderen hebben last van pervasieve en langdurige effecten van de mishandeling, anderen lijken niet veel negatieve effecten te voelen. Wat maakt dat kinderen zo verschillend reageren op mishandeling? Bepaalde factoren kunnen invloed hebben op het effect van mishandeling, dit zijn mediërende factoren.

1. Kenmerken van de mishandeling: Twee belangrijke factoren zijn de ernst en de duur van het misbruik. Sommige onderzoekers stellen ook dat het aantal soorten mishandeling invloed heeft: hoe groter dit aantal (lichamelijke, emotionele mishandeling, seksueel misbruik etc.), hoe negatiever de uitkomst.

2. Kenmerken van het kind: Hiernaast blijkt, dat ook belangrijk is hoe de kinderen denken over de mishandeling (attributions of perceptie). Kinderen die zichzelf de schuld geven voor de mishandeling, bijvoorbeeld, laten meer externaliserende symptomen zien (agressie, druk zijn).

Wat ook invloed heeft is de leeftijd of het ontwikkelingsniveau van het kind. Hoe jonger het kind is tijdens lichamelijke mishandeling, hoe meer risico zij loopt op problemen in de adolescentie. Kinderen onder de 5 jaar hebben last van zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag, kinderen boven de 5 jaar vooral van externaliserend.

3. Kenmerken van het gezin: De negatieve effecten van mishandeling lijken het grootst bij gezinnen met hoge stressniveaus, ouders met psychopathologie, en lage SES.

Hiernaast zijn er ook beschermende factoren gevonden, die kinderen weerbaarder maken tegen de gevolgen van mishandeling. Dit zijn onder andere: hoge intelligentie bij het kind, meer zelfvertrouwen bij het kind, en de aanwezigheid van een steunende ouder in het gezin.

Oplossingen voor kindermishandeling

Lichamelijke mishandeling is duidelijk een groot probleem. Vanuit allerlei hoeken in de samenleving worden daarom oplossingen aangedragen, zowel in de vorm van interventies als preventies. Afhankelijk van het denkkader zijn strategieën aangedragen om mishandeling tegen te gaan (focus op het individuele kind, focus op de ouder-kind relatie of focus op de maatschappij).

Interventies

De eerste interventies focusten alleen op de ouders, omdat verondersteld werd dat zij ziek waren (last hadden van psychopathologie). Tegenwoordig wordt ook gekeken naar het kind, de ouder-kind relatie en de samenleving (betere kinderopvang, minder sociale isolatie).

Behandeling van daders

Interventies voor mishandelende ouders pakken steeds meer verschillende gebieden aan. Zij krijgen training in emotieregulatie (omgaan met woede), opvoedhulp en stress management. Vooral het trainen in het opvoeden van kinderen zonder gebruik te maken van agressie is van belang. Ouders leren hun kind te belonen en adequaat te straffen. Soms worden ook cognities van ouders aangepakt met cognitieve gedragstherapie, bijvoorbeeld het omzetten van negatieve gedachten naar positieve gedachten. Bij stress management worden bijvoorbeeld ontspanningstechnieken aangeleerd.

Onderzoek naar deze behandeling toont aan, dat ouders beter worden in hun opvoedvaardigheden. Ook laten hun kinderen minder probleemgedrag zien. Deze veranderingen lijken ook blijvend te zijn.

Behandeling van kinderen

De behandeling van kinderen, die lichamelijke mishandeling hebben meegemaakt, komt steeds meer voor naast de therapie voor hun ouders. Toch krijgt nog maar een klein deel van deze kinderen individuele therapie. In extreme gevallen moeten kinderen opgenomen worden vanwege de mishandeling. In andere gevallen krijgen zij individuele begeleiding (ontspanningstechnieken, zelfcontrole, vergroten zelfvertrouwen), groepstherapie (emotieregulatie, sociale vaardigheidstraining) of speltherapie.

Er is wat bewijs dat deze interventies agressief gedrag bij kinderen kunnen verminderen, en sociale vaardigheden en zelfvertrouwen vergroten. Het is nog onbekend of deze veranderingen blijvend zijn.

Gezinsinterventies

Dit is een relatief nieuwe vorm van interventies, waarbij het gezin als eenheid wordt behandeld. Bij in-home interventies komen professionals bij het gezin thuis voor een aantal korte termijn en intensieve interventies. De Child Protection Service biedt dit nu aan een groot aantal gezinnen aan, waarbij de mishandeling daadwerkelijk is vastgesteld maar ook waar alleen een vermoeden van mishandeling bestaat.

Het bekendste in-home programma in de VS is Homebuilders. Dit programma was opgezet om uithuisplaatsing van kinderen tegen te gaan. De focus ligt op het trainen van ouders in opvoedingsvaardigheden, verminderen van stress en emotieregulatie. Recent onderzoek naar deze programma’s vindt weinig tot geen effectiviteit.

Andere gezinsinterventies zijn programma’s waarbij het kind en de ouder samen therapie krijgen. Een voorbeeld is het gebruiken van cognitieve gedragstherapie voor zowel ouder als kind, om hun negatieve relatie te verhelpen. Zij krijgen allebei therapie om negatieve cognities aan te pakken, betere coping strategieën te ontwikkelen en hun emoties beter te reguleren. Dit blijkt een effectieve interventie.

Een andere vorm van gezinstherapie is de ouder-kind interactietherapie (PCIT: parent-child interaction therapy). Hierbij worden ouders gecoacht tijdens de interactie met hun kind. Ook dit blijkt een effectieve interventie.

Interventies in de samenleving

Interventies gericht op de samenleving zijn in het leven geroepen, omdat veel mishandelende ouders sociaal geïsoleerd blijken te zijn. Bij deze interventies horen telefonische hulpdiensten, contactgroepen en thuisbezoeken door de kinderbescherming. Heel soms zijn er programma’s die ook zorgen voor basisbehoeften zoals voedsel en onderdak. Ook kinderopvang is een goede manier om ouders te ontzien in hun opvoeding.

Preventies

Preventie strategieën in het voorkomen van kindermishandeling moeten zich richten op alle niveaus in de samenleving: het gezin, de grotere gemeenschap en overheidsinstanties. Hoewel er al veel preventieprogramma’s zijn, is er weinig bekend over de effectiviteit daarvan.

Opvoedcompetentie en opvoedingsondersteuning

Hierbij worden ouders gesteund in hun opvoedingsvaardigheden. Dit wordt gedaan door bijvoorbeeld de thuisbezoek programma’s van risicogezinnen. In Zuid-Australië is dit programma zelfs verder uitgebreid en worden alle gezinnen met een pasgeboren kind bezocht. Maatschappelijk werkers besteden ook aandacht aan het vergroten van de kennis bij ouders over hulpinstanties, en ze geven tips hoe de hechtingsband tussen ouder en kind vergroot kan worden.

Ook buiten het gezin wordt opvoedingsondersteuning aangeboden, bijvoorbeeld vanuit de school. Ouders krijgen informatie over de ontwikkeling van hun kind, opvoedvaardigheden en stress management, en ze krijgen de kans om verhalen en tips uit te wisselen met andere ouders. Dit blijkt een effectieve preventie te zijn.

Samenleving

Een voorbeeld van een preventieprogramma op het niveau van de samenleving is het Parents Raising Safe Kids program in Amerika. Het is beschikbaar voor alle ouders van jonge kinderen. Zij worden getraind in disciplineren, de ontwikkeling van het kind, emotieregulatie en probleemoplossingsvaardigheden. Het is een goed ontwikkeld programma, waarbij professionals getraind worden zodat zij binnen hun instelling het programma kunnen aanbieden aan ouders.

Een ander bekend programma is het Triple P programma. Het bestaat uit vijf niveaus van hulp om elk soort gezin te betrekken. Het varieert van advertenties op tv of in de krant tot intensieve sessies met ouders die advies nodig hebben over de opvoeding. Het is een bewezen effectief programma.

Publiek bewustzijn programma’s

Door mediacampagnes wordt geprobeerd het bewustzijn van kindermishandeling te vergroten in de samenleving. Ouders leren dat hun gedrag verkeerd is. Daarnaast leren professionals en andere mensen in de omgeving van ouders wat de symptomen zijn van kindermishandeling. Deze campagnes lijken redelijk effectief in het verminderen van lichamelijke mishandeling, en in het vergroten van het aantal meldingen van misbruik.

 

4. Seksueel misbruik

Dit hoofdstuk focust op seksueel misbruik bij kinderen. Eerst wordt de definitie van seksueel misbruik gedefinieerd, daarna wordt aandacht besteed aan de prevalentie in de VS. Ook hier komen karakteristieken van slachtoffers en daders aan de orde. Ten slotte worden mogelijke oorzaken en gevolgen besproken. Deze vorm van kindermishandeling wordt meestal begaan door iemand buiten het gezin (kennis van de familie bijvoorbeeld), daarom wordt nu meer aandacht besteed aan de omgeving.

Definitie

Net als bij andere vormen van kindermishandeling, is seksueel misbruik moeilijk te definiëren. Welk gedrag is volgens culturele normen ongepast seksueel? En wanneer wordt seksuele interactie misbruik?

Culturele context

Seksuele interactie tussen volwassenen en kinderen komt al heel lang voor. Toch is het pas geleden dat kindermisbruik als sociaal probleem is erkend. Eerst moeten we weten wat normaal seksueel gedrag is.

Poole en Wolfe hebben normatief seksueel gedrag in de kindertijd in beeld gebracht. Kinderen tussen de 2 en 6 jaar vertonen bepaald seksueel gedrag, uit nieuwsgierigheid. Ze proberen mee te kijken als iemand zich uitkleedt, willen geslachtsorganen aanraken of masturberen zelfs. Kinderen tussen de 7 en 12 doen dit ook, maar praten daarnaast ook meer over seks, kussen elkaar en zijn geïnteresseerd in het andere geslacht. Over het algemeen noemen we seksueel gedrag normaal, wanneer 20% of meer van de verzorgers/ouders het opmerken bij hun kind.

Het verschil tussen misbruikte en niet misbruikte kinderen is, dat de laatste groep dit gedrag af en toe zal laten zien. Misbruikte kinderen tonen drie keer zo vaak hun geslachtsdelen aan andere kinderen. Daarnaast laten zij gedrag zien, dat wel kan duiden op misbruik, zoals tongzoenen en oraal-genitaal contact.

Het begrip

De definitie van seksueel misbruik stelt: ‘elke volledige of gepoogde seksuele handeling, seksueel contact met, of exploitatie van een kind door een verzorger’. Deze definitie focust dus alleen op de verzorger als dader. De overgrote groep daders is echter geen verzorger maar een buitenstaander. Een bredere definitie is:

‘Contact of interactie tussen een kind en een volwassene, waarbij het kind gebruikt wordt voor seksuele stimulatie van de dader of een ander persoon. Seksueel misbruik kan ook plaatsvinden door een persoon onder de 18 wanneer die significant ouder is dan het slachtoffer of wanneer deze in een machtspositie staat.’

Deze definitie houdt rekening met de status van de dader (familielid of niet). Ook geeft het aan dat seksueel misbruik ook in kan houden dat het kind niet aangeraakt wordt (zoals wanneer het gedwongen wordt om naakt voor de camera te poseren).

Ten slotte is het stuk over machtsmisbruik heel belangrijk. Kinderen kunnen geen toestemming verlenen voor seksuele interactie met een volwassene:

1. door hun ontwikkelingsniveau zijn ze nog niet volledig in staat te begrijpen waar ze mee instemmen

2. kinderen kunnen vaak niet weigeren, doordat de volwassene een autoriteit is

Wetten

Alle staten in de VS hebben wetten die seksueel misbruik verbieden, maar deze wetten variëren wel. Zo wordt er meestal gesproken over een leeftijd waarbij het kind mag en kan toestemmen om seksueel contact te hebben. Dit varieert tussen de 14 en 18 jaar. In de meeste staten is incest illegaal.

Ook het misbruik zelf is verschillend gedefinieerd tussen de staten. Sommigen onderscheiden alleen verkrachting en seksuele exploitatie. Anderen, zoals Californië, nemen ook gedrag mee zoals anale of vaginale penetratie, oraal-genitaal en oraal-anaal contact en masturberen in het bijzijn van het kind.

Prevalentie

Ook hier zijn schattingen af te leiden uit enerzijds officiële data en anderzijds de zelfrapportage onderzoeken.

Officiële schattingen

Volgens NCANDS kwamen in 2002 zo’n 88.000 gevallen van seksueel misbruik binnen bij de kinderbescherming. Van alle kinderen die in 2009 bij de kinderbescherming aangemeld werden, was zo’n 10% slachtoffer van seksueel misbruik.

De NIS probeert onderschatting te voorkomen door ook de meldingen door professionals mee te nemen. De vier rapporten (1980, 1986, 1993, 2006) vonden in deze afzonderlijke jaren dat respectievelijk 42.000, 134.000, 300.000 en 180.000 kinderen seksueel misbruikt werden. De laatste schatting houdt een ratio in van 2.4 kinderen op de 1000.

De NIS toont een forse toename in misbruik van de jaren ’80 tot begin jaren ’90. Daarna is er een sterke afname te zien. Sinds 1993 is dat een afname van 22% in het aantal meldingen van kindermisbruik, en van 29% in het aantal daadwerkelijke gevallen van misbruik. Eén verklaring voor deze schommelingen is de definitie van misbruik in dat jaar: zo konden in 1988 ook tieners als misbruikers worden gezien. Daarnaast kan de toename in het aantal meldingen van misbruik verklaard worden door de veranderingen in de gezinnen in de jaren ’80: scheidingen kwamen vaker voor (en dus meer samengestelde gezinnen en stiefvaders) en meer vrouwen konden gaan werken (meer babysitters in het gezin). Ten slotte is de toename waarschijnlijk ook veroorzaakt door meer bewustzijn van het probleem in de samenleving.

Zelfrapportage

In 1997 werden 1000 willekeurige volwassenen in de VS opgebeld en gevraagd naar hun ervaringen met seksueel misbruik in hun jeugd. 23% van de respondenten gaf aan ongewenst aangeraakt te zijn of gedwongen tot seks door een gezinslid of iemand daarbuiten. Vrouwen hadden drie keer zo vaak te maken gehad met misbruik dan mannen. In een grote meta-analyse in 22 landen werd gevonden dat zo’n 8% van de mannen en zo’n 20% van de vrouwen een vorm van seksueel misbruik had ondergaan.

Karakteristieken

Van zowel daders als slachtoffers zijn bepaalde karakteristieken gevonden, die geassocieerd worden met seksueel misbruik.

Slachtoffers

1. Leeftijd: gemiddeld zijn slachtoffers van seksueel misbruik tussen de 9 en 11 jaar. Dit is de midden-kindertijd. Het kan echter ook zo zijn dat het misbruik van jongere kinderen onderschat wordt, omdat het niet opgemerkt wordt. Deze kinderen zijn minder goed in staat het misbruik te rapporteren.

2. Geslacht: zowel uit officiële als uit zelfrapportage schattingen blijkt dat de meeste slachtoffers van seksueel misbruik meisjes zijn. Zij hebben vier keer zoveel risico om seksueel misbruikt te worden. Toch stellen veel onderzoekers dat jongens vaker misbruikt worden dan nu bekend is, omdat jongens het minder snel vertellen.

Daders

1. Leeftijd: de leeftijd van daders loopt wijd uiteen vanaf de 26 jaar (er is dus niet sprake van een bepaald type ‘vieze oude mannetjes’!). Toch zijn er twee leeftijdsgroepen die eruit springen: de adolescente daders (verantwoordelijk voor 43% van het seksueel misbruik van kinderen onder de 6 jaar). De meeste mannelijke daders geven aan dat zij hun eerste afwijkende interesses in kinderen ontwikkelden voordat zij 18 waren.

2. Geslacht: De grote meerderheid van de daders is mannelijk. De prevalentie man-vrouw verschilt bij of het pedofilie betrof (volwassene-kind) of ephebofilie (volwassene-adolescent). Mannelijke daders misbruikten in 90% van de gevallen een meisje, en misbruikten vaker een adolescent slachtoffer dan een jonger kind. Vrouwen misbruikten vrijwel even vaak een adolescent of een kind, en even vaak een jongen als een meisje.

Misbruik door vrouwen wordt waarschijnlijk onderschat. Cultureel gezien worden vrouwen minder vaak verdacht van misbruik. Ook is het tot op zekere hoogte cultureel toegestaan als een vrouw een kind op bepaalde manieren aanraakt. Ten slotte is het mogelijk dat een vrouw minder snel bekend, omdat het beschamend is voor haar.

Vrouwelijke daders hebben vaak zelf misbruik meegemaakt in hun jeugd, hebben vaker persoonlijkheidsstoornissen, depressie, angst en verstoorde seksuele en sociale relaties.

3. Relatie tot het kind: daders bij seksueel misbruik zijn ofwel intrafamiliaal bekend (binnen het gezin) of extrafamiliaal. De meeste experts stellen dat het extrafamiliale misbruik veel vaker voorkomt. Het misbruik dat wordt gemeld bij de kinderbescherming is echter vaak intrafamiliaal. Van het extrafamiliale misbruik betreft het in 21% van de gevallen een vreemde bij meisjes en 40% bij jongens, 40% is een vriend of kennis, ongeacht het geslacht van het slachtoffer, en in 29% van de gevallen is het een gezinslid bij meisjes, in 11% van de gevallen bij jongens.

Sociaal-ecologische factoren

In de sociaal-ecologische theorie wordt naast het slachtoffer en de dader ook gekeken naar andere systemen en contexten. Zo is gevonden dat het risico op seksueel misbruik toeneemt wanneer er een stiefvader in het gezin is, als kinderen bij pleegouders wonen, en als de ouders een verleden hebben van seksueel misbruik. De onderzoeken naar etnische en sociaaleconomische status zijn nog erg gemengd qua uitkomsten.

Kenmerken van het misbruik

Om seksueel misbruik te doorgronden, moet dieper worden ingegaan op wat de kenmerken van het misbruik precies zijn. Veel van de kennis hierover komt van rapporten van de kinderbescherming.

Soorten misbruik

Bij seksueel misbruik zijn veel verschillende soorten gedrag te onderscheiden. Het varieert van foto’s maken tot geslachtsgemeenschap. Nieuwere vormen van misbruik zijn exploitatie via het internet en seks sms’jes.

1. Seksueel gedrag: bij seksueel misbruik zijn drie soorten activiteiten te onderscheiden: zeer ernstig misbruik (vaginale, orale of anale geslachtsgemeenschap), ernstig misbruik (gesimuleerde geslachtsgemeenschap, stimuleren van de genitaliën) en minst erg misbruik (aanraken van genitaliën of andere lichaamsdelen, zoenen).

2. Internet exploitatie: kinderen kunnen seksuele uitbuiting ondergaan via het internet (cyberexploitatie). Ze kunnen benaderd worden om seksuele activiteit online te ondergaan met iemand. Ze kunnen blootgesteld worden aan seksueel materiaal op het internet, of online lastiggevallen worden (dreigen met materiaal online te plaatsen zoals foto’s). Gelukkig loopt de grote meerderheid van deze gevallen niet uit op offline seksueel contact.

3. Sexting: dit is de meest recente vorm van seksueel misbruik en is het versturen van seksuele berichten of foto’s via sms of op het internet. 20% van de tieners blijkt weleens (bedekte) naaktfoto’s te hebben ontvangen of verstuurd. Het probleem met sexting is dat het op kinderpornografie kan gaan lijken. In de VS zijn tieners veroordeeld voor het versturen van hun eigen naaktfoto!

Werkwijze van daders

Door het interviewen van daders is nu iets meer bekend over hoe zij te werk gaan om nieuwe kinderen te selecteren en het misbruik door te laten gaan.

1. Begin van misbruik

Daders kiezen meestal niet zomaar een kind uit, maar selecteren een kind dat op een bepaalde manier kwetsbaar is (passieve, rustige, ongelukkige en behoeftige kinderen vaak). Als het kind uitgekozen is, volgt vaak een proces van grooming (verzorgen, klaarstomen) waarbij het kind ongevoeliger wordt voor seksuele aanrakingen. Eerst wordt het kind niet seksueel aangeraakt, maar dit verandert op den duur naar seksuele betasting. Daarbij gebruiken ze hun autoriteit of status (‘dit mag, je bent mijn dochter’). Kinderen worden vaak beloond als ze zich gedragen, of gestraft als ze niet meewerken (of de dader dreigt familie pijn te doen).

2. Volhouden van het misbruik

Daders die langere tijd een kind misbruiken, weten het kind te overtuigen dat het misbruik geheim moet blijven zodat anderen het niet kunnen stoppen. Om dit te bereiken, gebruiken daders beloningen, bedreigingen en fysieke agressie.

Georganiseerde uitbuiting

Van alle vormen van mishandeling is bij kindermisbruik het vaakst sprake van een dader die geen gezinslid is. Zo ook bij georganiseerde uitbuiting (hoewel het soms dan ook een intrafamiliale dader betreft!). Groepen kinderen worden hierbij misbruikt voor de seksuele bevrediging van een of meer daders of voor commerciële doeleinden.

1. Seks ringen: in een seks ring wordt een groep kinderen seksueel misbruikt door een of meer daders. De kinderen worden in de groep betrokken en moeten dan seksuele handelingen verrichten om erbij te horen. Een centraal element is dat er pornografische activiteiten bij komen; het fotograferen of filmen van de kinderen.

2. pornografie: bij kinderpornografie wordt er beeldmateriaal van het kind gemaakt, dat seksueel getint is, gemaakt. De pornografie is op zichzelf al erg, maar kan ook de seksuele interesse van volwassenen in kinderen stimuleren.

3. prostitutie: veel van de vrouwelijke prostituees beginnen als kind al te werken. kinderprostituees hebben vaak in hun jeugd mishandeling meegemaakt, en komen uit gezinnen met alcohol of drugsproblemen

4. kinderhandel: dit is onderdeel van het grotere probleem van mensenhandel. Bij kinderhandel in de zin van sekshandel worden kinderen gekocht en verkocht voor seksuele doelen. ze worden dan als seksslaven gebruikt. Degenen die betalen voor seks met kinderen heten sekstoeristen: mensen die naar andere landen reizen om met zulke seksslaven seks te hebben. In 2003 werd wereldwijd bijna een miljoen kinderen verhandeld voor sekshandel. De kinderen komen meestal uit arme ontwikkelingslanden.

Gevolgen van seksueel misbruik

De meerderheid van het onderzoek naar seksueel misbruik suggereert dat de slachtoffers er fysieke, psychologische en interpersoonlijke gedragsproblemen aan overhouden. De gevolgen kunnen ingedeeld worden in korte termijn effecten en lange termijn effecten.

Korte termijn

Binnen 2 jaar na het misbruik worden allerlei soorten gedragsproblemen gevonden bij slachtoffers. Welke problemen dat zijn, hangt af van het ontwikkelingsniveau van het kind (voorschools, basisschool en adolescent).






 

Gedrag

Emotioneel

Cognitief

Lichamelijk

Voorschools

Regressie

Teruggetrokken

Geseksualiseerd gedrag

Verleidend gedrag

Seksuele taal

Tonen v. genitaliën

hyperactiviteit

Angst

Vastklampen

Nachtmerries

Depressie

Vijandigheid

Woedeaanvallen

Leerproblemen

Blauwe plekken

Bloedingen

Jeuk aan genitaliën

Problemen met lopen of zitten

Slaapproblemen

Broekplassen/poepen

Buikpijn/hoofdpijn

Basisschool

Regressie

Teruggetrokken

Geseksualiseerd gedrag

Verleidend gedrag

Seksuele taal

Tonen v. genitaliën

Hyperactiviteit

Anderen misbruiken

Delinquentie/stelen

Slechte peer relaties

Angst

Fobieën

Nachtmerries

Obsessies

Tics

Vijandigheid

Agressie

Schuld

Suïcidaliteit

 

Leerproblemen

Slechte concentratie en aandacht

Afnemende cijfers

 

Buikpijn/hoofdpijn

Genitale pijn/jeuken

Problemen met lopen en zitten

Slaapproblemen

Broekplassen/poepen

Adolescent

Teruggetrokken

Geseksualiseerd gedrag

Verleidend gedrag

Seksuele taal

Tonen v. genitaliën

Hyperactiviteit

Anderen misbruiken

Delinquentie/stelen

Slechte peer relaties

Weglopen

Vroeg trouwen

Prostitutie

Zelfverwondend gedrag

Schooluitval

Angst

Fobieën

Nachtmerries

Obsessies

Vijandigheid

Depressie

Schuld

Suïcidaliteit

Leerproblemen

Slechte concentratie en aandacht

Afnemende cijfers

 

Buikpijn/hoofdpijn

Genitale pijn/jeuken

Problemen met lopen en zitten

Slaapproblemen

zwangerschap

Dikgedrukt is meest voorkomend in die leeftijdsgroep

Geseksualiseerd gedrag is een van de twee meest voorkomende symptomen van misbruik bij kinderen. Kinderen vertonen seksueel gedrag naar volwassenen of leeftijdsgenoten, masturberen overmatig en zijn seksueel erg nieuwsgierig. Het andere symptoom omvat kenmerken van Post traumatische stress stoornis (PTSS). Daarbij horen nachtmerries, angsten, somatische klachten, schrikachtigheid en schuldgevoelens. 20 tot 40 procent van de slachtoffers heeft zodanig ernstige symptomen dat ze een pathologie hebben (milde vormen van stoornissen zoals depressie).

Lange termijn effecten

Depressie is de meest voorkomende stoornis bij volwassenen die in hun jeugd misbruikt zijn. In de tabel hieronder zijn alle vaak gesignaleerde symptomen opgenoemd.




Type effect

Probleem

Specifiek symptoom

Emotioneel

Depressie

Suïcidaliteit

Laag zelfbeeld

schuldgevoel

Angst

Angstaanvallen

Fobieën

Somatische klachten

Interpersoonlijk

 

Moeite met vertrouwen

Sociale isolatie

Moeite met aangaan en onderhouden van relaties

PTSS

Herbeleven

Flashbacks/nachtmerries

Vermijden

Dissociatie

Emotioneel gevoelloos

Slechte concentratie

Seksueel

 

Seksuele fobie

Prostitutie

Ontevreden met relaties

Gedrag

Eetstoornis

Overeten

Middelenmisbruik

Alcohol/drugs

Zelfmutilatie

Snijden/branden

Gezondheid

 

Obesitas

Chronische pijn

hoofdpijn

Verklaring van verschillen

uit bovenstaande tabel is af te leiden dat misbruik samengaat met heel veel verschillende problemen en symptomen. Veel slachtoffers van misbruik laten (meestal op de korte termijn) weinig of geen symptomen zien. Hoe komt het dat sommigen zeer veel last van het misbruik ervaren en anderen veel minder? Dit is nog lastig te zeggen, onder andere omdat het onderzoek naar misbruik zeer wisselend is en slecht opgezet is.

Het onderzoek dat er wel is, heeft gekeken naar beïnvloedende factoren die de relatie tussen misbruik en uitkomsten kunnen veranderen. Wat het meest gevonden wordt, is dat bedreigingen, geweld en dwang door de dader gelinkt zijn met negatievere uitkomsten. Ook worden de gevolgen ernstiger naarmate het misbruik ernstiger was. Ten derde zijn de uitkomsten erger wanneer de dader een sterke emotionele band heeft met het slachtoffer (zoals een vader of broer). Ten slotte is een langere duur van het misbruik ook gelinkt aan ergere uitkomsten. Een beschermende factor is wanneer het slachtoffer veel steun ontvangt na het misbruik (en geloofd wordt).

Risicofactoren

Wat maakt dat het ene kind misbruikt wordt, en de ander niet? Wat maakt dat iemand sneller een kind zal misbruiken? Onderzoek hiernaar is schaars en slecht, maar toch zijn risicofactoren te onderscheiden.

Slachtoffers

Slachtoffers zijn vaak jonge meisjes die weinig hechte vrienden hebben en sociaal geïsoleerd zijn. Ze zijn vaak passief, rustig, makkelijk in hun vertrouwen en depressief of behoeftig. Vaak hebben ze een sterke behoefte aan aandacht en affectie.

Daders

De meeste daders die in onderzoek naar voren komen, zijn mannen. Veel onderzoekers hebben zich bezig gehouden met de vraag wat maakt dat mannen gaan misbruiken. Verschillende theorieën bestaan hierover:

1. Afwijkende seksuele arousal

Daders zoeken seksueel contact met kinderen omdat ze seksueel aangetrokken zijn tot deze doelgroep. Dit lijkt te komen door een afwijkende seksuele arousal (opwinding). Hoe dit komt, is onduidelijk. Het kan een biologische oorzaak hebben, of mogelijk omdat daders fantaseren over kinderen. Of een dader seksueel aangetrokken is tot kinderen, kan getest worden met een penile plethysmography. Hierbij wordt een meetinstrument om de penis geplaatst en de dader krijgt videotapes te zien of verhalen te horen over seks met een volwassene en met een kind. De toename in de omvang van de penis kan zo worden gemeten als een toename van arousal. Uit deze onderzoeken komen gemengde resultaten.

Een andere theorie die hierbij hoort, is dat bepaalde ontremmers (disinhibitors) zoals alcohol, zorgen dat de grenzen vervagen en daders sneller controle over hun impulsen verliezen.

2. Geschiedenis van misbruik

Veel onderzoekers stellen dat de daders zelf vroeger ook misbruikt zijn. Het misbruik is dan een manier om de angst van het eigen misbruik weg te nemen. Ook kan het zijn dat de dader door het misbruik een afwijkende ontwikkeling heeft doorlopen en onvoldoende empathie heeft ontwikkeld. Een derde theorie is dat de dader door het misbruik de macht kwijtraakte over zichzelf, en nu een behoefte heeft om de macht te hebben over iemand anders. Uit onderzoek komt maar weinig bewijs voor intergenerationele overdracht (niet zo sterk als bij lichamelijke mishandeling!).

3. Integratieve theorieën

De bovenstaande theorieën focussen op slechts 1 verklaring of karakteristiek. Tegenwoordig focussen ze veel meer op de integratie van meerdere factoren. Een voorbeeld is het sociocognitieve afwijkingen model, waarbij de dader op meerdere vaardigheden beperkt is, wat leidt tot minder empathie en seksueel agressief gedrag. De uitgebreidste integratieve theorie is de integratieve theorie van seksuele overtreding (ITSO). Biologische factoren, neuropsychologische factoren (motivatie, geheugen) en ecologische factoren (sociale en persoonlijke omstandigheden) werken samen. Volgens deze theorie leiden problemen in deze gebieden tot zowel de klinische problemen (afwijkende seksuele arousal b.v.) EN het seksueel afwijkende gedrag.

Focus op het gezin

In het gezins disfunctie model is het misbruik een symptoom van een disfunctioneel gezinssysteem. De sfeer in het gezin is zodanig dat het misbruik kan blijven doorgaan en misschien zelfs aangemoedigd wordt. De rol van de moeder kan daarbij verschillend zijn. Sommige theorieën stellen dat moeders alle schuld krijgen: ze zouden te weinig seks hebben met hun man, waardoor die elders moet zoeken. Of ze krijgen de schuld omdat ze hun kind niet hebben kunnen beschermen.

Huidige theorieën zien de rol van de moeder meer in het feit dat het kind kwetsbaarder is voor misbruik. Moeders kunnen zelf ook slachtoffer zijn tegelijk met het kind, of in hun eigen jeugd. Moeders kunnen emotioneel of fysiek afwezig zijn, waardoor het kind er geen steun van kan ontvangen.

Andere theorieën focussen op het gehele gezin. In gezinnen waar misbruik plaatsvindt, is vaak sprake van ouderlijke conflicten, slechte relatie tussen kind en ouders, scheiding of mishandeling van een partner. De gezinnen zijn vaak gedesorganiseerd, en er is weinig cohesie. Meestal is er een probleem met communicatie en emotionele nabijheid tussen familieleden.

Focus op de samenleving

Huidige theorieën focussen op sociale houdingen en media boodschappen van kinderen.

Houding

Kindermisbruik zou volgens deze theorie voortkomen uit de ongelijkheid tussen man en vrouw in de samenleving. Naast deze ongelijkheid zijn namelijk ook kinderen minderwaardig aan mannen, wat maakt dat ze makkelijker misbruikt worden. Uit een onderzoek bij vrouwelijke universitaire studenten bleek, dat slachtoffers van seksueel misbruik uit gezinnen kwamen waar grote machtsverschillen waren tussen man en vrouw.

Media

Hierbij zou kindermisbruik voortkomen uit het seksueel neerzetten van kinderen in de media. Vaak worden (jonge) vrouwen in de media neergezet als mensen die seksuele aandacht willen. Ook de kinderpornografie zou kindermisbruik stimuleren.

Beleid en preventie

In de jaren ’70 kwamen de eerste programma’s op om slachtoffers en daders van seksueel misbruik therapeutische diensten aan te bieden. De hedendaagse programma’s zijn verder verbeterd zodat de complexiteit van het misbruik beter tot zijn recht komt.

Behandeling

Behandeling van slachtoffers en daders moet een aantal kenmerken meenemen. Ten eerste het feit dat beide groepen diverse achtergronden hebben: eerder misbruik, het soort misbruik en de sociale steun die ze hebben. Ten tweede moeten therapeuten weten dat ze te maken krijgen met countertransference/tegenoverdracht(hun eigen reactie op slachtoffer of dader). Als je werkt met een dader kan je haatgevoelens voelen, bijvoorbeeld.

Therapie kan verschillende vormen aannemen.

1. Voor het slachtoffer: over het algemeen krijgen slachtoffers individuele en groepstherapie. Een nieuwe aanpak is misbruik specifieke cognitieve gedragstherapie. Hierbij worden negatieve overtuigingen, angsten en andere post traumatische stress reacties aangepakt. Ook wordt er psycho-educatie gegeven over het misbruik.

De therapie blijkt effectief te zijn, voornamelijk bij PTSS. Toch moet rekening gehouden worden met de achtergrond van elk kind: de therapie moet echt aansluiten bij hem of haar.

2. voor volwassen slachtoffers: voor volwassenen die als kind misbruikt zijn, zijn de uitkomsten voor hun ontwikkeling zeer gevarieerd. Daarom zijn er veel verschillende behandelingen ontwikkeld. De meeste behandelingen focussen op algemene dingen, zoals het reguleren van emoties (praten over het misbruik etc.), ontspanningstechnieken en probleemoplossend vermogen. Ook moeten slachtoffers over negatieve gedachten heen komen zoals schuld en schaamte.

3. voor daders: het doel bij de behandeling van daders is al lange tijd het verkleinen van de recidive (de kans dat daders opnieuw de fout ingaan). het meten van recidive is echter zeer moeilijk. De behandelingen die tot nu toe gebruikt worden, zijn:

- medische: castratie, hersenchirurgie, en medicatie. Het idee hierachter is dat het misbruiken veroorzaakt wordt door een biologisch probleem. Medicatie wordt tegenwoordig meestal gebruikt. Het wordt ook wel chemische castratie genoemd, omdat het de hormonen tegengaat die de drang tot seks sturen.

- traditionele en gezinsbenaderingen: hierbij kan gedacht worden aan individuele therapie. Het doel is om de dader in te laten zien wat voor rol het misbruik heeft voor hem. In gezinsbenaderingen wordt het hele gezin behandeld, dus therapie met individuen maar ook met het ouderpaar, en met iedereen tegelijkertijd. Thema’s in deze sessies zijn schuld en schaamte, de juiste manier om elkaar aan te raken en de communicatiepatronen in het gezin.

- cognitieve gedragstherapie: dit is het meest onderzocht als behandeling voor daders. De gedragsinterventies draaien om de seksuele patronen van de daders. Een proces is de masturbatory satiation: de dader moet met gepaste fantasieën (tussen twee volwassenen) zo snel mogelijk een orgasme krijgen. Na het orgasme moet hij de fantasie omzetten naar eentje met een kind, en nog een uur doorgaan met masturberen. Het idee is dat de dader plezier (orgasme) gaat associëren met gezonde seksuele fantasieën, en pijn/onprettige gevoelens (langdurig doorgaan met masturberen) bij fantasieën met kinderen. De effecten hiervan zijn nooit gevonden.

De cognitieve interventies richten zich op perceptie, empathie en het zelfbeeld van de dader. Daders leren hun onjuiste overtuigingen aan te pakken (zoals dat hij het kind alleen maar over seks wil leren d.m.v. het misbruik).

Tegenwoordig wordt ook veel aandacht besteed aan terugvalpreventie. Hiervoor is het nodig dat de dader weet in welke situaties hij geneigd is te gaan misbruiken, welke factoren daarbij spelen (b.v. alcohol) en welke coping vaardigheden hij daarbij kan inzetten. Uit een grootschalig onderzoek naar het effect van terugvalpreventie kwamen geen verschillen met daders die dit niet kregen..

Preventie

Preventies focussen vooral op het weerbaarder maken van kinderen tegen seksueel misbruik. Kinderen krijgen voorlichting over het probleem en wat ze moeten doen als het hen zelf overkomt. Sommige programma’s focussen op ouders, om via hen de kinderen te bereiken.

Kinderen

In de jaren ’80 werden empowerment programma’s populair in de VS, om kinderen te helpen in de strijd tegen seksueel misbruik. Hierbij leerden ze primaire preventie (voorkómen van misbruik) en detectie: het rapporteren van misbruik. Over het algemeen zorgen deze programma’s voor meer kennis en vaardigheden bij de kinderen. Onderzoek naar effecten vond, dat kinderen die deze programma’s volgend 7 keer zo vaak zelfbeschermend gedrag lieten zien in gesimuleerde situaties. Of het de prevalentie van seksueel misbruik beïnvloedt, is de vraag. Hierover worden gemengde resultaten gevonden.

Ouders

Secundaire preventie (preventie bij risico groepen) omvat vaak ook programma’s voor ouders van de kinderen. Hierbij krijgen ouders voornamelijk infomatie over kindermisbruik. Ook wordt ouders geleerd hoe ze hun kinderen kunnen beschermen en leren over het misbruik. Een voordeel van het onderwijzen van ouders is, dat ze ook signalen kunnen herkennen in hun kind en het misbruik vroegtijdig stoppen. Dit geldt ook voor leerkrachten.

Potentiële daders

Sommige programma’s focussen op mogelijke of actuele daders. Een voorbeeld is het Stop It Now programma. Daders worden hierbij aangespoord zich aan te geven en hulp te zoeken.

 

 

5. Verwaarlozing

Verwaarlozing van een kind kan wel gezien worden als een vorm van ‘onthouding’ van iets (zorg, kleding, etc.) in tegenstelling tot mishandeling en misbruik, die vormen zijn van het kind iets ‘aandoen’. Verwaarlozing is een beetje het ondergeschoven kind in onderzoek naar de verschillende vormen van kindermishandeling. Bepaalde redenen waarom verwaarlozing mogelijk onderkend wordt in onderzoek

1. verwaarlozing zou geen ernstige gevolgen hebben

2. het is ongepast om ouders te vervolgen die door armoede hun kind verwaarlozen

3. andere vormen van kindermishandeling zijn dringender

4. de definitie van kinderverwaarlozing is vaag

Toch is verwaarlozing de meest gerapporteerde vorm van kindermishandeling. Dit feit heeft de laatste jaren tot een toename in onderzoek geleid.

Verwaarlozing

De definitie van verwaarlozing is heel belangrijk, omdat we dan pas kunnen beslissen welke handelingen wel en niet onder de definitie vallen. Over het algemeen wordt het gedefinieerd als het niet voldoen aan de basisbehoeften van een kind. Dat zijn lichamelijke, emotionele, medische en onderwijskundige behoeften.

Hier zit meteen al een probleem: de intentie van ouders om niet te voldoen aan deze behoeften. Is het expres, of door omstandigheden? Wanneer een moeder haar kind geen medicijnen geeft voor haar epilepsie, maar dit komt omdat zij ze niet kan betalen, is dat dan verwaarlozing? Andersom: als we alleen maar kijken naar ouders die hun kind opzettelijk verwaarlozen, dan missen we een groot deel van de kinderen die ook hulp nodig hebben.

De nieuwste definities houden rekening met dat ouders verwaarlozen wanneer zij de mogelijkheid wel hadden om hun kind te helpen, en wanneer zij deze mogelijkheid niet hadden.

Gevolgen van verwaarlozing

In het definiëren van verwaarlozing moeten de gevolgen ervan zwaar meewegen. De ernst van de verwaarlozing hangt in feite af van hoe ernstig het kind eronder leed. Maar, sommige gevolgen zijn niet goed te meten (emotionele schade). Daarom is in de nieuwere definities van verwaarlozing ook de term bedreigd opgenomen: kinderen laten geen schade of verwonding zien maar er is wel een grote kans op schade.

Frequentie en duur

Bij verwaarlozing moet ook gekeken worden naar frequentie en duur ervan. Wanneer ouders een enkele keer vergeten hun kind in bad te doen, is dat geen verwaarlozing. Als dit consequent gebeurt, misschien wel. Maar, als ouders een enkele keer hun kind alleen laten in bad terwijl het nog heel jong is, kan dit al dodelijk zijn. Als het ernstige gevolgen kan hebben, kan zelfs 1 misstap al genoeg zijn.

Wat betreft de duur van de verwaarlozing, zijn twee soorten gezinnen te onderscheiden. Aan de ene kant de chronisch verwaarlozende gezinnen: met meerdere problemen zoals weinig kennis van opvoeding, weinig vaardigheden en vaak armoede. Aan de andere kant de met tussenpozen verwaarlozende gezinnen (nieuw verwaarlozende gezinnen). Dit zijn gezinnen die door recente crises (scheiding of ziekte) tijdelijk niet meer goed voor de kinderen kunnen zorgen. Zij hebben wellicht aan een korte-termijn interventie al genoeg.

Culturele problemen

De samenleving bepaalt voor een groot deel wat adequate opvoeding is en wat niet. Dit hangt af van culturele normen en waarden. De sociale context van een gezin moet dus worden meegenomen. Toch blijkt er veel overeenkomst tussen culturen, in ieder geval op het gebied van het schoonhouden van het huishouden, medische zorg en het in de gaten houden van de kinderen.

Soorten verwaarlozing

Verwaarlozing bestaat uit meerdere categorieën van gedrag, zoals op lichamelijk of emotioneel niveau. Een nieuw aangedragen categorie van verwaarlozing is prenatale verwaarlozing (voor het kind geboren is).

Prenataal

De acties van een zwangere vrouw die mogelijk haar ongeboren kind kunnen schaden. Dit kan zijn het gebruiken van drugs of alcohol. Het gebruiken van drugs kan leiden tot beschadigingen bij het kind. Vlak na de geboorte is het kind vaak snel geïrriteerd, en onrustig. Gevolgen op de lange termijn zijn nog niet goed bekend of verschillen erg per onderzoek.

Ook alcohol is schadelijk. Wanneer moeders veel drinken tijdens de zwangerschap, krijgt het kind vaak te maken met groeistoornissen, afwijkende hersenfuncties en uiterlijke afwijkingen.

Lichamelijk

Onder lichamelijke verwaarlozing valt alles waarbij het kind niet de basisbehoeften krijgt om te overleven, zoals eten, kleding en onderdak. Ook het niet op tijd met het kind naar een arts gaan of het alleen achterlaten valt hieronder.

Ontwikkeling/opvoeding

Hierbij krijgt het kind niet de ervaringen die het nodig heeft voor groei en ontwikkeling, zoals intellectuele prikkeling. Ook het niet naar school sturen van een kind valt hieronder.

Emotioneel

Deze vorm van verwaarlozing zorgt voor veel onenigheid bij onderzoekers. De meesten zien het als het niet emotioneel steunen, veiligheid bieden en stimuleren. Maar wat dit precies inhoudt, is onduidelijk. Sommigen stellen dat het zien van huiselijk geweld hieronder valt. Maar dit zou ook onder de noemer psychologische mishandeling kunnen vallen (komt in een later hoofdstuk). Wanneer een ouder geen affectie toont naar een kind, wordt dat ook soms emotionele en soms psychologische verwaarlozing genoemd. Vanwege deze sterke overlap wordt emotionele verwaarlozing in een later hoofdstuk behandeld samen met psychologische mishandeling.

Omgevingsverwaarlozing

Een gebrek aan veiligheid van de omgeving, mogelijkheden of bronnen, zoals in een buurt met veel misdaad en weinig toezicht.

Naast deze types zijn subtypes van verwaarlozing te onderscheiden:

1. persoonlijke hygiëne verwaarlozing: niet voldoen aan behoeften van schoon zijn en het lichaam onderhouden (tanden poetsen etc.)

2. verwaarlozing van veiligheid van het huishouden: gebroken trapleuningen of ramen, of brandgevaarlijke apparaten en materialen, of chemicaliën binnen het bereik van het kind

3. verlating: het kind in een container achterlaten, het kind niet meer ophalen bij een andere verzorger

4. verwaarlozen van toezichthouden: het kind voor langere tijd alleen thuis achterlaten, het kind over straat laten wandelen ’s nachts

5. delinquentie toelaten of aansporen: het kind aanzetten tot stelen

Een groot onderzoek naar verwaarlozing vond, dat elk subtype van verwaarlozing een andere uitwerking kan hebben op het kind. De ene zorgt voor internaliserende, de ander voor externaliserende problemen. Meer onderzoek hiernaar is nodig.

Prevalentie

De afgelopen 20 jaar is verwaarlozing de meest voorkomende vorm van kindermishandeling geweest. In 1986 was volgens de officiële data nog 55% van alle gemelde zaken een geval van verwaarlozing, in 2010 was dat zelfs 78%. Deze toename komt waarschijnlijk door een bredere definitie van verwaarlozing (ook kinderen in gevaar tellen nu mee). Daarnaast is er in de afgelopen jaren meer kennis over verwaarlozing bij professionals.

Karakteristieken van verwaarlozing

Onderzoeken en zelfrapportage lijsten hebben veel informatie gegeven over karakteristieken van verwaarloosde kinderen en hun verwaarlozende ouders.

Kinderen

1. Leeftijd: het risico op verwaarlozing neemt af, naarmate het kind ouder wordt. Dit komt omdat oudere kinderen minder afhankelijk zijn van hun ouders. Kinderen onder de 3 zijn het meest kwetsbaar.

2. Geslacht: verwaarlozing komt even vaak voor bij jongens als meisjes

3. Etnische achtergrond: zwarte kinderen worden het meest verwaarloosd (18 per 1000), gevolgd door blanke (12 per 1000) en Spaanse (10 per 1000). Dit kan ook te maken hebben met sociaal-economische status.

Ouders

1. Demografisch: de meeste ouders die verwaarlozen zijn de biologische ouders van het kind, en dan gaat het meestal om de moeder (ook als er wel twee ouders in het gezin zijn!). Dit komt wellicht doordat de moeder volgens de normen in de samenleving de verantwoordelijkheid draagt voor de zorg van de kinderen. De leeftijden van ouders zijn gemengd. Zeer jonge moeders hebben wel meer risico om hun kind te verwaarlozen.

2. Psychologisch en gedrag: in vergelijking met lichamelijk mishandelende of niet-mishandelende ouders, hebben verwaarlozende ouders een paar unieke karakteristieken. Ten eerste is gevonden dat deze ouders minder omgaan met hun kinderen (praten, spelen, affectie tonen), en wanneer ze wel met hen omgaan is het minder positief. Verwaarlozende ouders tonen juist meer negatief gedrag zoals bevelen roepen of verbaal agressief zijn. Ouders zijn minder empatisch naar hun kind. Zij hebben ook vaak verkeerde verwachtingen van hen.
In sommige onderzoeken is gevonden dat verwaarlozende moeders depressiesymptomen hebben, impulsief zijn en weinig empathie hebben. Als ouders drugs of alcohol gebruiken, is dat ook een risico voor verwaarlozend gedrag (tot wel 4 keer meer kans!).

Sociaal-ecologisch

1. Gezinsstructuur

De grootte van het gezin en de structuur daarbinnen, hebben een samenhang met verwaarlozing. Kinderen met maar 1 ouder lopen meer kans op verwaarlozing, alsook kinderen uit een gezin met veel broers en zusjes. Tienermoeders lopen ook meer risico op het verwaarlozen van hun kind.

Wat betreft de gezinsstructuur is het risico op verwaarlozing groter bij minder hechte gezinnen, hogere niveaus van stress en huiselijk geweld.

2. Sociaal-economische status

Dit is een van de meest consistente risicofactoren voor verwaarlozing. Het risico is groter wanneer het een gezin betreft met een laag inkomen of werkloosheid. Hoe hoger het inkomen, hoe minder er verwaarlozing voorkomt. Toch kan er hier ook een bias (vooroordeel) in het spel zijn: gezinnen met een lagere SES komen sneller in aanraking met hulpverleningsinstanties en worden dan vaker gerapporteerd.

3. Samenleving en sociale steun

Moeders die verwaarlozen hebben vaak geen goed sociaal steunend netwerk, doen minder mee met sociale activiteiten en omschrijven zichzelf als eenzaam. Zij vinden hun omgeving vaak ook minder steunend en samenhangend.

4. beschermende factoren

Naast bovenstaande risicofactoren zijn er ook beschermende factoren die de kans op verwaarlozing verkleinen. Een beschermende factor is zelfcompetentie: het gevoel bij ouders dat ze, ondanks mogelijke armoede, een oplossing kunnen vinden. Daarnaast komt verwaarlozing minder voor in gezinnen waarbij ouders meer betrokken zijn bij de activiteiten van hun kind.

Gevolgen van verwaarlozing

Bij de andere vormen van mishandeling is al relatief veel onderzoek gedaan naar de gevolgen ervan. Dit geldt niet voor verwaarlozing. Het onderzoek dat er wel is, is niet heel puur op verwaarlozing gericht. Vaak zijn andere vormen van mishandeling ook in het spel.

Problemen die in ieder geval worden teruggevonden, zijn sociale problemen, verstandelijke beperking, emotionele en gedragsproblemen en ook lichamelijke gevolgen.

- sociaal: hechtingsprobleem of stoornis (meestal angstig of gedesorganiseerd gehecht), terugtrekken uit sociale interacties, isolatie

- cognitief: taalstoornis, lage cijfers, lagere intelligentie, minder flexibel in probleemoplossen

- emotioneel: terugtrekken en apathie, laag zelfbeeld, niet goed met problemen omgaan

- gedrag: lichamelijk en verbaal agressief, aandachtsprobleem, persoonlijkheidsstoornis

- lichamelijk: dood, failure to thrive (onvoldoende gewicht aankomen in de eerste 3 jaar), obesitas

- langetermijn: delinquentie, prostitutie, alcoholproblemen, gewelddadig tegen partner

Failure to thrive (FTT)

Een van de meest extreme gevolgen van verwaarlozing is FTT. Hierbij laten kleine kinderen afwijkend gedrag zien (terugtrekken, apathie, veel slapen, ongelukkig kijken) en wijkt hun groei ernstig af. Soms komt FTT door lichamelijke stoornissen zoals een nierziekte, maar soms komt het door verwaarlozing.

FTT kan gezien worden als een medisch probleem als je puur kijkt naar het gebrek aan voeding dat een kind heeft (lichamelijke verwaarlozing door ouders). Dit is de traditionele benadering.

Tegenwoordig wordt meer gekeken naar de psychologische kant van FTT, zoals een gebrek aan stimulering van de omgeving van het kind en een verstoorde moeder-kind relatie. FTT is dan een psychologische conditie, veroorzaakt door emotionele verwaarlozing. Inderdaad zijn moeders vaak insensitief naar hun kind, tonen zij minder affectie en voeden zij hun kind minder (lang). FTT door verwaarlozing wordt ook weleens ondervoeding door verwaarlozing genoemd.

Lange termijn gevolgen

Er zijn nog maar weinig studies geweest naar de effecten van verwaarlozing op de lange termijn. De onderzoeken die er zijn, tonen aan dat de effecten die we bij kinderen terugvinden, ook in volwassenen terug te vinden zijn. Op de lange termijn zien we lagere schoolprestaties, meer kans op delinquentie of crimineel gedrag en meer kans op dysthymie, antisociale persoonlijkheidsstoornis en alcoholproblemen.

Behandeling en beleid

Behandeling

De behandelvormen die in de voorgaande hoofdstukken zijn besproken, zoals opvoedondersteuning, economische steun of individuele begeleiding, zijn ook bij verwaarlozing toepasbaar. Daarnaast zijn er enkele unieke interventies speciaal voor verwaarloosde kinderen. Deze focussen vooral op het verbeteren van hun sociale vaardigheden. Een andere benadering die erin voorkomt, is gericht op ouders en leert hen specifieke gedragsvaardigheden (zoals het affectief reageren op hun kind, maar ook persoonlijke hygiëne en voeding). Ook het bieden van sociale steun is een goede behandeling bij verwaarlozing, omdat gezinnen dit vaak erg missen. Omdat bij verwaarlozende gezinnen vaak sprake is van complexe problematiek, zijn juist behandelingen met meerdere componenten (multi-component interventies) heel geschikt.

Preventie

In gevallen van verwaarlozing hebben ouders vaak geen andere keus dan hun kind alleen laten, afstaan of onvoldoende zorg bieden. Ze hebben geen steunend netwerk en weinig inkomen. Bij interventies moet de nadruk daarom liggen op een interventie op samenlevingsniveau, in plaats van het simpelweg straffen van deze ouders. Eén vorm waarin dit merkbaar is, is bij de safe-haven wet in de VS: biologische moeders kunnen anoniem hun kind afstaan bij ziekenhuizen, zonder dat zij vervolgd kunnen worden.

Thuisbezoekprogramma’s proberen ouders die risico lopen op het verwaarlozen van hun kind te bereiken. Ze komen thuis sociale steun bieden, hulp bij opvoedvraagstukken en bij belangrijke beslissingen. Er wordt ook aandacht besteed aan ouder-kind communicatie en empathie. Veel programma’s komen al in een gezin tijdens de zwangerschap. Een voorbeeld van zo’n programma is het Hawaii Healthy Start Programma. De kinderen die meededen, hadden sensitievere moeders en waren zelf ook responsiever. Ze hadden minder kans op lichamelijke mishandeling.

Het programma genaamd Nurse-Family Partnership is ook een voorbeeld van een goed werkende interventie. Jonge alleenstaande moeders kregen bezoek van een verpleegster, die focuste op het aanleren van vaardigheden voor een gezond ontwikkelend kind. De groep die de interventie kreeg, had 80% minder incidenten van mishandeling en verwaarlozing.

 

6. Psychologische mishandeling

Een voorbeeld van psychologische mishandeling, is dat ouders hun kind dwingen om buiten te slapen in een hondenhok als wijze van straf, het kind het huis uit zetten in de nacht, omdat ouders ook weggaan en zij hem niet alleen in huis vertrouwen, of de kleren van het kind wegnemen en zeggen dat hij die pas terugkrijgt als hij klusjes voor ouders doet. Hoewel er geen sprake is van gerichte agressie, seksuele mishandeling of zichtbare mishandeling, kan dit gedrag wel gezien worden als mishandelend.

Psychologische mishandeling wordt pas in de afgelopen 25 jaar erkend. Daarvóór werd het als een bijkomstigheid van andere vormen van mishandeling gezien. Ook is het een van de meest bedekte vormen van mishandeling en daardoor minder snel opgemerkt. Daarnaast wordt misschien niet direct de schade van dit soort mishandeling gezien, maar kan het op de lange termijn heel negatief uitpakken voor slachtoffers.

Psychologische mishandeling is misschien wel de meest verwoestende vorm van kindermishandeling. Kinderen krijgen te horen van hun ouders dat ze waardeloos zijn of een blok aan het been, en dit tekent ze voor het leven.

De definitie van psychologische mishandeling is heel lastig vast te stellen. Waar is er nog sprake van een niet zo handige actie van ouders, en waar wordt het mishandeling? Omdat dit nog niet helder is, is er nog weinig onderzoek gedaan naar karakteristieken en gevolgen.

Psychologische mishandeling

Waarschijnlijk gaat elke ouder wel een keer de fout in door iets te zeggen tegen het kind of iets te doen, waar ze later spijt van hebben. Maar dit noemen we dan nog geen psychologische mishandeling. Een definitie van psychologische mishandeling is: ‘het herhaald gedrag dat bij kinderen overbrengt dat zij waardeloos, ongeliefd of ongewild zijn, of risico lopen op lichamelijk of psychologisch geweld’ (Miller-Perrin & Perrin, 2013: 189). Volgens sommige onderzoekers is psychologische mishandeling een onderdeel van alle soorten mishandeling, omdat die eigenlijk overbrengen bij het kind dat de ouder er niet tevreden mee is.

Bij de definitie is ook weinig consensus of vooral naar het kind of naar de ouder moet worden gekeken. Wanneer we alleen kijken naar het kind, is het bijvoorbeeld heel moeilijk vast te stellen want er is geen aantoonbare schade. Psychologische schade door de mishandeling kan ook pas na jaren bovenkomen.

In een definitie die focust op ouders, kan bijvoorbeeld gesteld worden dat mishandelend gedrag inhoudt: het beschuldigen, degraderen, intimideren, uitbuiten of beperken van het kind, dat schadelijk of mogelijk schadelijk kan zijn voor het kind en hem emotioneel beschadigt.

De term psychologische mishandeling kan doelen op gedrag van de ouder (degraderen) of het effect op het kind (psychologisch). Je zou dus kunnen zeggen dat wanneer een ouder een kind slaat (lichamelijke mishandeling) dit psychologische mishandeling is omdat het bij het kind leidt tot een lager zelfbeeld. Maar, een algemene consensus is dat het bij psychologische mishandeling in de eerste plaats gaat om het gedrag van ouders, en niet het effect op kinderen. Daarbij is het psychologische mishandeling als de ouder met niet-fysieke middelen (schreeuwen/ander gedrag) het welzijn van het kind voorbijgaat.

Subtypes

Er zijn acht subtypes van psychologische mishandeling te onderscheiden:

1. Afwijzing: b/v een specifiek kind voortdurend bekritiseren of weigeren te helpen

2. Degraderen: b/v kind beledigen, uitschelden of publiekelijk vernederen

3. Terroriseren: b/v continue schreeuwen en dreigen het kind pijn te doen, dreigen zelfmoord te plegen zodat het kind alleen achterblijft

4. Isoleren: b/v het kind opsluiten in een kast of kamer, weigeren dat het kind omgaat met mensen buiten het gezin

5. Missocializing/corrumperen: antisociaal gedrag in het kind toestaan, aansporen of voordoen

6. Exploiteren/uitbuiten: het kind gebruiken voor de behoeften van de verzorger, zoals het de taken van de ouder laten doen of gebruiken voor pornografie of prostitutie

7. Negeren: emotioneel niet responsief reageren op het kind: weigeren het kind aan te kijken, het kind links laten liggen

8. Beperken het kind vastbinden/beperken in zijn beweging

Andere vormen zijn het niet aanbieden van voedsel, onderdak of slaap als vorm van straf.

In de Guidelines for the Psychosocial Evaluation of Suspected Psychological Maltreatment worden zes categorieën van mishandeling genoemd, namelijk degraderen, terroriseren, uitbuiten, negeren, isoleren en verwaarlozen van mentale of medische gezondheid.

De NIS noemt psychologische mishandeling emotionele mishandeling (vastbinden, verbaal aanvallen) waaronder ook emotionele verwaarlozing (delinquentie toestaan, blootstellen aan huiselijk geweld, overbeschermend zijn).

Problemen in wetgeving

Voornamelijk in de wetgeving vormt psychologische mishandeling een probleem. In feite loopt het kind mentaal verwondingen op, maar hoe is dit vast te stellen? Sommige staten willen pas vervolgen wanneer deze verwondingen observeerbaar en aanzienlijk zijn (depressie, angst, psychoses). Andere staten focussen op het gedrag van de ouders (zoals vastbinden van het kind). Door deze problemen in de wetgeving gaat psychologische mishandeling vaak ongestraft door en kan het slecht gerapporteerd worden.

Prevalentie

Officiële schattingen

Uit statistieken komt altijd naar voren dat psychologische mishandeling de minst voorkomende vorm van mishandeling is. Meestal gaat het over 6 tot 8% van de meldingen van mishandeling. In NIS data gaat het over veel hogere getallen, namelijk 28% in 1988 en zelfs nog hoger in de onderzoeken daarna. De toename in psychologische mishandeling is soms wel 50% in de afgelopen jaren, wat in sterk contrast staat met de andere vormen van mishandeling die juist afnemen de afgelopen jaren. De vraag is of deze toename een werkelijke toename is in mishandeling of door meer aandacht voor de mishandeling.

Waarschijnlijk is psychologische mishandeling de meest onderschatte vorm van mishandeling in termen van prevalentie. Vaak wordt wel gezien dat ouders niet optimaal opvoeden, maar worden zij niet aangegeven vanwege mogelijke mishandeling. Andere redenen zijn dat niet gemeld wordt omdat het zorgstelsel al zo overbelast is met alle meldingen, of simpelweg omdat het op meerdere manieren onzichtbaar gedrag is.

Zelfrapportages

In 1992 werd voor het eerst een zelfrapportage-onderzoek gedaan naar psychologische mishandeling. 45% van de ondervraagde ouders gaf aan weleens hun kind te beledigen of ernaar te schreeuwen. Gemiddeld deden zij dit zo’n 12 keer per jaar, in 21% van de gevallen deden ouders het vaker dan 20 keer per jaar.

Een zelfrapportage lijst bij slachtoffers vond juist dat psychologische mishandeling de meest voorkomende vorm van mishandeling was. 6% van de ondervraagden had in het afgelopen jaar nog psychologische mishandeling meegemaakt, en 12% ooit in hun leven.

Karakteristieken

Veel van de informatie over de karakteristieken van daders en slachtoffers komt uit officiële meldingen bij de kinderbescherming. Er is nog steeds weinig over bekend, dus alle uitspraken moeten wel voorzichtig worden geïnterpreteerd.

Slachtoffers

1. Leeftijd: hoe ouder het kind is, hoe vaker psychologische mishandeling voor lijkt te komen.

2. Geslacht: De bevindingen wat betreft geslacht zijn gemengd. Sommige schattingen vinden geen verschillen in prevalentie tussen jongens en meisjes, anderen geven aan dat meisjes net iets meer risico lopen.

3. Andere factoren: ook etniciteit en gezinsinkomen blijken risicofactoren te zijn. Slachtoffers van psychologische mishandeling zijn vaker blank of zwart dan van Spaanse afkomst. Gezinnen met een lager inkomen hebben vaker te maken met psychologische mishandeling.

Daders

1. Leeftijd/Geslacht: biologische ouders zijn meestal de daders van psychologische mishandeling. Vrouwen zijn twee keer zo vaak verantwoordelijk bij emotionele verwaarlozing, maar bij emotionele mishandeling (schelden e.d.) zijn het vaker mannen. De meeste ouders die psychologisch mishandelen zijn 26 jaar of ouder.

2. Gezinsstructuur: kinderen met één ouder lopen meer risico op mishandeling, ook als die een nieuwe partner heeft. Hoe groter het gezin, hoe meer kans op psychologische mishandeling.

3. Psychosociaal: daders hebben vaker problemen met sociale interacties, probleem oplossen en het onderhouden van relaties. Vaak is er sprake van een gebrek aan een steunend netwerk, hogere stressniveaus en huwelijksproblemen. Daders hebben vaak ook in het verleden zelf mishandelende ouders gehad.

Gevolgen

Mogelijke gevolgen van psychologische mishandeling zijn depressie, antisociaal gedrag en een laag zelfbeeld. Hieronder een overzicht met korte en lange termijn effecten:

Probleem

Korte termijn

Lange termijn

Interpersoonlijk

Onveilige hechting

Lage sociale competentie

Moeite met vrienden maken en houden

Interpersoonlijke problemen

Intellectueel

Lage schoolprestaties

Lagere intelligente

Moeite met probleemoplossen

 

Gedrag

Agressie

Opstandigheid

Weinig impulscontrole

Zelfverwonding

Hyperactiviteit

Delinquentie

Agressie

Suïcidaliteit

Eetstoornis

Seksuele problemen

Emotie

Laag zelfbeeld

Angst, PTSS

Schuld en schaamte

Pessimisme, negativiteit

Negatief beeld van het leven

Depressie

Angst, PTSS

Dissociatie

Sommige onderzoekers stellen dat, van alle vormen van mishandeling, psychologische mishandeling de sterkste voorspeller is van lange termijn gevolgen op het functioneren.

Problemen met onderzoeken effecten

De verbanden die worden gelegd, moeten heel voorzichtig worden geïnterpreteerd. Het onderzoek naar psychologische mishandeling heeft namelijk te maken met allerlei problemen, zoals een gebrek aan een goede definitie en goede experimentele designs. De ene onderzoeker verstaat onder psychologische mishandeling iets anders dan de andere onderzoeker, waardoor resultaten niet goed vergelijkbaar zijn. Ook kunnen we nooit méér aantonen dan een correlationeel verband, omdat we geen puur experimenteel onderzoek hebben (dit is ook niet ethisch: je kunt kinderen niet zomaar toewijzen aan een mishandelende of niet-mishandelende familie). We kunnen dus alleen maar stellen dat er een verband is.

Behandeling en beleid

Er is nog maar weinig beleid puur gericht op psychologische mishandeling. Hieronder volgen de programma’s die er wel al zijn.

Interventies

Psychologische mishandeling kan veel verschillende vormen aannemen, wat het moeilijk maakt om slachtoffers hiervan goed te behandelen. Binggeli en collega’s geven aan dat behandeling op drie gebieden moet focussen: intrapersoonlijk (identiteit, zelfvertrouwen), interpersoonlijk (relaties met anderen, hechting) en gedrag/emotie (depressie, angst, agressie).

Interventies gericht op ouders focussen vooral op de hechtingstheorie. Ouders moeten sensitiever worden naar hun kind, consistenter in hun opvoeding en responsiever zijn.

 

 

7. Andere vormen van kindermishandeling

In de voorgaande hoofdstukken zijn de grootste begrippen in kindermishandeling behandeld, de vormen van mishandeling die door de meeste professionals worden erkend. Naast deze vormen zijn ook andere situaties te onderscheiden, waarin we mogelijk kunnen spreken van mishandeling. Denk bijvoorbeeld aan het blootstellen van het kind aan heftig televisie geweld. In dit hoofdstuk worden een paar voorbeelden besproken. Over het algemeen komen deze situaties minder vaak voor dan de algemene vormen van kindermishandeling.

Munchausen syndroom

Dit is een stoornis waarbij volwassenen medische hulp zoeken terwijl er niets aan de hand is, omdat ze de rol van patiënt aan willen nemen. Bij het Munchausen by Proxy syndroom gebruikt een volwassene een kind waarop hij de ziekte projecteert. De volwassene vervalst de ziekte bij het kind door bijvoorbeeld een urinemonster te veranderen, het kind laxeermiddelen te geven of zelfs expres een infectie te laten oplopen. Als de arts de ouder ondervraagt over het kind, overdrijft de ouder de symptomen en klachten. Sommige moeders proberen op deze manier bewondering op te wekken omdat ze zulke goede ouders zouden zijn.

De kinderen van deze ouders zijn vaak vrij jong, en de daders zijn meestal moeders die veel weten van de gezondheidszorg. In deze gezinnen zijn vrij vaak broertjes of zusjes overleden (25%) of hebben die gelijke symptomen (61%).

Het opwekken van ziekteverschijnselen is heel schadelijk voor het kind. Uit een groot onderzoek bleek, dat ongeveer 9% van de kinderen het niet overleeft.

Indirect geweld

Naast het meemaken van agressie en geweld gericht op het kind zelf, kan een kind ook blootgesteld worden aan indirect geweld, gericht op een ander. In gezinnen wordt dit intimate partner violence  (IPV) genoemd: geweld tussen ouders.

IPV

Kinderen worden blootgesteld aan geweld tussen hun ouders, zowel direct (het zien) of minder direct (horen vanuit de slaapkamer of het resultaat van het geweld zien – blauwe plekken bij mama). Dit geweld kan lichamelijk zijn maar ook seksueel of emotioneel. De meeste professionals zien IPV ook als een vorm van kindermishandeling. In veel staten in de VS is het al strafbaar.

Prevalentie

Uit onderzoek in 1985 kwam een schatting dat jaarlijks 10 miljoen kinderen in de VS geweld tussen hun ouders meemaken. In 2006 was deze schatting nog hoger: omgerekend zou 30% van alle kinderen maakt elk jaar IPV mee.

De overlap tussen IPV en directe kindermishandeling is groot. Kinderen die geweld tussen hun ouders zien, worden waarschijnlijk zelf ook vaak blootgesteld aan lichamelijk geweld of verwaarlozing (tussen de 30 en 40% van de kinderen die IPV rapporteerden).

Gevolgen

Kinderen hebben last van problemen op het gebied van emotioneel functioneren, gedragsproblemen, sociale competentie, cognitieve capaciteiten en lichamelijke ontwikkeling (somatische klachten, andere hormoonhuishouding). Op de lange termijn is er een verhoogd risico voor depressie, angst en slaapproblemen, alcoholmisbruik en agressie naar de eigen partner.

De gevolgen hangen wel af van bepaalde risicofactoren en beschermende factoren, die echter nog niet duidelijk zijn (de ernst van het geweld en de frequentie heeft bijv. invloed).

Interventies

Een standaard behandeling voor kinderen die blootgesteld zijn aan IPV is groepscounseling. Het kind leert zijn gevoelens te herkennen, met woede om te gaan, een goed zelfbeeld te creëren en te accepteren dat het zelf niet verantwoordelijk was voor het geweld van de ouders.

Kinderen die geweld in de samenleving meemaken

Sommige kinderen zien geweld in hun omgeving (denk aan moorden, terrorisme en oorlog). Geweld in de samenleving en ouderlijk geweld gaan vaak samen, omdat ze beiden vaak voorkomen in wijken en buurten met een lage SES.

Prevalentie

Amerikaanse kinderen worden vaak blootgesteld aan geweld, vooral in dichtbevolkte wijken. In Washington is dat bijvoorbeeld 60 tot 70% van de kinderen. Ze hebben een overval, schietpartij of moord meegemaakt. Hoe ouder het kind is, hoe meer kans het heeft om geweld mee te maken.

Gevolgen

Het is moeilijk om de gevolgen van puur het meemaken van samenlevingsgeweld te onderscheiden. Kinderen die in gewelddadige omgevingen opgroeien, krijgen namelijk ook snel te maken met armoede, een eenoudergezin of geweld in het huis. Wat vaak gevonden wordt, is symptomen van PTSS, angst, depressie en agressie. Hoe vaker het kind geweld meemaakt, hoe ernstiger de gevolgen.

Interventies

Interventies focussen meestal alleen op directe slachtoffers van geweld, zodat kinderen die het indirect hebben meegemaakt de plank misslaan. Interventies die wel aan deze kinderen denken, trainen bijvoorbeeld politieagenten in de effecten van geweld op kinderen en wat ze in dat geval kunnen doen.

Peer geweld

Een peer is de Engelse term voor een leeftijdsgenoot in de omgeving van het kind, vaak een klasgenoot of vriend. Een voorbeeld van geweld door peers zijn de high-school beschietingen waarbij leerlingen van de school zowel leerkrachten als leerlingen doodschoten. Maar, tegelijkertijd zijn deze daders wellicht ook slachtoffer geweest van peer geweld, bijvoorbeeld jarenlang pesten door klasgenoten, wat ze aan heeft gezet tot hun daden. In het volgende stuk wordt geweld door broertjes en zusjes (‘brusjes’) behandeld en pesten en schoolgeweld.

1. Brusjes

Geweld door brusjes werd vanaf de jaren ’80 ook gezien als een vorm van kindermishandeling. Broers en zussen maken altijd wel een keer ruzie, roepen naar elkaar, trekken aan haren. Maar wanneer wordt het niet meer normaal? Rivaliteit en jaloezie komen altijd wel voor. Normaal gedrag tussen broers en zussen (gedrag dat bij ongeveer 70% van de populatie voorkomt) is het af en toe duwen of slaan. Afwijkend gedrag is gedrag dat buiten dit percentage valt. Een paar factoren waar rekening mee wordt gehouden: machtsverschil tussen brusjes (verschil in grootte, leeftijd), frequentie en duur van het gedrag, onder dwang of in het geheim, of het leidt tot lichamelijke of emotionele schade.

Jongens zijn even vaak daders als meisjes. Hoe ouder kinderen worden, hoe minder vaak zij gewelddadig zijn naar hun brusjes. Brusjes geweld komt vaak voor in huishoudens met afwezige ouders, ouderlijke afwijzing, stress in het gezin en weinig supervisie.

Vormen van brusjes geweld:

- lichamelijk geweld (in de vijver duwen en blijven kijken, doen stikken, slaan, bijten)

- ongepast seksueel gedrag: aanraken tot penetratie

- psychologische mishandeling: het doodsteken van een geliefd huisdier voor de ogen van de ander

Prevalentie

Uit onderzoek blijkt dat bij relatief veel kinderen (tot wel 80%) ooit in hun jeugd een gewelddadigheid meemaken van een brusje. Evenveel brusjes geven aan zelf dader geweest te zijn als slachtoffer. Herhaaldelijk, langdurig geweld komt in 40% van de gezinnen voor.

Wat betreft ongepast seksueel gedrag rapporteert 10 tot 20% van de volwassenen dat zij ooit in hun jeugd iets ongepast hebben meegemaakt. Onderzoekers verdelen seksueel gedrag in consummatory act (volledige daad) en nonconsummatory act (niet volledig). Dit laatste is een mindere vorm van seksueel contact zoals zoenen of het aanraken van geslachtsdelen.

Gevolgen

Geweld door brusjes kan, net zo goed als geweld door een volwassene of verzorger, leiden tot problemen zoals trauma symptomen, laag zelfbeeld of zelf dader worden.

2. Schoolgeweld

Bij geweld op school kan gedacht worden aan pestgedrag door peers, gevechten op het schoolplein of bedreigingen of berovingen op school. Door de high-school schietincidenten in Amerika is hier nu veel aandacht voor, omdat de daders slachtoffers zouden zijn van pesterijen. Bij pesten wordt bedoeld het intentioneel negatief reageren of verwondingen toebrengen aan een ander. Dit kan zijn om de ander expres pijn te doen, of omdat de pester het gewoon leuk vindt. Pesten gebeurt herhaaldelijk, wordt niet uitgelokt door gedrag van het slachtoffer en gebeurt vaak in groepen. Meisjes doen qua pesten meer aan relationele of indirecte agressie, namelijk het uitsluiten van groepjes en over iemand roddelen, jongens gaan vaker vechten met elkaar.

Cyberpesten

Cyberpesten is een vorm van pesten over het internet, waarbij iemand geïntimideerd, lastiggevallen of beledigd wordt. Het nieuwe van cyberpesten is dat de dader vaak onbekend blijft. Dit maakt het moeilijk voor het slachtoffer omdat die zich nog hulpelozer voelt, en de dader kan bijna nooit gevonden worden. Ook kan het slachtoffer in de veilige omgeving van het huis nog steeds gepest worden – er is geen veilige haven meer.

Prevalentie

20% van de kinderen is weleens gepest of lichamelijk aangevallen. Meestal krijgen kinderen te maken met pesterij gericht op hun uiterlijk of spraak. Het pesten neemt af als kinderen ouder worden. Jongens pesten vaker dan meisjes, maar er lijkt weinig verschil in geslacht bij de slachtoffers. Het kan zijn dat dit verschil tussen de geslachten door de onderzoeksvorm komt: meisjes doen vaker aan een bedekte vorm van pesterijen die dan onopgemerkt blijft.

Karakteristieken

Pesters hebben vaak weinig empathie in sociale interacties, hebben een hoog zelfvertrouwen en zien het pesten als normaal. Slachtoffers zijn vaak onzekere, gevoelige kinderen die alleen staan in de groep en afgewezen zijn door de rest. Veel slachtoffers zijn ook tot zekere hoogte pesters, en andersom. Je kunt een slachtoffer-pester rol onderscheiden bij sommige kinderen, die gepest worden maar ook zelf agressie laten zien.

Ook op het gebied van het gezin en de school zijn risicofactoren aan te wijzen. Een pester komt vaak uit een agressief, kil en afstandelijk gezin. Scholen met minder pestgedrag hebben positievere strafmaatregelen, veel betrokkenheid van ouders en een goed schoolklimaat.

Interventie

Veel scholen hebben een zero-tolerance beleid (absoluut niet toestaan van pesten) of een 3 waarschuwingen plan. Uit onderzoek blijkt echter dat de school beter kan investeren in een positief klimaat dan in de straffen. Bij pesten zijn groepsinterventies geschikt, zoals het sociale vaardigheden aanleren en omgaan met woede.

Kindermishandeling in instellingen

Met instellingen wordt bedoeld: pleeggezinnen, groepshuizen, residentiele behandelcentra en organisaties zoals de scouting of de kinderopvang.

Prevalentie

Uit onderzoek blijkt telkens dat mishandeling of misbruik in deze instellingen minder vaak voorkomt dan in privé settings. 3% van de kindermishandelingszaken in 1997 vond plaats in instellingen, en dit bleef alle jaren daarna stabiel.

Vormen

Hoewel het niet vaak voorkomt, zijn het bij elkaar toch veel kinderen die mishandeld of misbruikt worden in deze instellingen Een bekend voorbeeld is het misbruik binnen de kerk; priesters die kinderen in weeshuizen of binnen de kerkelijke organisatie misbruikten. De bisschoppen wisten van het bestaan van het misbruik, maar beschermden de kerk in plaats van de kinderen.
Wat misbruik binnen instellingen met name karakteriseert, is dat de kinderen sneller misbruikt worden door meerdere personen.

Gevolgen

Kinderen die buitenshuis mishandeld of misbruikt worden, ervaren dezelfde gevolgen.

Interventie/preventie

Een nieuwe preventieve maatregel in veel staten in de VS en andere landen, is het screenen van nieuw personeel in bijvoorbeeld kinderopvangcentra. Ook is er meer supervisie en monitoring.

Mensenhandel

Veel kinderen worden het slachtoffer van mensenhandel, en maar een klein percentage wordt gevonden en gered. Veel onderzoek naar de gevolgen van handel in kinderen is er nog niet geweest. Het wordt ook nog niet erkend als een vorm van kindermishandeling. Bij mensenhandel is er fraude of dwang in het spel en moeten mensen (en kinderen) tegen hun wil in dingen doen (prostitutie, internet huwelijk, etc.). De meest voorkomende vorm van mensenhandel is voor gedwongen arbeid. Naast deze arbeid of prostitutie is er sprake van veel vormen van mishandeling zoals psychologisch (dreigen, blackmailen), lichamelijk en seksueel.

Prevalentie

Het ware aantal slachtoffers is heel moeilijk te schatten. het zou kunnen gaan om ongeveer een miljoen mensen per jaar in de VS. Over de hele wereld zou het gaan om 12 miljoen volwassenen en kinderen die gedwongen arbeid leveren. Zo’n 80% van deze groep is vrouw en jonger dan 25 jaar.

Gevolgen

De gevolgen voor de slachtoffers zijn vaak zeer ernstig. Op samenlevingsniveau worden ze bijvoorbeeld door de regering aangewezen als misdadiger (illegale immigrant), en hun familie verstoot ze bij terugkomst. Slachtoffers zijn getraumatiseerd, depressief, vijandig of angstig en vaak verslaafd aan drugs of alcohol.

Interventie/preventie

Een nieuwe interventie is een slachtoffer een tijdelijke immigrant status verlenen, waardoor ze in het land kunnen blijven waar ze al die jaren onder dwang hebben gewerkt. Op het gebied van preventie en interventie werken ook veel non-profit organisaties. Toch is het aanbod voor slachtoffers nog zeer beperkt.

 

 

8. Belangrijke punten in het omgaan met kindermishandeling

Professionals moeten goed weten wat de wettelijke en culturele factoren zijn bij het werken met mishandelde kinderen. In dit hoofdstuk worden deze factoren besproken.

In de VS wordt een kind, nadat het als slachtoffer van mishandeling is gemeld, door het zorgsysteem opgevangen. Dit systeem moet ervoor zorgen dat het welzijn van het kind gewaarborgd wordt.

De rol van de kinderbescherming (child protection service CPS)

De CPS is een overheidsinstelling die zich bezighoud met kinderen die een risico lopen op, of slachtoffer zijn van, mishandeling of verwaarlozing. Het beschermen van kinderen doen zij door: meldingen onderzoeken, behandeling bieden, de diensten van andere instellingen coördineren en preventieve maatregelen treffen.

Met name op dat laatste punt heeft de CPS veel kritiek gehad, omdat het maar weinig risico gezinnen weet te benaderen. Daarnaast zit er vaak teveel tijd tussen de melding en het onderzoek naar de mishandeling, of vindt er helemaal geen onderzoek plaats.

Wanneer de CPS beslist dat er daadwerkelijk sprake was van mishandeling, blijkt dit in 40% van de gevallen niet gevolgd te worden door interventies of behandeling. In het ernstigste geval kunnen de tekortkomingen van de CPS leiden tot de dood van het kind.

Factoren die bijdragen aan deze tekortkomingen zijn bijvoorbeeld een bezuiniging binnen de instellingen en te zware caseloads per maatschappelijk werker. Dit, terwijl de maatschappelijk werker de eerste is die het misbruik kan signaleren. Een andere verklaring is de training die deze mensen krijgen. Sommigen zijn niet goed opgeleid voor het omgaan met zeer stressvolle omstandigheden en risicogezinnen. De meerderheid van de casemanagers hebben zelfs geen maatschappelijk werk diploma.

Uithuisplaatsing

Dit is zorg voor kinderen buiten hun huis: plaatsing in pleeggezinnen of in een residentiele instelling bijvoorbeeld. In 2010 woonden 400.000 kinderen in de VS buiten het oorspronkelijke gezin.

Meestal wordt een kind geplaatst in een pleeggezin of gezinshuis. De leeftijd van het kind speelt hierbij mee, van welk type mishandeling sprake was en of er eerder mishandeling is geweest. Ongeveer de helft van de uithuisgeplaatste kinderen keert binnen een jaar weer terug naar huis, het andere deel bij familieleden of bij adoptiefouders.

Dilemma’s

Een groot dilemma bij uithuisplaatsing is of dit nu wel of niet het beste is voor het kind. Het wegnemen van het kind uit zijn ouderlijk huis kan heel traumatisch zijn. Vanaf 1980 staat in de Reunification Act dat het behouden van het oorspronkelijke gezin waar mogelijk het uiteindelijke doel moet zijn. Maar, hierdoor gingen veel kinderen van het ene naar het andere pleeggezin en tussendoor terug naar het gezin, wat vaak mislukte. Sinds 1997 wordt geprobeerd om kinderen in een stabiele situatie te plaatsen. Zij worden vaker geadopteerd dan dat ze tijdelijk in een pleeggezin zitten.

Het is moeilijk om te onderzoeken wat het effect van uithuisplaatsing is. De kinderen die uit huis worden geplaatst, hebben namelijk ernstige vormen van mishandeling en verwaarlozing meegemaakt. Onderzoek naar deze kinderen is gemengd. Sommige onderzoeken vinden dat kinderen die uit huis zijn geplaatst, veel beter functioneren dan gelijkwaardige kinderen die thuis bleven in een onveilige situatie. Van de uithuisgeplaatste kinderen, doen kinderen in adoptiegezinnen of permanente en stabiele situaties het beter dan kinderen in pleeggezinnen.

Wetgeving

Een aantal wetten is speciaal opgesteld om kinderen te beschermen. Een goed voorbeeld is de Adoption and Safe Families Act van 1997, de sterkste wet rond kinderbescherming. Hierin staat de hereniging van gezinnen, waar mogelijk, opgenomen maar ook de kenmerken van een veilige thuissituatie en wat er gedaan moet worden om het kind veilig te houden. De kernprincipes van de Act zijn:

1. De veiligheid van het kind staat voorop en moet centraal staan bij alle diensten rondom het kind. Dit houdt in dat, wanneer hereniging niet de beste oplossing is voor het kind, het kind uit huis geplaatst moet worden.

2. Pleegzorg is een tijdelijke oplossing en geen plek voor een kind om op te groeien (hiermee wordt adoptie of terugplaatsing gepromoot)

3. Zodra een kind in een pleeggezin wordt geplaatst, moet begonnen worden met het regelen van een permanente woonoplossing.(hoe sneller, hoe beter)

4. Het systeem rond het kind moet zorgen voor positieve resultaten: hieronder worden doelen opgesteld zoals het aantrekkelijk maken van adoptie

5. Innovatie is nodig om veiligheid en geluk van het kind te verkrijgen: we hebben nog niet alle middelen en oplossingen om hiertoe te komen, dus meer onderzoek is nodig.

Verder staan in de Act ook situaties genoemd waarbij het kind in ieder geval niet terug hoeft (zoals wanneer de ouder iemand heeft vermoord of het kind ernstige schade heeft toegebracht).

Interventies voor slachtoffers en daders

Kinderen

Een belangrijk onderdeel van interventies voor slachtoffers is hoe de kinderen beschermd moeten worden tegen de stress rond de rechtszaken en het onderzoek. De kinderen moeten vaak meerdere keren geïnterviewd worden, in de zittingen erbij zitten en komen de daders daarbij tegen. Interventies hierin hebben geprobeerd het aantal interviews te verminderen door de interviews ook op te nemen zodat meerdere professionals het kind kunnen zien. De interviews worden ook vaak gehouden vanuit een child advocacy center (kinderpleidooi centrum). Deze centra zijn kindvriendelijk ingericht en gericht op onderzoek en behandeling van slachtoffers. Een andere interventie zijn speciaal ingerichte rechtszalen voor kinderen. Hes kind wordt ook vaak goed voorbereid op wat komen gaat (b/v al een keer in de rechtszaal gaan kijken).

Daders

Interventies voor daders zijn onder andere gevangenisstraffen, pleidooi deals, afleidingsprogramma’s en voorwaardelijke vrijlatingen. Ongeveer 42% van de daders van seksueel misbruik wordt, ook al is de melding gegrond verklaard, vrijgelaten. In het geval van een pleidooi deal probeert de dader door schuld te bekennen een mildere straf te krijgen. Dit gebeurt in tweederde van de zaken. Vaak moet de dader dan in therapie als onderdeel van de deal.

Een andere interventie is Megan’s Law, die geldt voor alle staten, waarin staat dat daders van seksueel misbruik gevolgd moeten blijven worden. Ook moeten daders soms DNA afstaan, zodat er een databank wordt opgesteld van mogelijke daders in de toekomst.

Culturele en internationale issues

Kindermishandeling is een wereldwijd fenomeen, maar toch zijn er culturele en landelijke verschillen te merken in de prevalentie en de definitie van mishandeling.

Prevalentie buiten VS

In veel landen is het heel lastig om de prevalentie van kindermishandeling in te schatten. Vaak bestaat er geen verplicht meldingssysteem of überhaupt een sociaal stelsel rondom kinderbescherming. Uit populatieonderzoek komen schattingen die op hetzelfde niveau liggen als in de VS of hoger.

Culturele verschillen

Culturele normen en waarden bepalen voor een groot deel wat kindermishandeling wordt genoemd en wat niet. Uit onderzoek onder verschillende bevolkingsgroepen in de VS komen al veel culturele verschillen. Over een casus met een negenjarige jongen met blauwe plekken door straf door zijn ouders, zegt de meerderheid van de blanken en Spaanse Amerikanen dat dit mishandeling is, maar 90% van de Vietnamese moeders ziet dat niet zo.

Waar culturen weinig in verschillen, is in opvattingen over een schoon huis en goede medische zorg (tandarts) voor kinderen, en genoeg supervisie over een jong kind.

Over het algemeen komen uit onderzoek geen enorme culturele verschillen naar voren.

Culturele sensitiviteit

Doordat culturen verschillen in hun visie op kindermishandeling, kan het voorkomen dat een professional andere normen hanteert over mishandeling dan de gezinnen waar hij mee werkt. Toch moet de visie van ouders wel meewegen in de beslissingen rond het kind. Een voorbeeld is het Vietnamese coining, waarbij zalf met een munt (coin) of lepel in de huid wordt gewreven, als genezende techniek. Het is een pijnloze handeling maar kan wel een rode huid veroorzaken.

In de hulpverlening rond het kind speelt helaas ongelijkheid ook een grote rol. Niet-blanke gezinnen hebben veel vaker te maken met onderzoek naar mishandeling en uithuisplaatsing van kinderen. Volgens sommig onderzoek krijgen deze gezinnen ook slechtere kwaliteit hulpverlening. Het is nog niet duidelijk of deze ongelijkheid echt zo is, of komt door samenhang met factoren zoals armoede of risicobuurten.

Het effect van kindermishandeling op anderen

Ouders

Gezinsleden van slachtoffers worden vaak secundaire slachtoffers genoemd omdat ze ook gevolgen kunnen ondervinden van de mishandeling. Denk bijvoorbeeld aan de moeders van kinderen die seksueel misbruikt zijn en die zelf getraumatiseerd kunnen zijn door de verhalen van hun kind, zelfs PTSS symptomen kunnen hebben.

Professionals

Kindermishandeling raakt niet alleen het kind maar ook de professionals die met het kind en het gezin werken. Deze professionals krijgen vaak te maken met vreselijke situaties en kunnen hier last van ondervinden. Een voorbeeld is wanneer de professional duidelijke problemen signaleert, zoals mishandeling, kleinering en verwaarlozing van het kind, maar dat dit niet leidt tot uithuisplaatsing of hulp voor het gezin. Of de therapeuten die moeten werken met de daders van seksueel misbruik, en regelmatig vragen krijgen van vrienden of familie waarom ze deze daders ‘helpen’.

Net als ouders kunnen professionals secundaire slachtoffers worden, wanneer ze zo veel meeleven met het slachtoffer dat ze ook symptomen ontwikkelen (secundaire traumatische stress). De mate waarin dit gebeurt, hangt af van een aantal factoren. Ten eerste of de professional zelf een trauma heeft meegemaakt, ten tweede in hoeverre hij blootgesteld is/wordt aan het trauma van de ander en ten derde de training en ervaring van de professional. Kenmerken van secundair trauma zijn:

- de professional kan niet ophouden met denken over het kind

- de professional heeft last van dromen/nachtmerries over het misbruik

- de professional heeft slaapproblemen, depressie, eetstoornis

- de professional heeft moeite met het uitvoeren van zijn werk

Aanbevelingen voor professionals

Om secundair trauma tegen te gaan, is een aantal strategieën in te zetten.

1. juiste training krijgen over mishandeling en ervaring hierin opdoen

2. je bewust zijn van persoonlijke problemen die je werk beïnvloeden

3. het aantal mishandelingszaken beperken en een diverse caseload hanteren

4. supervisie en intervisie met andere professionals om je ervaringen te delen

5. een goede scheiding houden tussen privé en werk

6. humor en positiviteit in het werk blijven houden

 

9. Knelpunten in de studie van kindermishandeling

Op het gebied van kindermishandeling zijn talloze tegenstrijdigheden en knelpunten terug te vinden. Dit hoofdstuk focust hierop.

Valse beschuldigingen

Door de jaren heen is er steeds meer aandacht gekomen voor het welzijn van kinderen, en mogelijke kindermishandeling. Dit is een goede ontwikkeling, omdat het steeds meer kinderen beschermt. Maar, volgens sommigen zijn we te ver doorgeslagen. Er zou een obsessie zijn met kindermishandeling waardoor er te vaak en te snel gemeld wordt. Misschien is de valse beschuldiging daardoor wel het nieuwste probleem rond kindermishandeling.

Door de vele publiciteit rond kindermishandeling komen er voortdurend ongegronde (zo niet valse) meldingen binnen. Volgens sommige onderzoekers gaat het over honderdduizenden gevallen waarbij helemaal geen sprake was van mishandeling. Er lijkt inderdaad een overreactie te zijn bij mensen, die daardoor snel een melding doen. Soms vertellen kinderen een verkeerde waarheid waardoor het lijkt dat er thuis dingen gebeuren die niet mogen.

Onderzoek naar het aantal valse beschuldigingen is echter heel lastig. Instanties maken vaak geen onderscheid tussen beschuldigingen die duidelijk vals zijn, en beschuldigingen waarbij nog enige twijfel bestaat. Wanneer gekeken wordt naar het totaal aantal meldingen, wordt 17% niet doorgevoerd maar bestaat er nog twijfel, bij 24% is er onvoldoende bewijs om er iets over te zeggen, en 6% wordt als vals bestempeld.

De reden dat er veel aandacht is voor valse beschuldigingen, is omdat vrijwel de helft van alle meldingen niet opgevolgd wordt (40%). Dit komt door te weinig informatie, maar ook de wachttijden bij instanties of doorverwijzingen.

Drie mogelijke oorzaken voor een valse beschuldiging zijn:

- geïnitieerd door het kind: als een soort roep om hulp (chaotisch gezinsleven, angst), om wraak te nemen op het gezin of omdat het ertoe werd aangezet door leeftijdsgenootjes.

Initiatie door het kind komt weinig voor.

- manipulatie door gezinsleden: gescheiden ouders proberen zo hun ruzie uit te vechten, of er zit een financiële reden achter. Soms proberen ouders zo het gezag over hun kind te krijgen, door de ander te beschuldigen van misbruik.

Dit is meestal de oorzaak van een valse beschuldiging.

- pseudoherinneringen waarvan het kind denkt dat ze waar zijn. Dit gebeurt wanneer ouders of professionals suggestieve vragen stellen of onbewust het kind woorden in de mond leggen.

Onderdrukte herinnering

Naast dat ouders en professionals mogelijk herinneringen inplanten die er nooit echt zijn geweest, is er een groot debat gaande over onderdrukte herinneringen. Dit debat wordt ook wel de herinnering oorlogen genoemd. In het ene kamp zitten de mensen die geloven dat sommige slachtoffers (m.n. bij seksueel misbruik) hun trauma weg kunnen stoppen in hun geheugen. Dit komt doordat de herinnering nare gevoelens oproept. In het andere kamp zitten mensen die stellen dat sommige herinneringen fantasieën of illusies zijn (de valse herinnering). Sommigen zeggen zelfs dat deze slachtoffer zijn van het Valse Herinnering Syndroom.

Het grote probleem in dit debat is dat het een het ander niet uit hoeft te sluiten. Uit onderzoek blijkt dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak een gedeelte of een groot deel van de details van het misbruik vergeten. Hoe jonger ze waren tijdens het misbruik, hoe meer er in het geheugen verdwijnt. Daarnaast weten we dat kinderen maar ook volwassenen in hun herinneringen gemanipuleerd kunnen worden. Een beroemd voorbeeld is van twee zussen van 32 en 45 jaar oud die in therapie gingen bij een psychiater. Tijdens de therapie raakten ze ervan overtuigd dat zij in het verleden door hun moeder waren mishandeld en dat zij Satanistisch Ritueel Misbruik (SRM) hadden meegemaakt, zoals bloederige rituelen, dierenmishandeling, orgies en de opoffering van kinderen. Toen zij hun moeder aanklaagden voor deze mishandeling, is de aanklacht uiteindelijk opgeheven vanwege veel te weinig bewijs.

In deze periode (jaren ’80 en ’90) kregen ineens heel veel volwassenen en kinderen herinneringen ‘terug’ die te maken hadden met SRM. Het fenomeen spreidde zich uit en therapeuten gingen er ook in mee. Zij bezochten seminars en colleges over de nieuwe vorm van mishandeling. Mogelijk hebben zij hierdoor een grote rol gehad in het uitbreiden van het aantal mensen met SRM meldingen.

Een oplossing om de twee kampen te verenigen, wordt aangedragen door McNally en Geraerts. Zij beginnen met het uitgangspunt die de twee kampen verbindt: dat seksueel misbruik in de kindertijd herinnerd wordt door het kind omdat het zo traumatisch is. In het onderdrukt geheugen kamp is de onderdrukking het resultaat van het trauma. Het vals geheugen kamp stelt dat wanneer volwassenen ineens een trauma herinneren, er nooit een trauma was, anders hadden ze er wel eerder aan gedacht. Maar, zegt Geraerts, het kan ook zo zijn dat de volwassenen gewoon lange tijd niet aan het misbruik hebben gedacht, niet dat ze het zijn vergeten.

Wetenschap versus beschuldigen

Een belangrijk knelpunt in kindermishandeling is het balanceren van onderzoekers tussen wetenschap en claims-making, oftewel te ver gaan in hun passie en bijna advocaat worden voor een betere wereld. Andersom zullen mensen die zich opwerpen in de strijd tegen kindermishandeling vaak gebruikmaken van wetenschappelijk onderzoek en dit vaak ook verdraaien. Ze gebruiken extreme uitspraken of benadrukken een bevinding.

Is iedereen een slachtoffer?

Als een klap op de billen (spanking) kindermishandeling is, en bijna alle kinderen ondergaan dit weleens, zijn dan bijna alle kinderen slachtoffer van mishandeling? Naarmate er meer gedrag onder de noemer mishandeling valt, wordt de definitie zo breed dat uiteindelijk het label waardeloos wordt. Denk ook aan geweld tussen brusjes: ieder kind wordt weleens geduwd door zijn broer of zus of schopt of duwt ze zelf. Is dit dan mishandeling?

Blootstelling aan intiem partner geweld (IPV) als kindermishandeling

Eerder werd al gesteld dat het zien of meemaken van geweld tussen ouders of verzorgers ook gezien wordt als kindermishandeling, omdat ouders niet in staat zijn hun kind hiervoor af te schermen. Het kind kan er nare gevolgen van ondervinden. Toch heeft deze uitbreiding van de term kindermishandeling ook nadelen. Wanneer het kind geweld meemaakt, kan en mag dit gemeld worden, wat als gevolg heeft dat de kinderbescherming overspoeld wordt met meldingen. Daarnaast kan het ervoor zorgen dat volwassenen/partners geen hulp zoeken bij therapeuten, omdat die het recht hebben hen aan te geven bij de politie.

En wie is dan aan te wijzen als schuldige? De man omdat hij de vrouw mishandelt, of de vrouw omdat zij bij hem terug is gekomen en daardoor haar kind niet beschermt?

Onderzoekers zijn het er over eens dat een kind niet moet worden weggehaald bij zijn moeder, wanneer deze slachtoffer is van geweld. Ook zou niet elke situatie van IPV moeten worden gemeld, omdat de gevolgen vaak ernstiger zijn voor het kind dan de situatie zelf was.

Sudden Infant Death Syndrome

Dit syndroom is de onverwachte en plotselinge dood van een kind onder de 1 jaar oud (sterft tijdens het slapen), die ook na onderzoek nog onverklaarbaar blijft. Diagnose van SIDS is heel moeilijk, omdat het niet te onderscheiden is van dood door verstikking onder een kussen. Het is dus zeer goed mogelijk dat sommige gevallen van SIDS in feite moord zijn.

Uit onderzoek blijkt dat SIDS niet verklaard kan worden door apnoe (kortdurend stoppen met ademhalen, geen erfelijke component heeft en dus niet binnen een familie vaak voorkomt.

Factoren die SIDS en moord onderscheiden, zijn bijvoorbeeld risico´s zoals levensbedreigende incidenten in het gezin, bewijs van lichamelijke mishandeling, betrokkenheid van instanties zoals de kinderbescherming.

Beleid

Op het gebied van beleid is er vaak sprake van een knelpunt: aan de ene kant moeten kinderen beschermd worden tegen kindermishandeling, aan de andere kant moeten gezinnen sociale steun kunnen krijgen en interventie en preventie. Een belangrijk knelpunt vormt de verplichte melding van vermoedens van mishandeling. Therapeuten worden in een moeilijke positie gebracht, omdat zij hiermee de privacy van hun cliënt schenden. Daarnaast weten maatschappelijk werkers dat veel meldingen niet leiden tot daadwerkelijke vervolging of hulp, en dat veel ouders verder van huis zijn na een melding. Zij kiezen dan om niet te melden en op een andere manier hulp te bieden.

Een beroemd voorbeeld van hoe beleid zich moet vormen naar de samenleving, is Megan’s Law: dit zevenjarige meisje werd verkracht en vermoord door een eerder veroordeelde kindermisbruiker, die vlak bij haar in de buurt woonde. Haar moeder begon een campagne om het verplicht te maken te melden waar veroordeelde misdadigers gingen wonen, en dit resulteerde in Megan’s Law. In verschillende staten in de VS zijn de namen en adressen van veroordeelde kindermisbruikers gewoon op het internet te vinden. Dit brengt weer nieuwe vragen met zich mee, namelijk of dit niet hun privacy schendt en mogelijk hen in gevaar brengt.

Het is maar de vraag of dit systeem werkt. Het is niet bekend of deze registratie heeft geleid tot minder seksueel misbruik.

Lichamelijk straffen

Over het wel of niet lichamelijk mogen straffen is al veel geschreven. Dit blijft een punt van discussie bij veel professionals. De meeste mensen zien lichamelijk straffen als een geaccepteerde vorm van discipline. Sociale wetenschappers zien dit anders. Straus noemt drie redenen waarom kinderen nooit lichamelijk gestraft moeten worden:

- het legitimeert geweld in het gezin als een oplossing van conflicten en het kan mishandeling worden als ouders erg gestresst zijn

- er is geen bewijs dat lichamelijk straffen beter werkt dan andere vormen van discipline en straf

- lichamelijk straffen wordt geassocieerd met gedragsproblemen bij kinderen (dit wil niet zeggen dat het het veroorzaakt, maar er is een verband).

Gezin intact houden of niet

Dit is een van de meest controversiële debatten rond kindermishandeling. De veiligheid van het kind staat voorop, maar moet daarvoor het kind uit huis of niet? We moeten rekening houden met het geluk van het kind, maar ook met wetten die voorschrijven dat het gezin, waar mogelijk, intact moet blijven. Daarnaast is er veel bewijs dat een pleeggezin niet de ideale plaats is voor een kind om in te verblijven.

Het programma Homebuilders probeert vanuit het gezin te werken door thuis therapie aan te bieden.

De conclusie is dat het moeilijk blijft om te zeggen wanneer een kind wel of niet uit huis geplaatst moet worden. Wanneer het gaat om minder ernstige delicten, kan dit overwogen worden.

 

 

 

10. Wat kun je doen?

Dit laatste hoofdstuk proberen de schrijvers te laten zien wat je, als lezer, zou kunnen doen om kindermishandeling te helpen voorkómen. De oplossingen zijn zeker niet gemakkelijk, maar alle beetjes helpen.

Culturele acceptatie van geweld

In de Westerse cultuur lijkt het wel of geweld geaccepteerd is, of zelfs wordt aangespoord. Kijk maar naar de films en series op tv, sportevenementen en video games. Veel wetenschappers vragen zich af of dit effect heeft op de prevalentie van kindermishandeling. Normatief geweld kan overgedragen worden naar de samenleving en bijdragen aan meer geweld.

De media

Veel onderzoekers houden zich bezig met de vraag of geweld in de media een negatief effect heeft op kinderen. De gevonden effecten zijn niet eenduidig helaas. Toch zijn er al wetten doorgevoerd die bijvoorbeeld zeer gewelddadige videogames verbieden voor minderjarigen. Maar kinderen zullen toch wel worden blootgesteld aan geweld, ook in muziek of zelfs in sprookjes verhalen. Wat de schrijvers aanraden, is om de blootstelling hieraan te minimaliseren en dit soort materiaal niet te kopen.

In het gezin

Geweld is tot op zekere hoogte ook een geaccepteerd fenomeen in het gezin. Denk aan lichamelijke straffen voor het kind of ouders die fysiek agressief zijn naar elkaar. Steeds meer professionals willen dit geweld verbieden. Er is namelijk een samenhang tussen geweld binnenshuis (zelfs alleen als het kind het ziet/meemaakt) en gedrags- en psychologische problematiek.

Publieke commitment voor preventie van mishandeling

Omdat kinderen machteloos zijn tegen het geweld dat tegen hen wordt gepleegd, is het des te belangrijker dat de samenleving de rol van beschermer aanneemt. Dit geldt zowel voor preventie als interventie. Gelukkig is er de laatste vijftig jaar al veel veranderd in de rechten van het kind en de aandacht voor mishandeling. Maar er is nog veel nodig. De schrijvers raden aan om collega’s, vrienden, scholen etc. te informeren over kinderbescherming en de noodzaak van beleid hierin.

Rechten van het kind

Vaak wordt er gesproken over het balanceren van de rechten van het kind en ouder. De schrijvers benadrukken dat dit niet zo hoeft te zijn: de rechten van het kind hoeven die van de ouder niet in de weg te zitten, maar zijn net zo goed mensenrechten.

Financiële bijdrage

Voor preventie en interventie van kindermishandeling is een hoop geld nodig. Maar wie betaalt dat? Ligt het bij de regering, bij afzonderlijke staten of in de privé sector? Maatschappelijk werkers moeten betaald worden, maar er wordt voorlopig alleen maar bezuinigd. Hun caseload wordt steeds hoger en het werk wordt daardoor erg zwaar.

Sociale problemen

Bij commitment van de samenleving moet ook aandacht zijn voor sociale problemen die bijdragen aan mishandeling. Denk aan armoede, werkloosheid en eenoudergezinnen, waar de prevalentie van kindermishandeling hoger is. Wanneer we deze problemen aanpakken, zal dit indirect ook invloed hebben op kindermishandeling. Hierbij aansluitend is het belangrijk dat de samenleving zorgt voor sterke onderlinge banden.

Primaire preventie

Op dit moment is het veel makkelijker voor iemand om zijn buurman te beschuldigen van kindermishandeling dan om hulp aan te vragen en mishandeling te voorkómen in zijn eigen huis. Dit moet anders. Wanneer we meer focussen op preventie, zijn verdergaande maatregelen helemaal niet nodig. De kinderbescherming is nu vooral bezig met het opvangen van kinderen die al mishandeld zijn, maar heeft geen hulprol bij risicogezinnen.

Voor primaire preventie is het nodig dat de regering de leiding neemt, en kindermishandeling als probleem van de hele samenleving gaat aanduiden. Daarnaast moet veel meer aandacht komen voor wat werkt om mishandeling tegen te gaan.

Meedoen, vrijwilligerswerk, geven

Ongeveer de helft van alle Amerikanen doet iets van vrijwilligerswerk. Dit is hoog in vergelijking met andere landen, maar toch is er een afname te zien in het aantal mensen dat dit werk doet. Toch i dit werk nodig om gezinnen in nood te helpen.

Een manier is door een speciaal soort advocaat te worden, ook wel een kindadvocaat, om kinderen te representeren in de rechtszaal. Je begeleidt het kind tijdens de zaak, tot die ergens wordt geplaatst.

Een andere manier om te helpen is door pleegouder te worden. Je moet daarbij voldoen aan een aantal voorwaarden (stabiel huis, ouder dan 21 jaar). Pleegouder zijn is emotioneel zwaar. Soms moet je werken met de biologische ouders om het gezin weer bij elkaar te brengen. De financiële bijdrage als pleegouder is heel laag.

Ten slotte willen de schrijvers adoptie onder de aandacht brengen. Tegenwoordig wordt gewerkt aan het plaatsen van kinderen in een zo stabiel en permanent mogelijke situatie. Daarvoor zijn pleeggezinnen minder geschikt, en wil men juist meer adopties. De VS probeert dit een aantrekkelijke keuze te maken door lagere belasting en financiële bijdragen voor adoptiegezinnen. Toch is het een lastige keuze, omdat mishandelde kinderen last hebben van allerlei soorten problematiek.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
oneworld magazine
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.