Samenvatting bij Vreemden in de verzorgingsstaat van Kremer

Deze Samenvatting bij Vreemden in de verzorgingsstaat - hoe arbeidsmigratie en sociale zekerheid te combineren - van Kremer is geschreven in 2014


Definitie verzorgingstaat

Van belang voor een goed begrip van het boek en de samenvatting is het begrip ‘verzorgingsstaat’ te definiëren. De verzorgingsstaat is een maatschappijvorm waarin de staat zorg draagt voor zijn onderdanen door middel van regelingen die niveau van de staat georganiseerd zijn. Hierbij zijn een aantal belangrijke elementen te onderscheiden:

·Sociale zekerheid: dit zijn bijvoorbeeld werknemersverzekeringen (ziektewet), volksverzekeringen (pensioen) en sociale voorzieningen (bijstand).

·Onderwijs: hierbij gaat het om het onderwijs wat door de overheid georganiseerd wordt. Bijvoorbeeld het basisonderwijs, middelbaar onderwijs en hoger onderwijs.

·Gezondheidszorg: hierbij draait het om het feit dat zorg vanuit de staat georganiseerd wordt. De kosten en de rechten van mensen worden vanuit de staat gereguleerd.

·Sociale woningbouw: het gaat hierin om de verantwoordelijkheid die de overheid neemt om voor iedereen een onderdak te organiseren.

·Zorg en welzijn: hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan instanties als jeugdzorg. Instanties die voornamelijk draaien om zorg die niet direct om (fysieke) gezondheid draait.

 

Dit is zeer miniem weergegeven hoe de situatie in Nederland is. In de samenvatting wordt hierover gesproken alsmede over de situatie in andere landen.

1. Inleiding

Doel van het boek

In dit boek wordt de omgang tussen migratie en de verzorgingsstaat beschreven. Waar migratie vooral tussen landen plaatsvindt, is de verzorgingsstaat een per land georganiseerd fenomeen. Veel migranten komen over de jaren in meerdere landen en houden door nieuwe technologieën makkelijker contact met hun land van herkomst. De spanning tussen migratie en de verzorgingsstaat wordt veroorzaakt doordat de verzorgingsstaat een nationaal fenomeen is, gebaseerd op (nationale) solidariteit. Waar vroeger deze solidariteit duidelijk was afgebakend met landsgrenzen is deze grens de afgelopen decennia vervaagd. De verzorgingsstaat zou tevens een ‘pullfactor’ kunnen zijn voor mensen om naar een land te gaan, de voorzieningen in de verzorgingsstaat zijn dan beter dan dat ze initieel hadden. Wanneer mensen met motieven van deze aard naar een land komen zet dit het systeem onder druk. Vanuit sociologisch oogpunt wordt erop gewezen dat mensen zich door migratie minder solidair gaan voelen met de rest van de bevolking. Wanneer dit gebeurd daalt de steun voor de verzorgingsstaat in.

Als oplossing voor deze problemen lijken slechts twee opties mogelijk, de grenzen sluiten of de verzorgingsstaat nationaliseren. In het eerste (bv. Japan) geval kunnen immigranten geen beroep doen op verzorgingstaten, in het tweede geval worden migranten wel toegelaten maar kunnen ze geen beroep doen op de verzorgingsstaat (bv. Singapore). De meeste Europese landen proberen een subtiele combinatie van beide oplossingen te realiseren.

Kijken vanuit een andere hoek kan worden gesteld dat immigranten noodzakelijk zijn voor het in stand houden van de verzorgingsstaat. Een andere lezing van het probleem stelt dat immigranten nodig zijn voor de verzorgingsstaat. Door de vergrijzing en ontgroening die gaande is zullen immigranten nodig zijn om genoeg mensen te behouden om de kosten van de verzorgingsstaat te dekken. De komende migranten vullen dan als het ware het ‘gat’ wat demografisch gezien ontstaat is. In dit boek wordt geprobeerd een probleemschets en een oplossingsschets te geven die niet zwart wit is maar meerdere aspecten belicht.

1.1 Het gastarbeiderschap dilemma beschouwt

Het aantal mensen dat migreert is de afgelopen decennia drastisch gedaald van 10 naar 3 procent. Nederland is van oudsher een land waar veel migranten op af komen en tevens is het ook zo dat er veel Nederlanders immigreren. Ongeveer 6 procent van de Nederlanders woont in het buitenland.

Hoewel migratie misschien dus niet zo massaal is als soms wordt geschetst, is het wel een bestaand fenomeen. Inmiddels zijn 12 procent van de werkende Nederlanders van oorsprong buitenlands. Een behoorlijk percentage van deze werkende komt inmiddels uit Europa, door de open grenzen is de arbeidsmobiliteit binnen Europa toegenomen. Het politieke debat wordt echter gedomineerd door de gastarbeiders uit niet Europese landen. Deze mensen zijn aangetrokken om fysiek zwaar werk in Nederland te komen doen, en kwamen massaal zonder werk te zitten toen juist dit werk verplaatst werd richting landen waar de lonen aanzienlijk lager liggen. Deze werkeloosheid is nog steeds terug te zien in de statistieken van nu, het percentage werklozen allochtonen is ongeveer drie keer zo hoog als bij autochtonen. Ook is deze groep nog steeds meer afhankelijk van uitkeringen. In het debat wat hedendaagse wordt gevoerd gaat het vaak over deze statistieken en wordt vaak niet belicht dat ondernemers wel degelijk baat hebben gehad bij de arbeidsmigratie.

Een interessante vraag is of de geschiedenis zich gaat herhalen met de gastarbeiders uit Oost-Europa van vandaag de dag. Ook binnen deze groep is de scholing laag, echter is deze wel weer hoger dan de gastarbeiders van vroeger. Bovendien is het remigreren binnen Europa gemakkelijk doordat grenzen open zijn.

 

1.2 Afbakening van de verzorgingsstaat

De verzorgingsstaat is een lastig te omschrijven geheel, in Nederland is het een groot geheel van regelingen en vergoedingen in veel verschillende sectoren. De verzorgingsstaat wordt gevat met vier functies: verzorgen, verzekeren, verheffen en verbinden. Het ontstaan van een verzorgingsstaat valt samen met het ontstaan van sociaal burgerschap. Dit wordt geduid als burgerschap wat onafhankelijk is van de markt. Onafhankelijk van de markt in de zin dat burgers een acceptabele levensstandaard kunnen behouden zonder daarvoor per se deel te moeten zij van de arbeidsmarkt. Er zijn worden verschillende type verzorgingstaten gedefinieerd:

·Sociaaldemocratische: voor iedereen toegankelijk met voorzieningen voor iedereen. Deze verzorgingsstaat is het minst afhankelijk van de markt.

·Liberale verzorgingsstaat: in deze verzorgingsstaat speelt de markt een belangrijke rol, voorzieningen hebben een vermogenstoets. Zodoende kunnen alleen de mensen met de minste financiële middelen gebruik maken van de verzorgingsstaat.

· Conservatieve verzorgingsstaat: hierin draait het vooral om het arbeidsverleden. Mensen die een groot arbeidsverleden hebben, hebben meer recht op sociale voorzieningen.

 

Burgerschap is een begrip in nauwe relatie met de verzorgingsstaat, alleen burgers hebben immers recht om een beroep te doen op de verzorgingsstaat. Burgerschap wordt wel gezien als de relatie die mensen hebben met de staat. Iemand is niet zomaar burger, dit moet worden toegekend, wat ook betekend dat de verzorgingsstaat een begrensd geheel is. Er wordt door sommige wetenschappers gedacht dat er een gradatie in burgerschap moet komen. Hierdoor zouden nieuwkomers niet gelijk toegang hebben tot alle voorzieningen, maar pas na verloop van tijd. Een tweede optie die wordt genoemd voor de ‘burgerschapkwestie’ is het losmaken van sociale rechten van grenzen. Hierdoor houden mensen ondanks de migratie hun rechten van het land van oorsprong. (de vraag is waar burgerschap dan vastgelegd wordt)

2. De relatie tussen de verzorgingsstaat en migratie

Door sommige mensen wordt betwijfeld of een verzorgingsstaat samen kan gaan met vrije immigratie in een land. Wanneer aan de verzorgingsstaat geen duidelijke grenzen worden gesteld kan dit een trekpleister voor armen worden, armen komen dan af op de voorzieningen die aanwezig zijn in een Het probleem kan vanuit verschillende oogpunten worden bekeken.

2.1 Het probleem financieel bekeken

Lange tijd was het bespreken van de financiële nadelen van migranten not-done. Inmiddels zijn cijfers in veel landen echter wel bekend, en deze lopen per land erg uiteen. In Nederland werden in 1999 voor het eerst zulke onderzoeken gedaan. De kosten die de immigranten toen met zich meedroegen bedroegen ongeveer 1,5 miljard euro. Deze kosten waren vooral terug te redeneren naar de verzorgingsstaat. De opbrengsten van deze immigranten worden in deze berekeningen echter volledig buiten beschouwing gelaten. In 2003 werd door het CBS opnieuw dergelijk onderzoek gedaan, waaruit bleek dat elke immigrant 43,000 euro kost.

Hoewel al deze cijfers negatief zijn hebben werkgevers duidelijk baat bij het aantrekken van immigranten. Natuurlijk worden ook voor migranten premies betaald, maar van werknemersverzekeringen wordt aanzienlijk minder gebruik gemaakt. De cijfers hebben bovendien betrekking op ongeschoolde mannen, dit is het type immigranten wat in het verleden veel werd aangetrokken. Doordat deze mensen kwamen voor de arbeid, die kort naar hun aankomst verplaatst werd naar lageloon landen, is het financiële kaartje anders dan de migranten van nu. Dit is een belangrijke constatering omdat blijkt uit studies dat zolang migranten werken ze geen beroep doen op de schatkist. De overheid heeft geen kosten zolang migranten werken. Hooggeschoolde migranten leveren zelfs iets op voor de schatkist. De arbeiders van vandaag de dag die binnen de EU immigreren blijken eveneens geen kostenpost voor de schatkist te zijn, deze migranten leveren overigens ook niks op. Deze mensen werken relatief in de onderste regionen van de arbeidsmarkt en dragen daardoor relatief weinig af, ze doen echter ook relatief weinig beroep op de bestaande voorzieningen.

 

Het financiële plaatje van de toekomst

 

Zoals eerder beschreven is de belangrijkste factor die bepalend is voor de kosten die migranten maken de participatie op de arbeidsmarkt. Zolang migranten werken kosten ze niets. De grote vraag voor de toekomst is dus of het lukt om de komende generaties op een gelijk niveau te krijgen met autochtonen. Kijken naar scholing blijkt dat allochtonen gemiddeld lager geschoold zijn dan autochtonen. Dit kan voor een deel verklaard worden vanuit het feit dat ouders van deze kinderen vaak laaggeschoold zijn. Door deze lage scholing krijgen kinderen van huis uit ook minder stimulatie voor scholing. Gesteld wordt dat het Europese onderwijsstelsel niet voldoende toegerust is om immigranten op een gelijk niveau te trekken. Om te zorgen dat in de toekomst migratie en verzorgingsstaat samen kunnen gaan zal de verzorgingsstaat dus op bepaalde gebieden (zoals onderwijs) beter moeten functioneren.

 

De verzorgingsstaat als magneet

 

In het financiële debat over de verzorgingsstaat draait het ook vaak om de verzorgingsstaat die zou kunnen functioneren als ‘magneet’. Laagopgeleide migranten zouden zich volgens deze redenering graag vestigen in landen waar veel goede voorzieningen zijn. Dit is een probleem voor de verzorgingsstaat omdat deze gebaseerd is op solidariteit. Er moeten mensen zijn die veel bijdragen aan de verzorgingsstaat om mensen die veel gebruik maken van de verzorgingsstaat te kunnen bekostigen. Wanneer het evenwicht tussen dit twee type verdwijnt, zullen de kosten voor de staat oplopen.

 

Het wetenschappelijk bewijs voor deze ‘magneet’ van de verzorgingsstaat is echter miniem; onderzoeken die zijn gedaan geven geen eenduidige uitslag over het bestaan van deze ‘magneet. Dit kan worden verklaard vanuit het feit dat de keuze om te gaan migreren niet louter een financiële keuze is; zo komt het ook voor dat mensen immigreren naar landen met veel werk. Wanneer mensen niet met financiële motieven migreren zal de ‘magneet’ voor hun niet opgaan. De magneet kan echter ook nog anders werken, het kan mensen in een land houden. Wanneer mensen in principe terug kunnen naar hun land kan een verzorgingsstaat wel als magneet fungeren voor mensen om te blijven, mensen gaan dan niet terug naar hun land omdat in het land waar ze zijn de voorzieningen prima zijn.

 

Een verbrede visie

 

Veel onderzoekers stellen vandaag de dag dat het ‘binnenhalen’ van hooggeschoolde immigranten een goed toekomstbeleid zou zijn. Hoogopgeleide immigranten kosten namelijk niks, sterker nog ze leveren wat op voor de verzorgingsstaat. Een kritische kanttekening die echter hierbij wordt gemaakt is dat ook de Nederlandse bevolking steeds hoger opgeleid wordt, de noodzaak voor hooggeschoolde migranten lijkt dan te verminderen. Uit ander onderzoek blijkt echter weer dat diversiteit van belang is voor innovatie en veronderstellend dus economische groei. Deze diversiteit geldt dan vooral op het gebied van kennis, wanneer migranten veel kennis brengen die onder de autochtonen schaars is draagt dit veel bij aan het proces van innovatie.

 

Migratie kan tevens bijdragen doordat migranten hun band met het land van herkomst behouden. Door deze banden kunnen bijvoorbeeld nieuwe handelsovereenkomsten ontstaan tussen landen, dit zou een voorbeeld kunnen zijn waardoor migratie blijvend kan bijdragen aan economische groei.

 

Het is van belang om al deze variabele in de toekomst mee te nemen in berekeningen. Het kan zodoende soms lijken dat migranten veel geld kosten, door simpelweg naar het geld te kijken, echter moet dus ook worden gelet op kennis en versterkte economische banden met landen van herkomst om een reëel beeld te krijgen van de kosten. Het hedendaagse debat zou dus niet simpelweg op delfde manier als bij de vroegere arbeidsmigranten gevoerd moeten worden, deze situatie is niet vergelijkbaar.

2.2 Het probleem sociaaleconomisch bekeken

 

Een vaak genoemd gevolg van migratie zou zijn dat migranten banen afpakken van autochtonen ook dit zou extra kosten voor de verzorgingsstaat met zich meebrengen. Uit onderzoek wat gedaan is in het verleden blijkt echter dat dit niet waar is, migranten lijken geen effect te hebben op de lagere lagen van de arbeidsmarkt. Ook recentere studie omtrent Oost-Europese migranten laat geen effect zien voor mensen in de lagere arbeidsklassen. Er kan dus geconcludeerd worden dat migranten ander werk verrichtten dan de al aanwezige arbeiders. Vaak blijken migranten juist een oplossing te bieden voor vies zwaar en zwaar werk.

 

Een andere interessante groep die onderzocht is zijn de hoogopgeleide migranten. Ook hier blijkt dat er geen sprake is van verdringing van dure autochtone krachten door goedkopere allochtonen krachten met vergelijkbare kennis. Een probleem wat zich wel voordoet bij hoger opgeleide is dat ze onder hun kwalificaties werken. Dit leidt tot kapitaal vernietiging op het maatschappelijk niveau: het kapitaal van de scholing wordt namelijk niet benut.

 

Migratie en arbeidsvoorwaarde

 

Een andere dimensie aan de migratie van arbeiders is het bestaan van arbeidsvoorwaarde. Verondersteld wordt dat de aanwezigheid van migranten zou leiden tot een verslechtering van arbeidsvoorwaarde. Migranten zouden onder slechtere omstandigheden moeten werken, vooral in landen waar weinig wettelijke verplichtingen zijn doet dit fenomeen zich voor. In Nederland is hiervan minder sprake door bijvoorbeeld de aanwezigheid van een wettelijk minimum loon.

Door de aanwezigheid van deze immigranten, die dus voor werkgevers minder kosten (omdat ze met minder arbeidsvoorwaarde werken), zullen er een aantal gevolgen op langer termijn merkbaar zijn. Werkgevers gaan minder investeren in de autochtone bevolking omdat deze mensen toch al meer kosten, budgetten voor scholing van werknemers worden bijvoorbeeld kleiner. Langzamerhand kan de aanwezigheid dus leiden tot het ontstaan van structureel andere arbeidsvoorwaarde. Dit proces wordt gestimuleerd door sommige regelgeving op Europees niveau, bijvoorbeeld het feit dat immigranten als zzp’er aan de slag kunnen in Nederland of het werken via uitzendconstructies in het buitenland.

 

Conclusie

 

Migranten zijn dus niet zozeer direct een dreiging voor banen; waar migranten komen ontstaan nieuwe banen. Wel zijn migranten een potentieel gevaar op het gebied van arbeidsvoorwaarde. Op de langere termijn kan de aanwezigheid van migranten ertoe leiden dat deze voorwaarde verslechteren in gehele sectoren.

2.3 Het probleem sociologische bekeken

 

Beschouwend vanuit dit oogpunt draait het voornamelijk om solidariteit. De vraag die gesteld kan worden is of migranten zorgen voor een vermindering van solidariteit.

 

De achtergrond van solidariteit

 

Solidariteit is een essentieel onderdeel van een verzorgingsstaat. Iedereen wordt geacht zich aan bepaalde regels te houden en een bijdrage te leveren aan het systeem. Wanneer mensen niet langer solidair zijn zal het systeem niet langer instant gehouden kunnen worden. Een punt van discussie zou kunnen zijn wat eerst komt: het kip of het ei. Ontstaat solidariteit door het bestaan van een verzorgingsstaat of ontstaat een verzorgingsstaat door de aanwezigheid van solidariteit.

 

Een belangrijke voorwaarde voor solidariteit is identificatie. Wanneer mensen zich kunnen identificeren met de ontvanger zullen ze eerder geneigd zijn steun te geven aan het systeem dan wanneer ze dit niet hebben. Solidariteit neemt eveneens toe wanneer er sprake is van verlies van controle (iemand kan niks doen aan een bepaalde situatie) en behoefte aan steun (iemand die steun nodig heeft versterkt solidariteit gevoelens).

 

De vraag waarom mensen überhaupt solidair zouden zijn wordt vaak van twee kanten belicht: moreel en financieel. Wanneer mensen vanuit morele motieven handelen is dit gebaseerd op het feit dat mensen voor elkaar willen zorgen. Wanneer mensen vanuit financiële motieven handelen doen ze dit omdat ze zelf belang hebben bij het systeem. Als mensen zelf een beroep moeten doen op het systeem is het immers ook voor hun georganiseerd.

 

Invloed van buitenstanders

 

Wanneer immigranten een beroep doen op de verzorgingsstaat kan dit een invloed hebben op de solidariteit die onder de autochtone bevolking heerst. Vooral de morele solidariteit lijkt te leiden onder immigratie. Wanneer mensen het idee hebben dat de oorspronkelijke groep betaald voor de nieuwe groep krimpt het gevoel van noodzaak om voor elkaar te zorgen. Onderzoek in Nederland vindt echter geen empirisch bewijs voor deze stelling, blijkbaar dwingt de verzorgingsstaat in zekere mate dus ook solidariteit af. Dit kan worden verklaard omdat lager opgeleiden vaak de grootste weerstand bieden aan immigranten; terwijl zij ook het meeste baat hebben bij de herverdeling door de verzorgingsstaat. Het financieel belang van deze mensen overstijgt dus het morele belang.

 

Ondanks het feit dat de verzorgingsstaat dus niet direct bedreigd wordt door de komst van migranten lijkt wel het fenomeen van ‘de muur’ zich te voltrekken. Mensen zijn van menig dat nieuwkomers niet direct over dezelfde rechten mogen beschikken als de autochtonen. Wanneer dit idee naar regelgeving wordt vertaald ontstaat als het ware een ‘muur’ rond de verzorgingstaat die immigranten buiten deze muur plaatst. Deze sentimenten zijn het sterkst onder kwetsbare groepen zoals laag opgeleide. Ook het profiel van de immigranten is van belang voor de aanwezigheid van deze meningen. Wanneer immigranten hoger opgeleid en beter geïntegreerd zijn is er minder steun voor het opbouwen van deze ‘muur’. 

 

In sommige onderzoeken wordt aangetoond dat de komst van migranten de steun voor de verzorgingsstaat doet toenemen. Het gevoel van onzekerheid groeit door de komst van migranten en om dit gevoel te ondervangen steunen mensen de verzorgingsstaat meer.

 

Verschillende aspecten van de verzorgingsstaat

 

Het debat gaat vaak over de gehele verzorgingsstaat echter is het voor het nuanceren van het probleem van belang om verschillende onderdelen van de verzorgingsstaat apart te beschouwen. Belangrijk onderscheid om hierin te maken zijn horizontale en verticale verdeling. Bij horizontale verdeling gaat het om regelingen die gelden voor de gehele bevolking, bijvoorbeeld pensioenen. Verticale verdeling gaat meer over regelingen die van arm naar rijk worden verdeeld, bijvoorbeeld de bijstand.

 

Een andere manier om dit onderscheid te maken is eenzijdige en tweezijdige solidariteit. Eenzijdige solidariteit is de solidariteit die vanaf een kant geld. Het gaat hierbij om onbaatzuchtig handelen oftewel vanuit morele solidariteit. Tweezijdige solidariteit is solidariteit vanuit twee kanten de gever zal later ook iets (kunnen) ontvangen (bijvoorbeeld WW). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de eenzijdige en verticale vormen van solidariteit kwetsbaarder zijn dan de tweezijdige en horizontale.

 

De migranten zelf

 

Het debat gaat vaak over hoe solidair migranten zijn, echter is nog niet vaak onderzoek gedaan naar hoe solidair migranten eigenlijk zijn. Wanneer als basis eigenbelang wordt genomen zou men kunnen verwachten dat de steun onder migranten groot is. Het is immers zo dat migranten er belang bij hebben al er uitgebreide voorzieningen zijn. Een ander belangrijk aspect om in oogschouw te nemen is in hoeverre migranten zich verbonden voelen met het land waarin ze wonen. Wanneer migranten geen vertrouwen hebben in de staat of geen verbondenheid voelen met deze staat zullen ze minder steun hebben voor de verzorgingsstaat. Door globalisatie ontstaan tevens groepen die zich steeds van land naar land verplaatsten. Daar waar het economisch milieu het beste is zullen zij zich vestigen. Deze groep zal weinig verbondenheid voelen met de verzorgingsstaat en zodoende weinig steun geven aan deze verzorgingsstaat.

2.4 Conclusie

 

Het is onmogelijk om op dit moment te stellen dat een combinatie tussen migratie en verzorgingsstaat niet mogelijk is. Dit wordt gesteund door het feit dat er geen sprake is van een ‘magneet’, migranten niet zorgen voor concurrentie op de banenmarkt en de solidariteit niet per definitie minder groot is onder migranten.

Het debat betreffende het samengaan van immigratie en verzorgingsstaat in de toekomst heeft verschillende invalshoeken:

·Financiële invalshoek: betreffende de toekomst zou het hier vooral moeten gaan over het op niveau krijgen van de nieuwe generaties immigranten.

·Sociaaleconomische invalshoek: hierbij zal het vooral moeten gaan over arbeidsvoorwaarde. Er moet gekeken welke invloed immigranten op arbeidsvoorwaarde hebben en in hoeverre dit kwalijk is.

·Sociologische invalshoek: hierbij moet het vooral gaan over solidariteit, in hoeverre is dit noodzakelijk en wat is de invloed van immigranten.

 

Een ander belangrijk punt is het type migranten, niet alle migranten kosten geld en zorgen voor problemen voor de toekomst van de verzorgingsstaat. Migranten binnen Europa dragen bij aan de schatkist en zorgen niet voor afname van de solidariteit. In het debat moet niet naar de problemen van vandaag gekeken worden door de ‘bril’ van de gastarbeiders van het verleden., deze benadering is onjuist.

3. Het Nederlandse beleid op gebied van immigratie

 

Het beleid dat landen voeren op het gebied van immigratie voltrekt zich op twee gebieden: de grenzen van het land en de grenzen van de verzorgingsstaat. Landen maken wetten voor de toelating voor het land op zich en maken wetten voor toelating tot de verzorgingsstaat. Door het ontstaan de EU is het beleid op gebied van landsgrenzen steeds minder van belang. De arbeidsmarkt speelt ook een belangrijke rol: wanneer migranten niet meedraaien in de arbeidsmarkt leidt dit tot meer wrijving.

3.1 Immigratie aan banden gelegd

 

Van oudsher is Nederland een lang met veel immigratie en emigratie. Er zijn in de geschiedenis zelfs perioden geweest waarin de emigratie hoger was dan de immigratie. De grote stroom van immigranten in Nederland kwam op gang in 1958 toen de economie aantrok en er veel werkgelegenheid was. (de gastarbeiders) Doordat in 1973 een economische crisis ontstond viel de noodzaak voor gastarbeiders weg; er ontstond zelfs een noodzaak om gastarbeiders wettelijk een halt toe te roepen. In 1979 werd wetmatig de migratie beperkt. Een totale stop was echter ook geen oplossing omdat in sommige sectoren arbeiders nog steeds nodig waren. Problemen ontstonden dus omdat de vraag voor een gedeelte bleef bestaan maar de druk die dit voor het systeem van sociale voorzieningen opleverde werd ook te hoog. In plaats van een beleid waarin gastarbeiders blijvend in Nederland kwamen werd vanaf de jaren tachtig een beleid gevoerd waarbij gastarbeiders terugkeren naar het land van oorsprong.

 

Rond de jaren tachtig bereiken de problemen omtrent gastarbeiders een hoogtepunt; de werkeloosheid bereikte toen een hoogtepunt terwijl gezinshereniging werd gestimuleerd. Doordat in 1968 een wet werd aangenomen waarin stond dat als je vijf jaar in Nederland gewoond heb je mag blijven nam de gezinshereniging een vlucht. Dit veroorzaakte een nog grotere last voor de sociale voorzieningen. In de jaren 90 werd deze hereniging aan banden gelegd mede doordat bleek dat er ook sprake was van vorming van nieuwe gezinnen. (importbruiden) Naast de financiële problemen ontstonden ook vragen op het culturele gebied, de vraag was of de niet-westerse immigratie cultuur samen kan gaan met de westerse cultuur. Getuigen van het steeds groter wordende culturele belang is de term ‘inburgering’ die in deze periode ontstond.  Een laatste belangrijke vorm van immigratie is asielmigratie. Deze vorm van migratie is sterk afhankelijk van de situatie in het buitenland, wanneer er veel conflicten zijn worden vaal asiel aanvragen ingediend. Echter blijkt ook dat regelgeving van invloed is op het aantal asielaanvragen.

Box 3.1 Verschillende opvatting in Nederland

 

In Nederland bestaan verschillende opvatting over immigratie, de verschillen zijn groter dan in sommige andere landen. Uit onderzoek van het SCP blijkt dat uit enquêtes met vragen over immigranten geen eenduidig beeld naar voren komt. Er zijn mensen die vinden dat ‘Nederland een prettiger land zou zijn als er minder migranten zouden wonen’ maar er zijn er evenveel mee oneens. Uit dit onderzoek blijkt eveneens dat hoe meer migranten er naar Nederland komen hoe groter de weerstand wordt. De economie blijkt ook een invloed te hebben; wanneer de economie aantrekt neemt ook de weertand toe. Hieruit concludeert men dat de sentimenten vooral gebaseerd zijn op de angst om cultuur te verliezen, niet zozeer op economische gronden. Een andere factor van belang lijkt scholing te zijn, lager opgeleiden koesteren meer sentimenten tegen immigranten dan hoger opgeleiden. Redenerend vanuit de culturele dreiging kan worden gesteld dat lager opgeleiden gemiddeld een minder verrijkte cultuur en minder breed blikveld hebben dan hoger opgeleiden.

 

Al deze sentimenten hebben de afgelopen jaren wel invloed gehad op het beleid in Nederland, getuigen het succes van de LPF en PVV. De anti-immigratie stemmen drukken een steeds grotere stempel op het beleid dat in Nederland wordt gevoerd.

3.2 Europa als belangrijke speler

 

Doordat Nederland lid is van de EU is het per definitie een immigratieland een van de kernwaarde van de EU is immers het vrije verkeer van werknemers. Dit is wetmatig vastgelegd, werknemers kunnen hierdoor zes maanden in een ander land binnen de EU werken.(en hierbij mag niet gediscrimineerd worden en moeten dezelfde arbeidsvoorwaarde gelden) Nederland kan dus niet langer regels opstellen voor Europese burgers. Landen proberen wel met tijdelijke regels te zorgen voor een bescherming van het ‘eigen’ volk. Migratie in Europa wordt vooral geleid door arbeid, waar werk is trekken migranten heen. Ook spelen ‘derde’ zoals uitzendbureaus een belangrijke rol. Wanneer landen op nationaal niveau zorgen dat voor werkgevers weinig voordeel gehaald kan worden uit migranten zullen naar dat land relatief weinig mensen immigreren.

 

Europa wilt graag meer migranten van buiten Europa aantrekken; hiermee hopen ze Europees de demografische problemen van ontgroening en vergrijzing te verhelpen. Europees worden hiervoor ook maatregelen genomen zoals de ‘Blue Card’, een regeling waarmee gemakkelijker werknemers van buiten de EU kunnen worden aangetrokken.

 

Hoewel de afgelopen jaren de immigratie binnen Europa is gegroeid, is het vergeleken met de immigratie tussen Amerikaanse staten relatief laag. De meeste mensen die in Europa immigreren naar het ‘westen’. De migratie vanuit buiten de EU is eveneens miniem.

3.3 Selectieve migratie

 

Ondanks het feit dat politiek immigratie aan banden is gelegd is het wel zo dat bepaalde groepen immigranten wel verwelkomd worden: immigranten met kennis. Dit beleid staat in lijn met het feit dat Nederland een kenniseconomie moet worden; in deze economie is kennis het belangrijkste goed. Immigranten met kennis kunnen geworven worden van buiten de EU en krijgen een visum voor drie jaar. (ook het gezin mag mee) Deze regeling is een voorbeeld van de invloed die werkgevers hebben op het nationale immigratie beleid. Wanneer werkgevers inschatten dat iemand in Nederland van nut kan zijn mag deze persoon eerder Nederland in dan wanneer dit door werkgevers niet zo wordt gezien.

 

Naast kennisimmigranten neemt ook het aantal buitenlandse studenten toe. Inmiddels is ongeveer zeven procent van de Hbo-studenten buitenlands en negen procent van de universitaire studenten. De hoop, die inmiddels vanuit onderzoek wordt bevestigt, is dat deze studenten in Nederland gaan werken en zo de kenniseconomie stimuleren. Hiervoor zijn ook regelingen ingesteld door de overheid om dit te stimuleren, zo mogen buitenlandse studenten na het afstuderen nog een jaar in Nederland blijven om naar werk te zoeken. Vergelijkend met andere landen blijkt echter dat al deze regelingen er nog niet voor hebben gezorgd dat immigranten gemiddeld hoger geschoold zijn dan autochtonen. Dit kan  verklaart worden vanuit de Europese mobiliteit van arbeiders die vooral plaatsvindt in de laaggeschoolde sectoren.

3.4 Soorten migratie

 

Migratie is de laatste decennia behoorlijk veranderd, niet langer is het zo dat migratie gelijk staat aan vestiging. Tegenwoordig is het beleid en de verwachting veel meer gericht op tijdelijke vestiging. Migranten kunnen in dit beleid tijdelijk gaten in de arbeidsmarkt opvullen maar zullen zich niet definitief vestigen. Uit statistieken blijkt dat Polen, een belangrijke groep arbeidsmigranten, inderdaad dit gedrag vertonen. Dat dit nu vaker gebeurt dan vroeger bij bijvoorbeeld Turken en Marokkanen kan voor een deel worden verklaard doordat de grenzen nu open zijn en het in Polen economisch beter gaat dan destijds in Marokko en Turkije. Vestigingsmigratie is echter nog niet geheeld verdwenen.

Volgens Engbersen et al (2011) zijn er vier vormen van migratie:

·         ‘Wortelloze’ migranten: migranten die zich feitelijk in geen enkel land wortelen, haast meer nomaden te noemen.

·         Tijdelijke migranten: dit zijn de migranten die naar een land trekken om daar tijdelijk te werken of te verblijven en vervolgens remigreren.

·         Definitieve migranten: deze migranten komen om zich in een land te vestigen en voor altijd te blijven.

·         Binationale of transnationale migratie: migranten die zich met meerdere landen verbonden voelen. Dit zijn bijvoorbeeld mensen met dubbele paspoorten.

 

Het onderscheid als zodanig gemaakt is echter niet een zwart wit onderscheid. Verschillende vormen van migratie kunnen naast elkaar bestaan, migratie is tegenwoordig vaak meer dan een enkele reis.

Box 3.2 Toetsing van de loyaliteit

 

De Nederlandse nationaliteit is vandaag de dag niet iets wat je zomaar kunt krijgen; er is de laatste decennia een scala aan eisen bijgekomen voordat iemand de Nederlandse nationaliteit kan krijgen. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld het verplicht slagen voor het burgerschapexamen. Mensen mogen ook geen dubbele nationaliteit meer hebben maar moeten afstand doen van een de nationaliteit van herkomst. Deze regelgeving is in de praktijk moeilijk uit te voeren. Uit onderzoek in Nederland blijkt dat veel mensen vinden dat het hebben van een dubbele nationaliteit een kenmerk van gebrekkige loyaliteit is.

3.6 Conclusie

 

De algemene tendens in Nederland is altijd geweest dat Nederland geen immigratieland is. De laatste decennia is geprobeerd de immigratie aan banden te leggen door invoering van strengere regels. Arbeidsmigratie werd gedoogd onder strenge voorwaarden. Een uitzondering op algemene tendens zijn de immigranten met kennis, deze immigranten zijn meer dan welkom. Deze immigranten worden verwelkomt omdat ze een bijdrage kunnen leveren aan de kenniseconomie. Het ideaal dat vooral immigranten met kennis naar Nederland komen wordt ondermijnd door Europees beleid. Dit beleid zorgt ervoor dat laagopgeleide migranten vanuit Europa zich in Nederland kunnen vestigen. De invloed van werkgevers op het gebied van immigratie is aanzienlijk. Wanneer werkgevers bepaalde werknemers nodig hebben zullen deze makkelijker in Nederland kunnen komen. De afgelopen jaren zijn de patronen van migratie veranderd, migratie is meer dan alleen een enkele reis geworden.

4. Typering van de Nederlands verzorgingsstaat

 

Als het gaat om het indelen van Nederland in een van de drie type verzorgingstaten gaat dit lastig, Nederland heeft zowel sociaaldemocratische als conservatieve kenmerken. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag hoe migranten deelnemen aan de verzorgingsstaat en de arbeidsmarkt.

4.1 De zwakke plekken in de Nederlands verzorgingsstaat

 

De grote zwakte van de verzorgingsstaat in Nederland, eveneens als in andere landen, is dat mensen niet integreren op de arbeidsmarkt. (in het bijzonder migranten) Uit veel cijfers blijkt dat de arbeidsparticipatie en de werkeloosheid onder allochtonen vele malen lager respectievelijk hoger zijn. Deze cijfers gelden eveneens voor vluchtelingen. Een belangrijke groep in deze kwestie zijn de arbeidsmigranten. Hoe is het in deze groep gesteld met de werkeloosheid?

 

Door de recente crisis blijkt dat allochtonen een zwakkere positie op de arbeidsmarkt hebben dan autochtonen. Vooral onder allochtonen jongeren en vrouwen is dit duidelijk te zien, in deze groepen vallen veel ontslagen. Opmerkelijk is dat door de crisis ook hoogopgeleide migranten een groot risico lopen. Het feit dat allochtonen een zwakkere arbeidspositie hebben is iets wat ook op Europese schaal te zien is; het is dus niet uitsluitend een Nederlands probleem. Wel is het zo dat in Nederland allochtonen, vergeleken met andere Europese landen, een relatief slechte positie hebben.  De slechte integratie onder allochtonen die zich voordoet in Europa kan verklaart worden vanuit het feit dat arbeidsmigranten in Europa vaak laagopgeleide mensen waren. Als gekeken wordt naar landen die wel succesvolle integratie bewerkstelligen blijkt dat deze landen veel meer hoogopgeleide immigranten hebben.

 

Scholing

 

Niet alleen de migranten zelf maar ook hun kinderen blijven achter vergeleken met de autochtonen bevolking. Deze achterstand blijkt niet alleen op de arbeidsmarkt maar ook qua scholing. In vergelijking met andere Europese landen blijkt Nederland op het gebied van immigranten een middelmatig niveau van scholing af te leveren. Dit kan worden verklaard vanuit het feit dat veel kinderen van immigranten geen traject voor het onderwijs volgen. Met dit traject wordt bijvoorbeeld gedoeld op kinderopvang. In landen waarvan hier wel sprake is lijkt de taalachterstand minder. Naast deze verklaring geld ook dat in Nederland al erg vroeg een selectie plaats vindt. Bij de overgang van het basis naar het middelbaar onderwijs vindt al een belangrijke scheiding qua niveau plaats; er is dus weinig tijd om achterstanden in te halen.  Anderzijds is het wel zo dat de immigranten die het wel goed doen op school wel gemakkelijk naar het hoger onderwijs kunnen doorstromen. Dit komt omdat het hoger onderwijs in Nederland erg toegankelijk is.

 

 

 

Identiteit en cultuur voor immigranten

 

Het grote gevaar voor de verzorgingsstaat is een lage arbeidsparticipatie, de vraag is of in de hedendaagse verzorgingsstaat wel genoeg wordt gedaan om deze participatie te bevorderen. Kijkend naar het inburgeringbeleid van vandaag de dag kan daaraan getwijfeld worden. In dit beleid gaat het immers vooral om normen, waarden en culturele elementen. Deze elementen dragen niet zozeer direct bij aan de bevordering van arbeidsparticipatie.

De plicht om inburgering te volgen wordt tevens geheel gelegd bij de immigrant, immigranten moeten zelf verantwoordelijkheid nemen voor het deelnemen en de kosten van de inburgering. Inmiddels hebben vele duizenden mensen inburgeringcursussen afgerond en blijkt uit onderzoek dat dit niet leidt tot het vinden van werk.

 

Vergelijkend met andere landen is het integratiebeleid van Nederland twijfelachtig te noemen. In landen waarin wel sprake is van succesvolle integratie zijn de kosten van deze integratie voor de samenleving en is het tevens zo dat integratie gericht is op het vinden van werk. Dit beleid gericht op werk zorgt, bekeken vanuit de verzorgingsstaat, voor een vermindering van problematiek omdat mensen werken.

 

Tegenstrijdigheden in de werkgelegenheid

 

Naast inburgering en scholing is ook het karakter van de arbeidsmarkt in Nederland een belangrijke factor. Dit karakter kent namelijk twee duidelijke kanten: goede voorwaarden en zekerheden voor werkende (cao’s) maar slechte kansen voor werkzoekenden. Migranten zitten vaak in de groep werkzoekenden en hebben in Nederland dus een lastige positie.

 

Nederland hoopt de komende jaren steeds meer een kenniseconomie te worden, maar op dit moment heeft Nederland nog relatief veel banen in de onderste segmenten van de arbeidsmarkt. Hierin werken in verhouding veel allochtonen. Bovendien zijn de sectoren waarin deze banen zijn vaak onzeker; de kans is reëel dat in de nabije toekomst deze sectoren verplaatsen naar andere landen. Naast de onzekere sectoren werken veel immigranten ook nog eens met tijdelijke contracten. Deze contracten bieden weinig zekerheid, al helemaal wanneer vergeleken wordt met de vaste contracten in Nederland. Veel van deze contracten lopen via uitzendbureaus die vaak al in land van herkomst mensen proberen te binden aan hun bureau. Deze mensen worden vervolgens aan het werk gezet in Nederland met relatief slechte contracten. Bovendien vindt verschuiving van werknemers tussen uitzendbureaus plaats. Door deze verschuiving kunnen migranten geen sociale rechten opbouwen. Migranten hebben dus een zwakke positie op de arbeidsmarkt in Nederland. Dit is in principe geen probleem zolang migranten tijdelijk blijven. Wanneer migranten komen om te werken en vertrekken wanneer het werk gedaan is zullen ze geen kosten met zich mee brengen voor de verzorgingsstaat. Problemen ontstaan echter wel voor immigranten die zich definitief in Nederland willen vestigen.

 

Het toekomstperspectief op het gebied van dar arbeidsmarkt is niet louter positief te noemen. Werkgevers geven steeds meer tijdelijke contracten uit en de kans op vaste contracten neemt af. (dus ook de kans op een vorm van zekerheid) Bovendien wordt in de tijdelijke werknemers minder geïnverteerd. Waar vroeger werkgevers veel in werknemers investeerde is daarvan nu geen sprake meer. Dit betekent dat immigranten via hun werk in ieder geval niet stijgen qua niveau van kennis. Hierdoor wordt de zekerheid voor immigranten dus ook al niet bevordert.

 

Conclusie

 

Kijkend naar de positie van immigranten vandaag de dag is er de laatste decennia al een hoop verbeterd. Echter blijkt dat het onderwijs nog steeds niet goed in staat is om immigranten op een goed niveau te krijgen. De inburgering die wordt verplicht voor immigranten is te weinig gericht op het vinden van werk en de arbeidsmarkt in Nederland is niet gunstig. Steeds meer werkgevers geven veel tijdelijke contracten, waarin tevens weinig plaats is voor scholing, die weinig uitzicht op zekerheid bieden.

4.2 De nadelen van de verzorgingsstaat

 

Zoals eerder beschreven in het onderdeel over ‘de magneet’ zou de verzorgingsstaat ook verantwoordelijk kunnen worden gezien voor de kosten die immigranten opleveren voor de verzorgingsstaat. Door uitgebreide regelingen komen veel laaggeschoolde immigranten af op deze zekerheid die vaak beter is dan de situatie in hun thuisland. Het beleid van afgelopen decennia heeft echter gezorgd voor een beperking van dit effect. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door voor migranten bepaalde rechten in te perken.

 

Een minder uitgebreide verzorgingsstaat

 

De Nederlandse verzorgingsstaat is vergeleken met de afgelopen decennia al ver beperkt, het is niet meer zo dat de Nederlandse verzorgingstaat erg uitgebreid is. Er zijn de afgelopen decennia een aantal beleidsmaatregelen genomen om kosten te besparen.

Een belangrijk element waar veel aan veranderd zijn de werknemersverzekeringen, deze zijn ingeperkt. In Nederland is de WW relatief gemakkelijk te verkrijgen omdat men slechts 26 weken gewerkt moet hebben om dit te kunnen ontvangen. Echter blijkt dat het wel relatief moeilijk is om de WW te behouden omdat voor elke maand extra WW moet een jaar extra gewerkt moet worden. Ook de regelgeving rond de WAO is de afgelopen decennia sterk veranderd. Steeds minder werklozen belanden zodoende in de WAO.

 

Een tweede element van belang is de bijstand; ook hierin is veel veranderd de afgelopen jaren. In 2004 is de verantwoordelijkheid voor de bijstand overgeheveld naar de gemeenten. Gemeenten zijn strengere voorwaarde gaan stellen voor het uitkeren van de bijstand, mensen moet veel actiever dan vroeger deelnemen aan re-integratie. De omvang van de bijstand is echter wel toegenomen omdat meer mensen tegenwoordig in de bijstand zitten dan dat ze een beroep op de WW doen.

 

Het derde belangrijke component qua beleid is de steeds grotere nadruk die wordt gelegd op het belang van werk. Vanuit de overheid wordt steeds meer moeite gedaan om mensen aan het werk te krijgen door bijvoorbeeld scholing of re-integratietrajecten.

Over de successen van het nieuwe beleid bestaat veel discussie, het succes lijkt miniem. Wel lijkt het zo te zijn dat de mensen die baat hebben bij investering vooral laagopgeleiden en allochtonen zijn, twee erg kwetsbare groepen. Door de strenge eisen blijkt dat veel nieuwe migranten niet meer kunnen voldoen aan de eisen om een beroep te mogen doen op de sociale zekerheid. Deze vermindering blijkt overigens wel een belangrijke relatie te hebben met de economie. In economisch goeie tijden zullen minder mensen een beroep doen dan wanneer er crisis is.

 

Op het gebied van armoede doet de Nederlandse verzorgingsstaat het slecht voor immigranten. Kijkend naar de cijfers blijkt dat in Nederland 4.5 keer zoveel allochtonen als autochtonen onder de armoedegrens leven. Dit is vergeleken met andere Europese landen erg hoog.

 

Concluderend kan men dus stellen dat de verzorgingsstaat de laatste decennia is beperkt. De toegankelijkheid van sociale voorzieningen is aangescherpt. Dit geldt zeker voor nieuw komende immigranten. Vooral klassieke immigranten zijn erg afhankelijk van de zekerheden die er zijn, deze zekerheden lijken armoede niet te verhelpen. 

 

Het beleid voor nieuwkomers

 

In het hedendaagse debat wordt vaak gesproken over immigranten die in Nederland komen om te ‘profiteren’ van de verzorgingsstaat. Hierbij wordt ook benoemd dat de solidariteit bepaalde grenzen moet hebben voor nieuwkomers. Beleid voeren wat met deze stelling in lijn ligt is echter lastig omdat dit vaak in strijd is met andere wetten. (bijv. het discriminatieprincipe, artikel 1 v/d grondwet) Europese regelgeving kan het ook lastig maken om op nationaal niveau beleid te voeren. Ondanks het feit dat het lastig is om beleid te voeren die beperkingen opleggen voor nieuwkomers is de afgelopen decennia wel het een en ander gedaan. Een voorbeeld hiervan is dat om een beroep te kunnen doen op de verzorgingsstaat mensen een geldige verblijfsvergunning moeten hebben. Dit zou een afschrikkende werking moeten hebben en bovendien krijgen immigranten dan niet het idee dat ze mogen blijven.  Daarnaast wordt tegenwoordig een beroep op de bijstand in directe relatie gebracht met de verblijfsvergunning. De eerst twee jaar dat iemand in Nederland is kan deze geen beroep doen op de bijstand, doet iemand dit wel wordt de verblijfsvergunning ingetrokken. Het idee hierachter is dat mensen voldoende middelen moeten hebben om in hun bestaan te voorzien voordat ze de bijstand mogen gebruiken.

 

Deze laatste beschreven regeling kan echter niet gelden voor Europese burgers wanneer deze de status hebben van werknemer. Voor Europese burgers gelden aparte regels over het behoud van de status als werknemer. Mensen die onvrijwillig werkloos worden of arbeidsongeschikt zijn houden deze status en verder is het afhankelijk van hoelang iemand in Nederland heeft gewerkt. Om dit probleem op nationaal niveau aan te kunnen pakken wordt geprobeerd op Europees niveau afspraken te maken over de toegang tot de bijstand.

Een ander belangrijk element waarmee geprobeerd wordt de bijstand in te perken voor nieuwkomertje immigranten is de ‘duurzame  band’ met Nederland. Er wordt dan bijvoorbeeld gekeken of het gehele gezin in Nederland woont en waar een eventuele auto geregistreerd staat. Vooral seizoensarbeiders kunnen hierdoor worden geweerd uit de bijstand.

 

Bij de AOW is beperking anders geregeld dan bij de bijstand. Elk jaar dat iemand in Nederland woont wordt 2 procent van het pensioen uitgekeerd. Iemand moet dus feitelijk 50 jaar in Nederland wonen om een volledig pensioen te kunnen ontvangen. Dit kan ertoe leiden dat mensen een gedeeltelijk pension ontvangen. Voor het ontvangen hoeven mensen ook niet per se in Nederland te wonen, in 2008 wonen ongeveer een half miljoen pensioengerechtigde in het buitenland.

Box 4.3 Migranten die minder belasting betalen

 

Door in het verleden ontstane regelingen betalen sommige immigranten en emigranten minder belasting dan de autochtonen bevolking. Dit wordt gedaan om toptalent naar een land toe te trekken. Het idee hierachter is dat het voor dit talent niet aantrekkelijk is om veel belasting te moeten betalen voor sociale regelingen waarvan zij geen gebruik maken. Deze mensen die vrijgesteld zijn van deze belastingen betalen dus minder maar hebben in principe wel dezelfde rechten.

 

Afname solidariteit

 

Nederland staat van oudsher bekent als een land waarin veel tolerantie en solidariteit heerst. Het beleid van de laatste jaren weerspiegelt dit echter niet, de uitsluiting van immigranten staat immers centraal. De oorzaak hiervan is lastig te benoemen.

 

Vergeleken met andere landen is het niet zo dat migranten in Nederland meer gebruik maken van regelingen voor sociale zekerheid. Van invloed blijkt wel te zijn van welke regeling immigranten gebruik maken, vooral de regelingen omtrent eenzijdige solidariteit roepen weerstand op.  Het politieke klimaat in Nederland is ook niet voordelig voor immigranten; immigranten worden vaak neergezet als een groep luie mensen die niet willen werken. Dit heeft weer te maken met de nationale identiteit die wordt neergezet als niet-multicultureel. Nederland wordt vaak neergezet als een land waarin het van belang is om een duidelijke afscherming voor buitenstaanders te maken. De opkomst van radicaal rechtse partijen heeft eveneens bijgedragen aan het negatief neerzetten van immigranten bekeken vanuit de verzorgingsstaat. Deze partijen hebben de afgelopen jaren een enorme opmars gemaakt en zodoende is ook hun invloed toegenomen. Een laatste belangrijke element dat bijdraagt aan de negatieve houding tegenover immigranten is de structuur van de verzorgingsstaat. Waar de verzorgingsstaat vroeger diende als universele bescherming voor de middenklasse is dat niet langer het geval. Tegenwoordig is vooral de behoefte de grote sturende kracht geworden.

 

Uit onderzoek blijkt dat veel Nederlanders vinden dat de rechten van immigranten aan bepaalde regels moeten worden getoetst. Veel mensen vinden dat alleen mensen die werken en belasting betalen recht zouden moeten hebben op sociale voorzieningen. Ook vinden veel Nederlanders dat rechten verbonden moeten worden aan het staatsburgerschap. Dit kan weer worden verklaart vanuit het feit dat Nederland word neergezet als een niet-multicultureel land.

 

 

Conclusie

 

De verzorgingsstaat in Nederland is zodanig hervormd dat er niet langer sprake kan zijn van immigranten die door de hoge uitkeringen maar niet werken. Arbeidsverleden is een steeds groter voorwaarde om langdurig gebruik te kunnen maken van werknemersverzekeringen. De bijstand is ook stringenter gereguleerd. Vooral voor immigranten van buiten de EU zijn de laatste jaren regels doorgevoerd die het mogelijker maken om beroep te doen op de sociale zekerheden. De tendens onder de Nederlandse bevolking betreffende het beleid is dat er geen uitsluiting maar regulatie van rechten moet plaatsvinden voor migranten.

4.3 Grenzeloosheid

 

Er is de afgelopen jaren niet alleen geprobeerd rechten van immigranten te beperken maar ook grenzen moeten worden opgeheven als op het gebied van sociale zekerheden. Als immigranten in staat zijn hun opgebouwde rechten mee te nemen zullen zij eerder geneigd zijn terug te gaan naar hun land ver herkomst.

 

Europa als belangrijke speler

 

Europese regelgeving is een belangrijke factor als het gaat om het grenzeloos maken van sociale zekerheden. Op Europees niveau is inmiddels geregeld dat immigratie binnen Europa niet meer kan leiden tot het verlies van sociale zekerheden. Dit is gedaan om te zorgen dat er geen obstakels ontstaan voor het vrije arbeidsverkeer binnen Europa.

Deze regels leiden in de praktijk soms tot vreemde situaties, zo kunnen immigranten kindertoeslag ontvangen in Nederland zonder dat hun kinderen daadwerkelijk in Nederland wonen. De regelgeving is complex en vaak zijn immigranten niet in staat om duidelijk in beeld te krijgen waar ze nou welke rechten hebben.

 

Europese regelgeving geldt vooralsnog alleen voor sociale zekerheden en niet voor algemene voorzieningen. Doordat in veel landen de sociale zekerheden de laatste jaren zijn hervormd is het belang van het grenzeloze karakter ook afgenomen. Een volgend probleem wat zich aandoet voor Europa om de grenzen te kunnen doorbreken zijn de publiekprivate verbanden op het gebeid van sociale zekerheid. Private instellingen bepalen hun eigen beleid en kunnen niet meegaan in sommige Europese regelgeving omdat dit te veel risico moet zich meebrengt. Al met al is het proces waarin grenzen opgeheven worden een ingewikkeld en complex proces waarin nog veel stappen gezet moeten worden.

 

Premies betalen in een ander land

 

Naast ontgrenzing zoals hierboven beschreven zijn ook andere vormen van ontgrenzing ontstaan door Europees beleid. In dit beleid is vastgelegd dat wanneer mensen minder dan 24 maanden in een land werken zij premies mogen betalen in het land van herkomst. Deze constructies gelden binnen Europa en doordat speciale verdragen gesloten worden kunnen ook landen buiten Europa hierin betrokken worden. Regelgeving van deze aard onderstreept en stimuleert het ontstaan van een wereldburger, mensen werken immers niet meer op dezelfde plek als dat de verzorgingsstaat aanwezig is. Een kritische noot die bij dit nieuwe beleid wordt gemaakt is dat dit kan leiden tot oneerlijke concurrentie. Als mensen uit landen waar premies minder hoog zijn dan in Nederland in Nederland komen werken kunnen zij goedkoper zijn voor werkgevers dan autochtonen. (zij hoeven immers minder hoge premies te betalen voor de allochtoon)

 

Uitkeringen uitbetalen over grenzen

 

Van oudsher heeft Nederland veel verdragen waarin wordt vastgelegd dat bepaalde uitkeringen over de grens uitbetaald kunnen worden. Dit leidt als het ware tot een export van uitkeringen. De laatste jaren worden deze verdragen steeds minder uitgebreid om een aantal redenen. Een eerste reden is dat steeds minder regelingen via deze verdragen geregeld worden. Waar voor de eerste gastarbeiders veel regelingen over de grens uitbetaald werden is in de recentelijk verdragen hiervan geen sprake meer. Naast de nieuwe regelingen worden ook bestaande gevallen opnieuw bekeken; hiermee wordt vooral geprobeerd om fraude tegen te gaan. Ook wordt om kosten te besparen tegenwoordig gekeken naar het land waar de uitkering naartoe gaat aan de hand van het preispijl van dit land wordt de hoogte van de uitkering bepaalt.

 

Al met al leidt dit nieuwe beleid ertoe dat minder uitkeringen uitbetaald worden over de grenzen. Het meeste van wat vandaag de dag nog wordt uitbetaald over de grenzen is binnen Europa. Wat wel een stijgende groep is, is het aantal gepensioneerde wat over de grens woont. Bijna tien procent van de pensioengerechtigde woont tegenwoordig over de grens ook hiervan gaat het merendeel naar Europese landen.

4.4 Conclusie

 

De laatste decennia is de Nederlandse verzorgingsstaat sterk veranderd de behoefte is de belangrijkste voorwaarde geworden. Zodoende is er niet langer sprake van universele voorzieningen. (liberaal karakter) Daarnaast is het zo dat ook het arbeidsverleden steeds meer van belang is geworden. (conservatief karakter)

De steun in Nederland voor de verzorgingsstaat (voor migranten) is onder spanning komen te staan doordat steeds meer beroep wordt gedaan op eenzijdige solidariteit. Door nieuwe regelgeving hebben migranten van binnen en buiten de EU niet langer dezelfde rechten. Dit wordt tevens versterkt doordat Europa graag grenzen wilt laten verdwijnen. Dit proces voltrekt zich langzaam en is erg ingewikkeld.

 

Een laatste belangrijke element wat behandeld is, is of de verzorgingsstaat  zorgt voor voldoende basis voor de toekomst. Nederland slaagt er vandaag de dag nog steeds niet in om allochtonen te laten integreren.  Al met al lijkt de Nederlandse verzorgingsstaat nog niet geheel in staat om, om te gaan met immigranten. Immigranten leiden tot spanningen op meerdere gebieden zoals bijvoorbeeld financiële.

5. Toekomstperspectieven van arbeidsmigratie

 

Dat in de toekomst ook nog sprake zal zijn van migratie is zeker. In een globaliserende wereld zal migratie belangrijk blijven. Hoe migratie zich qua aantallen zal ontwikkelen is lastig te zeggen, ook in het verleden bleek dit lastig te zeggen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat migratiestromen complexe, multivariabele processen zijn.

5.1 Noodzaak migranten

 

Het enige wat op het gebied van arbeidsmigratie een zekerheid is gebleken is dat mensen trekken naar gebieden waar werk is. Hiermee in lijn kan worden gesteld dat arbeidsmigratie sterk afhankelijk is van economische groei. Landen met veel economische groei hebben immers vaak ook veel werk. Naast economische factoren spelen ook demografische factoren een rol. In Nederland zal de beroepsbevolking in de toekomst snel afnemen wat kan worden verklaard door ontgroening en vergrijzing. Dit zal waarschijnlijk opgevangen kunnen en moeten worden door immigratie. We hebben als het ware immigranten nodig om ons systeem draaiende kunnen te houden. Natuurlijk is immigratie niet het enige middel waardoor dit probleem ondervangen kan en zal worden. Het verplaatsen van werk richting gebieden waar wel werknemers is een andere denkbare oplossing.

 

In de toekomst zal arbeid dus verplaatsen richting werknemers, ook kapitaal verplaatst zich dus. Er blijven natuurlijk sectoren die ter plekke nodig zijn (artsen, advocaten, kappers) omdat dit simpelweg niet op lange afstand verleenbare diensten zijn. Nederland probeert met beleid te zorgen dat bepaalde vormen van arbeid die zich verplaatsen zich in Nederland vestigen. Nederland probeert hierbij vooral arbeid waarvoor veel kennis noodzakelijk is aan te trekken.

 

Lage sectoren

 

Het beleid wat in Nederland gevoerd wordt is erop gericht in Nederland vooral hoogwaardige en kennisrijke sectoren te ontwikkelen. Dit zou betekenen dat in de toekomst de onderste lagen van de arbeidsmarkt verdwijnen. Wanneer dit werk verdwijnt zal ook de arbeidsimmigratie in deze segmenten van de arbeidsmarkt dalen daar waar het de afgelopen decennia juist de dominante groep was. Dit proces lijkt zich vandaag de dag nog niet op grote schaal te voltrekken. Dit kan weer verklaard worden doordat door het aantrekken van arbeidsmigranten de kosten in lage sectoren gedrukt kunnen worden. Arbeidsmigranten zijn immers goedkope krachten wanneer op deze kosten bespaard kan worden kunnen bedrijven in duurdere landen zoals Nederland blijven. De arbeidsmigranten houden hun eigen sectoren als het ware in leven. Dat werk in lage segmenten van de arbeidmarkt nog niet verplaats worden komt dus door arbeidsmigranten maar ook door nationaal politiek beleid. De politiek zorgt er namelijk voor de afspraken over bijvoorbeeld het minimumloon. Wanneer de overheid het minimumloon zou verhogen zou het alsnog aantrekkelijker worden om werk te verplaatsen. Een andere verklaring waarom arbeid in de lagere segmenten van de arbeidsmarkt nog niet verdwijnen is de groei in de hogere segmenten. Doordat steeds meer mensen hoogopgeleid werk gaan doen ontstaan er nieuwe behoeftes in deze groepen mensen. Ze gaan bijvoorbeeld de schoonmaak van hun huis uitbesteedden etc. Dit zorgt weer voor banen in de lagere segmenten. Zolang mensen in staat zijn te betalen voor deze diensten ligt het in de lijn van verwachting dat banen van deze aard in de lagere segmenten van de arbeidsmarkt zullen blijven bestaan.

 

Al met al lijkt er geen sprake te zijn van het verdwijnen van banen in de lagere segmenten van de arbeidsmarkt. Hierop zijn verschillende factoren van invloed bijvoorbeeld de nationale politiek, arbeidsmarktbeleid en economische groei.

 

Hoge sectoren

 

Het beleid dat in Nederland en Europa wordt gevoerd is erop gericht een kenniseconomie te ontwikkelen. Arbeid moet meer en meer gaan draaien om kennis. Uit statistieken blijk dat in de hogere segmenten van de arbeidsmarkt inderdaad een groeiende tendens te zien is. De toekomst is ook in dit segment echter een complex geheel. Allereerst is het belangrijk om robots en machines te benomen. De robots en machines van vandaag de dag kunnen als veel meer werk verrichten dan tien jaar geleden gedacht werd,dit zal ook in de midden en hogere segmenten van de arbeidsmarkt voelbaar zijn. Ook de computer vormt een bedreiging voor kennisintensief werk. Werk wat wel kennis vereist maar op de computer gedaan kan worden kan namelijk veel gemakkelijker dan gedacht worden verplaatst. In Azië zijn veel hoogopgeleide die dit werk kunnen overnemen.

 

Door het verplaatsen van arbeid is veel afstemming en communicatie nodig en dit zijn sectoren waarin Nederland wellicht kan bloeien. Als Nederland erin slaagt om deze taken te gaan vervullen (en daar lijkt het wel op) zal de groei in de hogere segmenten aanhouden.

Of arbeidsmigranten nog noodzakelijk zijn in hogere segmenten is een interessante vraag. Een belangrijke constatering betreffende deze stelling is dat blijkt dat kennis van verschillende markten van belang is in de hedendaagse economie. Immigranten brengen vaak kennis mee die ontbreekt onder de autochtonen werknemers en kunnen zo bijdragen aan de economische groei, hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan kennis over buitenlandse markten.

 

De middenmoot

 

De krimp in arbeid die verwacht wordt de komende jaren is vooral een krimp in de middenmoot van de arbeidsmarkt. Mensen die werk doen waarbij het toepassen van een set simpele regels de taak beschrijft kan gemakkelijk verplaatst worden. Verwacht wordt dat het werk wat vandaag de dag door laag opgeleide gedaan wordt zal worden gedaan door mensen met een niveau in de middenmoot. Als dit gebeurt kunnen juist tekorten ontstaan in de niet verplaatsbare sectoren zoals de zorg. Dit zal echter waarschijnlijk niet leiden tot arbeidsmigratie omdat werkgevers hierin geen heil zien. Gedeeltelijk kan dit verklaard worden vanuit het verleden. Er zijn vroeger bijvoorbeeld wel verpleegkundigen uit het buitenland werkzaam geweest maar hiervoor bleken de taal en cultuur verschillen te groot.

 

Conclusie

De conclusie voor de drie segmenten:

·         Laag: hoewel hier een krimp in de lijn van verwachting ligt lijkt dit tot op heden mee te vallen door het ontstaan van nieuwe diensten.

·         Midden: hier wordt een aanzienlijke krimp verwacht welke zich naar verwachting zal richten op specifieke sectoren.

·         Hoog: de groei die hier verwacht wordt kon wel eens kleiner zijn dan verwacht omdat hoog geschoold werk makkelijker te verplaatsen blijkt te zijn dan gedacht.

5.2 De wil van migranten

 

Het toekomstperspectief van arbeidsmigranten kent natuurlijk meerdere kanten. Zowel de vraag of mensen noodzakelijk zijn alsmede de vraag of mensen willen komen zijn van belang.

 

Wereldwijde migratie

 

Door het toetreden van veel Oost-Europese landen heeft een aanzienlijke toename van arbeidsmigratie plaatsgevonden. De toekomst van deze migratie is onzeker omdat vergrijzing in deze landen een groot probleem is. Wanneer deze bevolkingen vergrijzen is te verwachten dat minder mensen migreren omdat vaak jonge mensen migreren. Bovendien wordt het economische milieu in deze landen beter en is er in principe dus minder reden om te vertrekken. Uitzendbureaus zullen de migratie stroom echter gaande houden omdat zij de immigratie blijven promoten en stimuleren.

 

Natuurlijk is de wereld groter dan allen Europa en de vraag of mensen van buiten Europa naar Europa zullen trekken is interessant. In veel Afrikaanse landen is in tegenstelling tot Europa juist een groot deel van de bevolking jong. Ook in Azië zijn nog veel jonge mensen. Verwacht kan worden dat ondanks het feit dat ook in deze landen het geboortecijfer daalt er aanzienlijke groepen mensen hun heil ergens anders zullen zoeken.  In de Aziatische landen gaat het economisch voor de wind dus lijkt het een vreemde verwachting dat jonge mensen weg zullen trekken uit deze gebieden. Een verklaring voor deze migratie wordt geleverd door de loonsverschillen die nog aanzienlijk zijn. In het verleden was dit een belangrijke factor die migratie dreef en dit zal het ook in de toekomst zijn. Zolang er verschillen blijven in lonen zal economische groei in landen zelfs emigratie stimuleren. De economische groei in die landen zorgt er in dat geval voor dat mensen het kunnen betalen om te emigreren.

 

Of in de toekomst Aziaten en Afrikanen daadwerkelijk naar Europa zullen vertrekken is niet zo zeker als het soms lijkt. Waar het immigratiepatroon oorspronkelijk van het noordelijk naar het zuidelijk halfrond plaatsvond zal dit misschien veranderen in een meer zuid-zuid migratie. Dit heeft te maken met de economische groei in Azië en aantrekkende economieën zoals Brazilië.

 

Hoger opgeleide

 

Lager opgeleiden trekken in Europa vaak naar het westen. De verwachting is dat deze immigratiestroom ook in de toekomst zal blijven bestaan. De grote vraag is of ook hoger opgeleide zullen immigreren. Wanneer cijfers omtrent hoger opgeleide worden bekeken blijkt dit een nog weinig mobiele groep te zijn. Wel lijkt het zo te zijn dat de jongere, zich aandienende generatie, meer mobiel is dan de voorgaande generaties.

 

In landen als China en India stijgt het opleidingsniveau jaarlijks. Hoog opgeleide studenten vanuit deze landen bieden voor het westen een potentieel interessante groep. Waar vroeger de pushfactoren voor Aziaten aanzienlijk waren  is dat vandaag de dag minder het geval. Daarbij komt tevens dat Europa niet meer zo bloeiend en levendig is vergeleken met deze landen. Voor Afrikanen is dit niet het geval, zij zijn nog steeds bereid tot immigratie.

 

Al met al is te bezien of migratie van hoger opgeleide richting het westen plaats zal blijven vinden, dit geld zowel voor migranten van binnen als buiten Europa. Grote uitzondering hierop is Afrika omdat hiervandaan hoogopgeleiden nog steeds graag willen vertrekken.

 

Nederland bekeken

 

Uit onderzoek blijkt dat Nederland op papier een aantrekkelijk land is om als bedrijf kennis te vestigen. Of Nederland in de toekomst daadwerkelijk hoog opgeleide immigranten kan aantrekken is afhankelijk van een aantal factoren.

Een aantal belangrijke factoren zijn:

·         Aanwezigheid van werk: er moet werk zijn voor de talenten die je aantrekt als dit er niet is zullen ze niet komen.

·         Aanwezigheid van talent: het blijkt dat talent, talent aantrekt. Wanneer in een bepaald land veel talent gevestigd is zijn andere talentvolle mensen eerder geneigd naar dit land te gaan.

·         Aanwezigheid van kennisinfrastructuur: er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor innovatie en onderzoek om het voor talent interessant te maken naar een bepaald land te vertrekken.

 

Een factor die niet zozeer van belang is, is loon. Hoger opgeleide mensen lijken niet zozeer aangetrokken te zijn door loon. Wel blijkt dat voor bedrijven een gunstige belasting een belangrijke factor is. Factoren van een andere aard die wel degelijk van belang zijn hebben meer betrekking op het land. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een fijne leefomgeving en een veilige samenleving. Nederland is wat dit betreft een zeer aantrekkelijk land. Een element wat in Nederland niet zo aantrekkelijk is, is het politieke klimaat. Dit politieke klimaat lijkt een behoorlijke invloed te hebben omdat mensen zich graag welkom willen voelen in een land. De laatste groep factoren die van belang is, is het immigratiebeleid in een land. Dit lijkt voor hoger opgeleid mensen een factor die in kleine mate van belang is. Het enige wat wel van belang is, is dat een helder en duidelijk systeem kan bijdragen aan de voorkeur voor een bepaald land.

 

Naast al deze factoren zijn ook netwerken van essentieel belang. Netwerken op internationaal niveau worden vooral gefaciliteerd door multinationals. Deze bedrijven kunnen mensen relatief gemakkelijk over de wereld verplaatsen. Dit is ook de reden dat het aantrekken van multinationals gepaard gaat met het aantrekken van hoogopgeleide immigranten.

5.3 Conclusie

 

Concluderend kunnen we drie segmenten van de arbeidsmarkt onderscheiden:

·         Lage segmenten van de arbeidsmarkt: aan de onderkant van de arbeidsmarkt zal de vraag naar immigranten aanwezig blijven. De precieze ontwikkeling hiervan is lastig te voorspellen en hangt af  bijvoorbeeld de arbeidsmarktpolitiek.

·         Hoge segmenten van de arbeidsmarkt: of hier migranten nodig zullen zijn is in sterke maten afhankelijk van de mate waarin Nederland zelf kan voorzien in deze arbeiders. Bovendien neemt de concurrentie op het gebied van hooggeschoolde arbeid toe door bijvoorbeeld Azië. Een laatste belangrijke factor van belang is, is of hoog opgeleide migranten naar Nederland willen komen.

·         Midden segment van de arbeidsmarkt: ondanks het feit dat in de middenmoot van de arbeidsmarkt de grootste krimp wordt verwacht blijkt dat het integreren van immigranten in deze sectoren het moeilijkst is.

 

Al met al blijft het betreffende de toekomst lastig om duidelijk te voorspellen in wat voor hoeveelheden arbeidsmigratie zal blijven plaatsvinden.

6. Migranten zelf aan het woord

 

Vaak wordt het debat omtrent migranten eenzijdig gevoerd en bekeken vanuit het perspectief wat Nederlanders vinden. Een eerste element is in hoeverre migranten de verzorgingsstaat daadwerkelijk aantrekkelijk vinden. Een tweede element omvat het dilemma in hoeverre immigranten rechten hebben in de verzorgingsstaat met als grote vraag of migranten vinden dat ze gelijke rechten hebben. Een derde element is hoe immigranten sociale zekerheid zouden willen zien, wat moet wel en wat moet juist niet vanuit een overheid gereguleerd worden.

6.1 Onderzoek onder arbeidsmigranten

 

Er is de afgelopen jaren weinig onderzoek gedaan onder arbeidsmigranten. Het beperkte onderzoek wat wel is gedaan stelt een aantal dingen vast. Het blijkt dat de mening die immigranten hebben sterk afhankelijk is van het land van herkomst. Immigranten zijn voorstander van meer ongelijkheid maar willen ook meer herverdeling en meer sociale uitgaven. Het onderzoek wat gedaan is naar de steun voor de verzorgingsstaat is niet er specifiek en de resultaten zodoende niet erg betrouwbaar. Bovendien is er in de onderzoeken geen duidelijk verschil gemaakt tussen bijvoorbeeld hoog en laag opgeleide immigranten. Voor dit boek is een onderzoek opgezet waarbij vier groepen bekeken worden: hoog opgeleide Europeanen, Indiërs, Polen en Turken.

6.2 Nederland aantrekkelijk?

 

Onderzoekend in hoeverre de Nederlandse verzorgingsstaat daadwerkelijk aantrekkelijk is blijkt een grote variatie tussen groepen

 

Hoog opgeleide Europeanen

 

Verrassend blijkt dat bevraagde hoger opgeleide Europeanen de verzorgingsstaat steunen. Hoger opgeleide hebben in principe minder belang bij een uitgebreide verzorgingsstaat omdat ze meer in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. De verklaring voor de steun wordt gevonden in het feit dat ze van mening zijn dat de kwaliteit van leven wordt bevordert door de verzorgingsstaat. Bovendien creëert de verzorgingsstaat voor deze groep een gevoel van zekerheid en rust. Deze gevoelens zijn in het licht van de economische crisis alleen maar sterker geworden omdat ook hoog opgeleide mensen niet langer zeker zijn van hun baan. In hoeverre de vormgeving van de verzorgingsstaat in Nederland daadwerkelijk aantrekkelijk is voor deze groep is lastig te zeggen. Sommige elementen zijn in Nederland kwalitatief beter en sommige kwalitatief minder. Wat wel genoemd wordt als punt van kritiek is de gezondheidszorg die te laks zou zijn. Ondanks deze kritiek wordt door de meeste bevraagde mensen de verzorgingsstaat wel als betrouwbaar getypeerd.

 

 

 

 

Indiërs

 

Voor deze groep is de verzorgingsstaat een nieuw fenomeen omdat in hun land van herkomst geen sprake was van een verzorgingsstaat. Aanvankelijk zorgt dit voor onbegrip over de hoge belastingen en premis die in Nederland betaald moeten worden. Na verloop van tijd, doordat mensen integreren, neemt de waardering voor de verzorgingsstaat toe.

Een belangrijk element waar deze groep de verzorgingsstaat waarderen is dat ze de verschillen tussen arm en rijk graag klein zien. In India zijn deze verschillen aanzienlijk en gewaardeerd wordt dat in Nederland hiervoor meer aandacht is.

Ondanks dit element van waardering zijn de Indiërs wel kritisch over de verzorgingsstaat. Ze zijn van mening dat deze vaak tekort schiet. De gezondheidszorg en het onderwijs zouden onder de maat zijn. Betreffende het onderwijs zou er te weinig aandacht besteed worden aan Engels en het competitief vermogen van het onderwijs is middelmatig. Naast het onderwijs leidt de verzorgingstaat volgens Indiërs tot een gebrek aan ambitie. Mensen zouden deze ambitie niet meer hebben omdat de verzorgingsstaat ze zekerheid biedt. Een optie die volgens Indiërs en goed alternatief zou bieden is de verzorgingsstaat waarin je kan kiezen tegen wat je jezelf wilt verzekeren.

 

Lagere klassen, Polen en Turken

 

In deze klasse heerst een veel eenduidiger beeld dan bij de hoog opgeleide Indiërs en Europeanen. Mensen in deze klasse willen liever zekerheid op het gebied van werk dan op het gebied van sociale voorzieningen. Het feit dat zoveel waarde wordt gehecht aan contracten en werkzekerheid kan worden verklaart vanuit de zwakke positie die deze groepen hebben. Ze werken vaak onder slechte arbeidsomstandigheden en zijn vaak afhankelijk van derden zoals uitzendbureaus. Wat ook meespeelt is het gevoel van ongelijke behandeling wat sterk heerst onder deze groep. Ze hebben vaak het gevoel dat ‘zij’ anders behandeld worden dan autochtonen. Een laatste element van belang is dat het vertrouwen in de verzorgingsstaat in deze groep erg laag is, er wordt niet zomaar aangenomen dat de verzorgingsstaat ook voor hen is. Al met al blijft in deze klasse werk van groter belang dan sociale zekerheden.

 

Nederlandse verzorgingsstaat als magneet

 

De Nederlandse verzorgingstaat lijkt geen ‘magneet’ te zijn voor de behandelde groepen.

Europeanen vinden het gevoel van zekerheid fijn, Indiërs vinden het initieel een vreemd en onbekend fenomeen en lagere klassen hebben liever werk dan sociale zekerheden.

6.3 Migranten over hun rechten

Gelijkheid of ongelijkheid voor migranten

 

Ondanks het feit dat de eerste (menselijke) reactie is dat iedereen gelijk is vinden veel migranten het toch dat rechten niet per definitie gelijk zijn. Ze onderschrijven zelf het idee dat wanneer het krijgen van een uitkering erg gemakkelijk wordt dit een aantrekkingskracht zal hebben op migranten. De tendens onder de migranten is dat eerst een bijdrage geleverd moet worden voordat je gebruik kunt maken van de verzorgingsstaat. (m.u.v. onderwijs) Migranten vinden het belangrijkste om een bijdrage in werk en dus belasting te leveren. Over de termijn voordat sociale zekerheden gaan gelden bestaat geen consensus. Wanneer gesproken wordt over terugkeer in geval van werkeloosheid blijkt dat vooral hoogopgeleide hiermee eens zijn. Onder immigranten heerst het idee dat immigranten na verloop van tijd volledig opgenomen dienen te worden in de verzorgingsstaat. Dit is nu bij bijvoorbeeld de AOW niet zo, en dit vinden immigranten iets absurds. Al met al lijken de meningen van de immigranten en autochtonen elkaar niet veel te ontlopen.

 

Arbeid als grote goed

 

Onder immigranten heerst een groot gevoel voor arbeidsplicht. Indiërs in het bijzonder benadrukken de waarde die zij hechten aan arbeid. De uitkeringen zouden zorgen voor een luie en terughoudende houding. Deze mening wordt onderschreven door Polen en Turken, wanneer zij naar Nederland komen willen ze werken. Onder de Turkse immigranten heerst zelfs een ergernis over het feit dat de zekerheden te aantrekkelijk zouden zijn voor de volgende generaties.

 

Belasting een noodzakelijk kwaad

 

Het betalen van belasting vindt niemand leuk, ook autochtonen niet. De noodzaak ervan wordt echter benaderd vanuit twee oogpunten. Allereerst wordt erop gewezen dat het betalen van belasting ook wat oplevert. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een goede infrastructuur. Ten tweede wordt erop gewezen dat het betalen van belasting de participatie in de maatschappij onderstreept. Het feit dat belastingtarieven voor sommige groepen wetmatig anders geregeld zijn vinden de mensen die er gebruik van maken logisch. Zij vinden het prima dat tegenover een mindere bijdrage ook minder verwachtingen staan. Andere vinden het maken van onderscheid een vreemd fenomeen.

 

De ladder

 

Een laatste element betreffende rechten van de immigranten is ‘de ladder’. Een aantal immigranten zou graag zien dat er een systeem komt wat gebaseerd is op contributie. Wanneer een bepaalde contributie is geleverd mag gebruik worden gemaakt van een bepaald recht. Het systeem zou zo vormgegeven moeten worden na verloop van tijd iedereen gelijke rechten heeft. Hierdoor zullen onder migranten geen ‘eeuwige’ migranten blijven bestaan.

6.4 De visie van immigranten

 

De vraag hoe immigranten het beleid op het gebied van de verzorgingstaat zien is een interessant thema. Er worden drie mogelijke visies onderscheiden:

1.      Detachering: hierbij worden zekerheden niet meer opgebouwd in het land waar gewerkt wordt maar in het land van herkomst.

2.      Individualiseren: rechten zijn veel meer gericht op het individu en kunnen individueel meegenomen worden over de grens.

3.      Europa: hierbij zijn de rechten en zekerheden niet langer een nationaal maar een Europees geregeld geheel.

 

Detachering

 

Migranten komen in veel verschillende landen. Dit betekent dat migranten niet per definitie veel verbinding hoeven te voelen met het land waar ze op dat moment wonen. Kijkend naar de verschillende groepen blijken de Indiërs het meeste verbondenheid te voelen met land van herkomst, de Europeanen lijken ongeveer in gelijke mate gebonden zijn met verschillende landen en de Turken/Polen voelen zich hoofdzakelijk verbonden met Nederland.  Wanneer mensen zich minder sterk verbonden voelen met een land kan dit het fundament voor de verzorgingsstaat ondermijnen. Er is een gevoel van eenheid en verbondenheid nodig om de solidariteit groot genoeg te laten zijn. Betreffende de verzorgingsstaat blijkt echte dat vooral het lokale element van belang is. Daar waar mensen wonen en werken is de verzorgingstaat voor hun van belang. Ondanks het feit dat immigranten een geringe mate van verbondenheid voelen steunen ze de verzorgingstaat.  Het vertrouwen in de Nederlandse overheid is bovendien groter dan het vertrouwen in de overheden van het land van oorsprong.

 

Individualiseren

 

Arbeidsmigranten zien de overheid als een betrouwbare organisatie en hiermee in lijn zijn de meeste migranten tegenstander van individualisering. Individualisering zou per saldo beteken dat meer via particuliere organisatie gereguleerd moet worden namelijk. Ook wordt deze visie niet gesteund omdat het de ongelijkheid zou doen toenemen. De particuliere relaties die wel worden aangegaan worden vaak toch zoveel mogelijk bij internationale organisaties of organisaties moet overheidsgarantie gedaan.

Individualisering van afspraken met werkgevers wordt ook gezien als een grote valkuil, vooral voor lager opgeleiden. Veel immigranten vinden wel dat de pensioensregeling geïndividualiseerd moet worden: mensen moet zelf geld kunnen inleggen en kunnen beslissen wanneer met pensioen te gaan. Het meenemen van pensioenen over landsgrenzen heen zou gemakkelijker moeten worden zodat immigranten de oude dag kunnen genieten in het land van herkomst.

 

Europa

 

Vooral de hoger opgeleid Europeanen zijn voor dit idee. Polen identificeren zich niet erg met Europa en zijn zodoende geen voorstander. Belangrijk in de steun van deze visie is het feit dat het om minderheden gaat. Slechts een klein deel van de bevolking van Europa migreert.

Het zou oneerlijk zijn om een systeem te hervormen voor een klein deel van de groep. Bovendien creëert dit beleid een verschil tussen Europese en niet Europese immigranten, iets wat kwalijk wordt bevonden. Het vertrouwen in Europa als overheid is daarbij ook niet groot, Europa wordt gezien als een zwakke en instabiele instantie.

 

6.5 Conclusie

 

De verzorgingsstaat dient in de ogen van migranten niet als ‘magneet’; ze komen niet af op de verzorgingsstaat. Werk blijkt een veel belangrijke factor te zijn dan sociale zekerheden. Onder hoog opgeleide Europeanen creëert de verzorgingsstaat wel een rustgevend gevoel van zekerheid. Voor Indiërs is de verzorgingsstaat een vreemd fenomeen waaraan gewend moet worden. De meeste wensen van immigranten zijn in lijn met de wensen van autochtonen. Arbeidsplicht wordt door migranten, meer nog dan autochtonen, gezien als een belangrijke voorwaarde. Betreffende de rechten die immigranten hebben vinden de immigranten dat zij initieel andere rechten moeten hebben maar uiteindelijk wel af moeten kunnen komen van hun status als immigrant. Als belangrijkste principe zou moeten worden gehanteerd dat pas wanneer een bijdrage geleverd is mensen gebruik kunnen maken van regelingen. Migranten hebben vaak een minder sterke binding met het land waarin ze verblijven omdat hun land van herkomst vaak nog van belang is. Deze binding is geen essentiële parameter voor de steun aan de verzorgingsstaat. Desondanks willen de meeste immigranten willen meebetalen aan de verzorgingsstaat. 

7. Het buitenland beschouwt

 

Naast de besproken spanningen in Nederland zijn er ook andere landen waar de spanning tussen immigratie en de verzorgingsstaat zich voordoet. Gekeken wordt naar drie landen: Zweden, Australië en Singapore. (en in de schaduw hiervan nog drie landen) Deze drie landen hebben een alle drie een verschillend systeem en hanteren verschillende oplossingen.

7.1 Zweden beschouwt

 

Zweden heeft van oudsher en nu nog steeds een open verzorgingsstaat die in principe toegankelijk is voor iedereen. Belangrijke voorwaarde voor zo’n systeem is een hoge arbeidsparticipatie van zowel mannen als vrouwen. De verzorgingsstaat in Zweden verbindt mensen met elkaar, iedereen is solidair aan het systeem. Door deze solidariteit heerst en weinig sentiment tegen migranten. Voor de aanwezige migranten wordt vooral ingezet op deelname aan de arbeidsmarkt.

 

Zweden als pionier

 

Zweden wilt in Europa een soort grootmacht vormen betreffende de openheid voor asielzoekers en arbeiders. Zweden heeft nooit gedaan aan gastarbeiders maar wilt immigranten voor altijd huisvesten. Vandaag de dag neemt Zweden, vergeleken met de rest van Europa, nog veel vluchtelingen op. Het openstellen van de grenzen voor de mensen uit de Oost-Europese landen is ook gerealiseerd. Zweden ziet net als veel andere Europese landen problemen in de toekomst door de ontgroeningen en vergrijzing. Een ander motief waarom deze arbeiders uit Oost-Europa verwelkomt worden is dat deze mensen werken. Doordat deze mensen werken brengen ze weinig kosten met zich mee In tegenstelling tot asielzoekers. Ondanks de open grenzen loopt de immigratie naar Zweden nog niet erg hard van stapel, van de 1,5 miljoen Polen die zijn vertrokken uit Polen is slechts een klein deel beland in Zweden.

 

Het feit dat weinig migranten richting Zweden trekken kan worden verklaard vanuit het feit dat Zweden een streng gereguleerde arbeidsmarkt heeft. De lonen zijn bijvoorbeeld sterkt gereguleerd zodoende kunnen migranten niet goedkoop aan het werk gezet worden. Hierdoor is het voordeel dat werkgevers kunnen behalen met immigranten beperkt en dit stimuleert niet tot het aantrekken van deze immigranten. Zweden heeft in 2008 geprobeerd de arbeidsmarkt nog toegankelijker te maken voor immigranten, ook immigranten van buiten de Europese Unie worden vanaf dit moment verwelkomt. Mensen van buiten de Europese Unie mogen in Zweden komen werken voor twee jaar en verlenging is toegestaan. Bovendien kunnen ook asielzoekers die een banen vinden te boek komen staan als arbeidsmigranten waardoor voor hen ook meer zekerheid ontstaat. Al deze maatregelen hebben gezorgd voor een toename maar deze toename is door de druk van de arbeidsmarkt niet zo groot als gehoopt. 

 

Op het gebied van hoger opgeleide immigranten is in Zweden geen specifiek beleid.  Wel is het zo dat het verkrijgen van de Zweedse nationaliteit relatief eenvoudig is. Hiervoor hoef je bijvoorbeeld niet allerlei examens betreffende de geschiedenis en taal  te doen.

 

Solidariteit in Zweden

 

In Zweden wordt getracht open grenzen voor immigranten te combineren met een open systeem van sociale zekerheid. Dit lijkt op een rooskleurig en onrealistisch beeld. In Zweden is het niet zo dat immigranten minder dan in andere landen een kostenpost zijn voor de overheid. In Zweden wordt door immigranten ook veel gebruik gemaakt van de bestaande regelingen. Het is niet zo dat er veel weerstand tegen immigranten bestaat, dit kan deels worden verklaar door het ontbreken van een rechtse partij die deze sentimenten in de  politiek vertaald. Bovendien zorgt het systeem, met als grote fundament solidariteit, op zichzelf ook al voor solidariteit. In Zweden wordt iedereen betrokken in het verzorgingsysteem wat ervoor zorgt dat de algemene tendens in de bevolking is dat men solidair moet zijn voor immigranten. Dit klinkt nog steeds erg ideaal en ook in Zweden zijn de afgelopen jaren wel veranderingen in het systeem doorgevoerd. Zo is het systeem meer en meer gebaseerd op contributies. Hoe meer contributies hoe meer rechten. Een voorbeeld hiervan is het pensioen wat meer gebaseerd is op het arbeidsverleden.

 

Werkeloosheid is ook voor het Zweedse systeem de grootste dreiging. Deze werkeloosheid wordt ondervangen met de werkeloosheidsverzekering. Deze verzekering is relatief eenvoudig te verkrijgen men hoeft slechts een half jaar gewerkt te hebben en een jaar ingeschreven gestaan te hebben. Een belangrijke voorwaarde aan deze verzekering is dat mensen zich definitief in Zweden vestigen.

 

Het meer invoeren van de contributie gestuurde verzorgingsstaat lijkt een prima combinatie tussen open grenzen en open verzorgingsstaat te kunnen vormen. Ook in Zweden is het zo dat er meer kritiek is op de algemeen toegankelijke regelingen van het systeem. Ondanks het feit dat het systeem ‘eerlijker’ wordt door de contributie gestuurde voorzieningen brengt dit ook nadelen met zich mee. Zo hebben mensen met een arbeidsverleden dat slechts partieel is grote nadelen in dit systeem. Deze mensen belanden eerder in de bijstand en dit vereist juist weer meer solidariteit van de bevolking.

 

Het grote euvel aan het Zweedse systeem is dat immigranten nog steeds relatief slecht betrokken worden op de arbeidsmarkt. Immigranten komen moeilijk aan werk. De laatste jaren wordt steeds meer geprobeerd om de aanwezige immigranten actief deel te laten nemen aan de arbeidsmarkt, en de hiermee gepaard gaande kosten worden door de overheid gedragen. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door meer te investeren in het ontwikkelen van talenkennis onder nieuwkomers. Over de zin of onzin van het actief begeleiden van immigranten bestaat, zoals in heel veel landen, discussie. (het effect zou miniem zijn) Uit enkele statistieken blijkt dat het begeleiden van immigranten op de arbeidsmarkt een wel degelijk zinnige aangelegenheid is. Vooral hulp bij het daadwerkelijk vinden van werk blijkt effectief, meer nog dan scholing of trainingen.

 

Naast het begeleiden van immigranten probeert Zweden ook te investeren in de toekomst van immigranten. Er wordt geprobeerd om immigranten deel te laten nemen aan het scholingssysteem. Uit onderzoek blijkt dat veel immigranten doorstromen naar het hoger onderwijs zodoende slaagt het Zweedse systeem goed in de integratie van immigranten. Dit zou betekenen dat betreffende toekomstperspectief immigranten in Zweden een goed perspectief hebben.

 

Conclusie

 

Al met al heeft Zweden een systeem waarvan ook immigranten eenvoudig gebruik kunnen maken. Zweden slaagt erin om immigranten goed te laten integreren, al is de werkeloosheid onder deze groep nog wel erg groot. Om deze werkeloosheid te verlagen wordt beleid gevoerd dat erop gericht is mensen actief deel te laten nemen aan de arbeidsmarkt. Het Zweedse systeem kan draaiende worden gehouden door te zorgen dat zoveel mogelijk mensen actief zijn op de arbeidsmarkt bovendien draag het baseren van het systeem op contributie bij aan de draagbaarheid van het systeem.

Box 7.1 Denemarken beschouwt

 

Waar Denemarken vroeger een vergelijkbaar systeem had met Zweden wordt in Denemarken de immigratie problematiek anders opgelost. De oplossing in Denemarken ligt dichter bij die in Nederland en is meer gebaseerd op uitsluiting van immigranten. Denemarken probeert net als veel andere landen hoger opgeleide aan te trekken, zij leveren immers een bijdrage aan de economie. Ondanks het feit dat beleid wordt geformuleerd om dit te stimuleren blijkt nog steeds dat slechts een klein deel van de immigranten hoog geschoold is. Naast het profiel van de immigranten is ook geprobeerd de toegang tot de verzorgingsstaat te beperken. De bijstand en andere sociale regelingen worden in Denemarken minder toegankelijk of minder hoog gemaakt voor immigranten. Dit zou een stimulus moeten zijn voor immigranten om aan het werk te gaan. De nieuwe maatregelen hebben maar gedeeltelijke effecten, er wordt sneller werk aangenomen maar ook de armoede onder de immigranten stijgt. In Denemarken wordt geprobeerd veel te investeren in activering en integratie. De budgetten hiervoor zijn aanzienlijk in vergelijking met andere Europese landen.

 

Al met al zijn de kosten voor de staat door de jaren heen minder geworden, gedeeltelijk gestimuleerd door een hogere arbeidsparticipatie van immigranten. Onder de Deense bevolking is inmiddels de (politieke) rechtse tendens gedeeltelijk verdwenen. Niet langer zijn extreem rechtse partijen aan de macht.

7.2 Australië beschouwt

 

In Australië zijn relatief veel immigranten aanwezig en dit heeft bijgedragen aan de vorming van het land. Het is zelfs zo dat Australië in zekere maten afhankelijk is van immigranten. De verzorgingsstaat kan draaiende gehouden worden omdat de selectie van immigranten voordelig is.

 

Goed geschoolde immigranten

 

In Australië wordt al lang getracht om goed geschoolde immigranten aan te trekken. Het idee hierachter is dat deze immigranten geen kosten voor de verzorgingsstaat met zich meebrengen. Ondanks het feit dat immigranten in Australië relatief goed geschoold zijn blijkt in tijden van crisis de werkeloosheid onder deze groep toch erg hoog te zijn. Desalniettemin is Australië door gegaan met het selecteren van de ‘juiste’  groep immigranten oftewel mensen die en bijdrage kunnen leveren aan de economie. In Australië gelden relatief strenge eisen om toegelaten te worden, tevens wordt geprobeerd om ook de immigratie van bijvoorbeeld ouders streng te reguleren. In Australië worden in verhouding erg weinig vluchtelingen toegelaten. Minder dan tien procent van de immigranten is vluchteling. De regelgeving omtrent de toelating van vluchtelingen is slecht en leidt internationaal soms tot ophef.

 

Het systeem van selectie is de laatste jaren sterk ontwikkelt. Zo is er bijvoorbeeld een Engelse talentoets ingevoerd en worden bepaalde beroepen waar vraag naar is eerder toegelaten dan andere. Wat Australië hiermee probeert te voorkomen is arbeidsmigratie in de onderste segmenten van de arbeidsmarkt. (alleen wanneer hier strikt vraag naar is wordt dit toegelaten) Het idee hierachter is dat doordat ook in Australië het systeem richting een kenniseconomie zal gaan deze banen zullen verdwijnen en migranten dan werkeloos worden. In Australië wordt dus geprobeerd een aanbod gestuurd immigratie beleid te voeren waarin ook tijdelijke vestiging een belangrijke rol speelt. Zo komen ieder jaar vele duizenden migranten naar Australië om werk te verrichten in de onderste arbeidssegmenten, deze menen blijven slechts een jaar. Ook worden visums ingevoerd waardoor werkgevers  werknemers voor een aantal jaar in Australië kunnen houden. Het systeem van de selectie en de aanbodgestuurde migratie zijn twee systemen die naast elkaar bestaan en elkaar kunnen aanvullen. Vooral de aanbodsgestuurde migratie is een groot succes.

 

Australië probeert eveneens veel studenten aan te trekken. Deze komen in Australië studeren en kunnen naast hun studie de arbeidstekorten in de onderste segmenten opvullen. Dit is een groot succes en levert veel geld op. Dit heeft echter ook negatieve gevolgen, zo worden allerlei opleiding in rap tempo ontwikkelt om maar buitenlandse studenten aan te kunnen trekken. De overheid heeft inmiddels strenge regulatie van het onderwijssysteem gerealiseerd om dit te voorkomen.

 

Australië realiseert zich dat het imago een belangrijke factor is in immigratie, landen met eens slecht imago zijn ook niet aantrekkelijk voor de ‘juiste’ immigranten. Zodoende wordt geprobeerd om immigratie vanuit Azië te stimuleren omdat Australië vergeleken met veel Aziatische landen namelijk een aantrekkelijk land. Relatief veel immigranten willen zich in Australië vestigen en willen een Australisch pasport aanvragen.

 

Al met al wordt er in Australië geprobeerd goed gereguleerde immigratie te krijgen, dit moet zorgen voor goede kwaliteit en kwantiteit van immigratie. In Australië is het economisch  toekomstbeeld rooskleurig, onder ander door de grote hoeveelheden grondstoffen die aanwezig zijn in het land. Er zullen naar verwachting door de ontgroening en vergrijzing grote tekorten ontstaan die opgevuld zullen moeten worden met de juiste groepen immigranten. In Australië ontstaat overigens ook een negatieve stroming over het gevoerde beleid. Sommige groeperingen vinden dat Australië een druk en overbevolkt land dreigt te worden en wijst al snel naar immigranten als de boosdoener. Deze sentimenten hanger overigens sterkt samen met de economische situatie in het land, sentiment trekken weg wanneer economisch voorspoed de realiteit is.

 

De Australische verzorgingsstaat

 

Doordat Australië probeert een strenge selectie te hebben voor migranten doen migranten het relatief goed op de arbeidsmarkt. Naast de bestaande generatie doen ook de toekomstige generaties van migranten het goed in het onderwijs. In Australië zijn relatief veel immigranten rijk en relatief weinig arm.

 

De verzorgingsstaat in Australië is aanzienlijk anders dan die in veel andere westerse landen. De belangrijkste factor in deze verzorgingsstaat is namelijk het inkomen. Werkende mensen worden goed beschermt en zodoende ook het inkomen. Er zijn nauwelijks sociale verzekeringen aanwezig. De voorzieningen die in wel aanwezig zijn in Australië zijn alleen ingesteld voor de aller armste mensen en wordt sterk verbonden aan het vermogen. Landelijk gezien geeft Australië erg weinig geld uit aan sociale voorzieningen en zijn de belastingen laag. Door de aard van het systeem is het zo dat er een duidelijke herverdeling plaatsvindt waarin de aller armste profiteren van de aanwezige regelingen. Werklozen in Australië hebben relatief weinig rechten. Doordat weinig wetten bestaan kan gemakkelijk geanticipeerd worden binnen het systeem een nadeel hiervan is dat het systeem weinig zekerheid bied. De toegankelijkheid voor de aanwezige regelingen voor immigranten is tevens gereguleerd, er is een wachttijd van twee jaar. Er zijn wel regelingen gemaakt om mensen die in ondragelijke situaties zitten te helpen maar hiervan wordt maar weinig gebruik gemaakt. Migranten in Australië moeten dus simpelweg wachten voordat gebruik gemaakt kan worden van voorzieningen. Het idee achter deze wachttijd is dat migranten eerder geneigd zijn te gaan werken.

 

Kijkend naar de cijfers blijkt dat vooral de strenge selectie van de afgelopen jaren heeft gezorgd voor een daling van de werkeloosheid onder migranten. Bovendien lijkt door het systeem al een zelfsectie plaats te vinden: wanneer voorzieningen moeilijk bereikbaar zijn gaan alleen migranten die ‘zeker’ van hun zaak zijn migreren. Het risico dat migranten hebben wordt door het Australische systeem als het ware neergelegd bij de immigranten zelf. Dit zorgt ervoor dat steeds meer migranten op tijdelijke basis naar Australië toekomen. Ook de immigratie op basis van individuen is aan banden gelegd. Hiermee wordt bedoeld dat mensen die naar Australië willen komen omdat bijvoorbeeld hun kinderen daar wonen forse bedragen moeten betalen om dit te realiseren. Hiermee wordt bereikt dat deze mensen ook geen kosten zullen kunnen meebrengen voor de staat.

 

Conclusie

 

In Australië is de noodzaak voor immigranten groot, groter nog dan in veel andere westerse landen. Deze noodzaak wordt gecombineerd met een zeer minimale verzorgingsstaat met weinig rechten. Door zelfselectie en de invoering van strenge selectie aan de grens komen alleen de mensen die een bijdrage kunnen leveren aan de economie nog naar Australië.

Box 7.2 Canada beschouwt

 

Net als Australië is ook Canada een land waar van oorsprong veel migranten naartoe gaan. De verzorgingstaten zijn ook vergelijkbaar. In Canada doen immigranten het vergeleken met andere westerse landen het goed. Wel zijn er groeiende problemen de laatste decennia waardoor het immigratie beleid is aangepast. Het Canadese beleid is zich ook, net als in Australië, meer gaan richten op de selectie van immigranten. Dit wordt gedaan door selectie van bepaalde beroepen en bepaalde kwaliteiten. In Canada ontstaan wel problemen zo komen er bijvoorbeeld veel ongeschoolde tijdelijke migranten richting Canada. Deze migranten komen vaak wel om bepaalde taken te verrichten maar kunnen zich slecht aanpassen om andere taken te vervullen.

 

Wat betreft de Canadese verzorgingsstaat lijkt deze ook op de Australische. Het is dan wel geen systeem wat vooral toegespitst op kostwinnerschap;  het vertoond wel dezelfde tendensen. Vergelijkbaar met Australië hebben ook immigranten in Canada weinig rechten en van sommige rechten worden zij volledig uitgesloten.

 

Canada probeert, net zoals veel andere landen, immigranten te laten integreren. Dit probeert Canada te realiseren door scholing en cursussen. De budgetten voor deze integratie zijn de afgelopen jaren toegenomen. Een laatste belangrijke element in Canada is dat het belang van immigratie hier nog groter is dan in bijvoorbeeld Australië. Canadezen zijn zich er ter degen van bewust dat immigranten noodzakelijk zijn om de arbeidsmarkt draaiende te houden.

7.3 Singapore beschouwt

 

Singapore is een bijzonder geval omdat hier de afhankelijkheid van immigranten nog groter is maar de verzorgingstaat juist nog beperkter.

 

Het immigratie beleid in Singapore

 

Omdat in Singapore een laag geboortecijfer heerst, lager nog dan in veel andere westerse landen, is de noodzaak voor immigranten in Singapore groot. Inmiddels is bijna een kwart van de bevolking immigrant. Het aantrekken van goed geschoolde immigranten zou in Singapore verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de economische groei. Om deze groei te bevorderen probeert Singapore internationaal een aantrekkelijk imago te creëren. In de sectoren waarin Singapore een groter speler is, zoals ICT, wordt de laatste decennia veel talent aangetrokken. Doordat in andere segmenten van de arbeidsmarkt ook tekorten ontstaan (grotendeels te verklaren door ontgroening) worden inmiddels ook minder geschoolde immigranten geaccepteerd. Behalve werkende probeert Singapore ook studenten te stimuleren naar Singapore te komen. Het motief hierachter is opnieuw om problemen betreffende de ontgroening te ondervangen, de hoop is dat de aangetrokken studenten in Singapore gaan wonen en werken.

 

Voor laaggeschoolde groepen immigranten wordt in Singapore een ander beleid gevoerd. Het beleid is vele male minder sociaal. Verblijfsvergunning gelden maar voor een jaar en werkgevers die deze immigranten aannemen moeten de kosten ook dragen. Immigranten in deze klassen mogen zich niet definitief in Singapore vestigen. Werkgevers moeten vaak premies betalen voor het aanstellen van immigranten voor functies in de midden en lagere klassen van de verzorgingsstaat. Deze premies zijn vrij fors en vooral een middel om verdringing te bestrijden.

Het beleid dat in Singapore wordt gevormd wordt soms getypeerd als moderne slavernij. Werkgevers kopen als het ware migranten in en ontlopen vaak de verplichtingen die dit met zich meebrengt. De laatste jaren wordt vanuit de overheid wel geprobeerd het uitwassen van mensen te voorkomen. De rotatie beweging onder immigranten die tijdelijk komen werken wordt wel gesteund door de meeste landen rondom Singapore. Echter gaan er wel stemmen op die suggereren dat de regelgeving anders zou moeten. De migranten die naar Singapore komen zijn vandaag de dag vooral Aziaten, niet langer komen veel migranten uit het westen. Dit geldt zowel voor de hoog als de laaggeschoolde migranten. Wel is het zo dat laaggeschoolde migranten uit de landen komen waar het economische het minst goed gaat.

 

De bevolking in Singapore steunt de migratie vandaag de dag niet meer zo massaal als vroeger. Uit onderzoek blijkt dat vooral de hoger opgeleid een probleem vormen omdat zij vormen een dreiging voor de oorspronkelijke bevolking. Naast een economische dreiging ervaren ook meer mensen een culturele dreiging. Hoewel de migranten qua afkomst vaker uit Aziatische landen komen blijkt dat de culturele verschillen groot zijn. Een andere belangrijke element wat sentimenten jegens immigranten aanwakkert is dat in Singapore totaal geen ontslagbescherming is, degene die het minst produceert wordt simpelweg het eerst weggestuurd. Zo kan verdringing in de hand geholpen worden.

 

Door de toename van deze sentimenten beginnen mensen uit Singapore te emigreren. Deze emigranten geloven niet langer in de kansen van Singapore en zoeken hun heil ergens anders. Om deze emigratie te stoppen is inmiddels regelgeving gerealiseerd die zorgt dat niet meer dan een derde van de bevolking immigrant mag zijn. Ook voor hooggeschoolde is het lastiger geworden om zich te vestigen in Singapore.

 

De verzorgingsstaat in Singapore

 

In Singapore is een zeer beperkte verzorgingsstaat en bovendien zijn de rechten die mensen hebben afhankelijk van hun positie in de maatschappij. Ondanks het feit dat Singapore een erg rijk land is word er weinig uitgegeven aan sociale regelingen. Dit kan gedeeltelijke verklaard worden door de mentaliteit in Singapore: geld moet niet uitgedeeld worden, zo wordt het westerse model wel gezien.

 

De regelingen die in Singapore bestaan zijn vooral gericht op het stimuleren van economische productiviteit, veel geld gaat zodoende bijvoorbeeld naar onderwijs. In Singapore zijn een aantal elementen in de verzorgingsstaat:

·Central provident fund: dit is een nationaal fonds waarin mensen verplicht ongeveer 20 procent van hun inkomen sparen. Het geld dat wordt gespaard is vooral bedoeld voor pensioensopbouw. Het gespaarde geld kan opgenomen worden wanneer mensen dat willen, hierdoor blijft relatief weinig geld in de fondsen zitten. Doordat weinig geld in de fondsen zit kunnen weinig andere voorzieningen vanuit dit fonds getroffen worden. Het Central provident fund moet emigratie tegen gaan, mensen mogen het geld wel meenemen maar moeten hun burgerschap dan opgeven. Tevens is het zo dat hoogopgeleide immigranten die mogen sparen in het fonds als ze weggaan nooit meer terug mogen komen.

·Huisvesting: in Singapore reguleert de overheid de huisvesting. Deze regulatie geld alleen voor de oorspronkelijke bevolking van Singapore. Via allerlei constructies zijn mensen in staat via het Housing and Develepment Board in bezit te komen van een huis.

·Werkeloosheidverzekeringen/bijstand: deze westerse elementen van de verzorgingsstaat bestaan in Singapore eigenlijk niet. Er wordt gezorgd dat de problemen die deze regelingen normaal gesproken ondervangen niet ontstaan door  de werkeloosheid laag te houden. Omdat dit de laatste jaren een lastigere taak wordt is een nieuwe regeling ingevoerd: WIS. De WIS moet ervoor zorgen dat mensen die te weinig loon verdienen via dit fonds een aanvulling op hun loon kunnen krijgen. Mensen die dan dus met slechte contracten en arbeidsvoorwaarde te maken hebben wordt gecompenseerd.

Al deze regelingen gelden uitsluitend voor de oorspronkelijke bewoners van Singapore. Hiermee wordt getracht een verschil te behouden tussen de hooggeschoolde immigranten en de oorspronkelijke bevolking.

 

Conclusie

 

In Singapore is immigratie zeer noodzakelijk omdat grote tekorten worden verwacht door de vergrijzing en ontgroening. Migranten zijn vooral van belang om economische groei te behouden. In Singapore wordt veel onderscheid gemaakt tussen immigranten: hooggeschoolde tegenover laaggeschoolde. Ook in de, in zijn geheel al minieme, verzorgingsstaat wordt dit onderscheid gemaakt. Tijdelijke laaggeschoolde immigranten hebben zeer weinig rechten, hooggeschoolde hebben nog een aantal rechten maar vooral de oorspronkelijke bevolking hebben rechten.

Box 7.3 Japan beschouwt

 

Historisch gezien is Japan een sterke economie echter doen ook hier problemen van vergrijzing en ontgroening zich voor. Hierdoor ontstaan tekorten op de arbeidsmarkt en kan het huidige systeem van verzorging maar moeilijk in stand gehouden worden. Het verwelkomen van immigranten is iets wat in Japan niet veel gebeurd. Er heerst in Japen een grote behoefte aan culturele homogeniteit. De laatste jaren, door de groeiende noodzaak, zijn in bepaalde sectoren toch een klein aantal immigranten geaccepteerd. De crisis heeft deze tendens weer een halt toegeroepen. Ondanks het feit dat Japan vergelijkbare problematiek als Singapore heeft (ontgroening en vergrijzing) is de gehanteerde oplossing verschillend.

7.4 Conclusie

 

De noodzaak voor immigranten is aanwezig in veel landen door ontgroening en vergrijzing, hierdoor zal immigratie blijven bestaan. Door het ervaren van dreiging ontstaat echter ook weerstand tegen immigratie

 

Beleid

 

Beleid waarin een strenge selectie wordt gemaakt voor de toelating van immigranten lijkt idealer dan het in de praktijk is. Geselecteerde immigranten zijn weinig in staat zich aan te passen aan de veranderde arbeidsmarkt. Bovendien blijkt de selectie niet altijd goed in afstemming met de vraag.

 

Landen proberen met allerlei aantrekkelijke regelingen hooggeschoolde arbeiders naar hun land te trekken. Dit lijkt in sommige landen beter te lukken (Australië) als in andere landen (Zweden). Ook voor laaggeschoolde immigranten blijft een vraag terwijl dit lastig is omdat deze immigranten weinig toekomstperspectief bieden. Beleid wordt ingestoken op het weren van of het zorgen voor tijdelijke vestiging van deze immigranten. Dit tijdelijke karakter van arbeid leidt tot vaak slechte arbeidsomstandigheden.

 

Positie van migranten

 

Steeds vaker wordt in landen ingezet op de activatie van immigranten, met name de laaggeschoolde immigranten. Het grote doel hiervan is om te zorgen dat immigranten zich opnieuw kunnen begeven op de arbeidsmarkt. Een ander oplossingsperspectief is vooral economisch gebaseerd. Wanneer mensen werken zorgt dit voor het voorzien in bestaan. en wanneer iedereen werkt bestaat er dus weinig vraag voor sociale regelingen. (bijv. Singapore)

Betreffende de rechten die immigranten hebben bestaan in landen vaak verschillen. Immigranten hebben vaak minder of pas later recht om beroep te doen op bepaalde sociale regelingen. De rechten die immigranten hebben zijn per land verschillend. In landen als Zweden hebben immigranten na verloop van tijd gelijke rechten in tegenstelling tot Singapore waar zo goed als geen rechten bestaan voor immigranten.

 

Hoe landen hun problemen aanpakken is sterk afhankelijk van hun geschiedenis. Wanneer een geschiedenis met een uitgebreide verzorgingsstaat aanwezig is zal minder snel gekozen worden voor uitsluiting van immigranten. Wanneer een land van oorsprong een immigratieland is lijken regelingen makkelijker aangepast te kunnen worden.

8. Eindconclusie

 

De relatie tussen migratie en de verzorgingsstaat wordt vaak gezien als een relatie tussen twee tegenwerkende krachten. Vaak wordt verondersteld dat wanneer er meer immigratie is er per definitie minder ruimte is voor een verzorgingsstaat. Dit wordt verklaart vanuit het feit dat migratie de financiële ondergrond onder de verzorgingsstaat zou ondermijnen. Migratie zou in principe allen maar kosten voor de verzorgingsstaat met zich mee brengen en voorzieningen zouden een aantrekkingskracht hebben op immigranten. Bovendien wordt verondersteld dat mensen minder solidair worden aan de verzorgingsstaat als er meer immigranten in een land aanwezig zijn.

 

Kijkend naar de afgelopen decennia kan geconcludeerd worden dat de verzorgingsstaat en migratie helemaal niet per definitie niet met elkaar samen kunnen gaan. Er is nog nooit aangetoond dat de verzorgingsstaat als ‘magneet’ zou fungeren voor immigranten. Ook blijkt dat de kosten die immigranten met zich meebrengen vooral kosten zijn die gemaakt worden door klassieke immigranten. Immigranten die naar een land komen om te werken kosten de staat juist niets maar leveren juist wat op. Betreffende solidariteit blijkt de relatie ook niet zo zwart wit als wordt gesteld. Immigratie zorgt niet per definitie voor een afname van de solidariteit voor de verzorgingsstaat.

 

Natuurlijk zijn er wel punten waarop immigratie en de verzorgingsstaat botsen. Een belangrijk punt hierin is dat integratie van essentieel belang is. Immigranten die naar een land komen moeten op de langere termijn ook in staat zijn om hun werk te behouden, hiervoor is integratie van essentieel belang. Betreffende de solidariteit spelen sentimenten waarin onderscheid gemaakt wordt tussen ‘zij’ en ‘wij’ een rol. Dit is bijvoorbeeld te merken aan het feit dat veel Nederlanders van mening zijn dat immigranten niet gelijk vanaf binnenkomst gelijke rechten moeten hebben als de autochtonen bevolking. Een laatste belangrijke bron van spanning is de arbeidsmarkt op zich. Autochtonen hebben angst dat immigranten hun werk zullen overnemen en verdringingen op de arbeidsmarkt realiteit wordt. Al deze spanningen zijn aanwezig maar zijn niet onoverkomelijk. Voor deze spanningen zijn de profielen van de migranten van essentieel belang. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over de vraag of migranten tijdelijk komen of dat ze voor altijd blijven. Ook het type verzorgingsstaat is van belang. Wanneer de verzorgingsstaat goed in staat is om integratie te stimuleren zorgt dit voor minder problemen dan wanneer dit niet lukt. (onderwijs is hierin een belangrijke schakel)

 

Al met al lijkt het combineren van de verzorgingsstaat met immigratie dus niet onmogelijk, het is een lastig geheel van elementen wat gecombineerd en uitgewogen moet worden.

8.1 Beleid

 

Onderzoek naar de financiële gevolgen van immigratie in Nederland zijn veelal gebaseerd op de gastarbeiders van het verleden. Dit waren arbeiders die vooral geselecteerd werden op hun handen en niet zozeer op hun hoofd. Het beeld wat deze onderzoeken geven geeft zodoende geen realistisch beeld.

 

Positieve houding jegens migranten

 

De gastarbeiders van het verleden hebben inderdaad druk uitgeoefend op de verzorgingsstaat. Het vergelijken van de immigranten van vandaag de dag op dezelfde manier te typeren is onjuist. De meer recentelijk immigratie van werkende mensen lijkt juist geen kosten met zich mee te brengen maar juist winst voor de staatskas. Een belangrijke voorwaarde voor deze winst is wel dat immigranten kunnen blijven werken. Om een goed toekomstperspectief te bieden is integratie van belang. Hierin is Nederland vooralsnog niet erg succesvol gebleken.

 

Arbeidsmigranten worden in de meeste landen verwelkomt met minder sentiment dan asielzoekers. Op het moment dat iemand een bijdrage kan leveren aan de economie en werkt blijven sentimenten op de achtergrond. Wanneer dit gebeurt zal ook de solidariteit betreffende de verzorgingsstaat minder onder druk komen te staan. Al met al is het dus van belang immigranten te selecteren die goed kunnen integreren om zodoende een goed toekomstperspectief te behouden.

 

De noodzaak voor immigranten

 

Het vraagstuk of immigranten in de toekomst nog nodig zijn is een interessante vraag. Door de opkomt van nieuwe grootmachten zoals India en China zal scholing hier ook toenemen. Wanneer scholing toeneemt kunnen ook taken van hoger opgeleide straks plaatsvinden in Azië. Het aantrekken van hoger opgeleid is dus niet per definitie ideaal zeker ook gezien het feit dat de autochtonen bevolking steeds beter geschoold is. In de lagere sectoren zal naar verwachting wel een blijvende vraag naar immigranten blijven bestaan. Dit kan worden verklaard doordat immigranten goedkope krachten zijn en zodoende zelf te kosten drukken in bepaalde sectoren. Tevens kan worden benoemd dat er nieuwe diensten ontstaan doordat de autochtonen bevolking hoger opgeleid raakt en taken wilt uitbesteden. In de middenmoot zal in een aantal specifieke sectoren de vraag aanwezig blijven.

 

Betreffende het evenwicht tussen vraag en aanbod doet zich ook een interessant dilemma voor. De vraag kan dan misschien blijven bestaan, maar of het aanbod blijft valt te betwisten. Lager opgeleide zullen naar verwachting wel naar het westen willen blijven trekken. Of hoger opgeleiden ook zullen blijven komen is de vraag met de grote concurrentie van bijvoorbeeld Azië.

 

Het migratiebeleid van vandaag en van de toekomst

 

Kijkend naar het migratiebeleid in Nederland is dit een complex geheel waarin de nationale overheid niet erg veel macht heeft. Nederland moet op dit gebied vaak rekening houden met Europese regelgeving. Waar de nationale overheid wel macht op kan uitoefenen is de arbeidsmarkt en hierdoor kunnen ze indirect ook invloed uitoefenen op migratie.

 

De nationale overheid kan wel beleid maken op nationaal niveau voor immigranten die van buiten de Europese unie komen. Het beleid dat vandaag de dag hiervoor wordt gevoerd het aantrekken van hoger opgeleiden en het afstoten van lager opgeleiden. Dit is een vooralsnog niet erg succesvol beleid.

 

Wat Nederland in de toekomst wel kan doen om te zorgen dat vooral kennismigratie zal plaatsvinden is lastig te zeggen. Gespeculeerd wordt over een puntensysteem waarbij immigranten aan bepaalde eisen moeten voldoen. Kijkend naar bijvoorbeeld Australië blijkt dit zeker geen garantie voor het aantrekken van meer kennismigranten. Bovendien is het selecteren op deze manier vaak lastig af te stemmen op de vraag die er op dat moment heerst. Dit wordt alleen maar moeilijker met de steeds sneller veranderende arbeidsmarkt. Een andere belangrijk element is dat het kan gebeuren dat door dit puntensysteem werk uit de lagere segmenten gedaan zal worden door hoger opgeleiden. Een goed werkend alternatief lijkt dus geen puntensysteem maar een vraag gestuurd systeem. Er wordt dan direct gekeken wat de vraag onder werkgevers is en daar wordt op geselecteerd aan de grens.

 

De invloed van arbeidsmarktbeleid

 

Arbeidsmarktbeleid is tegenwoordig een belangrijk element in het debat over migratie. Arbeidsmarktbeleid heeft een directe invloed op de migratiestromen. Wanneer in een land een aantrekkelijke arbeidsmarkt is zal migratie naar dit land aantrekken. Bovendien kan het type migrant beïnvloed worden door regelgeving. Wanneer voor hoger opgeleide bepaalde privileges worden ingesteld kan dit de migratie in deze segmenten van de arbeidsmarkt versterken.

 

De ideale migrant aantrekken

Het ontstaan van een kenniseconomie is het toekomstperspectief van veel landen in de Europese unie, zo ook Nederland. Ook de immigratie zal hierdoor beïnvloed moeten worden. De hoog opgeleide immigrant wordt een steeds groter ideaal. Veel landen proberen hoog opgeleide migranten naar hun land te trekken door het studie systeem goed toegankelijk te maken. Het idee hierachter is dat wanneer mensen in een bepaald land studeren ze zich hier ook zullen vestigen.

 

Naast de toegankelijkheid van studie zijn er een aantal andere elementen in meer of mindere mate van belang:

·Het beleid op gebied van immigratie: wanneer het gemakkelijk is om in een land te worden toegelaten stimuleert dit in kleine mate de arbeidsmigratie van hoger opgeleide.

·Het tweede belangrijke element is het toekomstperspectief.  Er moet in het land waar mensen heen gaan goede baankansen en loopbaankansen zijn.

·Een laatste belangrijke element is het land op zich. Landen die veilig en prettig leefbaar zijn zullen eerder kennismigranten aantrekken.

 

In Nederland is het beleid vooralsnog niet erg verwelkomend, sterker nog het is eigenlijk zeer negatief voor immigranten. Naast de bestaande regelgeving draagt ook het hedendaagse politieke klimaat niet bij. Dit is een klimaat waarin de immigranten steeds als aparte groep worden benoemd. Ook de verzorgingsstaat op zich lijkt op papier een bezwaar voor hoogopgeleiden om naar Nederland te komen. De premies en belastingen in Nederland zijn immers hoog wat voor hoogopgeleide een bezwaar kan zijn gezien het feit dat zij relatief weinig profiteren van de verzorgingsstaat. Dit blijkt in de praktijk echter niet van substantieel belang omdat hoogopgeleide het gevoel van zekerheid kunnen waarderen. Ook het feit dat de verzorgingsstaat de ongelijkheid kan verkleinen speelt voor immigranten mee.

 

Stuurbaarheid van migratie

 

Zelfs als alle elementen van de verzorgingsstaat en arbeidsmarkt worden betrokken op het migratiebeleid is het lastig te zeggen hoe migratie zich zal ontwikkelen. Dit is zo lastig omdat meer dan ooit de wereld in beweging is en de arbeidsmarkt constant onderhevig is aan verandering. Tevens is lastig te stellen wat de intentie van migranten zal zijn in de toekomst, willen ze zich ergens tijdelijk of blijvend vestigen. Al deze factoren maken dat immigranten een onvoorspelbare groep is.

8.2 De toekomst van de verzorgingsstaat

 

Het grote vraagstuk voor de toekomst is hoe de verzorgingsstaat goed kan anticiperen op migratie. Hiervoor zijn verschillende theorieën en voorstellen ontstaan de afgelopen jaren. In het beleid lijkt het noodzakelijk een evenwichtige combinatie tussen de vier theorieën te creëren. Dit kan worden verklaard doordat er verschillende groepen migranten zijn en de arbeidsmarkt steeds veranderd.

 

Investeren

 

Dit beleid is veel meer gericht op zekerheid bieden op de arbeidsmarkt, niet zozeer sociale zekerheid maar werkzekerheid. Door beleid van dit karakter zal iedereen moeten werken en zullen de kosten voor de verzorgingsstaat worden dan gedrukt. Investeren is voornamelijk van belang voor de groep immigranten die zich definitief in een land willen vestigen. Deze groepen zullen moeten kunnen anticiperen op de veranderende arbeidsmarkt in de toekomst. Het werkend houden van migranten is op meerdere terreinen zeer aantrekkelijk: financieel, op gebied van solidariteit en op de gebied van de verwachting van de immigrant. Om werk voor immigranten te creëren kunnen twee paden gekozen worden: een open en vrije arbeidsmarkt (liberaal) of een streng gereguleerde arbeidsmarkt (sociaaldemocratisch). In Nederland lijkt de tendens zich richting en liberale arbeidsmarkt te verplaatsen, veel immigranten werken met tijdelijke en flexibele contracten.

 

Betreffende het investeren in immigranten is in Nederland nog veel winst te behalen. Het beleid dat in Nederland gevoerd wordt is niet zozeer gericht op integratie op de arbeidsmarkt maar integratie op cultureel niveau. Bovendien zijn de budgetten voor integratie in Nederland erg klein. Eigenlijk te klein om een goede integratie te kunnen bekostigen. Om in de toekomst te zorgen dat immigranten wel goed kunnen integreren op de arbeidsmarkt zal veel geïnvesteerd moeten worden in scholing. Er moet gezorgd worden dat immigranten voldoende scholing krijgen om te kunnen anticiperen op de complexer wordende arbeidsmarkt.

Wanneer immigranten werkeloos worden moet worden geprobeerd de weg terug naar de arbeidsmarkt te stimuleren. Dit kan gerealiseerd worden door bijvoorbeeld bijscholing en begeleiding. Om te voorkomen dat immigranten werkeloos worden moet tevens geïnvesteerd worden in banen. Er moet gezorgd worden mensen niet voor eeuwig tijdelijk werk hebben, dit is ook een duidelijke wens van de migranten zelf. Een andere aspect waardoor werkzekerheid bevordert kan worden is het investeren in scholing ter plekke. Mensen moeten al voordat emigratie plaatsvindt klaargestoomd worden voor de Nederlandse arbeidsmarkt.

 

Al met al moet geprobeerd worden meer werkzekerheid te creëren dit kan worden gedaan door te investeren in scholing en integratie.

 

Individualisering

 

Hierbij gaat het om het meer gebaseerd maken op contributies van de verzorgingsstaat. Sociale zekerheid kan pas voor iemand gelden wanneer iemand ook een bijdrage geleverd heeft. Dit is voordelig omdat rechten die door mensen zelf opgebouwd zijn lastiger afgenomen kunnen worden en zodoende ook over de grens meegenomen kunnen worden. Ook is belangrijk dat wanneer mensen hun eigen rechten moeten verdienen er geen spanning ontslaat omtrent de solidariteit.  Dit beleid sluit het beste aan bij de verwachtingen van de hoger opgeleid migranten, zij willen graag de zelf opgebouwde rechten kunnen meenemen en zo niet verbonden zijn.

Individualisatie kan op  twee manier verdeel worden:

·Buiten de context van de verzorgingsstaat: hierbij gaat het eigen beheer van sociale zekerheden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan pensioensopbouw via marktpartijen. Voor deze vorm van individualisatie is niet veel draagvlak omdat veel vertrouwen is in de Nederlandse staat. Bovendien geeft het betalen van premies immigranten een gevoel van maatschappelijke betrokkenheid.

·Binnen de context van de verzorgingsstaat: deze individualisering is binnen de verzorgingsstaat en zodoende dus nationaal gereguleerd. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de rechten die immigranten moeten hebben als ze aankomen in een land. Hierbij draait het veel om contributies, pas wanneer iemand een bepaalde contributie heeft geleverd mag beroep worden gedaan op sociale zekerheden. Naast contributie is ook keuzevrijheid in deze individualisering van belang. Mensen moeten kunnen kiezen tegen wat ze zich wel of niet verzekeren. Een verzekering tegen werkeloos zou dan individueel georganiseerd moeten worden via de werkgever bijvoorbeeld. Ook pensioenen zouden een meer individuele aangelegenheid moeten worden

 

Kijkend naar Nederland is er al sprake van een relatief geïndividualiseerd systeem. Wel zouden werknemersverzekeringen op individueel niveau geregeld kunnen worden. Dit lijkt een eerlijke oplossing gezien het feit dat werkgevers het meeste baat hebben bij arbeidsmigratie en het zodoende vreemd is om voorzieningen te treffen vanuit de staat.

Het grote nadeel aan een geïndividualiseerd systeem is dat het verschillen tussen mensen vergroot. Dit kan weer leiden tot een afname van solidariteit. De solidariteit kan dus onder invloed van individualisering afnemen maar ook wanneer geen individualisering wordt doorgevoerd kan dit omdat mensen het een oneerlijk systeem vinden. De balans tussen deze twee zal gevonden moeten worden.

 

Wanneer door individualisering meer belang voor werknemersverkeringen belangrijker wordt roept dit de vraag op of en hoe de bijstand gereguleerd moet worden. Vandaag de dag is de toegankelijkheid voor de bijstand beperkt voor immigranten. Dit moet zo blijven omdat zowel de immigranten als de autochtonen vinden dat een direct toegankelijk bijstand alleen maar problemen veroorzaakt. Wat wel noodzakelijk lijkt is een meer individuele aanpak van de bijstand.

 

Detachering

 

In deze theorie draait het vooral om het land van herkomst, mensen blijven verzekerd in het land van herkomst. Concreet betekent dit dat arbeid en sociale rechten gescheiden zullen worden. Belangrijk element in deze theorie zijn de afspraken en contracten tussen landen die zullen uitgebreid moeten zijn en de naleving hiervan is een belangrijke voorwaarde voor het slagen. Vooral de groepen migranten die zich maar tijdelijk in een bepaald land willen vestigen zijn gebaat bij dit systeem. Mensen die slechts voor een korte periode in een ander land gaan werken houden van nature al een sterkere band met het land van herkomst daarom lijkt de regulering van sociale zekerheid in dit land niet onlogisch. Het tijdelijke karakter van de migratie wordt dan tevens onderstreept. Mensen zullen immers moeten terugkeren naar land van herkomst om beroep te kunnen doen op sociale zekerheden.

 

Detachering is vandaag de dag al op kleine schaal aanwezig, in de toekomst zou dit voor elke immigrant mogelijk moeten worden. Groot nadeel aan dit systeem is dat het kan leiden tot en oneerlijke concurrentie. Voor een Litouwse werknemer moeten immers premies betaald worden in Litouwen, die zijn minder dan de Nederlandse. Werknemers kunnen zodoende goedkoper werk verrichten dan autochtonen. Om dit te voorkomen worden regels gemaakt dat premies in verhouding met het werkland afgedragen dienen te worden.

 

Onder migranten heerst geen groot draagvlak voor het systeem van detachering. Mensen willen in het land waar ze werken ook zekerheden opbouwen. Bovendien is de Nederlandse overheid vaak beter te vertrouwen dan de overheid in het land van herkomst.

 

Europa

 

Volgens deze theorie zouden verzekeringen geen nationaal karakter meer moeten hebben maar een Europees. Dit zou uitkomst bieden voor immigranten binnen Europa maar sluit immigranten buiten Europa uit. In de praktijk blijkt het Europees reguleren van sociale zekerheden een lastige aangelegenheid die leidt tot veel ingewikkelde regelgeving. Er bestaat geen consensus over in hoeverre sociale zekerheden georganiseerd moeten worden op Europees niveau. Europa zou vooralsnog vooral een coördinerende functie moeten vervullen en geen regelgevende. Kijkend naar de bijstand kan deze coördinatie op verschillende manieren gezien worden:

·Mensen moeten Europees gecoördineerd terugkeren naar het land van herkomst wanneer ze in de bijstand belanden.

· Uitkeringen zouden tussen landen verrekend kunnen worden.

· Bijstand voor migranten zou betaald kunnen worden vanuit een Europees georganiseerd fonds.

 

Europa die meer dan alleen coördinerende functie zou vervullen zou op papier ook kunnen; in de praktijk blijkt hiervan nog niet veel. Het idee is dat mensen premies afdragen aan Europese fondsen die vervolgens sociale zekerheden bekostigen. Een tussenweg tussen beide is dat Europees alleen voor de mobiele Europeanen faciliteiten gevormd worden. Hierdoor wordt zeer selectief alleen de mobiele burger onderworpen aan een Europees systeem; dit klinkt ideaal maar staat praktisch ook nog in de kinderschoenen.

 

Onder de Europese bevolking als geheel heersen veel sentimenten betreffende het Europese burgerschap. Europa wordt gezien als een instabiel geheel wat niet in staat zal zijn een betrouwbare verzorgingsstaat te creëren. Er heerst nog niet voldoende gevoel van verbondenheid en solidariteit om een Europese verzorgingsstaat als reële optie te benoemen. Anderzijds zou het zo kunnen zijn dat wanneer regelgeving Europees gemaakt wordt dit de solidariteit bevorderd. Iedereen binnen Europa zit dan immers in het zelfde schuitje.

8.3 Conclusie

 

Al met al lijkt het samengaan van immigratie en de verzorgingsstaat niet onmogelijk. Wel is het zo dat veel verschillende factoren en elementen een belangrijke rol spelen. In de toekomst zal gezocht moeten worden naar een evenwichtig beleid en geheel.

 

 

 

 

 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Vreemdelingenrecht in Vogelvlucht

Vreemdelingenrecht in Vogelvlucht

Enkele kernpunten uit het vreemdelingenrecht uitgelegd in vogelvlucht - gebaseerd op een deel van het boek Vreemdelingenrecht in Vogelvlucht (Lodder, 2014)


Binnenkomst en kort verblijf

Verblijf in de ‘vrije termijn’ betekent een verblijf van maximaal 3 maanden. Hier is geen verblijfsvergunning voor vereist, maar de persoon moet wel eerst ‘toegang’ krijgen tot Nederland. Voorwaarden voor toegangsweigering staan in Artikel 5 van de Schengengrenscode (SGC). De SGC is alleen van toepassing op toegang van derdelanders voor een periode van maximaal 3 maanden.

Internationale regels - Toegang

Internationale ontwikkeling van toegang en verblijf:

  • 1985: Totstandkoming Schengenakkoord + inwerkingtreding van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO);

  • 1995: regelgeving met betrekking tot toegang. Dit werd een aangelegenheid voor internationale samenwerking;

  • 1999: Verdrag van Amsterdam. Vanaf toen werden Schengenregels onderdeel van het EU-recht. Deze regels werken rechtstreeks binnen de Nederlandse rechtsorde.

Het Schengenrecht is van toepassing in de hele EU, behalve Verenigd Koninkrijk en Ierland. Noorwegen en IJsland zijn geen EU-lid, maar hebben wel de Schengenovereenkomsten geratificeerd. Hetzelfde geldt voor Zwitserland. Dit betekent dat er geen controles meer zijn op binnengrenzen.

De voorwaarden voor toegang tot het Schengengebied staan in Artikel 5 SGC en zijn als volgt:

  1. In bezit van geldig grensoverschrijdend document;

  2. Indien vereist, geldig visum (Verordening (EG) nr. 539/2001);

  3. Doel van verblijf aangeven + verblijfsomstandigheden kunnen staven: beschikken over voldoende bestaansmiddelen (inclusief terugreis);

  4. Niet gesignaleerd staan in het Schengen Information System (SIS);

  5. Geen gevaar zijn voor de openbare orde en veiligheid, volksgezondheid of internationale betrekkingen.

Uitzondering op deze voorwaarden is alleen mogelijk op grond van humanitaire overwegingen, nationaal belang of internationale verplichtingen (Artikel 13 SGC). Beroep hiertegen is mogelijk.

Nationale regels – Toegang

Zoals hierboven vermeld, Schengenregels hebben rechtstreekse werking en hebben daarom voorrang boven nationale regels. Bepalingen van een verordening mogen in Nederland niet worden omgezet in nationaal recht. Nationaal recht is van belang alleen daar waar EU/Schengenrecht ruimte laat om af te wijken. De SUO (verdrag) moest in nationale wetgeving worden omgezet. SGC (verordening) mag niet omgezet worden in nationale wetgeving.

Artikel 3 Vreemdelingenwet (Vw) is alleen van toepassing in situaties waarin SGC niet van toepassing is. Dit artikel geldt voor burgers van de EU, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland, wanneer ze een termijn van maximaal 3 maanden willen verblijven.

Artikel 8.8. Vreemdelingenbesluit (Vb) geldt ook voor hun familieleden (recht op vrij verkeer voor 3 maanden). Hiervoor moeten zij een geldig grensoverschrijdend document en een verblijfsvergunning of visum kunnen tonen.

De voorwaarden voor toegang tot Nederland voor derdelanders en verblijf langer dan 3 maanden zijn:

  1. Geldig grensoverschrijdingsdocument (evt. geldig visum) – Vreemdelingenbesluit;

  2. Geen gevaar vormen voor openbare orde of nationale veiligheid – Artikel 21 VC/SIS; Artikel 2.9 Vb en Vreemdelingencirculaire Vc A1/3;

  3. Voldoende middelen hebben voor verblijf en terugreis.

Visa voor kort verblijf

Het visum vervangt de grenscontrole niet, maar is een extra check voorafgaand aan vertrek. Het hebben van een visum is echter geen garantie (zie andere voorwaarden – Artikel 30 Vreemdelingencode (verordening)). In Verordening (EG) 539/2001 staan enkele landen waarvoor geen visumplicht geldt als de vreemdeling die nationaliteit bezit. Note: Vreemdelingen die een verblijfstitel hebben in een van de EU/Schengenlanden hebben geen visum nodig om naar andere EU/Schengenlanden te reizen (Artikel 21 SUO).

Zie Artikel 5 SGC voor toegang en verblijf voor langer dan 3 maanden. Voorwaarden voor het verlenen van een visum zijn hetzelfde als voor toegang. Criteria zijn uitgewerkt in de Visumcode (VC) en bijbehorende bijlagen.

Aanvraag stappenplan – Artikel 10 VC:

  1. aanvraagformulier overleggen;

  2. geldig reisdocument – Artikel 12 VC;

  3. foto verstrekken;

  4. medewerking vingerafdrukken;

  5. visumleges betalen;

  6. indien nodig: reis- en ziektekostenverzekering;

    1. Artikel 14 VC: bewijsstukken overleggen met betrekking tot het doel van de reis; Logies en middelen om in kosten logies te voorzien; Voldoende middelen duur verblijf, inclusief terug- of doorreis – Artikel 21(5) VC; Voornemen vertrekken binnen visumtermijn – Artikel 14(1)(d) VC. De lijst met voorbeelden is niet limitatief. Enkele voorbeelden zijn: reservering retour- of rondreisticket; Bewijs financiële middelen in het land van verblijf; Bewijs dienstverband (bankafschriften); Eigendomsbewijzen onroerend goed; Bewijs van integratie in het land van verblijf (familiebanden/beroepssituatie).

Territoriaal beperkt visum

Artikel 32 VC: alle criteria worden vereist aan te voldoen.

Artikel 25 VC geeft land mogelijkheid om een visum te verstrekken dat tot het eigen grondgebied is beperkt.

Voorbeeld voor zo’n visum is: humanitaire overwegingen (aanwezigheid van ziekte, sterven, begrafenis, huwelijk of religieuze bijeenkomsten).

Artikel 8 EVRM: recht op gezins- en familieleden te respecteren.

Procedure

  • Aanvraag:

    • Artikel 5 jo. Artikel 9 VC – ten hoogste 3 maanden voor bezoek;

    • Artikel 16 VC - €60 leges; voor kinderen €35; jonger dan 6 jaar geen leges. Uitzonderingen staan ook genoemd in het artikel.

  • Beoordeling bevoegdheid en ontvankelijkheid:

    • Artikel 18 & 19 VC

    • Consulaat bepaalt op basis van Artikel 5 of het bevoegd is de aanvraag deze te behandelen en of deze ontvankelijk is. Aanvraag is niet-ontvankelijk bijvoorbeeld als de aanvraag is gedaan langer dan 3 maanden voor aankomst, niet in bezit van geldig reisdocument, onjuist aanvraagformulier of geen leges zijn betaald. Wanneer het consulaat onbevoegd is, worden ingeleverde stukken en leges teruggegeven.

  • Beslissing:

    • In beginsel door consulaten, maar in aantal gevallen op de diplomatieke post zelf of bij minister Buitenlandse Zaken, maar meestal Visadienst of Ministerie Veiligheid en Justitie.

      • Visadienst: voor familie- of vriendenbezoek en/of toerisme, artiesten, studenten, stagiaires, sportlieden en bezoeken voor medische behandeling.

      • Directe Personenverkeer, Migratie & Vreemdelingenzaken, afd. Vreemdelingen & Visumzaken (DPV/VV) BuZa: voor visumaanvragen kort verblijf m.b.t. zakenbezoeken, congressen, seminars, sportmanifestaties, culturele manifestaties, diplomaten en politieke bezoeken en onderdanen van de voormalige Sovjetrepublieken.

    • Beslissingen worden bekendgemaakt aan ambassade en eventuele gemachtigde. Ambassade roept aanvrager op een visum in ontvangst te nemen (binnen 15 dagen na indiening – Artikel 23 VC).

  • Rechtsmiddelen:

    • In Nederland eerst bezwaar (binnen 4 weken) – Artikel 69(1) Vw. Beslissing op bezwaar binnen 6 weken – Artikel 7:10(1) Awb (kan worden verdaagd met 4 weken).

    • Tegen afwijzing bezwaar staat beroep open bij de Vreemdelingenkamer van de Rechtbank Den Haag + aanvraag voorlopige voorziening mogelijk (spoedeisend belang).

    • Geen hoger beroep mogelijk tegen uitspraak rechter – Artikel 84(b) Vw.

Verblijf in de Vrije Termijn – Artikel 12 Vw

Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden die gelden voor kort verblijf. De voorwaarden zijn ontleed aan de toegangsvoorwaarden van Artikel 5 SGC, aangevuld met de voorwaarde dat geen arbeid in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) mag worden verricht. Deze voorwaarden staan in Artikel 12 Vw. Evenwel de vreemdeling aan de voorwaarden voldoet, krijgt deze geen verblijfsvergunning of ander document dat rechtmatig verblijf aantoont. Om voor deze bepaling in aanmerking te komen hoeft de vreemdeling geen aanvraag in te dienen. Wel: visum voor verblijf aanvragen, toegang vragen tot Nederland (inlichtingen reisdoel + duur + voldoende middelen – Artikel 4.5. Vb).

Toezicht

Artikel 34 VC: visum kan nietig worden verklaard.

Artikel 50(1) Vw: preventie illegaal verblijf – staandehouding bij vermoeden.

Meldplicht – Artikel 4.48(1) Vb: Vreemdeling moet zich binnen 3 dagen na binnenkomst in Nederland melden bij de korpschef van het regionale politiekorps van de gemeente waar hij woon- of verblijfplaats heeft.

Uitzondering meldplicht: wanneer de vreemdeling in een hotel of andere logiesgelegenheid verblijft waarvan de eigenaar/beheerder verplicht is op grond van een gemeentelijke verordening aangifte te doen van de aanwezigheid van personen aan wie hij nachtverblijf geeft (Artikel 4.48(3) Vb).

Artikel 61: wanneer de maximale termijn van het korte verblijf of duur van het visum is verstreken, heeft de vreemdeling geen rechtmatig verblijf meer en moet hij/zij Nederland verlaten.

Materiële rechtspositie

Vreemdeling die op basis van de vrije termijn rechtmatig in Nederland verblijft, heeft geen recht op voorzieningen, verstrekkingen of uitkeringen – Artikel 11(2)(c) Vw.

Werk – Wet arbeid vreemdelingen (Wav)

Uitgangspunt: werkgever is verboden vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder een gecombineerde vergunning voor werk en verblijf of tewerkstellingsvergunning – Artikel 2(1) Wav; Artikel 8(1)(e) Wav. Vreemdeling met verblijf op grond van vrije is niet hetzelfde als een verblijfsvergunning. De vreemdeling kan wel tewerkstellingsvergunning (twv) krijgen voor maximaal 12 weken. EU/EER burgers zonder twv mogen wel in Nederland werken – Artikel 3(1)(a) Wav.

Reguliere verblijfsvergunning

Er zijn twee soorten verblijfsvergunningen, namelijk regulier (= niet asiel) en asiel (bescherming). Een verblijfsvergunning is altijd eerst voor bepaalde tijd en kan na 5 jaar voor onbepaalde tijd. Het doel van het verblijf kan bijvoorbeeld zijn: gezinshereniging, studie/stage, au-pair, werk in loondienst of zelfstandig. Het doel staat vermeld op het verblijfsdocument (Art. 14(2) Vw). Wanneer het doel wijzigt, moet er een aanvraag ingediend worden tot wijziging van de verblijfsvergunning. Beperkingen staan genoemd in het Vreemdelingenbesluit Art. 3.4(1). De Wet modern migratiebeleid (1 juni 2013) heeft de beperkingen geclusterd tot 18 verblijfsdoelen, namelijk:

  1. Verblijf als familie- of gezinslid;

  2. Verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling;

  3. Arbeid als zelfstandige;

  4. Arbeid als kennismigrant;

  5. Verblijf als houder van de Europese blauwe kaart;

  6. Seizoenarbeid;

  7. Arbeid in loondienst;

  8. Grensoverschrijdende dienstverlening;

  9. Wetenschappelijk onderzoek in de zin van Richtlijn 2005/71/EG;

  10. Lerende werken;

  11. Arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel;

  12. Studie;

  13. Zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst;

  14. Uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag;

  15. Medische behandeling;

  16. Tijdelijke humanitaire gronden;

  17. Afwachten van een verzoek op grond van Art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap;

  18. Niet-tijdelijke humanitaire gronden.

Deze lijst is echter niet-limitatief.

Het verlenen van een verblijfsvergunning is mogelijk onder andere beperking af te geven wordt beperkt door het restrictieve toelatingsbeleid (Art. 13 Vw: wanneer: internationale verplichtingen, klemmende redenen van humanitaire aard, of een wezenlijk Nederlands belang tot de vergunningverlener nopen).

In Art. 16 Vw staan de voorwaarden voor een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De specifieke voorwaarden bij verblijfsdoel staan in het Vb. In Art. 16 Vw staan de afwijzingsgronden (negatief geformuleerd). Het is niet imperatief, oftewel de minister is niet tot afwijzing verplicht, want hij/zij heeft beleidsvrijheid (zie Vb en Vc). Er dient een belangenafweging gemaakt te worden op grond van Art. 3:4(1) Awb.

Machtiging tot voorlopig verblijf

Een MVV is een visum voor verblijf langer dan 3 maanden en dient voorafgaand aan aankomst in Nederland aangevraagd te worden bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in het land van vertrek. De MVV is alleen vereist voor aanvraag verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Vrijstellingen voor de MVV-vereiste staan in Art. 17 Vw en Art. 3.71(2) Vb. Hieronder vallen:

  1. Op grand van nationaliteit (EU/EER burgers bijv.);

  2. Familieleden van EU/EER burgers;

  3. Op grond van gezondheid niet reizen;

  4. Slachtoffers/getuigen mensenhandel (speciale tijdelijke verblijfsregeling);

  5. Vreemdelingen met verblijfsvergunning asiel voor (on)bepaalde tijd;

  6. Wijziging verblijfsdoel binnen termijn;

  7. Wijziging verblijfsdoel binnen 2 jaar na afloop verblijfsvergunning.

Indien aanvrager geen MVV krijgt en geen uitzondering van toepassing is, wordt de aanvraag afgewezen. De minister heeft hier restrictieve beleidsvrijheid (Art. 3.71(3)Vb).

Het verblijfsrecht op grond van de reguliere verblijfsvergunning kan voor bepaalde en onbepaalde tijd zijn. In Art. 3.5(2) staan gevallen van tijdelijke aard. De geldigheidsduur is max. 5 jaar (Art. 14(4) Vw) en verlenging is mogelijk (Art. 3.59 Vb).

Art. 14(1)(b) jo. Art. 3.80 Vb – mogelijke verlenging

Art. 18 Vw – weigeringsgronden

Art. 3.80(1) & (2) Vb – aanvraag verlenging minimaal 1 dag voor afloop of later als de vertraging de aanvrager niet is toe te rekenen

Art. 14 Vw – wijziging

Art. 19 Vw – intrekking komt overeen met de afwijzingsgronden

Gezinshereniging (nareis)

Gezinshereniging is hetzelfde als gezinsvorming. De minimumnormen en voorwaarden staan in Art. 3 en 4 van de Gezinsherenigingsrichtlijn 2003/86/EG. Art. 17 van de richtlijn stelt dat er altijd een individuele belangenafweging dient gemaakt te worden (proportionaliteitstest). In de zaak C-540/03 (Parlement t. de Raad, 27 juni 2006) stelt het hof dat de belangen van het kind centraal staan (Art. 8 EVRM). Gezinshereniging kan ook tussen ongehuwde partners. C-Al Nashif t. Bulgarije gaat over de ouder-kind band. In geval van volwassen kinderen onderzoekt het EHRM het privéleven (Üner t. Nederland, 2006). In geval van misdrijf (uitzetting mogelijk) is de aard en ernst belangrijk (C-Boultif t. Zwitserland). (Zie ook Vc. B7/3.2.1.)

Voldoende middelen

De hoofdpersoon in Nederland dient over voldoende middelen te beschikken. In geval van verlenging wordt het inkomen van het gezin tezamen gerekend.

Geldigheidsduur

De geldigheidsduur hangt af van het soort verblijfsrecht van de hoofdpersoon. Art. 59(9)(c) Vb – onbepaalde tijd  max. 5 jaar.

Vergunning voor niet-tijdelijke humanitaire gronden

Deze zijn mogelijk voor vreemdelingen met een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De vergunning voor niet-tijdelijke humanitaire gronden is ook voor bepaalde tijd, maar is na verlenging niet langer gebonden aan een bepaald doel. In Art. 3.51 Vb staan de gronden:

Voor iemand die:

  • 5 jaar een verblijfsvergunning onder een beperking in verband met verblijf als familie- of gezinslid van een persoon met niet-tijdelijk verblijfsrecht heeft gehad;

  • 3 jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning onder beperking in verband met medische gronden, verblijf op tijdelijke humanitaire gronden, na uitstel van vertrek, op grond van Art. 64 Vw;

  • 1 jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning als slachtoffer van mensenhandel, eer-gerelateerd geweld of huiselijk geweld;

  • In geval van overlijden hoofdpersoon;

  • Kinderen en familie (Kinderpardon) – Vc B9/6;

  • Persoon eerder in Nederland geweest en wenst terug te keren;

  • Bijzondere individuele omstandigheden.

Reguliere verblijfsvergunning – onbepaalde tijd

In Richtlijn langdurig ingezetenen 2003/109/EG staan de voorwaarden:

  1. Art. 4: verblijfsduur 5 jaar legaal & ononderbroken;

  2. Art. 5: stabiele & regelmatige inkomsten & ziektekostenverzekering;

  3. Art. 6: niet verstoren van de openbare orde & veiligheid.

Deze vergunning wordt automatisch verlengd. In Art. 9 staan de gronden voor intrekken.

Nederlandse regels

Hoofdstuk 3 – Afd. 5: status van langdurig ingezetenen.

Er bestaan 4 verschillende vergunningen voor onbepaalde tijd:

  1. (EU) – Verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen – Art. 45a +b Vw (zelfde voorwaarden + 5 jaar rechtmatig verbleven in NL + inburgeringsexamen gehaald)

  2. (EU) – Verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met aantekening internationale bescherming verleend door …(land)… - Art. 45(a-c) Vw + Art. 29 Vw

  3. (NL) – Verblijfsvergunning regulier onbepaalde tijd – Art. 20+ 21 Vw

  4. (NL) – Verblijfsvergunning asiel onbepaalde tijd – Art. 33 + 34 Vw

Procedure

Art. 72(2) Vw – tegen weigering van een MVV kunnen zelfde rechtsmiddelen ingediend worden als tegen weigering van een reguliere verblijfsvergunning. Wanneer een MVV is verstrekt wordt in beginsel na aanmelding van de vreemdeling in Nederland ambtshalve binnen 2 weken een reguliere verblijfsvergunning verstrekt (Art. 14(2) Vw). In Art. 2p-2v Vw staan de regels met betrekking tot de aanvraag van de MVV.

  • Aanvraag – bij consulaat land van herkomst of door referent bij IND (Art. 2s Vw)

  • Behandeling – 90 dagen, afhalen in Nederland binnen 3 dagen

  • Rechtsmiddelen – bezwaar bij minister Veiligheid en Justitie > afwijzing bezwaar > beroep bij Vreemdelingenkamer van de Rechtbank Den Haag > afwijzing > hoger beroep bij Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). (Art. 70 Vw – referent kan ook bezwaar maken).

Reguliere verblijfsvergunning

  • Aanvraag – bij IND (Art. 3-101(1) Vb

  • Beslissing – 90 dagen (Art. 25 Vw – 4 maanden voor langdurig ingezetene in andere lidstaat, vanwege complexiteit)

Afwijzing – Art. 27 Vw – gevolgen

  • Rechtsmiddelen – Art. 70(1) Vw: bezwaar (4 weken – Art. 69 Vw). In het algemeen opschorting door indienen bezwaar (Art. 73 Vw).

Indien gevaar: voorlopige voorziening aanvragen (Art. 73(2) Vw + Art. 8.81(1) Awb)

  • Beslissing – 19 weken (in tegenstelling tot termijn in Awb)

  • Beroep – Vreemdelingenkamer Rb Den Haag – 4 weken (Art. 69 Vw) + griffierecht betalen (8:41 Awb)  hoger beroep bij ABRvS (max. 23 weken.

  • Toezicht – Art. 54(1) Vw: verplichtingen

  • Materiële rechtspositie (recht op voorzieningen) – Dit gaat in op het moment waarop de verblijfsvergunning is toegekend (Art. 11(2)(a) Vw). Beroep op publieke middelen (zoals bijstandsuitkering) kan leiden tot intrekking van de verblijfsvergunningen, vanwege voldoende middelenvereiste.

  • Inburgering – verplicht voor alle vreemdelingen (18-65 jaar) die zich duurzaam in NL willen vestigen (Art. 21 Vw). Voor vreemdelingen die rechtmatig verblijf verkrijgen op grond van reguliere verblijfsvergunning of verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd (Art. 8(a/c) Vw) voor een niet-tijdelijk doel, in NL verblijven of voor geestelijke dienaren. Examen dient binnen 3 jaar te worden behaald (Art. 7 WI), anders boete.

Verblijfsvergunning asielzoekers

De verblijfsvergunning asiel is voor bepaalde tijd. De Nederlandse regels zijn sterk beïnvloed door internationale regels, zoals het VN Vluchtelingenverdrag (1951), EVRM, Verdrag tegen foltering en andere wrede/onterende behandeling en het IVBPR. Echter, geen van deze verdragen bevat recht op toelating.

  • Vluchtelingenverdrag: Art. 1-33 – definitie vluchteling + refoulementverbod (zie ook Handbook on determining refugee status)

  • Elementen – gegronde vrees voor vervolging (handboek, para. 43). Vervolging is bedreiging van iemands leven/vrijheid

  • Vervolgingsgronden – Handboek, paras. 66-86: 5 vervolgingsgronden (= limitatief)

    • Ras (ruime interpretatie), incl. huidskleur, afkomst, etnische/nationale herkomst

    • Nationaliteit = staatsburgerschap, incl. etnische/taalkundige groep

    • Godsdienstige overtuiging, incl. niet-religieus

Read more
Begrippenlijst en definities voor het thema Cross-culturele psychologie

Begrippenlijst en definities voor het thema Cross-culturele psychologie


Begrippenlijst voor het thema Cross-culturele psychologie; gestructureerd volgens het boek Cross-cultural Psychology; Critical thinking and contemporary applications van Shiraev (4e druk)

Hoofdstuk 1

Cross-culturele psychologie

De kritische en vergelijkende studie van culturele effecten op de menselijke psychologie, gericht op het onderzoeken van psychologische diversiteit en de hieraan onderliggende oorzaken en het vaststellen van psychologische universele fenomenen.

Culturele psychologie

 

Benadrukt het idee dat gedrag en mentale processen essentieel het product zijn van interactie tussen cultuur en het individu. Menselijk gedrag wordt bekeken in de sociaal-culturele context waarin het voorkomt.

Cultuur

 

Verzameling van attitudes, gedragingen en symbolen die gedeeld worden door een grote groep mensen en normaliter worden ze van generatie op generatie doorgecommuniceerd.

Attitudes

 

Overtuigingen, waarden, algemene kennis, meningen, bijgeloof en stereotypen.

Gedragingen

 

Normen, rollen, tradities, gewoontes en praktijken.

Symbolen

 

Representaties van ideeën. Mensen koppelen specifieke betekenissen aan specifieke symbolen, die generaties lang worden doorgegeven, waardoor culturele symbolen ontstaan.

Expliciete kenmerken

 

Verzameling observeerbare handelingen die regelmatig in een cultuur teruggevonden worden. Denk hierbij aan openlijke handelingen, observeerbare praktijken en typische gedragsreacties.

Impliciete kenmerken

 

De organisatieprincipes, onderliggend aan de expliciete kenmerken.

Ras

 

Groep mensen die onderscheiden kan worden aan de hand van bepaalde gelijke en genetische fysieke kenmerken. Kan ook als sociale categorie gezien worden.

Etniciteit

 

Culturele erfenis, zoals de taal, tradities en religie die door mensen met dezelfde voorouderlijke afstamming gedeeld wordt.

Natie

 

Groep mensen die dezelfde geografische afstamming, geschiedenis en taal delen. Kan als politieke entiteit gezien worden.

Politieke entiteit

 

Onafhankelijke staat die door andere landen erkend wordt.

Religieuze overtuiging

 

Individu accepteert kennis, overtuigingen en praktijken die aan een bepaald geloof gerelateerd zijn.

Kennis

Informatie die een doel heeft.

Wetenschappelijke kennis

 

Kennis die wordt afgeleid van systematische observaties, metingen en evaluaties uit wetenschappelijk onderzoek.

Alledaagse kennis

 

Alledaagse assumpties variërend van overtuigingen tot individuele meningen over psychologische fenomenen. Denk hierbij aan volksverhalen en alledaagse psychologie.

Ideologische kennis

 

Op waarden gebaseerde kennis. Stabiele verzameling van overtuigingen over de wereld, gebaseerd op een bepaald organisatieprincipe of centraal idee. Deze overtuigingen worden op samenhangende en stabiele percepties gebaseerd.

Juridische kennis

 

Kennis die in detail vaststaat in de wet en in officiële regels en principes, gerelateerd aan het psychisch functioneren van individuen.

Traditionele cultuur

 

Cultuur gebaseerd op tradities, regels, symbolen en principes, die hoofdzakelijk in het verleden gevestigd zijn.

Niet-traditionele cultuur

 

Cultuur gebaseerd op nieuwe principes, ideeën en praktijken. Op wetenschap gebaseerde kennis en technologisch gedreven ontwikkelingen zijn vaak aan deze vorm van cultuur geassocieerd.

Machtsafstand

 

Mate waarin leden van een samenleving accepteren dat de macht in instituten en organisaties ongelijk verdeeld is.

Onzekerheidsoriëntatie

 

Methodes die worden gebruikt om met onzekerheden in het dagelijks leven om te gaan.

Onzekerheidsvermijding

 

In hoeverre leden van een samenleving zich oncomfortabel voelen bij onzekerheid en ambiguïteit.

Individualisme

 

Men is vooral op zichzelf en de directe omgeving gericht. Voor het oplossen van een conflict worden meer competitieve strategieën gebruikt.

Collectivisme

 

Men is voornamelijk gericht op anderen. Waarden en tradities worden hierdoor beter in stand gehouden. Voor het oplossen van een conflict worden meer harmoniebevorderende strategieën gebruikt.

Cultureel syndroom

 

Het patroon of de combinatie van gedeelde attitudes, overtuigingen, categoriseringen, definities, normen en waarden, georganiseerd rondom een bepaald thema.

Evolutionaire benadering

 

Theoretisch model dat onderzoekt op welke manier evolutionaire factoren menselijk gedrag beïnvloeden. Uitgangspunt van deze benadering is dat overleven het voornaamste doel is van een individu.

Sociologische benadering

 

Gericht op brede sociale structuren die een samenleving als geheel beïnvloeden. Uitgangspunt van deze benadering is dat sociale krachten het gedrag van grote sociale groepen tot stand laten komen.

Echoculturele benadering

 

Omgevingsfactoren waardoor een individu beïnvloed wordt, zijn voornamelijk ecologische en sociopolitieke contexten (zie hieronder). Uitgangspunt van deze benadering is dat een individu actief is in zijn omgeving en dat er een constante interactie is tussen het individu en de omgeving.

Ecologische context

 

Natuurlijke context waarin individuen met hun omgeving interacteren.

Sociopolitieke context

 

Mate waarin individuen deelnemen aan globale en lokale beslissingen.

Gecombineerde culturele benadering

 

Gebaseerd op drie denkbeelden over hoe lokale culturen op globalisatie zullen reageren. Zie de samenvatting voor deze denkbeelden.

Activiteit

 

Het proces van de doelgerichte interactie van een individu met de omgeving.

Inheemse psychologie

 

Wetenschappelijke studie van het menselijk gedrag en de geest, ontworpen voor mensen die niet uit andere regio’s komen.

Etnocentrisme

 

Het steunen van het oordeel over andere etnische, nationale en culturele groepen en gebeurtenissen vanuit de etnische, nationale of culturele groep van de observator. Er wordt voornamelijk geoordeeld vanuit de culturele meerderheid.

Multiculturalisme

 

Het aanmoedigen van de erkenning van de gelijkheid van etnische of religieuze groepen in een land en het bevorderen van het idee dat culturele groepen het recht hebben om hun eigen waarden en praktijken te volgen.

Biculturalisme

 

Multiculturalisme, maar dan twee culturen gecombineerd.

 

Hoofdstuk 2

Metagedachten

 

Cognitieve tools die als strategieën voor onderzoek en probleemoplossing ingezet kunnen worden. Dienen als antidota voor het denken.

Antidota

 

Hulpmiddel om een nadelig effect te voorkomen of tegen te werken.

Dichotome variabelen

 

Fenomenen die in twee exclusieve of tegenstrijdige categorieën ingedeeld kunnen worden.

Doorlopende variabelen

 

Fenomenen die bestaan uit een oneindig aantal punten die tussen twee tegenpolen liggen.

Barnum statement

 

Persoonlijkheidsbeschrijving over een bepaald individu of een groep die vrijwel voor alle mensen geldt. Het is een algemeen statement waar iedereen zich in kan terugvinden.

Barnumeffect

 

De bereidwilligheid van mensen om de validiteit van de veelomvattende of algemene beoordelingen te accepteren.

Schema

 

Een cognitieve structuur die onze kennis, overtuigingen en ervaringen organiseert om zo een kader te creëren om nieuwe gebeurtenissen en ervaringen in te plaatsen om ze te kunnen begrijpen. Het zijn algemene verwachtingen over verschillende fenomenen.

Accommodatie

 

Proces waarbij we ons schema aanpassen om de nieuwe data er zo in te verwerken. We passen onze overtuigingen aan.

Assimilatie

 

Proces waarbij de informatie aangepast wordt om zo in ons schema te passen. We verwerken de nieuwe informatie in onze bestaande overtuigingen.

Assimilatiebias

 

Verhindert helder te denken en effectief problemen op te lossen. Door met een schemagekleurde bril naar de wereld te kijken, wordt binnenkomende informatie fout geïnterpreteerd.

Beschikbaarheidsheuristiek

 

Proces waarbij er snelle conclusies getrokken worden op basis van de beschikbaarheid van een herinnering in ons geheugen.

Beschikbaarheidsbias

 

Als het gebruik van de beschikbaarheidsheuristiek tot systematische fouten in het maken van beslissingen leidt. De belangrijkste onderliggende factor hierbij is de neiging om relevante informatie te negeren.

Fundamentele attributiefout

 

Het onderschatten van externe factoren en het overschatten van interne factoren. We zien het gedrag van anderen als het resultaat van hun persoonlijkheid en negeren het belang van omgevingsfactoren.

Cognitieve biases

 

Systematische fouten die het gevolg zijn van beperkingen van onze capaciteit om informatie te verwerken.

Motivationele biases

 

Systematische fouten die het gevolg zijn van de moeite die we doen om aan onze persoonlijke behoeften te voldoen.

Selffulfilling prophecy

 

Attitudes en overtuigingen die we over andere mensen hebben, kunnen bewust of onbewust gedrag produceren dat we verwachten. Verwachtingen kunnen er dus voor zorgen dat iemand de van hem verwachte attributies vertoont.

Correlatie

 

Statement over de relatie of samenhang tussen twee variabelen.

Post hoc error/parataxic reasoning

 

Redenering dat gebeurtenis B veroorzaakt is door gebeurtenis A, omdat gebeurtenis B op gebeurtenis A volgt.

Unidirectionele causale relatie

Gebeurtenis A veroorzaakt gebeurtenis B.

Bidirectionele causale relatie

 

Gebeurtenis A veroorzaakt gebeurtenis B en gebeurtenis B veroorzaakt gebeurtenis A.

Naturalistic fallacy

 

Onze beschrijving van wat iets is vergelijken met wat het zou moeten zijn.

Perseverance effect

 

Als onze overtuigingen aangevallen worden, voelen wij ons ook aangevallen. Onze overtuigingen proberen we dan ook te beschermen door er juist in te gaan geloven.

 

Hoofdstuk 3

 

Sensatie

 

Proces waarbij receptorcellen gestimuleerd worden en hun informatie doorgeven wordt aan hogere hersengebieden. Het zorgt dat externe energie in interne neurofysiologische processen wordt omgezet, wat zorgt voor psychologische ervaring.

Absolute drempelwaarde

 

Minimale hoeveelheid fysieke energie die een individu nodig heeft om een stimulus op te merken. Het verschil in drempelwaarde is het laagste niveau van stimulatie dat nodig is om de voorgekomen verandering in stimulatie op te merken.

Sensorische adaptatie

 

De neiging van het sensorische systeem om minder te reageren op niet-veranderende stimuli, gewenning treedt op.

Perceptie

 

Proces waarbij verschillende sensaties in betekenisvolle patronen worden georganiseerd. De associatiegebieden in de cortex worden geactiveerd, zodat bestaande kennis met nieuwe sensaties geïntegreerd kan worden.

Perceptuele set

 

Perceptuele verwachtingen. Zorgen voor een toename in snelheid en efficiëntie van het perceptuele proces. Bepaalde interpretaties komen zo vaker voor.

Diepteperceptie

 

De organisatie van sensaties in drie dimensies, ondanks dat de afbeelding van de retina in het oog tweedimensionaal is.

Müller-Lyer illusie

Lijn links lijkt korter dan lijn rechts.

Ponzo illusie

Bovenste lijn lijkt groter dan onderste lijn.

Horizontale-verticale illusie

Verticale lijn lijkt groter dan horizontale lijn.

Carpentered world hypothese

 

Mensen die in een omgeving met timmerlieden zijn opgegroeid hebben de neiging om niet-rechthoekige figuren te interpreteren als representaties van rechthoekige figuren, maar dan in perspectief gezien.

Kleur

 

Heeft drie universele psychologische dimensies: tint (welke kleur), helderheid (intensiteit van de kleur) en verzadiging (zuiverheid van de kleur).

Esthetische ervaring

Perceptie van mooiheid.

Bewustzijn

 

Het subjectieve bewustzijn van de eigen sensaties, percepties en andere mentale gebeurtenissen.

Gedragsomgeving

 

De mentale representatie van tijd, ruimte en de interpersoonlijke wereld, gevormd door specifieke culturele overtuigingen en praktijken.

Slaap

 

Niet-wakende staat van het bewustzijn die gekenmerkt wordt door afwezigheid van reacties op de omgeving en algemene fysieke immobiliteit. De reactiviteit op externe factoren is verminderd, maar niet afwezig.

Dromen

Verhaalachtige afbeeldingen die tijdens de slaap voorkomen.

Enkelfasige cultuur

 

Hecht meer waarde aan cognitieve ervaringen die tijdens de waakfases plaatsvinden. De rol van dromen wordt niet bij het proces van sociale percepties en cognities betrokken. Dromen worden gezien als indirecte indicaties van zorgen, verlangens en angsten. Wordt geassocieerd met het materialistisch standpunt op psychologische ervaringen.

Meerfasige cultuur

 

Hecht meer waarde aan dromen en behandelt ze ook als een deel van de realiteit. Wordt geassocieerd met het traditionele spirituele standpunt en kan in huidige culturele groepen worden teruggevonden.

Veranderde staten van bewustzijn (ASC)

Fenomenen die verschillend zijn van het normale bewustzijn. Het zijn verborgen perceptuele en sensorische ervaringen, zoals meditatie, hypnose of bezitting. Wordt vaak als een abnormaal fenomeen gezien, gelinkt aan mentale stoornissen.

Trance

 

Slaapachtige staat, gekenmerkt door verminderde sensitiviteit voor stimuli, verlies van kennis en automatische motorische activiteit. Ontstaat als gevolg van muziek, gezang of suggestie van een andere persoon.

Visionaire trance

Als iemand hallucinaties ervaart.

Bezitting trance

 

Als iemand meldt dat zijn lichaam is ingenomen door een geest. Gaat vaak gepaard met angst.

Meditatie

 

Een stille en relaxte staat van rust waarbij een individu gedachten, percepties en attitudes met elkaar integreert.

 

Hoofdstuk 4

 

Intelligentie

 

Heeft verschillende definities:

  1. Verzameling mentale vaardigheden.

  2. Capaciteit om kennis te vergaren en te gebruiken.

  3. Probleemoplossende vaardigheden en kennis over de wereld.

  4. Vaardigheden om te begrijpen, aan te passen, te leren, te beredeneren en obstakels te overwinnen.

Cognitie

 

Proces waarbij een individu kennis vergaart en toepast. Bestaat uit processen als herkennen, categoriseren, denken en onthouden.

Psychometrische benadering van intelligentie

 

Aanname dat onze intelligentie een numerieke waarde kan krijgen, zoals een IQ-score.

Cognitieve stijl

 

Manier waarop individuen hun wereld organiseren en begrijpen.

Veldafhankelijk individu

 

Dit individu heeft bij het leren meer aandacht voor de externe omgeving en instructies.

Veldonafhankelijk individu

 

Dit individu is bij het leren, oplossen van problemen en het nemen van beslissingen meer in zichzelf gekeerd.

Formele beredenering

 

Een cognitief basisproces, gebaseerd op het abstract analyseren van premissen en het afleiden van conclusies. Het is gevoelig voor systematisch onderwijs.

Empirische beredenering

 

Beredenering afgeleid van ervaringen uit het dagelijks leven.

Creativiteit

 

Originaliteit en de vaardigheid om waardevolle uitkomsten te produceren, zoals het creëren van iets nieuws en bruikbaars.

Low-effort syndroom

 

Het lage niveau van motivatie tegenover het intelligentieniveau van een individu, gebaseerd op de overtuiging dat toetsen gebiased zijn en dat de toetsresultaten onbelangrijk zijn voor succes in het leven.

Immigrantenminderheid

 

Individuen die vrijwillig naar een land gekomen zijn, op zoek naar betere condities en omstandigheden.

Kasteminderheid

 

Individuen die vaak onder dwang of door slavernij naar een land gekomen zijn.

 

Hoofdstuk 5

 

Emotie/affect

 

Evaluatieve reactie die bestaat uit een combinatie van fysiologische opwinding, subjectieve ervaring (positief, negatief of tegenstrijdig) en een bepaalde uitdrukking van gedrag.

Emotieherkenning

Proces van het identificeren, beschrijven en verklaren van emotionele uitdrukkingen.

Voorafgaande gebeurtenissen

Omgevingsfactoren en individuele reacties die een sterke invloed hebben op het ervaren van een bepaalde emotie.

Evaluatie van emoties

Beoordeling van emoties volgens bepaalde criteria of principes.

Gevoelsregels

Bepaalde culturele regels over hoe iemand zich in een bepaalde situatie hoort te voelen.

Stress

Perceptie van een uitdaging aan de capaciteit van een individu om zowel aan interne als externe eisen te voldoen.

Display rules

Regels van emotionele expressie die tijdens het socialisatieproces worden bijgebracht.

Boosheid

Een interpersoonlijke emotie van misnoegen, uitgelokt door expliciete of impliciete bedreigingen, overtredingen of beledigingen.

 

Hoofdstuk 6

 

Motivatie

Een (interne) conditie die het doelgerichte gedrag van een individu activeert en in stand houdt.

Drive

Read more
Samenvatting Is Multiculturalism Bad for Women? (Okin)

Samenvatting Is Multiculturalism Bad for Women? (Okin)

Deze Samenvatting bij "Is Multiculturalism Bad for Women?" (Okin) is geschreven in 2014


1. Introductie: Feminisme, Multiculturalisme en Gelijkheid

De afgelopen twee eeuwen heeft Amerika op sociaal en politiek vlak te maken gekregen met bewegingen die geïnspireerd waren door ideeën van menselijke gelijkheid. Slaven mogen niet meer als eigendom gehouden worden en bijvoorbeeld steeds meer ruimte voor homoseksuelen en lesbiennes. Ook is de moderne vrouwenbeweging opgekomen. Tal van praktijken werden veroordeeld als geweld tegen vrouwen en steeds vaker pleitte men voor het feit dat vrouwen eveneens mensen waren en geen ondergeschikte kaste.

Multiculturalisme moedigt culturele diversiteit binnen een maatschappij aan en verondersteld dat iedereen binnen een maatschappij recht heeft op gelijke zorg en gelijk respect. Kortom, mensen mogen niet opzij worden geschoven als een ondergeschikte kaste. Er zijn echter culturen waarbij men in theorie niet vindt dat iedereen recht heeft op gelijke zorg, respect en behandeling.

De vraag die Susan Okin (politicoloog) stelt in dit essay hangt samen met het idee van sommige aanhangers van multiculturalisme die culturele minderheden willen voorzien van speciale groepsrechten. De vraag die zij stelt is: ‘Hoe kunnen we aan culturele minderheden speciale rechten toeschrijven wanneer deze groepen vrouwen als ondergeschikt behandelen?’. Het centrale argument van Susan Okin is dat er een aanzienlijke spanning is tussen het feminisme en het multiculturalisme als het gaat om rechten van minderheidsgroepen. Okin stelt dat wanneer de dominante ideeën en praktijken binnen een groep zo in strijd zijn met het idee dat mannen en vrouwen gelijk zijn, er meer aandacht moet komen voor de rechten van vrouwen binnen de groep. Verschillende wetenschappers hebben kritiek op Okin's visie. In de uiteenzetting van alle kritieken komt goed de centrale kwestie in het debat over multiculturalisme naar voren: ‘Hoe moeten we streven naar gelijkheid in de wereld, als we te maken hebben met meerdere menselijke verschillen, verschillende hiërarchieën van macht en te maken hebben met verschillende leefomstandigheden?’.

2. Is Multiculturalisme slecht voor vrouwen?

De afgelopen eeuwen werd er van migranten verwacht dat ze zich aanpasten aan de cultuur waarin ze terecht kwamen, ofwel dat ze zich assimileerden. Vandaag de dag zijn er in verschillende Westerse landen nieuwe ideeën ontstaan over dat er culturele verschillen mogen bestaan binnen een land. Sommige landen hebben hun eigen invulling van het multiculturalisme, bijvoorbeeld dat kerk en staat strikt gescheiden moeten blijven. Maar binnen alle landen heerst dezelfde vraag: Hoe om te gaan met gender (on)gelijkheid binnen verschillende culturen?

Gedurende de jaren ’80 stond de Franse regering het toe dat mannelijke immigranten meerdere vrouwen meenamen naar Frankrijk met als gevolg dat er teveel mensen in appartementen woonden. Vrouwen hadden nauwelijks tot geen eigen plek in het appartement en er ontstond veel onderlinge wrok, en zelfs huiselijk geweld tussen de vrouwen en vaak ook ten opzichte van kinderen. Later besloot de Franse regering dat immigranten mannen nog maar één vrouw mochten hebben. Dit voorbeeld laat een groeiende spanning zien tussen feminisme en multiculturalisme.

Okin is van mening dat we in(het westen) te makkelijk denken dat feminisme en multiculturalisme beide goede dingen zijn en daardoor ook goed samen zouden gaan.

Okin legt in het begin van part I uit wat zei bedoelt met feminisme en multiculturalisme.
Feminisme:
De overtuiging dat vrouwen niet mogen worden benadeeld op basis van hun geslacht, zij moeten worden erkend als de menselijke waardigheid die gelijk is aan die van mannen. Daarbij moeten vrouwen de kans hebben om het vrij gekozen leven te kunnen leven zoals dat van mannen.
Multiculturalisme:
Wat Okin zorgen baart is het kader van liberale democratieën, binnen liberale democratieën wordt het leven van minderheidsculturen niet voldoende beschermd en daarmee de individuele rechten van hun leden. Vb. polygamie in de jaren ’80 in Frankrijk.

Aannemend dat elke cultuur zijn eigen ideologie kent ten aanzien van gender en dat mannen overwegend vrouwen controleren toont vaak dat er een duidelijk machtsverschil is tussen mannen en vrouwen. Onder dergelijke omstandigheden zijn groepsrechten potentieel en in veel gevallen eigenlijk antifeministisch, volgens Okin. Voorstanders voor groepsrechten behandelen minderheidsgroepen als één groep, terwijl Okin stelt dat minderheidsgroepen heterogeen zijn.

Voorstanders van groepsrechten schenken geen aandacht aan de private sfeer binnen de minderheidsgroep.

Okin veronderstelt dat voorstanders, binnen liberale staten, voor groepsrechten geen rekening houden met het bovenstaande kritiekpunt. Okin veronderstelt dat wanneer je ook aandacht besteed aan verschillen binnen een minderheidsgroep en aan de private sfeer binnen een minderheidsgroep, er twee belangrijke connecties tussen cultuur en gender gemaakt kunnen worden, die haar kritiek op het toekennen van rechten voor minderheidsgroepen onderstrepen.

  1. Een religieuze of culturele groep kent vaak haar ‘persoonlijke wetten’, bijvoorbeeld ten aanzien van trouwen, scheiden of besnijdenis. De verdeling van culturele praktijken heeft volgens Okin veel meer invloed op het leven van vrouwen en meisjes binnen een groep dan op de levens van mannen en jongens.

  2. Vaak controleren mannen vrouwen, waardoor het voor vrouwen heel lastig is om voor een eigen, en vrij, leven te kiezen. Dit is vaak een basisprincipe van veel culturen. Binnen deze controle hangen cultuur en tradities nauw samen. Vrouwen kunnen lastig kiezen voor een leven zonder man, zonder kinderen, voor een leven waarin ze lesbienne zijn.

Het eerste kritiekpunt gaat meer over rituelen en regels (bijvoorbeeld vrouwenbesnijdenis en bijvoorbeeld het dragen van een hoofddoek). Het tweede kritiekpunt gaat meer over het algemene basisprincipe dat een man ‘boven’ een vrouw staat, in plaats van over praktische regelingen binnen een cultuur.

In de praktijk vindt er in Westerse culturen op bepaalde manieren ook nog sekse discriminatie plaats. Dit geldt bijvoorbeeld voor de manier waarop vrouwen zich vrouwelijk (moeten) kleden, schoonheidsidealen, vrouwenberoepen/ mannenberoepen, en ook zijn vrouwen in Westerse culturen vaak slachtoffer van (seksueel) geweld. Maar vrouwen in meer liberale culturen hebben tegelijkertijd meer dezelfde rechten en vrijheden als mannen.

De meeste culturen zijn meer patriarchaal dan westerse culturen. Het is dus niet raar dat het handhaven van controle over vrouwen in de literatuur naar voren komt, hoewel het weinig expliciet genoemd wordt volgens Okin. In een paper van Poulter over de legale rechten en op cultuur gebaseerde claims van verschillende immigranten groepen in Groot-Brittannië, komt een voorbeeld van de ‘clash of cultures’ naar voren. Sommige zijn niet gender gerelateerd, maar het merendeel van de voorbeelden wel, bijvoorbeeld: uithuwelijking, scheidingsprocedures, polygamie en besnijdenis. De voorbeelden zijn allemaal claims die voort vloeien uit claims voor individuele rechten voor vrouwen en/of meisjes. Veelal komt het argument voor dat vrouwen geen mensen van gelijke waarde zijn, maar een ondergeschikte groep waarvan de functie is mensen in het eigen land, onder andere op seksueel gebied, te dienen. Vier voorbeelden waarin dit argument naar voren komt worden hieronder benoemd:

  1. Vrouwen/meisjes die gekidnapt en verkracht worden door Hmong mannen, onder het mom van de zogenaamde zij poj niam cultuur.

  2. Vrouwen die vermoord worden door immigranten uit Azië en het Midden-Oosten omdat ze mannen op een slaafse manier behandelen.

  3. Kinderen die worden vermoord door hun eigen moeder en waarbij het moeder niet lukt om zelfmoord te plegen, omdat ze zich schamen voor wat hun man heeft gedaan.

  4. Besnijdenis.

De vier voorbeelden laten zien dat de daders niet altijd mannen zijn (voorbeeld vier) en laten zien dat de slachtoffers niet alleen vrouwen zijn maar ook kinderen kunnen zijn (voorbeeld één, drie en voorbeeld vier).

Okin sluit af met de vraag: ‘Waarom vrouwen uit minderheidsgroepen minder beschermd hoeven worden voor geweld van mannen dan andere vrouwen dat worden?’. Misschien moet de voornaamste zorg wel worden dat vrouwen en kinderen binnen de wet op dezelfde manier worden benaderd beargumenteerd zij.

Will Kymlicka’s argument voor groepsrechten is gebaseerd op de rechten van individuen en het fundamentele belang van zelfrespect. Kymlicka argumenteert dat tot een groep behoren met een veilige structuur en cultuur, met een eigen historie en taal essentieel is voor het zelfrespect van individuen en het creëren van een context waarin ze kunnen ontdekken hoe ze willen leven. Culturele minderheden hebben volgens Kymlicka speciale rechten nodig omdat hun cultuur anders bedreigd wordt met uitsterven en dat ondermijnt het zelfrespect en de vrijheid van groepsleden. Kortom, Kymlicka argumenteert dat special rechten voor een minderheidsgroep de ongelijkheden tussen de minderheidsgroep en de meerderheid doet afnemen. Okin brengt hier tegen in dat Kymlicka geen rekening houdt met de private sfeer en met de vrijheden van vrouwen die in veel culturen worden gecontroleerd. Degene die groepsrechten verdedigen op liberale gronden moeten de cultureel versterkte discriminatie binnen de privé sfeer aanpakken. De ontwikkeling van zelfrespect en eigen waarde vraagt meer dan tot een culturele groep behoren. Minstens zo belangrijk is volgens Okin de positie die je inneemt binnen een culturele groep en niet onbelangrijk daarbij is of je binnen de culturele groep sociale rollen opgelegd krijgt. Kortom, volgens Okin moet er goed worden gekeken naar de ongelijkheden binnen groepen, voordat je een groep speciale rechten vanuit liberale overtuiging gaat toekennen.

3. Reactie van Katha Pollitt

Pollitt stelt dat multiculturalisme respect voor alle culturen en tradities eist, terwijl feminisme alle culturen en tradities uitdaagt. De ethische claims van feministen zijn in strijd met cultureel relativisme, groepsrechten en multiculturalisme.

Pollitt stelt de vraag: ‘Wat is cultuur en hoe weet je dat?’. In de Verenigde Staten vermoord een Chinese man zijn vrouw omdat ze ontrouw is geweest. Voor de rechter verklaard de Chinese man dat mannen in China hun vrouwen vermoorden als ze ontrouw zijn. De rechter heeft echter een ander verhaal en dat is dat de Chinese man een naïef product is van een stijve cultuur en dat hij niet in staat is zich aan te passen in de Verenigde Staten. Het argument van de Chinese man kunnen niet alle immigranten maken. Pollitt stelt dat een Chinese man die zijn vrouw in de VS vermoord heeft dit ook in de Chinese cultuur niet mag doen. Culturen zijn geen vaststaande homogene entiteiten, maar vormen een dynamische samenleving waarin constant verandering plaatsvindt en verschillende belangen met elkaar botsen.

De culturele rechtenbeweging gericht op mannen en vrouwen gaat in feite over hen zelf, stelt Pollitt. Het heeft betrekking op het feit dat nationalisme de neiging heeft om de natie te identificeren met lichamen van vrouwen. Vrouwen zijn degene die de baby’s van het vaderland voortbrengen, de mannen aan het front steunen enz. Wat volgens Pollitt vaak wordt vergeten in meerderheidsculturen is het belang van gender en familie. Er is weinig aandacht voor vrouwen en kinderen. Het feminisme zet zichzelf tegenover multiculturalisme. Deze twee staan dus vaak tegen over elkaar. Vrouwen worden ook door de dominante cultuur gezien als de hoeksteen van het gezin en als het lichaam dat kinderen krijgt. Ook binnen het nationalisme worden vrouwenlichamen gebruikt om de natie te definiëren. De vrouw wordt gezien als een object die niet zelf dingen kan denken en communiceren. Er worden haar zowel door de mannen in haar cultuur, als door de feministen woorden in de mond gelegd.

Pollitt vraag zich af om wie 'zijn' cultuur het gaat, met nadruk op 'zijn'. De cultuur wordt als van de man gezien. Dit wordt ook door de feministen gedaan volgens Pollitt. Vrouwen uit de culturen waar het debat over gaat worden niet aan het woord gelaten. Het debat vindt plaats tussen mannen die de culturele praktijken vaak nadelig voor vrouwen willen laten, of 'er zelf niets aan kunnen doen dat ze zo zijn, ze zijn immers maar een product van hun cultuur' (aldus sommige mannen uit deze cultuur. Dit toont ook hoe de Westerse cultuur met sommige van deze mannen omgaat, zoals te zien is bij het voorbeeld van hoe de rechter met de Chinese man omgaat). Het debat vindt dus plaats tussen deze mannen en de feministen, die de vrouwen willen bevrijden. Ook zij zien de vrouwen slechts als objecten die zelf niets te zeggen hebben. Het voorbeeld over een vriendin van Pollitt illustreert dit. Ze wilde de Moslimvrouwen in Frankrijk zichzelf laten zijn, zonder naar deze vrouwen te luisteren. Pas toen ze naar deze vrouwen luisterde, gaf ze hen een stem. Belangrijk is dat niet alle vrouwen en mensen binnen een cultuur hetzelfde zijn, ze verschillende dingen willen en dat dit culturen dynamisch en steeds veranderlijk maakt.

4. Reactie van Will Kymlicka

Kymlicka is het met Okin eens dat een liberale en gelijkwaardige benadering ten opzichte van multiculturalisme voorzichtig om moet gaan met interne ongelijkheden bij groepen, en specifiek gender ongelijkheid, als de legitimiteit van groepsrechten wordt bepaald. Groepsrechten, zoals Kymlicka beargumenteerd, zijn mogelijk als ze kunnen bijdragen aan rechtvaardigheid tussen etnisch culturele groepen, maar zouden niet moeten bestaan als ze gender ongelijkheid binnen een groep bevorderen.

Kymlicka maakt gebruik van een onderscheiding tussen groepsrechten:

1. Interne restricties: Doel van groepsrechten is om de mogelijkheden van bepaalde individuen in een groep te verminderen. Dit zou volgens haar niet moeten worden geaccepteerd door liberale samenlevingen.
 

2. Externe bescherming: Doel van groepsrechten is het beschermen van de rechtvaardigheid tussen etnisch culturele groeperingen door ervoor te zorgen dat leden van minderheidsgroeperingen dezelfde capaciteiten kennen om hun interesses toonbaar te maken aan de meerderheid.
Na kritiek van Okin op bovenstaande tweedeling stelt Kymlicka dat ze voorzichtig moet zijn met het behandelen van interne restricties waarmee de beperkingen van vrijheid van vrouwen binnen etnisch culturele groepen worden geïdentificeerd.

In tegenstelling tot Okin beargumenteerd Kymlicka dat het erg belangrijk is om feminisme en multiculturalisme niet volledig af te stoten. Er moet zorgvuldig aandacht worden besteed aan de structuren van sociale instituties, en het soort beelden en verwachtingen waar mensen aan worden blootgesteld in scholen en media omdat deze vaak erg ‘gedendered’ zijn. De man vormt vaak de norm hierbij. Vergelijkbaar hierbij, beargumenteren multiculturalisten vaak dat gelijkheid en rechtvaardigheid niet bereikt kan worden tussen etnisch culturele groeperingen door simpelweg etnisch culturele minderheden dezelfde formele individuele rechten toe te kennen die de meerderheid van de bevolking kent. Hiervoor moet ook de structuur van instituties bestudeerd worden en de inhoud van scholing en media, omdat deze allen plaats vinden binnen de normen van de minderheidscultuur. Er moet beter geluisterd worden naar de daadwerkelijke behoeften van vrouwen en etnisch culturele minderheden. Dit wordt vaak vergeten als theorieën geschreven worden. Liberalisme heeft volgens Kymlicka een blinde vlek voor ongelijkheid die de vrijheid en het zelfrespect van vrouwen schaden.
Tot slot beargumenteerd Kymlicka dat zowel feminisme als multiculturalisme dezelfde oplossingen onderzoeken. Deze twee bewegingen kunnen dan ook wel als ‘vrienden’ van elkaar gezien worden die samen dezelfde strijd voeren om rechtvaardigheid te bereiken. Het is in ieder geval fout om, zowel in theorie als in praktijk, te denken dat de strijd tegen gender ongelijkheid binnen etnisch culturele groepen vraagt om de afwijzing of ontzegging van de mate van ongelijkheid tussen groepen. Uiteindelijk, zegt Kymlicka, hebben we allen dezelfde interesses in de strijd tegen deze liberale kwesties.

5. Reactie van Bonnie Honig

 

Honig is het eens met Okin als het gaat om het feit dat zij bang is dat door multiculturalistische gevoeligheden de verworven rechten voor vrouwen worden afgezwakt. Honig is het ook eens met Okin als het gaat om het feit dat vrouwen van meer patriarchale culturen dan de Verenigde staten niet minder beschermd moeten worden dan vrouwen uit de Verenigde Staten. Echter roept deze mening van Okin wel diepere vragen op volgens Honig, bijvoorbeeld: Wat is sekse ongelijkheid precies? En wat is geweld door mannen? En wat is cultuur precies? En wat heeft het uitsterven van cultuur precies te maken met het feminisme?

 

‘Cultuur’ wordt gebruikt als excuus om geweld toe te passen en mensenrechten te schenden. Mannen en staten die zeggen iets te doen omdat de cultuur ze daar toe aanzet, eigenen zich bepaalde privileges toe.

 

Honig is van mening dat de culturen die Okin noemt minder eenduidig patriarchaal zijn dan zij doet vermoeden. En de culturele praktijken die ze beschrijft zijn dubbelzinniger en ingewikkelder dan zij doet voorkomen. Honig brengt vijf punten van aandacht naar voren:

 

  1. Contra Okin, het Jodendom, de Islam en het Christendom controleren niet alleen vrouwen, maar in zekere zin worden mannen ook gecontroleerd. Waar weinig ruimte voor vrouwen is om onafhankelijk van mannen te leven, is ook weinig ruimte voor mannen om onafhankelijk van vrouwen te leven.

  2. Okin ziet het Jodendom als een godsdienst waarbij banden worden doorgegeven via het vaderschap, hierbij wordt voorbij gegaan aan het feit dat het Jodendom alleen kan worden doorgegeven via moederschap.

  3. Athena, Romulus en Remo zijn voorbeelden van een geboorte bij de Oude Grieken waarbij de geboorte zonder moederschap plaats vond. Maar bij het voorbeeld van de maagdelijke geboorte van Jezus wordt de rol van de vader evenmin in twijfel getrokken.

  4. Veiling van vrouwen ziet Okin als een gedwongen onderdanigheid. Dit terwijl Moslimse feministen de veiling van vrouwen zien als een praktijk waarbij je een hogere

  5. Read more