Het brein bestaat uit twee hemisferen met de cerebrale cortex als buitenste laag. Deze bestaat uit vier delen: temporaal kwab, frontaal kwab, parietaal kwab en occipitaal kwab. De corpus callosum verbindt beide hemisferen.Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en het perifeer zenuwstelsel, bestaand uit het somatische (parasympatisch en sympathisch) en autonome zenuwstelsel.Het dualisme houdt in dat lichaam en geest gescheiden zijn. Bij het monisme zijn deze één geheel. Het materialisme zegt dat het gedrag alleen door het centrale zenuwstelsel te verklaren is en niet door de geest....


Access options

The full content is only visible for JoHo WorldSupporter members with full online access.

  • For information about international JoHo WorldSupporter memberships, read more here.
  • Are you already a member?
    • During the account creation you can select 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access'.
    • Became a member after you've created the account, or you upgraded your membership, then you can change the settings of your account on your WorldSupporter user page
  • or fill out the contact form

 

For Dutch visitors

Toegang tot pagina of document:

Word JoHo donateur voor online toegang

Je bent al donateur, maar je hebt geen toegang?

  • Log in, of maak een account aan als je dat nog niet eerder hebt gedaan op worldsupporter.org.
  • Bij het aanmaken van je account kan je direct aangeven dat je JoHo WorldSupporter donateur bent (met danwel zonder 'full online access', of je past dit later aan op de user page van je account
  • Kom je er niet uit, neem dan even contact op! Of check de veel gestelde vragen

Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

  • Lees de antwoorden op de meest gestelde vragen.
  • Of laat je helpen door één van de JoHo medewerkers door het online contactformulier in te vullen

-----------------------------------------------


JoHo WorldSupporter donateur worden

JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar

  • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
  • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
  • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
  • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting

JoHo membership met extra services (abonnee services) = €10 per kalenderjaar

€10 per kalenderjaar: Online toegang Only

  • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
  • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
  • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
  • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
  • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

Steun JoHo en steun jezelf door JoHo WorldSupporter donateur te worden

Direct Donateur Worden

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Waarom een account aanmaken?

  • Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
  • Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
    • pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
    • feedback achterlaten
    • deelnemen aan discussies
    • zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Psychology Supporter
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount] 1
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Fundamentals of Human Neuropsychology - Kolb, Wishaw - Boeksamenvatting (6e druk)

Fundamentals of Human Neuropsychology - Kolb, Wishaw - Boeksamenvatting (6e druk)


Hoofdstuk 1. De ontwikkeling van de neuropsychologie

Traumatische hersenschade (traumatic brain injury; TBI) is een beschadiging aan de hersenen als gevolg van een klap op het hoofd waardoor er soms  nauwelijks, niet of met zeer veel moeite geleefd kan worden.

De neuropsychologie bestudeert de relatie tussen het brein en gedrag door middel van de biologische achtergrond. In de neuropsychologie zijn er twee hypotheses: 1) de breinhypothese en 2) de neuronhypothese. De breinhypothese houdt in dat het brein de bron is van gedrag. De neuronhypothese houdt in dat het neuron de bouwsteen van het brein is.

De breinhypothese

Het brein bestaat uit twee helften, de hemisferen, die bijna symmetrisch zijn.

Hersenvocht (cerebrospinal fluid;CSF) is een zoute vloeistof in het brein die schokken opvangt en mogelijk metabolisch afval afbreekt en/of weghaalt uit de hersenen. De cerebrale cortex is de gevouwen buitenste laag van de hersenen. Deze bevat gyri (enkelvoud: gyrus; windingen), sulci (enkelvoud: sulcus; groeven) en fissuren (enkelvoud: fissuur; diepe groeven). De longitudinale fissuur verdeelt de twee hemisferen. De laterale fissuur verdeelt de hemisferen in tweeën.

De cerebrale cortex bestaat uit 4 delen; temporaalkwab (zijkant),frontaalkwab (voorkant), parietaalkwab(bovenkant) en occipitaalkwab (achterkant). Beide hemisferen worden door het corpus callosum, ook wel hersenbalk, met elkaar verbonden. De cortex is ontstaan uit de voorhersenen, de midden- en achterhersenen vormen de hersenstam. De hersenstam is verbonden met het ruggenmerg (spinal cord)

Het zenuwstelsel

Het zenuwstelsel is op te delen in twee andere stelsels: het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het perifere zenuwstelsel stuurt informatie tussen het centraal zenuwstelsel en het lichaam en is op te splitsen in het somatische en het autonome zenuwstelsel. Het somatische zenuwstelsel bestaat dan weer uit het parasympatische zenuwstel en het sympathische zenuwstelsel. Het autonomic nervous system (ANS; autonome zenuwstelsel) controleert en beheert de onbewuste onderdelen zoals het knipperen van de ogen, hartslag en ademhaling. Het somatic nervous system (SNS; somatische zenuwstelsel) controleert de interacties met de buitenwereld.

Een stukje geschiedenis

Om te verklaren hoe hersenen en lichaam samenwerken heeft Descartes het dualisme geformuleerd. Dit houdt in dat gedrag bepaald wordt door twee onderdelen: de geest en het lichaam. Alleen het probleem hierbij is, is dat een non-materiële geest bewegingen produceert bij een materieel lichaam. De epifyse (pineal gland/pijnappelklier) zou de spierbewegingen in het lichaam aansturen.

De monisten ontsnappen aan dit probleem en zeggen dat de geest en het lichaam één geheel zijn. Darwin denkt ook anders dan Descartes. Hij heeft het materialisme geformuleerd; wat inhoudt dat het gedrag volledig door het centrale zenuwstelsel is te verklaren en dus niet de geest. Een begrip dat bij Darwin hoort is gemeenschappelijke voorouder (common descent): het erven van genen en aanpassen hoe jij en/of je nakomelingen die nodig hebben.

Onderzoek naar hersenfunctie

In de 18e eeuw werd de karakteristiek van een individu bepaald door de vorm van de schedel: frenologie. Deze is gebaseerd op het idee van functielocalisatie: elk deel van de hersenen stuurt een eigen soort gedrag aan. Knobbels op specifieke plekken op de schedel zorgen voor meer, en deuken voor minder, expressie van een bepaald soort gedrag. Een voorbeeld hiervan is de hersenknobbel. Even later kwamen de ‘wetenschappers’ met cranioscopie. Hierbij werd de omvang van het hoofd opgemeten om zo bijvoorbeeld de intelligentie te bepalen. Dit is geen goede methode aangezien de oppervlakte van het hoofd niet gelijk staat aan de intelligentie, toch is het inzicht van functieverdeling in de hersenen de basis voor het in kaart brengen van de hersenen.

Speciale hersengebieden – het taalgebied

Broca’s gebied is een speciaal taalgebied op de grens van de linker temporaal kwab met de linker frontaal kwab. Wanneer dit gebied beschadigd is heet dat Broca’s afasie en kunnen patiënten wel de taal begrijpen, maar niet meer praten of articuleren. Hierbij kunnen zelfs de arm en/of het been verlamd raken. Wernicke’s gebied is ook een speciaal taalgebied wat op dezelfde lijn met het linkeroor en op de eerste temporale gyrus zit. Wanneer een patiënt Wernicke’s afasie heeft, kan deze niet meer vloeiend praten, maar is juist verward en betekent zijn spraak niks. Ook kunnen ze niks verstaan of herhalen. Hierbij zijn geen verlammingsverschijnselen. Wernicke’s en Broca’s gebieden zijn gelateraliseerd: hersenfuncties gelokaliseerd en dominant aan één zijde van de hersenen. Conduction (geleidings-) afasie is dat spraakgeluiden en/of bewegingen en ook het begrip voldoende zijn, alleen de manier waarop het is gezegd klopt niet. De arcuate fasciculus is de weg van Wernicke’s naar Broca’s gebied.

Definities die betrekking hebben op de taal/motorgebieden zijn alexie en apraxie. Bij alexie is er een onmogelijkheid tot lezen. Er is dan een disconnectie tussen visuele gebieden en het gebied van Wernicke. Bij apraxie zijn complexe bewegingen niet uit te voeren. Er is dan sprake van een disconnectie tussen sensorische en motorische paden.

Het idee van hiërarchische organisatie in de hersenen maakt duidelijk dat ingewikkelde hersenprocessen plaats vinden op basis van basale processen. Verdeelde hiërarchie benoemt daarnaast de verspreiding van de neuronale netwerken, waarbij verschillende netwerken verschillende soorten gedrag bepalen.

Geheugen is net als gedrag verdeeld over bepaalde hersengebieden. Het is bijzonder dat één herinnering kan worden opgehaald wanneer deze vanuit verschillende gebieden moet worden samengesteld: het verbindingsprobleem.

Visuele vorm agnosie zorgt dat de vorm van objecten niet kan worden gezien en dat vorm niet kan worden gebruikt om voorwerpen te herkennen, Dit komt door schade aan de ventrale stroom (verbinding tussen de occipitaal- en temporaalkwab). Wanneer iemand vormen wel kan benoemen maar er niet naar kan handelen (als vastpakken, optillen) wordt dit optische ataxie genoemd. Dit komt door schade aan de dorsale stroom (verbinding tussen occipitaal- en pariëtaalkwab).

De neuronhypothese

De neuronhypothese kent 3 delen. 1) Neuronen zijn losse autonome cellen die met elkaar samenwerken. 2) Neuronen geven informatie door met behulp van elektriciteit, de signalen die ze doorgeven zijn chemisch. 3) De communicatie tussen neuronen is op basis van deze chemische stoffen. Glia cellen ondersteunen de neuronen, houden ze bij elkaar en ruimen het afval van de neuronen op. Neuronen bestaan uit een cellichaam, een axon (output), en meerdere dendrieten (input). Door verschillende soorten verf toe te voegen zijn de verschillende onderdelen aan te kleuren. Door verschillende delen van de cortex elektrisch te prikkelen is het mogelijk delen van het lichaam te stimuleren. Topografische organisatie  van onder andere beweging is zo te onderzoeken.

Een synaps is de aansluiting tussen twee neuronen, het aantal synapsen, hun locatie, en de aard van de aansluiting verandert over tijd. Dit maakt het brein plastisch en zo wordt de identiteit van een persoon continu ontwikkeld.

Andere onderzoeksvelden en hun effect op neuropsychologie

Vanuit de neurochirurgie, psychometrie, statistiek en beeldvorming van het functionerende brein samen is de noodzaak van de richting neuropsychologie ontstaan,

Vanaf de prehistorie worden neurochirurgische ingrepen uitgevoerd. Trepanatie, het boren van een gat in de schedel als geneeswijze, is een van de eerste methoden. Tegenwoordig worden lokale beschadigingen in de hersenen geopereerd, wat leidt tot meer kennis over de relatie tussen hersenen en gedrag.

De ontwikkeling van de IQ-test (mentale leeftijd gedeeld door chronologische leeftijd maal 100) was een eerste maat om een doorsnede van een populatie te onderzoeken. Het afnemen van deze test bij patiënten met schade in de frontaalkwab leidde niet tot lagere IQ’s, in tegenstelling tot wat men verwachtte. Deze IQ-test en soortgelijke cognitieve testen hebben tot een nauwere relatie tussen psychologie en neurologie.

Beeldvorming van de hersenen koppelt gedrag aan regio’s in de hersenen; hersenstructuren, elektrische activiteit (door actiepotentialen, zie hoofdstuk 4), celdichtheid en chemische activiteit (hoeveelheid glucose of zuurstof). Een ziekte als multiple sclerose (MS) is op deze manier voor het eerst in kaart gebracht. Bij CT wordt röntgenstraling door het hoofd geschoten: witte delen zijn bot en vezelrijk, zwarte delen bestaan uit water (dus ook hersenvocht) en/of dode cellen zoals na een hersentrauma. Een CT kan beelden in 3D vormen. Bij PET wordt radioactieve stof in het bloed gespoten. Deze koppelt bijvoorbeeld aan zuurstofmoleculen. Daar waar de hersenen oplichten, is het meeste zuurstof aanwezig en vindt de meeste activiteit plaats. Beschadigde delen zullen minder oplichten omdat daar minder zuurstof nodig is. PET kan worden gebruikt om dagelijks gedrag te onderzoeken. MRI meet de beweging van moleculen. De verschillen in beweging (door verschillen in weefselstructuur) zorgen voor beelden van de hersenen. Functionele MRI meet de relatieve zuurstof- en koolstofdioxideconcentraties en kan daarmee de regionale verschillen in hersenactiviteit bepalen.

CT is snel en goedkoop, PET kan worden gebruikt voor veel verschillende chemische stoffen waarmee verschillende aandoeningen in beeld kunnen worden gebracht. MRI geeft heel gedetailleerd beeld. Dit heeft ertoe geleid dat, op basis van MRIbeelden, de hersenen in kaart zijn gebracht.

Hoofdstuk 2. De herkomst van hersenen en gedrag

Een cladogram laat in de tijd de overeenkomsten en verschillen binnen een soort zien. Bij elke aftakking wordt er onderscheid gemaakt tussen dieren op basis van de aan- of afwezigheid van een bepaald kenmerk. De hominiden zijn onze voorouders. Doordat ze op twee benen konden lopen, langer waren dan de apen, en lange benen hadden hebben ze zich kunnen verspreiden over de wereld. Om het menselijk brein te begrijpen zijn 3 factoren van belang: 1) De herkomst van het brein, 2) Het effect van evolutie, en 3) Onderzoek naar de hersenen van andere dieren.

Het vergelijken van soorten

Dualisten dachten dat onderzoek met dieren niet kon worden gebruikt voor het verklaren van menselijk gedrag, omdat ze geloofden dat dieren geen geest hebben zoals mensen. Andere onderzoekers gebruiken dieren wel omdat de hersenstructuren (en bij chimpansees ook het gedrag) wel degelijk overeenkomt. Het gebruik van kleinere dieren als ratten en fruitvliegjes maakt genen-onderzoek mogelijk omdat ze zo snel voortplanten.

Bij neuropsychologisch onderzoek met dieren zijn 3 onderwerpen te onderscheiden:

  • De werking van hersenen begrijpen. Hersenfuncties als zien kunnen worden verklaard via zogenaamde homeobox genen. Dit zijn genen die in alle dieren aanwezig zijn met dat bepaalde kenmerk. Zo is pax het homeobox gen voor zien. Door mutatie (=verandering) in genen ontstaan verschillen tussen dieren.

  • Diermodellen gebruiken voor menselijke neurologische aandoeningen. Ziektes als Parkinson kunnen in dieren worden aangemaakt. Vervolgens kan de oorzaak van de ziekte worden onderzocht door veranderingen aan te brengen in verschillende variabelen. En tenslotte kunnen verschillende behandelingen worden ontwikkeld en onderzocht voor deze dieren die later over te zetten zijn naar menselijke behandeling.

  • Evolutionair onderzoek bij zoogdieren is belangrijk om te begrijpen wat we als mens zijn: A) onderzoek met zoogdieren kan het effect van omgeving op evolutie en ontwikkeling van hersenen en gedrag verklaren, juist omdat alle zoogdieren van één voorouder komen. B) de overeenkomsten met andere zoogdieren maakt duidelijk wat we samen hebben geërfd als zoogdieren en wat we samen hebben geërfd met andere primaten. C) de verschillen in hersenen en gedrag laten zien hoe individuele en soortelijke verschillen zijn ontstaan.

De quasi-evolutionaire keten is een groep dieren die per dier een stap in de evolutionaire ontwikkeling vertegenwoordigd. Zo kunnen hersengebieden en genen aan gedrag worden gekoppeld wat bij het ene dier niet voorkomt, maar bij alle dieren in de keten daarna wel.

Het ontstaan van mensen

De homoniden (waar de mens deel van uitmaakt) is een vrij jonge lijn die in relatief korte tijd in veel verschillende soorten is ontwikkeld. 20.000 tot 40.000 jaar geleden leefden deze soorten gelijktijdig overal ter wereld. De huidige soort, homo sapiens, is de enige die momenteel nog leeft.

Archeologen kunnen aan de hand van schedelgrootte, grondsoorten en gebruiksvoorwerpen rondom gevonden botten gedrag, leefomgeving en tijd van ontstaan afleiden. Biochemisch onderzoek kan met behulp van veranderingen in opbouw van aminozuren bepalen hoe oud een soort is. Genetisch onderzoek gebruikt DNA (deoxyribonucleïnezuur) om de mate van overeenkomst tussen soorten te onderzoeken. Zo komt het DNA van chimpansees en mensen voor 99% overeen. Wanneer het genoom, het totale genenpakket van een soort, in zijn geheel kan worden beschreven kan worden bepaald welke gen mutaties voor de evolutie van de moderne mens hebben gezorgd. Tenslotte geven gedragsonderzoeker een beeld van de overeenkomst tussen gedrag van bijvoorbeeld mensen en chimpansees. De gelijkenis is een bewijs van de evolutietheorie.

Van aap tot mens

De 4 algemene stappen die de mens hebben gemaakt vanuit een chimpansee-achtige voorouder zijn:

  1. Het rechtop lopen, waardoor de handen vrijkomen voor gebruik. Dit is het eerst gezien in de Australopithecus, die in Oost-Afrika leefde. Aan de voetsporen is te zien dat deze aapachtige rechtop liep. Twee hypothesen verklaren deze stap. De eerste, uit-de-boom-omlaag-hypothese stelt dat doordat bomen in hun leefgebied verder uitelkaar stonden, de apen leerden lopen op twee poten. Door de daaropvolgende verandering van postuur zou minder oppervlak aan de zon zijn blootgesteld waardoor de lichaamsbeharing verminderde. De tweede water-baby-hypothese stelt dat er een naakte aap leefde die zwom in de oceanen en leefde op de stranden, en daardoor al geen lichaamsbeharing had en op twee poten liep. Door een terugtrekkende oceaan werd de aap gedwongen meer op het land te leven, waar hij zijn kenmerken behield.

  2. Uitgebreid gebruik van voorwerpen. De Homo habilis lijkt sterk op de Australopithecus, maar heeft een gebit wat meer op dat van ons lijkt. Deze dieren gebruikten stenen voorwerpen. Het leefgebied was waarschijnlijk minder bosrijk en droger, wat de dieren dwong tot het eten van karkassen. Deze moesten gevonden worden, in stukken gehakt worden en naar de veilige bomen worden gedragen, taken waar de gehele groep bij betrokken was. Hier was een groter brein voor nodig.

  3. Een rondtrekkende leefstijl. De Homo erectus, de volledig rechtopstaande mens/aap. In tegenstelling tot zijn voorgangers zijn resten van deze soort zowel in Oost-Afrika, als op Java (Indonesië) als in China gevonden, wat hem een centrale plaats in de ontwikkeling tot mens geeft.

  4. Een rijkere cultuur. De Homo sapiens, de moderne mens, is op verschillende plekken op aarde uit de homo erectus ontstaan. Ondanks grotere hersenen en gelijksoortig gedrag zijn regionale verschillen, zoals tegenwoordig ook aanwezig, duidelijk te zien. De mitochondriën, die alleen door de moeder worden doorgegeven bij bevruchting, zijn echter allemaal gelijk aan een vrouw uit Afrika van 200.000 jaar geleden. Dit sterkt de hypothese dat alle moderne mensen uit één gebied komen. Andere biochemische markers hebben andere unieke oorsprongen.

Grotere hersenen

Grote hersenen kosten meer energie en meer bloed toevoer. Door een evolutionaire verandering wat een toename van bloed toevoer naar de hersenen, zou er bij apen toe kunnen hebben geleid dat de hersenen verder konden groeien als gevolg van complexer gedrag. Eerder zou hetzelfde gedrag door een fysieke stop niet tot groei van de hersenen hebben kunnen geleid.

Net zoals absolute grootte van het zenuwstelstel, zegt de relatieve grootte van het zenuwstelsel ook niet veel over bijbehorend gedrag. De encephalisatie quotient (EQ) is de ratio van grootte van de hersenen en verwachte grootte van de hersenen. Wanneer een lichaam groeit, kan worden aangenomen dat het zenuwstelsel 2/3 van die groei meegroeit. Op basis daarvan kan alsnog iets worden gezegd over de relatieve grootte. De hersenen van de moderne mens zijn op deze schaal relatief het grootst. Dit komt door de groei van onze lichamen, maar ook de hersenen. De eerste homo had een groeispurt van het lichaam, maar ook van het brein. De homo sapiens had vervolgens nog een relatief snelle groei van alleen het brein, Deze snelle groei laat zien dat een groot brein een direct en doorslaggevend voordeel had.

De evolutionaire groei van het brein is voornamelijk in de cortex. De cortex is daarnaast ook het laatste deel van de hersenen wat volgroeid is. Door vertraging van de ontwikkeling van de cortex, kunnen er gedurende langere tijd meer corticale cellen worden aangemaakt. Hier is een evolutionair systeem voor nodig dat de ontwikkeling vertraagd, waardoor het brein groter kan worden. Dit systeem heet neotenie, waarbij de snelheid van ontwikkeling/uitgroeien zo vertraagt dat dit leidt tot uiterlijke kenmerken die bij voorouders alleen bij kinderen voorkwamen, nu bij volwassenen te zien zijn. Volwassen mensen zijn, met hun relatief grote hoofden, kleine gezichten, onderzoekend en aanpassend gedrag, eigenlijk babychimpansees.

De functieverdeling van de cortex van een moderne mens komt ruwweg overeen met dat van andere zoogdieren. Zo is de frontaalkwab verantwoordelijk voor beweging, de pariëtaalkwab voor lichamelijke zintuigelijke informatie, de occipitaalkwab voor zicht en de temporaalkwab voor gehoor. Het grotere brein van de mensen is niet alleen fysiek groter, er is ook een veel groter aantal functionele gebieden en de motorische en sensibele vermogens zijn veranderd.

De relatie tussen grootte van de hersenen en intelligentie

Er is geen relatie tussen grootte van de hersenen en intelligentie, maar ook niet tussen hersengrootte en de intelligentie van mannen versus vrouwen en ook niet tussen hersengrootte en de intelligentieverschillen tussen rassen en nationaliteiten. Gemeten met MRI en IQ-testen bleken de vermoedens niet waar. Darwin heeft hier twee wetenschappelijke redenaties voor:

  1. Het verschil in

  2. Read more
Fundamentals of Human Neuropsychology - Kolb, Wishaw - Oefenvragen (6e druk)

Fundamentals of Human Neuropsychology - Kolb, Wishaw - Oefenvragen (6e druk)


Hoofdstuk 1 - De ontwikkeling van de neuropsychologie

1. Wat is het doel van neuropsychologie?

  1. Relatie tussen gedrag en hersenfuncties onderzoeken

  2. Relatie tussen gedrag en afwijkende hersenfuncties onderzoeken

  3. Gedrag verklaren op basis van hersenfuncties

  4. Hersenfuncties verklaren op basis van gedrag

 

2. Neuropsychologie wordt beïnvloed door twee richtingen, welke twee? (let op, 2 antwoorden zijn juist!)

  1. The brain hypothesis

  2. The cardiac (hart) hypothesis

  3. The neuron hypothesis

  4. The mind hypothesis

 

3. Wat is een neuron?

  1. Een zenuwcel

  2. Een cellichaam

  3. Een axon

  4. Een dendriet

 

4. Wat is de cerebrale cortex?

  1. De cellaag om elke afzonderlijke hersenkwab

  2. De cellaag aan de buitenkant van de grote hersenen

 

5. Welke twee vormen samen het centrale zenuwstelsel?

  1. Hersenen en ruggenmerg

  2. Hersenen en de wervelkolom

  3. Hersenstam en ruggenmerg

  4. De wervelkolom en het ruggenmerg

 

6. Welk begrip hoort bij de definitie: ‘alle neuronen die buiten de hersenen en ruggenmerg liggen’?

  1. Centrale zenuwstelsel

  2. Perifere zenuwstelsel

  3. Autonome zenuwstelsel

  4. Somatische zenuwstelsel

 

7. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit drie delen, welk deel hoort er NIET bij?

  1. Sensorische deel

  2. Motorische deel

  3. Autonome deel

  4. Heteronome deel

 

8. Welk begrip hoort bij de definitie: ‘Het zenuwstelsel wat onbewuste bewegingen controleert: hartslag, ademhaling, spijsvertering’?

  1. Centrale zenuwstelsel

  2. Perifere zenuwstelsel

  3. Autonome zenuwstelsel

  4. Somatische zenuwstelsel

 

9. Materialisme is;

  1. Het idee dat de geest genoeg verklaring is voor gedrag

  2. Het idee dat het zenuwstelsel genoeg verklaring is voor gedrag

  3. Het idee dat de ziel genoeg verklaring is voor gedrag

  4. Het idee dat de hersenen genoeg verklaring is voor gedrag

 

10. Welk begrip hoort er bij de definitie: ‘Het onderzoeken van de relatie tussen schedelvorm en persoonlijkheidstrekken’?

  1. Epifyse

  2. Monisme

  3. Frenologie

 

11. Broca’s afasie houdt in dat je moeite hebt met het uitspreken van woorden terwijl taalbegrip behouden blijft, is dit waar of niet waar?

  1. Waar

  2. Niet waar

 

12. Wat houdt lateralisatie?

  1. Geen complexe handelingen uit kunnen voeren

  2. Niet kunnen lezen

  3. Wanneer functies zich aan één kant van de hersenen lokaliseren.

  4. Voorwerpen die niet herkend kunnen worden aan de hand van hun vorm

 

13. Stelling 1: de ventrale stroom zorgt ervoor dat voorwerpen bewust herkend worden

Stelling 2: de ventrale stroom zorgt voor de visuele controle tijdens bewegingen van het lichaam

  1. Stelling 1 en 2 zijn juist

  2. Stelling 1 en 2 zijn onjuist

  3. Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist

  4. Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

 

14. Welk begrip hoort bij: ‘aansluitingen tussen het uiteinde van een axon en een andere cel’?

  1. Synaps

  2. Axon

  3. Dendriet

  4. Glia cel

 

15. Wat is trepanatie?

  1. Het verwijderen van een cellichaam

  2. Het verwijderen van een stuk bot

  3. Het verwijderen van een orgaan

 

16. Welk mogelijk symptoom wordt in het boek NIET genoemd bij Multiple Sclerose?

  1. Spierzwakte

  2. Spraakgebrek

  3. Cognitieve achteruitgang

  4. Scheelzien

 

17. Wat doet een PET scan?

  1. Een beeld vormen van de hersenen op basis van een magnetische trilling

  2. Het meten van radioactieve straling in de hersenen

  3. Een beeld vormen van verschillende weefseldichtheden van de hersenen

 

18. Een neuron bestaat uit drie onderdelen, welke hoort er NIET bij?

  1. Cellichaam

  2. Dendriet

  3. Axon

  4. Synaps

 

Hoofdstuk 2 - De herkomst van hersenen en gedrag

 

19. Wat is een genoom?

  1. Een functionele eenheid die kenmerken van de ene op de andere generatie doorgeeft

  2. Het pakket aan erfelijke informatie in een cel

  3. Een set moleculen

 

20. Wat houdt het Flynn effect in?

  1. Het effect dat het gemiddelde gewicht stijgt over de jaren

  2. Het effect dat de gemiddelde lichaamslengte stijgt over de jaren

  3. Het effect dat het gemiddelde IQ stijgt over de jaren

  4. Het effect dat het gewicht van het brein stijgt over de jaren

 

Hoofdstuk 3 - Het zenuwstelsel

 

21. Wat is ‘ischemie’?

  1. Gebrek aan lucht

  2. Gebrek aan vitaminen

  3. Gebrek aan lichaamscellen

  4. Gebrek aan bloed

 

22. Stelling 1: bilateraal is aan beide zijden van het lichaam

Stelling 2: proximaal is aan de buitenkant van het lichaam

Stelling 3: distaal is bij het centrum van het lichaam

 

  1. Alle stellingen zijn juist

  2. Alle stellingen zijn onjuist

  3. Stelling 1 is juist, stelling 2 en 3 onjuist

  4. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 en 3 juist

 

23. Welk deel van het zenuwstelsel zorgt voor de ‘fight or fligt’ positie?

  1. Parasympatisch zenuwstelsel

  2. Sympatisch zenuwstelsel

 

24. Wat zijn blasten?

  1. Een niet volgroeide neuron of gliacel

  2. Een cel die ontstaat uit een stamcel

 

25. De ventrale wortel…

1: …is een zenuw

2: …bestaande vezels met sensorische informatie

 

  1. 1 en 2 zijn juist

  2. 1 en 2 zijn onjuist

  3. 1 is juist en 2 is onjuist

  4. 1 is onjuist en 2 is juist

 

26. Flexie betekent:

  1. Strekken

  2. Buigen

 

27. Welk begrip hoort er bij: ‘pijn die in een ander deel van het lichaam wordt gevoeld dan war deze wordt geproduceerd’?

  1. Fake pijn

  2. Gerefereerde pijn

  3. Verplaatste pijn

  4. Vervalste pijn

 

28. Wat is het verschil tussen colliculi superior en colliculi inferior?

  1. De kernen reguleren de lichamelijke reflex op respectievelijk motorische en sensorische stimuli

  2. De kernen reguleren de lichamelijke reflex op respectievelijk auditieve en visuele stimuli

  3. De kernen reguleren de lichamelijke reflex op respectievelijk visuele en auditieve stimuli

  4. De kernen reguleren de lichamelijke reflex op respectievelijk sensorische en motorische stimuli

 

29. Welke definitie hoort bij ‘Ziekte van Huntington’?

  1. Verlies van dopamine leidend tot tremor, stijfheid en een vermindering van vrijwillige bewegingen.

  2. Een erfelijke en dodelijke aandoening, herkenbaar aan grote onvrijwillige beweging ook wel chorea genoemd, progressieve dementie.

  3. Ziekte gepaard gaande met onvrijwillige bewegingen en het onvrijwillig uiten van woorden en geluiden.

 

30. Wat is een kaart van Brodmann?

  1. Een overzicht van de motorische en sensorische delen van de cortex wat betreft hun verbinding met de rest van het lichaam (bijvoorbeeld benen, armen, mond, buik).

  2. Een kaart van de cortex op basis van de organisatie, structuur en celverdeling.

  3. Een cytoarchitectonische kaart waarbij alle functionele cortexdelen zijn genummerd.

 

31. Wat houdt ‘decussatie’ in?

  1. Het kruisen van zenuwbanen van het ene deel naar het andere deel van de hersenen.

  2. Het is een kern in het limbisch systeem

  3. Het is de kern in de basale ganglia (betrokken bij regulatie van motoriek)

 

32. Wat is een afferente stroom?

  1. Beweging van breinstructuur af; informatie gaat van de spieren naar de hersenen

  2. Beweging van breinstructuur af; informatie gaat van de hersenen naar de spieren

  3. Beweging naar breinstructuur toe; informatie gaat van de spieren naar de hersenen

  4. Beweging naar breinstructuur toe; informatie gaat van de hersenen naar de spieren

 

Hoofdstuk 5 – Communicatie van neuronen

 

33. Wat is de stof ‘acetycholine’?

  1. Het is een versnellende stof

  2. Het is actief voor het coördineren van beweging

  3. Speelt een rol bij slaap/waakritme

  4. Speelt een rol bij leren, plannen en emotie

  5. Het is een remmende stof

 

34. Wat is de stof ‘dopamine’?

  1. Het is een versnellende stof

  2. Het is actief voor het coördineren van beweging

  3. Speelt een rol bij slaap/waakritme

  4. Speelt een rol bij leren, plannen en emotie

  5. Het is een remmende stof

 

35. Wat is de stof ‘neropinefrine’?

  1. Het is een versnellende stof

  2. Het is actief voor het coördineren van beweging

  3. Speelt een rol bij slaap/waakritme

  4. Speelt een rol bij leren, plannen en emotie

  5. Het is een remmende stof

 

36. Welke stof speelt een rol bij OCD (obsessieve-compulsieve stoornis)?

  1. Adrenaline

  2. Dopamine

  3. Serotonine

  4. Neropinefrine

  5. Acetycholine

 

37. Stelling 1: Het presynaptisch membraam is het membraam van de axon

Stelling 2: Het postsynaptisch membraam is het membraan van het uiteinde van de dendriet

  1. Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist

  2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 juist

  3. Beide stellingen zijn juist

  4. Beide stellingen zijn onjuist

 

38.Je hebt het nigrostriatale pad en het mesolimbische pad, welk pad speelt een rol bij schizofrenie?

  1. Het nigrostriatale pad

  2. Het mesolimbische pad

 

Hoofdstuk 7 – De effecten van drugs en hormonen op het gedrag

 

39. Wat is masculinisatie?

  1. Het ontstaan van mannelijke kenmerken bij een vrouw

  2. Het kunnen ruiken van kleur (dubbele sensori)

  3. Een stimuli dat zorgt voor homeostate en oplettendheid/opwinding/prikkeling

  4. Het schakelt lichaamsfuncties uit die op een bepaald moment niet echt nodig zijn

 

40. Wat is homeostase?

  1. Homeostase controleert de suiker levels van het lichaam

  2. Homeostase speelt een rol bij de menstruatie cyclus en zwangerschap

  3. Het in evenwicht zijn van alle functies in het lichaam

 

41. Waarvoor zorgt Hypothalamus-Hypofyse-Bijnieras (HPA-as)?

  1. Verstoord het systeem door een overproductie van cortisol en zorgt zo voor chronische stress

  2. Houdt overproductie van cortisol tegen en voorkomt zo chronische stress

 

Hoofdstuk 8 – Sensorische systemen

 

42. Stelling 1: Exteroceptieve receptoren reageren op stimuli uit de omgeving

Stelling 2: Interoceptieve receptoren zorgen voor organen en spieren in het lichaam zelf

  1. Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist

  2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 juist

  3. Beide stellingen zijn juist

  4. Beide stellingen zijn onjuist

 

43. Het ‘witte in je ogen’ hoort bij;

  1. Fovea

  2. Sclera

  3. Bipolaire cellen

  4. Retina

 

44. Wat houdt het optisch chiasma in?

  1. Het is de kruising van de linker en rechter oogzenuw

  2. Het is de kruising van de linker en rechter hemisfeer

  3. Het is de kruising tussen de dorsale en ventrale route

  4. Het is de kruising tussen ogen en oren

 

45. Zijn staafjes en kegeltjes zijn receptoren. Receptoren kunnen langzaam en snel zijn. Welke antwoord klopt?

  1. Kegeltjes en staafjes zijn langzame receptoren

  2. Kegeltjes en staafjes zijn snelle receptoren

  3. Kegeltjes zijn langzame en staafjes zijn snelle receptoren

  4. Kegeltjes zijn snelle en staafjes zijn langzame receptoren

 

Hoofdstuk 12 – Hersenstructuur en individuele verschillen

 

46. Zet de nummers in de juiste kolom:

 

Mannen

Vrouwen

 

 

 

 

 

  1. Gooien van objecten

  2. Onderscheppen van objecten

  3. Fijne motorische controle

  4. Wiskundig beredeneren

  5. Ingewikkelde handbewegingen

  6. Mentaal roteren van objecten

  7. Wiskundige berekeningen

  8. Ruimtelijke navigatie

  9. Ruimtelijk geheugen

  10. Onthouden van mijlpalen langs een route

  11. Beter verbaal geheugen

  12. Tekenen van mechanische objecten

 

Hoofdstuk 13 – Occipitaalkwab

 

47. Wat is associatieve agnosie?

  1. Niet meer kunnen lezen

  2. Het niet kunnen herkennen van een object, terwijl visuele functies intact zijn

  3. Het niet kunnen herkennen van een object, ondanks heldere perceptie van het object

  4. Het verlies van het zien van een helft van visuele veld

 

48. Welke definitie hoort bij ‘Dit veroorzaakt verlies van het nasaal gezichtsveld (dat wil zeggen aan de kant van de neus, dus het binnenste gezichtsveld is beschadigd aan één kant van oog)’?

  1. Monoculaire blindheid

  2. Visuospatiele agnosie

  3. Nasale hemianopie

  4. Prosopagnosie

  5. Quandratanopie

 

49. Wat is allocentrische ruimte?

  1. Ruimte ten opzichte van het individu

  2. Individuele ruimte

  3. Ruimte tussen object dichtbij en ver weg

  4. Ruimte tussen twee objecten in de verte

 

50. Prosopagnosia is:

  1. Moeite met het kunnen lezen van gedrukte tekst

  2. Moeite met het kunnen natekenen van een vorm

  3. Moeite met het herkennen van gezichten

  4. Moeite met het vinden van de weg in een bekende omgeving

 

51. Macular sparing is:

  1. Verlies van het zien van een kwart van het visuele veld van beide ogen

  2. Verlies van het zien van een kwart van het visuele veld van één oog

  3. Verlies van het gehoor aan beide oren

  4. Verlies van het gehoor aan één oor

 

Hoofdstuk 16 – Frontale kwab

 

52. Wat is agrammatisme?

  1. De wereld beweegt terwijl je ogen stil staan

  2. Apathie en onverschilligheid, afgenomen seksuele behoeften, weinig zichtbare emotie en weinig tot geen spontane spraak

  3. Onvermogen tot het vervoegen van werkwoorden als het toepassen van grammaticale regels

  4. Kinderlijk gedrag, respectloos, niet tactvol, grof taalgebruik, verminderde motorische activiteit, geen waarde hechten aan socialiteit en ongepast seksueel gedrag

 

53. Stelling 1: Convergent denken is bij een probleem met verschillende oplossingen

Stelling 2: Divergent denken is bij een probleem met één oplossing

  1. Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist

  2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 juist

  3. Beide stellingen zijn juist

  4. Beide stellingen zijn onjuist

 

54. Wat hebben patiënten met letsel aan het orbitofrontale gebied?

  1. Moeite met het begrijpen van gezegden

  2. Moeite met aanpassen aan een sociale omgeving

  3. Zijn te vrij in omgang met de omgeving

  4. Het niet kunnen benoemen van tijd

 

55. Patiënten met een beschadiging in het gebied van Broca hebben moeite met:

  1. … vervoegen van werkwoorden

  2. … spraakvermogen

  3. … interpreteren van taal

  4. … verwerken van taal

 

56. Waarvoor gebruik je de Wiscosin Card-Sorting Test?

  1. Onderzoeken hoe het gesteld is met het zelfregulerend gedrag

  2. Onderzoeken hoe het gesteld is met conformerend gedrag

  3. Onderzoeken hoe het gesteld is met associatief gedrag

  4. Onderzoeken hoe het gesteld is met cerebrale verwerking

 

Hoofdstuk 18 – Leren en geheugen

 

57. Welke vorm van amnesie is hoort bij deze definitie ‘Het is vanafRead more

Summaries and study services for Psychology Bachelor 2/3 at Leiden University - Specialisation courses & Electives - Year 2022/2023

Summaries and study services for Psychology Bachelor 2/3 at Leiden University - Specialisation courses & Electives - Year 2022/2023

FSW building

This bundle contains relevent study materials with the second and third year of the Psychology Bachelor programme, in Dutch and English for Leiden University. Do you have your own lecture notes or summaries to share? Make your fellow students happy and upload them to your own WorldSupporter profile.