Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!
Begrippenlijst met toelichting voor Psychiatrie (voorbereiding coschappen).
Stamplijst Psychiatrie
Psychiatrisch onderzoek |
|
Uiterlijk | Je kijkt of iemand er verzorgd uitziet of juist niet. Voedingstoestand. Ook kijk je of de kalenderleeftijd en de geschatte leeftijd overeen komen. Eventueel kan hier ook gekeken worden naar mogelijke tekenen van automutilatie. |
Houding | Hierbij gaat het er om hoe de persoon reageert, is hij of zij coöperatief en is deze persoon vriendelijk, agressief of juist ongeïnteresseerd. |
Gevoelens en reacties opgewekt bij de onderzoeker | Hierin moet de onderzoeker aangeven wat voor gevoel deze precies bij de patiënt krijgt. Dit kan bijvoorbeeld irritatie, ongeduld of irritatie zijn, maar ook bezorgdheid of sympathie. |
Bewustzijn | Is er sprake van een normaal bewustzijn of van een verlaagd bewustzijn. Kun je als onderzoeker de aandacht trekken en deze ook behouden, of is de patiënt abnormaal snel afgeleid. |
Oriëntatie | Oriëntatie in plaats, persoon en tijd. |
Contact | Maakt de patiënt normaal oogcontact, vermindert oogcontact of helemaal geen oogcontact? Is het contact zowel kwalitatief als kwantitatief normaal, zoals men kan opmaken bij het voorstellen/begroeten en het maken van oogcontact. Hier kan men ook invullen of er reden is om visuele hallucinaties te vermoeden. Ook moet men noteren of er wel of geen contactgroei lijkt te zijn. |
Interactie | Hoe neemt de patiënt deel in het gesprek? Neem te patiënt heel passief deel aan het gesprek of juist heel actief? Daarnaast kijkt men of de spraak ondersteund wordt met gebaren of dat er juist helemaal geen beeldende spraak aanwezig is. |
Geheugen | Hierbij wordt er genoteerd of er mogelijk stoornissen in het kortetermijngeheugen of langetermijngeheugen zijn. Ook kan er sprake zijn van confabulaties (verzonnen ideeën om lacunes in het geheugen op te vullen), deze kunnen het best uitgevraagd worden met behulp van de hetero-anamnese. |
Intelligentie | Hierbij noteert men de geschatte intelligentie, let er hierbij dus altijd op dat je daadwerkelijk noteert dat dit een geschatte intelligentie betreft! Je mag hierbij bijvoorbeeld nooit opschrijven dat een patiënt mentaal geretardeerd is, dit mag alleen als er een IQ bepaald is. |
Taal en spraak | Gekeken wordt naar de woordenschat van de patiënt, de articulatie en het moduleren van de spraak. Het moduleren van de spraak houdt in dat de patiënt bijvoorbeeld enthousiaster praat wanneer het een onderwerp betreft wat hem of haar aanspreekt en zachter spreekt wanneer er over een somber onderwerp gesproken wordt. |
Stemming | De stemming is hoe iemand zich voelt over een langere tijd. Deze kan aangegeven worden als normofoor, eufoor of dysfoor. Normofoor betekent dat de stemming normaal is gezien de omstandigheden. Eufoor betekent dat de patiënt overdreven vrolijk en opgewekt is. Dysfoor wil zeggen dat de patiënt wantrouwig, prikkelbaar en agressief is. De stemming kan uiteraard ook anders aangegeven worden zoals somber of angstig. |
Affect | Het affect lijkt op de stemming maar verandert sneller, deze kan dus bepaald worden aan de hand van het gesprek. Een voorbeeld hiervan is dat de stemming op een begrafenis somber is, maar er wordt af en toe wel gelachen (affect). Het affect kan genoteerd worden als normaal modulerend, vlak of overdreven modulerend. |
Waarneming | Hier noteert men of er mogelijk sprake is van wanen of hallucinaties. |
Denken | Hierbij wordt gelet op het tempo van het denken en of dit vertraagd, versneld of normaal is. Ook wordt er genoteerd of het denkpatroon coherent is of verhoogd associatief. Verder wordt er genoteerd of er sprake is van waanachtige denkbeelden of overwaardige denkbeelden. Daarnaast kan er genoteerd worden of er sprake is van preoccupaties zoals suïcidale gedachten, uiterlijk, voedsel, gewicht of drugs. |
Motoriek | Er kan toename van de activiteit of een afwezigheid van activiteit zijn (katatonie). Ook wordt er gekeken naar de mimiek in het gelaat. |
Impulscontrole | Een stoornis in de impulscontrole kan gezien worden als de patiënt de hele spreekkamer doorgaat en niet rustig blijft zitten, zoals gezien wordt bij kinderen met ADHD. Ook kan het zijn dat de patiënt vaak onbeleefde of tactloze dingen zegt. |
Ziekte besef en ziekte-inzicht | Onder het ziekte besef valt of de patiënt begrijpt waarom hij of zij is opgenomen. Het ziekte inzicht heeft te maken met het begrip wat de patiënt heeft van de ziekte die hij of zij heeft. |
Suïcidaliteit | Hier wordt genoteerd of er sprake is van suïcidale gedachten. Indien er sprake is van suïcidale gedachten wordt er ook gevraagd in hoeverre mate er over nagedacht is, zijn er concrete plannen gemaakt of pogingen gedaan? |
Classificatie volgens het assensysteem | I: aandoeningen die soms wel aanwezig zijn/problemen geven en soms niet, bijv. depressie II: persoonlijkheidsstoornissen of laag IQ, deze zijn altijd aanwezig III: somatische ziektes IV: stress, bijvoorbeeld echtscheiding, verhuizen (bij kinderen) etc. V: GAF(= global assesment of function), hiermee wordt het algemene functioneren beoordeeld, schaal van 0-100 |
Beschrijvende diagnose | Het betreft een (leeftijd) (geslacht) (functie) (ras). Presenteert zich met (belangrijkste klachten) (sinds) (ernst) (effect op functioneren). Patiënt heeft (voorgeschiedenis). Familie-anamnese. Luxerende factoren. Bij psychiatrisch onderzoek (meest opvallende dingen, bijv. actief hallucineren). Anamnese en observatie wijst op (diagnose: bijv. psychotische episode mogelijk in het kader van schizofrenie of cannabismisbruik) ook (differentiaal diagnose) kunnen worden overwogen. |
Psychiatrische stoornissen |
|
Cognitieve Stoornissen |
|
Delirium |
Soorten delier
Pathogenese: deze berust mogelijk op een verstoring van de neurotransmitterbalans in de hersenen, door een vermindert oxidatief metabolisme. Ook bestaat er een hypothese dat ontsteking een rol speelt, waarbij cytokines de hormoonregulatie en ook de neurotranmissie in de hersenen verstoren. Behandeling:
|
Dementie |
Behandeling: de behandeling van dementie is sterk afhankelijk van de oorzaak. |
Anamnestische stoornis | Bij de anamnestische stoornis is er sprake van een stoornis van het kortetermijngeheugen, deze kenmerkt zich door:
|
Psychotische stoornissen |
|
Schizofrenie |
Behandeling:
|
Schizofreniforme stoornis |
|
Schizoaffectieve stoornis |
|
Waanstoornis (zeldzaam) |
|
Stemmingsstoornissen |
|
Depressieve stoornis |
Dit gedurende 2 weken, over het grootste deel van de tijd, waarbij 5 van de 9 criteria aanwezig zijn en sowieso 1 van de 2 eerste criteria.
Behandeling:
|
Bipolaire stemmingsstoornis | Er is sprake van een bipolaire stoornis wanneer er zowel sprake is van depressieve episoden (zie criterium 1 bij depressieve stoornis) als manische of hypomane episoden. Manische episode:
3. De stemmingsstoornis veroorzaakt beperking het werk, sociale activiteiten, in relaties met anderen of maakt opneming in het ziekenhuis noodzakelijk.
Hypomane episode:
Behandeling:
|
Ontwikkelingsstoornissen |
|
ADHD | ADHD is een stoornis die zich uit in hyperactiviteit/impulsiviteit en aandachtstekort. Om ADHD te diagnosticeren moeten er langer dan zes maanden symptomen aanwezig zijn en een deel van de symptomen moet zich presenteren voor het zevende levensjaar. Aandachtstekort uit zich hierbij met vergeetachtigheid, het vaak kwijtraken van dingen, het niet afmaken van dingen, versneld afgeleid zijn en het gebrek aan organisatievermogen. Hyperactiviteit/impulsiviteit uit zich in bewegingsonrust van handen of voeten, het niet op de beurt kunnen wachten, het verstoren of onderbreken van anderen en aan één stuk door praten. ADHD levert klinische beperkingen op in het functioneren. Behandeling:
|
Autisme-spectrumstoornissen | Autisme-spectrumstoornissen uiten zich in drie verschillende velden, namelijk door problemen met de sociale interactie, problemen met de communicatie en obsessief, rigide en repetitief gedrag. Behandeling: er bestaat geen specifieke behandeling voor autisme-spectrumstoornissen. De behandeling is er op gericht om de omgeving zodanig aan te passen aan mensen met een ASS, dat deze begrijpelijk en voorspelbaar voor ze is. |
Angststoornissen |
|
Paniekaanval | Een paniekaanval is een kortdurende periode van intense angst of een gevoel van onbehagen, waarbij er minimaal 4 symptomen aanwezig zijn die vallen onder de cardiopulmonale symptomen, autonome symptomen (zweten), gastro-intestinale symptomen, neurologische symptomen en/of psychiatrische symptomen. |
Paniekstoornis zonder agorafobie | Hierbij bestaan er recidiverende onverwachte paniekaanvallen. Naast de paniekaanvallen is er ook een voortdurende ongerustheid over het krijgen van een aanval, bezorgdheid over de mogelijke consequenties van een aanval of een belangrijke gedragsverandering in samenhang met de paniekaanvallen. Ook is het belangrijk dat er geen sprake is van agorafobie. |
Agorafobie | Hierbij is er angst om op een plaats te zijn of in een situatie te verkeren waaruit ontsnappen moeilijk of beschamend kan zijn in het geval dat de persoon een paniekaanval zou krijgen. Hierdoor worden dergelijke situaties vermeden of doorstaan met intense angst. |
Sociale fobie | Er is een aanhoudende angst voor situaties waarin de persoon sociaal moet functioneren en te maken krijgt met onbekenden of waarin de persoon moet presteren en een mogelijk kritische beoordeling krijgt van anderen. Bij blootstelling aan een dergelijke situatie treedt er vrijwel altijd een angstreactie op, de situatie wordt daarom meestal vermeden. |
Gegeneraliseerde angststoornis | Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis hebben een abnormale angst en bezorgdheid die niet in verhouding staat tot de kans op of de gevolgen van een bepaalde gevreesde gebeurtenis. Dit gaat gepaard met symptomen van motorische spanning, verhoogde autonome prikkelbaarheid (droge mond of hartkloppingen) of rusteloosheid. |
Behandeling van angststoornissen |
|
Persoonlijkheidsstoornissen | Dysfunctioneren uit zich in een gestoord zelfbeeld, gestoorde coping en gestoorde relaties en/of interactie. Persoonlijkheidsstoornissen worden ingedeeld in clusters. A. vreemd, geïsoleerd B. lastig; contact wordt wel opgezocht, maar dit verloopt niet goed C. bang, angstig; ongemakkelijk in sociaal verband |
Cluster A |
|
Cluster B |
-onbevredigbare behoefte aan aandacht -worden vaak depressief -angst voor weinig aandacht -co-morbidestoornissen (alcoholisme, verslaving)
-chronisch minderwaardigheidsgevoel -kleineren van anderen
-houden zich niet aan regels -misbruiken anderen -chanteren
-instabiliteit in; -emoties -gedrag -relaties -kunnen niet tegen stress, hierdoor kunnen ze (micro-)psychotisch worden -kan niet alleen zijn en kan niet samen zijn -wordt minder met de leeftijd
|
Cluster C |
-ordelijk -zuinig; bang controle te verliezen |
Behandeling | Cognitieve gedragstherapie; mensen confronteren met het gene waar ze bang voor zijn. Psychodynamische therapie; zoeken naar het motief wat achter de persoonlijkheidsstoornis zit. |
Medicatie |
|
Antidepressiva
|
|
Antipsychotica
|
|
Stemmingsstabilisatoren | Deze worden voorgeschreven bij bipolaire stoornissen.
|
Benzodiazepinen | Hebben anxiolytische, spierrelaxerende, anticonvulsieve en hypnotische eigenschappen. Benzodiazepinen versterken selectief de remmende werking van GABA via de benzodiazepinereceptor. Benzodiazepinen worden voorgeschreven bij slaapstoornissen, angststoornissen en epilepsie. Voorbeelden van benzodiazepinen zijn diazepam, lorazepam en oxazepam. |
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Waarom een account aanmaken?
- Je WorldSupporter account geeft je toegang tot alle functionaliteiten van het platform
- Zodra je bent ingelogd kun je onder andere:
- pagina's aan je lijst met favorieten toevoegen
- feedback achterlaten
- deelnemen aan discussies
- zelf bijdragen delen via de 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2160
- volgende ›
Add new contribution