Psychodiagnostiek samenvatting Pameijer
Follow the author: CAWortman
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Content categories
Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Supporting content
Psychodiagnostiek verplichte testen

Psychodiagnostiek verplichte testen

Een overzicht van de verplichte testen van het vak Psychodiagnostiek. Van de testen die je globaal moet weten, staat in dit document alleen wat de testen meten.


Hoofdstuk 2: Geschiedenis van testen 

Chinese tests BC: afgenomen door de regering om de fitheid van officiers te testen. Er zijn enige overeenkomsten met het moderne testen, maar de Chinese testen waren onnodig afmattend en niet valide. (Psychologische testen om te onderzoeken of werknemers geschikt zijn. De testen keken hierbij vooral naar subjectieve kenmerken en waren niet valide.)

Physiognomy: Karakter werd bepaald door uiterlijke kenmerken, met name het gezicht. (Lavater en Aristoteles) 

Phrenology: speciale vorm van fysiognomie. Het lezen van knobbels op schedel als index van mentale functies (Gall). Later heeft Lavery een instrument ontworpen om de grootte van de knobbels te meten, de psychograaf. 

Belangrijke ontwikkelaars van testen:

  • Wundt: eerste psychologische laboratorium in 1879. voor het eerst pogingen om tt empirische analyses te komen en individuele verschillen te verklaren. 
  • Galton: ontwierp verschillende technieken om dingen te meten. Belangrijke ontwikkeling: verzamelen van grote hoeveelheden data bij duizenden proefpersonen. Hij richtte zich op het meten en onderzoeken van persoonlijke verschillen in zowel fysieke als gedragsmatige kenmerken. 
  • Cattell: bracht de experimentele psychologie naar de VS. verdiepte zich (samen met Galton) in de individuele verschillen d.m.v. verschillende mentale testen. 
  • Wissler: verzamelde mentale testscores en academische cijfers om te laten zien dat testresultaten academische prestatie konden voorspellen. Was niet significant. 
  • Binet: introduceerde zijn intelligentieschaal in 1905. had een achtergrond in geneeskunde en gebruike hij zijn dochters voor zijn onderzoek (experimentalist). 

Brass instruments: Vroege experimentele pscyhologie hadden vooral aandacht voor reactietijd en sensorische informatieverwerking. Dit was de eerste stap van introspectieve methoden naar objectieve procedures. Deze konden dus gerepliceerd worden. Deze sensorische processen werden als intelligentie geïnterpreteerd. Focus op wat de testen meten

Binet-Simon Scales: Eerste formele schaal voor het meten van intelligentie. Het was gericht op verbale vaardigheden en was in eerste instantie voor kinderen met zeer lage intelligentie bedoeld. Volgens hen kon intelligentie beter door hogere mentale processen gemeten worden. Schaal was alleen bedoeld voorcslassificatie en niet voor metingen. 

Stanford-Binet (zie ook H 5): Een herziening van de Binet-Simon scales. Dit was de eerste test met een intelligentiequotiënt en was de basis voor kwantitatieve analyse voor verbale vs. non-verbale intelligentie. De nieuwe test is ook geschikt voor zwakzinnigheid, kinderen, normale en begaafde volwassenen. Ook waren er duidelijke instructies opgesteld voor de afname en is er gestandaardiseerd. Nieuwe tests werden gevalideerd op correlatie met deze test. 

Army Alpha and Beta examination: Test of de rekruten geschikt waren, ze werden geclassificeerd en op deze manier op de juiste functie gezet. Army Alpha bestond uit 8 verbale testen voor gemiddeld/hoog functioneren. Army Beta was non-verbaal en bedoeld voor ongeletterden met andere moedertaal. De data van de testen werden niet gebruikt door de weerstand vanuit het leger. De testen leverde daarentegen wel een grote hoeveelheid aan ervaring in psychometrie van testconstructie. 

Personal Data sheet: de ontvankelijkheid voor psychoneurose bij rekruten. Alle moderne persoonlijkheidstesten vinden basis in deze testen. 

Hoofdstuk 5: volgt nog

Hoofdstuk 7: Hoe worden 'speciale populaties' getest? 

Voorschoolse assessment

Bayley test: meten van de capaciteiten van baby's (1 tot 42 maanden). Er komt geen algemene score uit, maar een schaalscore om te gebruiken voor diagnose/assessment. De betroubaarheid is redelijk, validiteit is goed. De test bestaat uit 5 domeinen: 1. Cognitieve schaal; 2. Taalschaal (Expressieve, Receptieve communicatie en taalbeheersingsscore); 3. Motorschaal (Grove motoriek, Fijne motoriek en Algemene motorische score); 4. Sociaal-emotionele schaal; 5. Aanpassend gedrag schaal. Lage score op de Bayley test kan mentale zwakzinnigheid voorspellen. 

Intelligentie 

WPPSI test (Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence): wordt gebruikt voor kinderen van 2 tot 7 jaar. Er zijn 5 primaire index schalen met ieder 2 subschalen die de cognitieve vaardigheden van het kind geven. 

  • Verbaal begrip: Informatie en Gelijkenissen 
  • Visueel-spatieel: Blokdesign en Object montage 
  • Vloeiend redeneren: Matrix redeneren en Plaatjes concepten 
  • Werkgeheugen: Plaatjes onthouden en Dierentuin locaties 
  • Verwerkingssnelheid: Insecten zoeken en Annulering

Vier ondergeschikte indexschalen die nuttig zijn voor speciale omstandigheden (doof/langzame verwerking): vocabulaire verwerving, non-verbaal, algemene vaardigheden, cognitieve bekwaamheid.

Early SB5 (Stanford Binet Intelligence Scale for Early Childhood): combineert subtests van SB5 met nieuwe test observatie checklist (TOC) en ouderverslagen. Beeld krijgen van gedrag van een kind tijdens de test, dit omdat een bepaalde gedraging meerdere betekenissen kan hebben. TOC bestaat uit een deel dat kijkt naar kenmerken van het kind en een deel dat kijkt naar specifieke gedragingen. Test scores in de eerste twee jaar lijken vaak een minimale voorspeller. Hoe ouder het kind is tijdens het testen, hoe sterker de relatie met het latere IQ.

Testen van personen met een beperking

Niet-talige tests

Leiter tests: Een non-verbale test voor kinderen van 2 tot 21 jaar . Voor kinderen die de taal niet spreken, kinderen met autisme, hersenschade en spraak- of gehoorproblemen. Kinderen moeten kleine figuurtjes matchen met een voorbeeld. Visualisatie & redenering en Geheugen & Aandacht. Betrouwbaarheid en Validiteit goed 

Niet-lees en motor-verminderde tests

Peabody Picture Vocabulary tests: Voor personen die zich verbaal niet uit kunnen drukken en/of die verzwakte motorcondities hebben. Tester spreekt stimulus woord uit en persoon moet plaatje aanwijzen die het beste erbij past. Het is een meetinstrument voor de vocabulaire, niet de algemene intelligentie. PPVT heeft een twijfelachtige toepasbaarheid voor kinderen buitenlandse afkomst (zwakke betrouwbaarheid), verder hoge betrouwbaarheid. 

Mensen met een visuele beperking

Weschler Tests: Haptic Intelligence Scale for the Adult Blind (HISAB). Bestaat uit zes subtests van de originele Weschler test. Test wordt afgenomen door een persoon die gebarentaal kan en/of met behulp van een voelbord. 

Hoofdstuk 8: Persoonlijkheidstesten 

Projectieve testen/hypotheses

Associatietechniek 

The Rorschach: De bekendste associatietest. Inzicht in persoonlijke, onlogische en vreemde associaties. 

Voltooingstechniek 

Sentence Completion Test: projectieve test

Constructietechniek 

TAT: terugkerende antwoorden zeggen iets over de persoon. 

Expressietechniek 

The draw-a-person test (DAP): Bedacht omdat veel kinderen uit zichzelf al menselijke figuren tekenen (1926). Het doel was om intelligente ontwikkeling te meten, hoe gedetailleerder, hoe beter de score.

In 1988 de DAP waarbij ook een kwantitatief scoringssysteem werd toegevoegd. Goed vanwege de duidelijke scoring. Betrouwbaarheid goed. Validiteit minder goed; kinderen met leerachterstanden en ontwikkelingsgebreken niet effectief genoeg identificeerbaar. Slechte empirische onderbouwing.

The house-tree-person test (HTP): Participant wordt gevraagd een huis, boom en persoon te tekenen. Bij interpreteren van de tekening moet het huis het thuisleven voorstellen, de boom representeert de ervaring van de omgeving en de persoon reflecteert de interpersoonlijke relaties. Invalide meetinstrument. Projectieve techniek. Aanvulling op klinisch interview 

Theorie gestuurde tests

Personality Research Form (PRF): Deze behoeften worden gekoppeld aan persoonlijkheidsschalen> 

State-Trait Anxiety Inventory (STAI): Zelfrapportage voor het meten van angst. Doel is om onderscheid te maken tussen tijdelijke staat (stait) en een langdurende, stabiele staat (trait). Bevat vragen over hoe de participant zich nu voelt en over hoe de participant zich over het algemeen voelt. Veelgebruikt instrument in klinische en onderzoekssector. Test-hertest voor staat is laag (logisch), voor trait hoog. Interne consistentie hoog, validiteit hoog. 

Tests uit factor analyse

Eysenck Personality Questionnaire (EPQ): Ontwikkeld om de grote dimensies van normale en abnormale persoonlijkheidsdimensies te meten: Psychoticisme (P), Extraversie (E), Neuroticisme (N). Liegschaal voor validiteit.

  • Hoge score op P; wijst op agressieve en vijandige kenmerken, impulsiviteit, voorkeur voor ongewone dingen en empathische beperkingen.
  • Hoge score E; luide, gezellige, outgoing, van plezier houdende kenmerken. Lage score wijst op introverte kenmerken.
  • Hoge score N; Nerveus, slecht aangepast en overemotioneel. Lage score; stabel en zelfverzekerd. 

Comrey Personality Scales: korte zelfrapportage, meet persoonlijkheid.

Criterium gebaseerde testen

MMPI-2: zelfrapportage (waar-onwaar items). Geschikt voor psychiatrisch onderzoek en normaal persoonlijkheidsonderzoek. Meet attitudes, ongepast gedrag, verweerbaarheid, voorgewende ziektes. 

MCMI-III: psychiatrisch onderzoek, kan gebruikt worden in combinatie met de DSM-IV. 5 groepen van schalen: (1) klinische persoonlijkheid patronen (schizoïde, vermijdend, depressief etc); (2) Ernstige persoonlijkheid pathologie (borderline, paranoïde etc); (3) Klinische syndromen (angst, disthyme depressie, alcohol afhankelijk etc); (4) Ernstige syndromen (gedachtestoornis, grote depressie, waanstoornis); (5) Validiteit indexen (disclosure, debasement, desirability)

Gedragstherapie

Blootstelling 

Behavioral Avoidance Test (BAT): blootstelling aan angst/fobie. Therapeut meet hoe lang de patiënt de angststimulus kan tolereren. Scores zijn sterk gerelateerd aan zelfrapportage van catastrofale gedachten.

Cognitieve gedragstherapie

Beck Depression Inventory (BDI): Zelfrapportage vragenlijst voor depressie. Meet cognitieve componenten van depressie. Betrouwbaarheid heel goed; test-hertest niet goed omdat gevoelens van depressie veel veranderen in korte tijd. Validiteit goed. Geschikt voor gedragsonderzoek en klinische settings. Nadeel is dat de BDI te transparant is en de antwoorden makkelijk te neppen zijn 

Gestructureerde interviews

SCID (Structured Clinical Interview for DSM IV)

Analoge gedragsassessment

Rapid Couples Interaction Scoring System: analoge gedragsassessment. Geobserveerde worden in een gestandaardiseerde omgeving. Deze test is voor huwelijkstherapie/andere therapieën. 

Hoofdstuk 9: Assessments in normaliteit 

Breedband tests voor normale persoonlijkheid

Myers-Briggs Type indicator (MBTI): Zelfrapportage keuzelijst gebaseerd op persoonlijkheidstheorieën van Carl Jung. - Vier polariteiten: 1. Extraverie vs Introversie; 2. Sensing vs Intuition; 3. Thinking vs Feeling; 4. Judging vs Perceiving. Bestaat alleen uit de extremen, dus tegengestelden van elkaar. Geschikt om in te schatten of iemand geschikt is voor een bepaald beroep. 

California Psychological Inventory (CPI): Waar-onwaar vragenlijst die 20 persoonlijkheidsschalen reflecteren. Goede voorspeller voor psychische en fysieke gezondheid, schoolprestaties, effectiviteit van leraren en politiepersoneel en leiderschapssuccessen. Kan ook delinquente en criminele adolescenten identificeren 

NEO PI-R: meet de persoonlijkheid en psychopathologie, kan een stoornis aangeven. Gebaseerd op Big Five. 5 domeinen: emotionele stabiliteit, extraversie, openheid, gewetensvolheid, vriendelijkheid (OCEAN).

Hoofdstuk 10: volgt nog

Hoofdstuk 11: (Gregory) volgt nog

Hoofdstuk 11 Hoe kunnen gedragsproblemen worden gediagnosticeerd? (Reynolds) 

Behavioral Assessment System for Children / BASC-2 (TRS en PRS): Bestaat uit Teacher Rating Scale (TRS), Parent Rating Scale (PRS), zelfrapportage, klassikaal observatiesysteem, Parenting Relationship Questionnaire en een gestructureerde geschiedenis van de ontwikkeling (2 en 21 jaar). Interpreteren het best beginnen met het meest globale niveau en naar beneden werken naar specifieke niveaus. Validiteitsschalen waarmee aanwezigheid van responssets opgemerkt kan worden. Breed spectrum van negatief als positief en adaptief gedrag. Drie normvergelijkingen; landelijk, geslacht specifiek, nationaal. 

Achenbach’s Child Behavioral Checklist: Bestaat uit de CBCL, TRF, zelfrapportage en direct observatiesysteem. Twee vormen; voor kinderen 2 t/m 3 jaar en voor kinderen van 4 t/m 18 jaar. Behoort tot de meest gebruikte psychologische testen op scholen. Het eerste onderdeel: activiteiten en competenties op gebied van recreatie, sociaal functioneren en school. Tweede deel: items over probleemgedrag, een beoordelaar moet mening geven. Voordelen: makkelijk in gebruik en makkelijk te scoren met behulp van computer. Nuttig op klinisch gebied en op onderzoeksgebied.

Conners Rating Scales: Via vragenlijsten wordt er informatie verkregen van leraren, ouders en zelf.  Geschikt voor ADHD gedragskenmerken en comorbide problemen zoals CD en ODD. 

Kinetic Family Drawing: Geeft inzicht in zelfperceptie van een kind, perceptie van de ouders en indicatie over de ontwikkeling van de mentale organisatie van een kind. Optionele test om de hechtingsstijl te onderzoeken. Resultaat laat ongeveer een analyse zien van hoe een kind denkt dat de familieleden ten opzichte van elkaar staan. 

Single Domain rating scales: Meet alleen symptomen van specifieke stoornis of een specifieke gedragsdimensie. Altijd gebruiken als aanvullend op omnibus rating scales (algemene rating scales). 

Adult behavioral rating scales: Kijkt naar middelenmisbruik, angst om oud te worden en cognitieve vaardigheden. Bevat ook een validiteitsschaal en een leugenschaal. 55+. Omnibus Rating Scale (met een brede lijn van symptomen en gedragingen die geassocieerd zijn met verschillende emotionele en gedragsstoornissen). 

BASC-II Student Obeservation System (SOS): onderdeel van de BASC-II, meet 14 gestandaardiseerde dimensies van gedrag. Bruikbaar in elke gestructureerde leeromgeving. Maakt gebruikt van Momentarily Time Sampling (MTS) om er zeker van te zijn dat het hele spectrum aan gedragingen wordt opgemerkt. 

Continuous Performance Tests (CPT): specifieke gedragtests die oorspronkelijk ontwikkeld zijn om oplettendheid, volgehouden en selectieve aandacht en executieve controle te meten. Wordt afgenomen met een computer. 

Psychofysiologische assessment: fysieke veranderingen in het lichaam worden tijdens bepaalde gebeurtenis gemeten. (EEG en leugen detector). 

Hoofdstuk 12: Toekomst van het psychologische testen 

The VE grocery Store Test: meet executieve functies en het geheugen. Dmv VR loop je door een virtuele groentewinkel, juiste producten zoeken, prijzen en selecteren en een geheugentaakje doen. 

Virtual Reality Lateralized Attention Test: meet en classificeert symptomen van hemispatial neglect. 

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Date
24-01-2019
Statistics
[totalcount]