Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.

Stamplijst:

Hoofdstuk 1:

• Wat is het verschil tussen de Little- en Great Divergence? (p. 17/18)

• Wat zijn de drie basisproblemen en welke term kan daarbij als overkoepelend worden beschouwd? (p. 13/14)

• Wat is globalisering en welke drie visies over wanneer globalisatie plaats vond zijn er? (p. 17/29/32)

• Noem 5 gevolgen van globalisering wereldwijd. (p. 32 t/m. 34)

• Wat is het feodalisme en waarom verloor het langzaam aan invloed? Wat kwam ervoor in de plaats? (p. 28)

Hoofdstuk 2:

• Welke 4 economische groeimodellen zijn er? ( par. 2.1)

• Welke remmen op de bevolkingsgroei waren er? Aan welke theorie zijn deze verbonden? Waardoor werden ze veroorzaakt? (p. 38 t/m. 41)

• Waardoor was de agrarische productie niet statisch? Hoe werd dit in Zuid-China opgelost? ( p. 42)

• Wat hield de Marxistische theorie in? (p. 45)

• Welke gevolgen had de daling van de landbouwprijzen? (p. 46)

• Welke theorie bedacht Adam Smith? Leg uit. (p. 47)

• Noem 3 indicatoren van commercialisering( p. 47 t/m. 50 )

• Wat betoogde Immanuel Wallerstein? Leg uit. ( p. 51 )

• Wat is een institutie en waar zorgde dit voor? (p. 52 tm 56)

• Noem vier kenmerken van een moderne economie. ( p. 56)

• Noem tenminste vier van de zes interne impulsen tot economische groei. (p. 58 t/m. 64)

• Noem drie typen van arbeid. ( p.67 / 68 )

• Wat is indentured labour? (p. 69)

• Wanneer begon de Great Divergence? (p.72 / 73)

• Waarom sprongen Groot-Brittannië en de Republiek uit boven de rest van Europa, ook voor de Great Divergence? (p.74)

• Waardoor kreeg Groot-Brittannië een voorsprong ten opzichte van de Republiek? (idem )

• Wat is het verschil tussen een organic economy en een mineral based economy? (p. 79 / 80)

Hoofdstuk 3:

• Wat is een internationaal politiek systeem? (p. 84)

• Hoe was het internationale politieke systeem in de late middeleeuwen georganiseerd? (p. 85)

• Welke mechanisme had Norbert Elias en hoe is dit genoemd? (p. 88)

• Geld bovengenoemde mechanisme alleen voor Europa? Leg uit. (p. 89 )

• Wat is het model van Charles Tilly? leg uit. (p. 90 t/m. 92)

• Noem twee modellen van staatsvorming binnen het model van Tilly. (p.92)

• Wat is het Westfaalse systeem? (p. 93)

• Wat was de politieke en economische situatie van Nederland aan het begin van de inlijving door Spanje? Welke gevolgen had deze inlijving? (p. 94 / 95)

• Noem ten minstens drie van de 5 nadelen die de groeiende staatsmacht van de Habsburgers had. ( p. 96 t/m/ 97)

• Waardoor slaagde de Opstand? (p. 99t/m 101)

• Waardoor was voor de Republiek oorlog juist een gunstig fenomeen? Leg uit. ( p. 102 t/m. 105)

• Wat is oligarchisering? ( p. 105)

• Welke twee theorieën zijn verbonden aan deze oligarchisering? Door welke personen zijn deze bedacht. Leg de theorieen uit.

• Wanneer is er sprake van een revolutionaire situatie. Welke partijen vallen hier te onderscheiden en welke filosoof is hier aan verbonden. Welke drie uitkomsten kunnen er zijn? (p. 108 / 109)

• Hoe kon men de Nederlandse staat in politiek opzicht typeren? Welke paradox is zichtbaar? (p. 110 )

• Wat is de Konfessionalisierung? (p.111)

• Hoe kon men de cultuur binnen de Republiek kenmerken? Noem twee elementen ( p. 112)

• Waarom kon Azie niet volledig de wereld betrekken in zijn internationale systeem? Waarom lukte het Europa wel? (p. 115)

• Noem 3 fasen en 3 modellen van kolonialisering. ( p. 116 / 117 )

• Waarin verschilde de Republiek in zijn koloniale beleid ten opzichte van de andere koloniale machten? (p. 120 / 121)

• Wat is een natie? (p. 125)

• Wat werd er op het Congres van Wenen besproken? ( p. 125)

Hoofdstuk 4:

• Waren zowel het Europese als Aziatische huwelijkspartroon een preventive check? Zo ja, leg uit waarom. ( p. 129 / 130 )

• Noem vier bestaansrisico's tijdens de vroegmoderne tijd. ( p. 131)

• Noem twee veranderingen binnen het huwelijk en erfrecht. Wat voor gevolgen had dit? Noem minstens 3 van de 5. (p. 132 t/m 135 )

• Werden er in de verschillende sociale klassen anders tegen het kiezen van een huwelijkspartner aangekeken? Noem dit voor zowel China als Europa. ( p. 136 / 137)

• Welke nieuwe bevolkingsgroep kwam in beeld? Waar was deze aan gebonden? (p. 137 )

• Welke verschillen vonden er tussen Engeland & de Republiek, Frankrijk en Duitsland plaats op sociaal gebied? (p. 138 tm 140 )

• Noem de verschillen tussen Europa en Azie in hun aanpak om hongersnoden tegen te gaan. (p. 141)

• Wat is het zwartrijdersprobleem? (p. 144)

• Wat is disciplinering en wat is sociale controle? Werden er nog verder onderscheid gemaakt? Zo ja, leg uit welke maatregelen er werden genomen. ( p. 146 - 147 )

• Welke drie vormen van sociale controle kwamen na 1500? (idem)

• Welke visies over een toename van disciplinering bestaan er? Leg deze theorieën uit. (p. 150 - 151)

• Waarom was er in China een machtstrijd tussen kerk en staat afwezig? ( p. 151-152)

• Wat is het verschil tussen de Grote en Kleine Traditie? (p. 153)

• Wat is 'the decline of magic'? Leg uit. (p. 154)

• Wat waren de oorzaken van de heksenvervolgingen? (p. 154 - 155)

• Wat kan worden gezien als de oorzaak van de Wetenschappelijke Revolutie? (p. 156)

• Wat is het verschil tussen de Gematigde Verlichting en de Radicale Verlichting? (p. 158)

• Wat voor gevolgen had de Verlichting voor de boekdrukkunst? ( p.158 - 159)

• Wat is het verschil tussen de Kleine- en Grote traditie van het oogpunt van levenshouding? (p. 161)

• Wat waren de gevolgen van de 'consumer revolution'. Noem drie. ( p. 163)

Hoofdstuk 5:

• Noem drie periodes waarin Nederland een verschillende rol had op het wereldtoneel. Leg uit waarom dit kwam en waardoor de veranderingen zo'n sterk effect hadden op Nederland annex de Republiek. ( p. 167 t/m 170)