voorkeursbeleid Universiteit Groningen - Arrest

Feiten

I.c. gaat het om het voorkeursbeleid van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). In 2010 heeft de RUG extra budget gereserveerd om het aandeel van vrouwelijke hoogleraren te verhogen.

Bij de Rijksuniversiteit Groningen waren er namelijk veel minder vrouwen dan mannen hoogleraar. Omdat het aandeel van vrouwelijke hoogleraren te vergroten heeft het extra budget gereserveerd en de vrouwelijke universitair hoofddocenten in de gelegenheid gesteld hun dossier aan te bieden aan hun faculteitsbestuur. Het faculteitsbestuur kon hen dan bij het College van bestuur voordragen voor benoeming tot hoogleraar. Voor de mannen was deze mogelijkheid niet aanwezig. De mannen konden wel in het kader van het gewone beleid bevorderd worden.

Hierna heeft de RUG 12 vrouwelijke universitaire hoofddocenten op basis van het gereserveerde budget bevorderd tot hoogleraar.

In die periode dat de 12 vrouwen via het voorkeursbeleid zijn benoemd, zijn ook 15 mannen en 6 vrouwen in het kader van het algemene benoemingsbeleid tot hoogleraar benoemd.

De Stichting Discriminatie Meldpunt Groningen heeft de CGB gevraagd te oordelen

over de toelaatbaarheid van het voorkeursbeleid van de RUG.

Commissie Gelijke Behandeling

De CGB oordeelt dat de Rijksuniversiteit Groningen verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt bij de bevordering.

Het is duidelijk dat de RUG het aantal vrouwelijke hoogleraren wilde vergroten. Daarom is het extra budget gereserveerd maar omdat de universiteit zulke bevorderingsmogelijkheden niet heeft gecreëerd voor mannen, heeft zij jegens hen direct onderscheid gemaakt op grond van geslacht. De universiteit heeft bij de bevordering tot de functie hoogleraar dus voorkeursbeleid voor vrouwen gevoerd. De CGB verwijst daarbij naar de vier vereisten die zij heeft geformuleerd voor een toelaatbaar voorkeursbeleid en waaraan altijd wordt getoetst.

Het beleid van de RUG zou niet voldoen aan het zorgvuldigheidsvereiste en ook niet aan het evenredigheidsvereiste. De CGB acht het zorgvuldigheidsvereiste geschonden omdat alleen vrouwen aan het specifieke project konden deelnemen en mannen hiervan werden uitgesloten. Dat mannen via het reguliere traject konden worden benoemd, zou dat niet goed maken. Ook het evenredigheidsvereiste is geschonden. Immers, de voorkeursmaatregel moet kunnen worden gerechtvaardigd door de mate van achterstand. Volgens de Commissie was de mate van achterstand van vrouwelijke hoogleraren niet zo groot dat een maatregel van voorkeursbeleid die functies voor vrouwen reserveert proportioneel was.

Volgens de gelijkebehandelingswetgeving mag voorkeursbeleid gevoerd worden als het gemaakte onderscheid tot doel heeft vrouwen in een bevoorrechte positie te plaatsen voor het opheffen of verminderen van feitelijke ongelijkheden. Het voorkeursbeleid moet dan wel voldoen aan een aantal voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat alleen de voorkeur aan een vrouw gegeven mag worden als sprake is van gelijke geschiktheid. De universiteit heeft alleen vrouwelijke universitair hoofddocenten uitgenodigd voor de bevordering. Vervolgens heeft zij uit die groep vrouwen twaalf vrouwen tot hoogleraar bevorderd. Omdat zij van te voren mannen heeft uitgesloten, is het dus niet duidelijk of de vrouwen en die mannen even geschikt waren. Dit is niet zorgvuldig. RUG heeft mannen dus gediscrimineerd op grond van geslacht bij de bevordering.