Verbintenissenrecht - UL - B2 - Oefenbundel
- 3812 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Bernfeld BV exploiteert een winkel in elektronica en huishoudelijk apparatuur. De heer Adelsbergen bezoekt de winkel om een nieuwe stereo-installatie uit te zoeken. Na enig rondkijken zegt hij tegen de verkoper: ‘Ik ben geïnteresseerd in dit model van Philips, maar ik twijfel nog. Morgen heb ik andere dingen te doen, maar ik laat mijn zoon Schlomo langskomen om mijn beslissing door te geven’. Na overleg thuis besluit vader Adelsbergen dat hij de Philips te duur vindt en dat de koop niet doorgaat. Zijn zestienjarige zoon Schlomo is het hier niet mee eens en verschijnt de volgende dag in de winkel met de boodschap dat zijn vader de Philips koopt. De verkoper noteert de bestelling en vertelt dat het apparaat over een week wordt geleverd. Zodra vader Adelsbergen dit verneemt, gaat hij naar de winkel om te vertellen dat hij niet akkoord gaat met de aankoop. Volgens de verkoper is hij te laat en is de koop inmiddels definitief gesloten. Vader Adelsbergen antwoordt: ‘Er is geen koop gesloten, want mijn zoon was niet bevoegd om namens mij de stereo aan te schaffen. Bovendien is hij minderjarig, dus ik kan hoe dan ook van deze koop af’.
Is er een koopovereenkomst tot stand gekomen tussen Bernfeld en vader Adelsbergen en zo ja, kan vader Adelsbergen die overeenkomst aantasten?
Evert Jansen krijgt regelmatig boetes wegens snelheidsovertredingen. Hij informeert daarom in de winkel van De Vreis naar een zogenaamde radardetector, een apparaat dat automobilisten waarschuwt voor snelheidscontroles. De verkoper vertelt hem dat het gebruik van dergelijke apparaten in het verkeer niet is toegestaan, maar dat de pakkans in de praktijk nihil is en dat hij de detector met een gerust hart kan kopen. Evert is overtuigd en koopt het apparaat. Thuis blijkt zijn vriendin Sophie echter fel tegen de aankoop. Op haar aandringen levert Evert de radardetector weer in en vraagt hij zijn geld terug. De verkoper weigert dit. U kunt ervan uitgaan dat de handel in radardetectoren is toegestaan, maar dat het gebruik ervan in het verkeer verboden is. Is er een geldige koopovereenkomst tot stand gekomen tussen Bernfeld en Evert?
Mevrouw de Boer koopt bij Bernfeld voor €1.200 een vaatwasser. Overeengekomen wordt dat levering zal plaatsvinden op 12 maart en dat de monteurs van Van Veen op die dag ook, zonde rmeerkosten, de vaatwasser in de keuken van mevrouw de Boer zullen aansluiten. De betaling van de koopprijs zal bij aflevering plaatsvinden door middel van een mobiele PIN-betaling. Op 12 maart wordt vaatwasser bezorgd, maar tot ongenoegen van mevrouw de Boer moeten de monteurs na een kwartier alweer door naar een volgende klus. De vaatwasser staat dan nog los onder het aanrecht. Kan mevrouw de Boer, in verband met het achterwege blijven van aansluiting van de vaatwasser op 12 maart, weigeren de (volledige) koopprijs daarvan te voldoen?
Na vertrek van de monteurs ontdekt mevrouw de Boer dat de monteurs toen zij de vaatwasser onder het aanrecht schoven, twee kastdeurtjes van haar keuken hebben beschadigd. De deurtjes moeten worden vervangen (kosten: € 350). Heeft mevrouw de Boer jegens Bernfeld recht op schadevergoeding van deze € 350 en zo ja, dient zij Bernfeld in gebreke te stellen alvorens schadevergoeding te kunnen krijgen?
Bernfeld is niet alleen de eigenaar van haar eigen winkelpand, maar ook van een naastgelegen pand. De heer Freudenthalfrid, die laatstbedoeld pand de afgelopen jaren huurde voor zijn CD-winkel, treedt met Bernfeld in onderhandeling over de aankoop ervan. Zij komen onder meer een kettingbeding overeen, ertoe strekkende dat het pand in de toekomst altijd als winkelbedrijf zal worden geëxploiteerd. Voor Bernfeld is dit van cruciaal belang, omdat er zich in de omgeving van de elektronicazaak verder nauwelijks winkels bevinden. De koop wordt gesloten. Na overdracht van het pand wordt Freudenthalfrid benaderd door Elektricity, de enige lokale concurrent van Bernfeld , met een aantrekkelijk aanbod tot ‘uitkoop’. Elektricity is van plan het naastgelegen pand leeg te laten staan en dringt er daarom bij Freudenthalfrid op aan om het kettingbeding niet in de koop- en leveringsakte op te nemen. Freudenthalfrid gaat hiermee akkoord. Wanneer Bernfeld die verneemt, vreest zij voor haar omzet en vraagt zij zich af of zij Elektricity kan dwingen om het beding na te komen. Bestaat er voor Bernfeld een mogelijkheid om Elektricity te dwingen om het kettingbeding na te komen?
De Principles of European Contract Law (PECL) bepalen in art 6.111:
Deze bepaling kent haar equivalent in een artikel uit het Nederlandse BW. In het standaard-arrest Campina/Van Jole (HR 19 november 1993, NJ 1994, 156) heeft de Hoge Raad een tamelijk strikte invulling gegeven aan dat Nederlandse artikel. Welk artikel uit het Nederlandse BW wordt bedoeld en komt de bedoelde striktheid ook tot uitdrukking in art. 6:111 PECL?
Sinds de zomer van 2005 vinden er horeca-activiteiten plaats in een bierkeet aan de rand van de gemeente Putten. De bierkeet beschikt niet over de daarvoor ingevolge art. 3 van de Drank- en Horecawet vereiste vergunning. Door niet aan de wettelijke voorschriften te voldoen, bespaart de bierkeet kosten en kan daarom lage bierprijzen hanteren. De omzet van café ‘Het Zuipertje’ in het centrum van Putten loopt door deze illegale horeca-activiteiten terug. Goslinski (eigenaar en exploitant van café Het Zuipertje) beschouwt dit als oneerlijke concurrentie. U kunt ervan uitgaan dat de Drank- en Horecawet is opgesteld met het oog op de regulering van alcoholconsumptie. Handelt de bierkeet onrechtmatig jegens Goslinski?
Een klant van het Zuipertje, Lucky, zakt op een avond door de stoel waarop hij zit. Lucky heeft een normaal postuur en zat rustig met vrienden te praten. Hij heeft ernstig rugletsel opgelopen. Vastgesteld wordt dat de stoel waarop Lucky zat één jaar oud was, dat één van de poten was aangetast door houtworm en dat dit euvel enkele maanden geleden moet zijn ontstaan. Goslinski was niet op de hoogte van de aanwezigheid van de houtwormaantasting, omdat deze niet zichtbaar was. Is Goslinski aansprakelijk jegens Lucky?
Goslinski is op een woensdagmiddag een paar uur in het Zuipertje met de administratie bezig geweest. Hij loopt naar zijn geparkeerde auto en rijdt de weg op; hij rijdt niet harder dan 25 km per uur. Plotseling rent Tim (11 jaar oud) de straat op achter een bal aan. Goslinski kan Tim niet ontwijken en rijdt hem aan. Tim is zwaargewond en moet worden geopereerd (kosten: € 5.000).
De ouders van Tim vorderen namens Tim vergoeding van deze letselschade. Dient Goslinski deze schade volledig te vergoeden?
Stel dat Goslinski aansprakelijk is jegens Tim. Na de operatie moet Tim twee maanden worden verpleegd. De moeder van Tim verpleegt hem thuis. Zij vordert van Goslinski wegens het verlies van vrije tijd € 7.500 (het bedrag dat professionele verpleging zou hebben gekost). Hoe beoordeelt u de kans van slagen van deze vordering?
Ja, er is een koopovereenkomst tot stand gekomen. Bij het ontbreken van een volmacht kan de principaal toch gebonden zijn op basis van artikel 3:61 lid 2 BW. Wanneer er sprake is van een toerekenbare schijn van volmacht. Daarvan is sprake als de wederpartij op grond van een gedraging van de principaal heeft aangenomen dat er een volmacht was. In casu heeft vader Adelsbergen aangegeven dat zijn zoon terug zou komen om zijn beslissing door te geven dus mag de winkelier hierop vertrouwen en wordt hij beschermd door artikel 3:61 lid 2 BW. Het feit dat Schlomo minderjarig is doet hier niet aan af, artikel 3:63 bepaalt namelijk in lid 1 dart iemand die handelingsonbekwaam is nog wel op basis van een volmacht kan handelen.
Nee, deze overeenkomst is nietig op basis van artikel 3:40 lid 1 BW. De strekking van de rechtshandeling is immers in strijd met de openbare orde of goede zeden.
Ja, zij kan dit weigeren. Artikel 6:262 lid 1 bevat de exceptio non adimpleti contractus. Die bevat de regel dat wanneer een partij de verbintenis niet nakomt, de wederpartij haar wederprestatie mag opschorten. Artikel 6:262 lid 2 betreffende de gedeeltelijke opschorting is hier niet van toepassing, Bernfeld heeft immers wel de overeenkomst deels nagekomen maar daar heeft zij niets aan want de vaatwasser is nog steeds onbruikbaar.
Zij heeft recht op schadevergoeding en wel op basis van artikel 6:74 BW. Er is immers sprake van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis. En dus kan zij een beroep doen op wanprestatie. Bernfeld is hiervoor aansprakelijk op basis van artikel 6:76 BW. Een ingebrekestelling is hiervoor niet nodig aldus artikel 6:81BW. De schade is immers al toegebracht en dus is een juiste nakoming blijvend onmogelijk.
Nee, als een partij verzuimt om een kettingbeding door te geven aan haar opvolger raakt de laatstgenoemde niet gebonden. Een schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad is eventueel wel mogelijk aldus het arrest Curacao/Boye.
Het gaat om artikel 6:258 BW. In Campina/Van Jole gat het om de vraag of de oorspronkelijke overeenkomst ongewijzigd moet worden nagekomen, ondanks de ‘spanning’ die door het intreden van nieuwe omstandigheden wordt opgeroepen. Er worden drie stappen genoemd:
Deze striktheid komt in artikel 6:111 PECL niet naar voren. Hierbij wordt de mogelijkheid genoemd om opnieuw in onderhandelingen te treden bij gewijzigde omstandigheden terwijl de Hoge Raad duidelijk uitgaat van terughoudendheid.
Nee, er is namelijk niet voldaan aan het vereiste van relativiteit zoals omschreven in artikel 6:163 BW: Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen schade zoals de benadeelde die heeft geleden. De Hoge Raad heeft dit aangegeven in het het arrest van de tandarts Dorenbos. Hierin werd aangegeven: de wet stelt een vergunning verplicht voor tandartsen. Andere tandartsen kunnen die tandarts niet aansprakelijk stellen. De vergunningplicht is namelijk ingesteld om de patiënt te beschermen tegen onbekwame tandartsen, en niet om de broodwinning van concurrerende tandartsen te beschermen. Ditzelfde is van toepassing op de Drank- en Horecawet die is ingesteld om de alcoholconsumptie te reguleren.
Ja, op basis van artikel 6:173 BW. Hierbij is het van belang dat het bekendheidsvereiste van dit artikel niet inhoudt dat Goslinski bekend moest zijn met het feit dat er houtworm in de stoel aanwezig was maar met het feit dat je niet op een stoel moet gaan zitten waar houtworm in zit. Hij is dus aansprakelijk voor de gebrekkige zaak.
Ja, de Hoge Raad heeft bepaalt in het arrest Ingrid Kolkman dat in gevallen van kinderen onder 14 jaar er een risicoaansprakelijkheid bestaat voor de bestuurder en 100% van de schade moet worden betaald ook als er sprake is van eigen schuld.
Die kan slagen op basis van artikel 6:107 BW.
Deze bundel bevat oefententamens bij het vak Verbintenissenrecht aan de Universiteit Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution