Staatsrecht 3 - Recht - RUG - B3 - Oefenbundel
- 2789 reads
Geef aan welke stadia een wetsvoorstel in het Verenigd Koninkrijk in beide Huizen van het parlement doormaakt en welke verschillen er bestaan ten opzichte van de Nederlandse wetsprocedure, zoals deze in de Grondwet en de reglementen van orde van beide Kamers zijn vastgelegd. (300 woorden)
De Nederlandse homogeniteitsregel houdt in dat het kabinet met één mond spreekt en bewindspersonen naar buiten toe het kabinetsbeleid verdedigen. In hoeverre kent Zweden een vergelijkbare regel? Geef in uw antwoord ook aan wat de historische achtergrond is van de Zweedse relevante regels. (300 woorden)
Ten aanzien van internationaal recht heeft Nederland een incorporatiestelsel, waarin internationaal recht als zodanig onderdeel uitmaakt van de nationale rechtsorde. Waarom is het, gegeven de in Nederland en in Duitsland bestaande systemen van doorwerking, goed te verklaren dat de Grondwet normen bevat over verdragsrecht en het Grundgesetz juist normen over ongeschreven volkenrecht? (300 woorden)
Geef twee redenen waarom het Zweeds gedeconcentreerde bestuur op provinciaal niveau maar in zeer beperkte mate beïnvloed kan worden door de Zweedse regering. (250 woorden)
Bestrijd de volgende stelling:
Het kiesstelsel voor de Franse Assemblée Nationale schendt de democratische kernwaarde van stemgelijkheid, doordat het de kiezersvoorkeuren niet proportioneel vertaalt in zetels in de Assemblée. (250 woorden)
Is in het Zweedse constitutionele recht het EVRM van groter belang dan in het Nederlandse constitutionele recht? Beargumenteer uw antwoord (300 woorden)
In de Duitse constitutionele geschiedenis is federalisme een centraal uitgangspunt geweest in zowel 1871 als in 1949. De achterliggende reden waarom werd gekozen voor een federale staatsstructuur was op beide momenten in de geschiedenis echter een andere. Leg van beide momenten uit waarom er werd gekozen voor een federale staatsstructuur. (250 woorden)
In eenheidsstaten als Nederland is het vaak een constitutioneel probleem dat het lastig is de autonomie van gemeenten en provincies te garanderen. De Nederlandse constitutie kent immers niet een harde grens van bevoegdheden die de wetgever niet aan zich mag trekken. In hoeverre biedt het Britse stelsel een adequate oplossing voor dit probleem? (300 woorden)
Geef aan in hoeverre en waarom de volgende stelling (niet) juist is: “Het Franse Conseil Constitutionnel heeft bij de beoordeling van de grondwettigheid van nog niet in werking getreden wetsvoorstellen minder mogelijkheden tot een ongrondwettigverklaring dan het Bundesverfassungsgericht”. (200 woorden)
Thans is bij de Staten-Generaal een voorstel aanhangig om te komen tot de opneming in de Grondwet van een zogeheten algemene bepaling. De tekst van deze bepaling luidt: “De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat”. Aan de overige bepalingen van de Grondwet wordt niets gewijzigd. Geef, met behulp van de wijze waarop het Grundgesetz de grondrechten en de democratische rechtstaat wil garanderen, drie punten waarop de Grondwet inhoudelijk gewijzigd zou moeten worden om de door de algemene bepaling beoogde waarborging daadwerkelijke inhoud te geven. (300 woorden).
Zie pag. 358-359 boek: first reading, second reading, committee stage, report stage, third reading. Verschil: behandeling in commissie en behandeling in pleno wisselen elkaar af. Daarnaast amenderingsrecht in beide kamers, wat kan resulteren in een hernieuwde behandeling in het volgende parlementaire jaar door gebruik te maken van de parliament acts.
De regering is in Zweden een orgaan dat formeel als collectief beslissingen neemt. Afzonderlijke ministers kunnen als hoofdregel geen extern werkende beslissingen nemen (enkele kleinere uitzonderingen daargelaten). In het grondslagenhoofdstuk van de Regeringsform wordt de positie van de regering aldus samengevat: ‘De regering bestuurt het Rijk. Zij is verantwoordelijk aan de Rijksdag’(art. 1:6 RF) (boek p. 406). Regeringsbeslissingen worden in beginsel collectief genomen in de gezamenlijke wekelijkse vergaderingen waaraan de betrokken ministers hun voorstellen overleggen. (boek p. 409). Wel zijn de ministers individueel aanspreekbaar door het parlement en leggen zij individueel verantwoording aan het parlement af voor hun beleidsterrein (boek p. 413-414). Achtergrond: Historisch gezien regeerde de koning en waren de ministers slechts zijn adviserende dienaren. Met het schrappen van de koning uit de regering bleef het collectieve element niettemin op de voorgrond. (het bovenstaande max.
Niettemin is van homogeniteit in de Nederlandse zin van het woord geen sprake. Art. 7:6 RF regelt dat er notulen van de ministerraadvergaderingen worden bijgehouden en dat daarin ook afwijkende meningen worden opgenomen. Aangezien de constitutionele commissie de notulen controleert wordt openbaar wat de meningsverschillen in het Zweeds kabinet zijn. Een homogeniteitsregel als de Nederlandse zal Zweden dus niet hebben. De historische achtergrond is hier dat het parlement moest kunnen controleren of de ministers genoeg weerstand boden aan de koning als die dreigde de constitutie te schenden.
(NL heeft een incorporatiesysteem: volkenrecht maakt als zodanig deel uit van onze rechtsorde.) Volkenrechtelijke normen hebben echter niet ‘vanzelf’ een plaats in de nationaalrechtelijke hiërarchie van geschreven normen. Vooral ten aanzien van verdragen ligt het dus voor de hand dat de Grondwet normen bevat over het openbaren en de interne rechtskracht van verdragen.
Voor een land met een transformatiestelsel als Duitsland ligt het weer veel meer voor de hand dat er normen zijn met een vergelijkbare strekking over ongeschreven volkenrecht, omdat je dat niet goed kunt transformeren en er dus ook geen corresponderende nationale normen zijn.
Niet correct: Vaak wordt ten onrechte betoogd dat omdat Nederland een incorportatiestelsel heeft het dus niet nodig is in de Gw. iets over de doorwerking van verdragen te regelen. Incorporatie en transformatie zijn echter descriptieve concepten. Het gaat er niet om dat de Gw. hoe een verdrag bindend wordt voor Nederland. De vraag gaat over de doorwerking van (dus) reeds voor Nederland in werking getreden verdragen. Ieder stelsel zal moeten regelen hoe verdragen bindend voor de staat worden. Een incorporatiestelsel is niet hetzelfde als monisme. Volkenrecht en internationaal recht zijn synoniemen, dus is onderscheid daartussen maken merkwaardig.
Let op: de vraag gaat over gedeconcentreerd bestuur, en heeft dus betrekking op de län-provincies en hun besturen (de länstyrelse). Dat moest uit het antwoord blijken. De twee te geven redenen moesten, voor het volle aantal punten, bovendien voldoende van elkaar verschillen. Argument 1 heeft betrekking op de zelfstandige taak- en bevoegdheidsuitoefening. Argument 2 heeft betrekking op de wijze van samenstelling. Voor elk van beide argumenten, mits goed uitgewerkt.
1. Net als alle andere bestuursorganen is ook het bestuur van de län-provincies (de länstyrelse geheten) zeer zelfstandig in het uitvoeren van zijn taken. Het betreft net als op centraal niveau zelfstandige bestuursorganen, met de bijbehorende juridische positie. In concrete gevallen is de regering niet bevoegd in te grijpen (d.m.v. concrete aanwijzingen) Ook geen algemene vernietigingsrecht voor de centrale overheid.
2. De länstyrelse is een hybride orgaan. De gouverneur/voorzitter/landshövding wordt weliswaar benoemd door de regering, maar de andere 14 leden van de länstyrelse niet. Die worden namelijk benoemd door de provinciale raden (landstingfullmäktige). Ook regeringsinvloed via benoemingen is dus beperkt.
Dat de stelling onjuist is, is gegeven.
Met recht kan betoogd worden dat het kiesstelsel de kiezersgelijkheid niet schendt. In zowel de eerste als de tweede stemronde telt iedere stem immers even zwaar mee. Dat stemmen effectiever vertalen in zetels doet daar niet aan af. Er is immers een verschil tussen de gelijkheid qua gewicht van alle stemmen, en de wijze waarop die gelijke stemmen zich vertalen in zetels.
Niet correct: De opdracht is om de stelling te bestrijden. Het is daarom een onjuist antwoord te betogen dat de stelling juist is; Opvallend vaak wordt betoogd dat het Franse kiesstelsel wel degelijk een proportionele uitslag heeft wegens het tweerondenstelsel. Dat is niet juist.
In Nederland kan eenieder voor de rechter een beroep doen op de bepalingen van het EVRM en kan dat ertoe leiden dan een wet in formele zin buiten toepassing wordt gelaten wegens strijd met het EVRM.
Ook in Zweden kan er een beroep op het EVRM worden gedaan. Het EVRM is naar Zweeds recht getransformeerd.
Daarnaast bestaat er een grondwettelijke plicht om geen wetten of voorschriften tot stand te brengen die in strijd zijn met het EVRM. Dit is vastgelegd in art. 2:19 RF. Deze bepaling in de RF geeft aan dat het EVRM van quasi-grondwettelijk niveau is en (anders dan normaliter bij transformatie) boven wifz staat, doch niet boven de Grondwet.
Voor het uiteindelijke antwoord is niet de uitkomst maar de beargumentering van belang: Beargumenteerd kan worden dat het EVRM in Nederland in constitutionele zin van groter belang is omdat in Nederland het EVRM voorrang heeft op de Grondwet, terwijl het EVRM in Zweden niet boven de RF staat (en er ook geen voorrang op heeft). Beargumenteerd kan worden dat het EVRM in Zweden van een nog groter belang is dan in Nederland, gelet op art. 2:19. Uitgelegd kan worden dat dit belang bijna vooral symbolisch is, doordat het EVRM in Zweden wordt onderscheiden van andere verdragen, terwijl in Nederland in artt. 93-94 het EVRM niet anders dan andere verdragen wordt benaderd. Ook zou men kunnen beargumenteren dat juist in Nederland het EVRM van groter belang is, nu wetgeving – anders dan in Zweden – niet kan worden getoetst aan de grondwet maar wel aan een ieder verbindende gedragsbepalingen en de grondrechten uit het EVRM over als zodanig zijn aanvaard.
Niet correct: Een redenering die uitsluitend is gebaseerd op de vraag of Zweden en Nederland het verdrag via transformatie of incorporatie toepassing hebben gegeven in de nationale rechtsorde. Een redenering die veronderstelt dat in de Nederlandse Grondwet of in de Zweedse RF niet of nauwelijks grondrechten zijn opgenomen. De stelling dat het in Nederland wel mogelijk is om wetgeving te maken die in strijd is met het EVRM, omdat in de Grondwet geen verplichting is opgenomen om geen wetgeving te maken die in strijd is met het EVRM. De stelling dat uit het feit dat het EVRM in de Nederlandse Grondwet niet wordt genoemd kan worden afgeleid dat het EVRM voor Zweden, omdat het in de RF is genoemd, belangrijker is. Redeneringen die zijn gebaseerd op de veronderstelling dat het EVRM een verdrag is dat is gesloten in het kader van de Europese Unie. Het aanvoeren van stellingen zonder dat argumenten worden genoemd ter onderbouwing.
1871: Duitse eenwording. Gekozen voor federalisme werd er omdat er allerlei monarchale Duitse landen bijeengebracht werden in één Rijk. Een eenheidsstaat was niet gewenst en ook niet haalbaar, aangezien de verschillende vorsten niet hun gehele soevereiniteit wensten op te geven.
1949: Federalisme was na de Tweede Wereldoorlog een bekend onderdeel van de Duitse staatsstructuur. Een belangrijke reden voor handhaving daarvan was op dit moment de idee van de verticale machtenscheiding. Mede geïnspireerd door het afbreken van de federale staatsstructuur tijdens het naziregime, moesten de Landen nu vooral ook voorkomen dat de centrale overheid te machtig zou worden.
niet correct: Er wordt gevraagd naar achterliggende redenen. Niet kan volstaan worden met een opsomming van gebeurtenissen. De BRD en de DDR waren twee verschillende staten, die zeker niet onderdeel van één federatie waren.
Het Britse stelsel gaat uit van bij Act aan de landen overgedragen bevoegdheden. Westminster blijft bevoegd op die terreinen op te treden. Er is sprake van 'devolution': overdracht 'without the relinquishmet of sovereignty'. Uiteindelijk geldt dus dat het parlement in Westminster de overdracht ongedaan kan maken en dat het parlement bevoegd blijft om voor Schotland, Wales en Noord-Ierland wetten te maken die ook op de terreinen zien die zijn overgedragen.
Aangezien deze wetgeving van constitutionele rang is, is impliciete intrekking onmogelijk. Expliciete intrekking is echter wel mogelijk. Westminster zal 'normaal gesproken' niet tot intrekking overgaan zonder instemming van de parlementen van de landen. Zolang de Devolutiewetgeving geldt is dan dus een Legislative Consent Motion nodig.
Dit biedt uiteindelijk maar zeer beperkt een adequate oplossing voor dit probleem, omdat expliciete intrekking van gedevolueerde bevoegdheden nog altijd mogelijk is en harde garanties dus niet gegeven kunnen worden.
Niet correct: De vraag is vaak verkeerd begrepen. De vraag werd dan gelezen als ‘in hoeverre hebben delen van het VK autonomie’ of ‘hoe houdt de centrale overheid van het VK toezicht op delen van het VK’. De vraag gaat echter over het (aanverwante) probleem van het garanderen van autonomie en daar harde grenzen aan te stellen. Wel de goede definitie van devolution geven, maar dan met de conclusie dat autonomie ‘dus’ veel beter beschermd is in het VK. Het woord 'sovereignty' is kennelijk, ook met behulp van het boek, moeilijk te spellen.
De stelling is juist: het CC beoordeelt namelijk niet de grondwettigheid van bij referendum goedgekeurde wetsvoorstellen.
Het GG wil de zogeheten Streitbare Demokratie verdedigen. Dat houdt onder meer in, dat de kern van de grondrechten niet door enig staatsorgaan – ook de wetgever – aangetast of uitgehold mag worden, dat politieke partijen verboden kunnen worden als ze de kernwaarden van de democratie aan willen tasten, dat zulks ook geldt voor de grondrechten van individuen die hetzelfde beogen. De democratische rechtstaat wordt ook gewaarborgd door de erkenning van de volkssoevereiniteit en daaraan gekoppelde juridische gevolgen (o.a. de verkiezing van de Bondskanselier door de Bondsdag), maar ook doordat alle overheidsoptreden op een wet in formele zin teruggevoerd moet kunnen worden.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Staatsrecht 3 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1823 |
Add new contribution