Samenvatting Roman Art: Romulus to Constantine (Ramage & Ramage)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Inleiding

 

In de Westerse cultuur hebben we dagelijks te maken met de Romeinse erfenis. Veel mensen zijn zich hier echter onbewust van, ook al leven ze er middenin. De erfenis van kunst en architectuur praat niet en is daarom moeilijk te begrijpen zonder enige voorkennis. Helaas is deze kennis niet zo eenvoudig. Het is bijvoorbeeld niet voldoende om te praten over Romeinse kunst. Deze kunst werd namelijk vaak niet geproduceerd door Romeinen zelf, maar door betaalde kunstenaars en architecten. Het begrip “Romeins” moet dus breder opgevat worden dan alleen de stad Rome of haar inwoners. De Romeinse kunst veranderde mee als er nieuwe volkeren werden veroverd of nieuwe instituten werden opgezet. Het is dus een dynamisch begrip.

 

Geografie

Vanaf het zesde millennium voor Christus is Italië een bloeiend landbouwgebied geweest. Doordat het omringd is door water is het gebied erg vruchtbaar. Vanaf de eerste helft van het tweede millennium voor Christus werd bovendien een nieuwe grondstof ontdekt: koper. Vanuit het kustgebied ten noordwesten van Rome ontstond een bedrijvige exploitatie. De tocht naar zeldzame en nuttige metalen stimuleerde economische activiteit. Dit bracht, zoals zo vaak in de geschiedenis, culturele veranderingen met zich mee.

De Apennijnen is het gebergte dat midden door Italië loopt en het oosten en het westen scheidt. De steden ten westen richtten zich op de Middellandse Zee, terwijl de steden in het oosten hun focus hebben op de Adriatische Zee. De gemakkelijke toegang tot beide wateren heeft een belangrijke rol gespeeld in zowel handel als cultuur. Door de snelle contacten met andere landen kwamen buitenlandse invloeden gemakkelijk Italië binnen. Deze hadden een groot effect op de ontwikkeling van de kunst van Rome en haar voorouders.

 

Tijdslijn

De heersers over Rome hadden veel invloed op de kunst in het Romeinse Rijk, onder andere door patronage. Dit is het “adopteren” van kunstenaars, die voor de patroon (de heerser in dit geval) kunst maken naar zijn smaak. Het boek behandelt daarom de kunst van het Romeinse Rijk vanaf de eerste heerser, Romulus. Hij was de stichter van de stad Rome en heeft daarmee de basis gelegd voor haar kunst. Vóór Romulus, toen Rome nog een kleine nederzetting was, leefden de vroege Etrusken hier. Deze periode van ±900 tot 700 voor Christus staat bekend als de Villanovacultuur. De kunst die door de Etrusken is gemaakt dient als basis voor de Romeinse kunst. Het is daarom van belang om deze periode niet over te slaan en terug te kijken naar de Etruskische cultuur, de wortels van de latere kunst.

 

Politiek

Het Romeinse Rijk heeft twee politieke perioden gekend. De eerste is de Republic, die begon met de afzetting van koning Tarquinius Superbus in 509 v.Chr. De burgers waren verdeeld in twee klassen. Bovenaan stonden de aristocraten, ook wel bekend als de patriciërs. De “gewone burgers” werden plebejers genoemd. Vooral in de vroege Republiek was er een strikte scheiding tussen beide groepen en heerste er veel spanning. De plebejers streden voor meer invloed in de volksvergadering en de senaat. Pas aan het einde van de Republiek lagen de verhoudingen enigszins gelijk.

 

Tijdens de Republiek werd het rijk geleid door een aantal magistraten (ambtenaren) die jaarlijks werden gekozen. De twee consuls waren de belangrijkste hiervan. Zij hadden de leiding over het rijk via de Senaat, het belangrijkste orgaan.

 

In de vroege eerste eeuw v.Chr. greep een aantal generaals de macht en verdween de Republiek. Zij wilden de absolute macht in de vorm van een dictatorschap en weigerden zich over te geven. Een periode van bloederige burgeroorlogen bleek nodig om de kwestie op te lossen. Uiteindelijk eindigde de machtsstrijd met de overwinning van Octavianus op Marcus Antonius in 31 v.Chr. Deze slag staat bekend als de Slag bij Actium en luidt het begin van de Keizertijd in.

 

Octavianus werd de alleenheerser over het Romeinse Rijk, zonder significante tegenstanders. In 27 v.Chr. gaf hij zichzelf de titel Augustus, “de verhevene”. Daarnaast kreeg hij een aantal belangrijke vermeldingen en vereringen vanuit de Senaat, die zijn macht bevestigden. Vanaf dit moment spreken we over de Keizertijd. De Julisch-Claudische familie, waaruit Augustus kwam, heeft tot 68 n.Chr. geregeerd over het Romeinse Rijk. Deze periode staat dan ook wel bekend als de Julisch-Claudische periode.

 

Heersers worden vaak gegroepeerd per dynastie, omdat ze elkaar redelijk snel afwisselden. Een aantal past niet binnen zo’n dynastie en wordt gecategoriseerd in politieke termen. Sommige keizers staan bijvoorbeeld bekend als “soldatenkeizers” of “Tetrarchen”. De eerste term verwijst naar keizers die aan de macht kwamen als gevolg van een militaire coup. De term “Tetrarch” verwijst naar het tertrarchische systeem. In dit systeem leidden vier mannen het Romeinse Rijk, ieder met hun eigen verantwoordelijkheden en taken. Keizer Constantijn was de laatste keizer uit dit systeem en heeft het doen verdwijnen door alleenheerser te worden. Hij was bovendien verantwoordelijk voor één van de grootste veranderingen: het verschuiven van de bestuurlijke macht van Rome naar Constantinopel.

 

Kunst in dienst van de staat

In het Romeinse Rijk waren kunst en politiek onlosmakelijk met elkaar verbonden. Keizers en andere heersers waren zich bewust van de macht van kunst. Zij gebruikten het dan ook om hun politieke doelen te promoten en zichzelf op een voetstuk te zetten. Dit gebeurde zowel tijdens de Republikeinse periode als in de Keizertijd. De naam van de man die opdracht had gegeven tot het maken van de kunst werd meestal op het kunstwerk/gebouw gezet, zodat iedereen kon zien wie de gulle gever was. Julius Caesar was een meester in deze vorm van zelfpromotie en het werd een gewoonte voor de keizers na hem.

 

In de Keizertijd ontstond nog een andere traditie: reliëfs op de muren van publieke gebouwen. Hierop werden keizers of rijke families afgebeeld in leidende posities, bijvoorbeeld als generaal van het leger. Vaak werden deze afbeeldingen herhaald op de muur, waardoor ze eenvoudig te herkennen waren. In het adlucatio-motief wordt de keizer afgebeeld die een menigte toespreekt. De gebeurtenissen op de reliëfs werden zo gedetailleerd mogelijk gemaakt, om de personages duidelijk herkenbaar te maken. Deze directe vorm van propaganda werd ook op kleinere schaal doorgevoerd: op munten.

 

Propaganda in het fascisme

Ook in de twintigste eeuw werd kunst nog actief gebruikt als propagandamiddel. Eén van de bekendste figuren die er gebruik van maakte was Benito Mussolini, Italiaans dictator uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Het eerste gebruik dat hij overnam waren de fasces. Dit symbool bestaat uit een bundel van takken die om een bijl gebonden zijn. De fasces representeert autoriteit en was bovendien de naam van de beweging van Mussolini, het fascisme. Daarnaast liet Mussolini zich gelden als patroon van de kunst. Hij startte een archeologisch programma in Rome en Noord-Afrika. Op deze manier probeerde hij de invloed van het imperiale Rome te doen herleven. Over het algemeen was Mussolini een meester in het hergebruiken van Romeinse symbolen, die hij gebruikte voor zijn eigen propaganda.

 

Verkrijging van kunst

In de Republikeinse periode werd kunst voornamelijk verkregen door plundering. Wanneer een gebied werd veroverd werd alle enigszins goed uitziende kunst meegenomen. De mooie werken hielden de generaals en keizers zelf, terwijl de andere werken werden verkocht aan de Romeinse burgers. Deze waren bereid er flink veel geld voor neer te tellen, ook al waren veel van de werken vals. Vooral veel Griekse kunstwerken in Rome waren het gevolg van dit soort plunderingen.

 

Romeinen verzamelden echter niet alleen Griekse kunst, maar hadden ook hun eigen kunstenaars. Deze maakten vooral kunst in opdracht van rijke families en burgers, die de werken in hun huizen en tuinen plaatsten. Uiteindelijk ontstond dus een combinatie van Griekse kunst – zowel echt als vals – en kunst van Romeinse kunstenaars.

 

Kunst voor de gewone burger

In traditionele boeken wordt vaak de nadruk gelegd op patronage door de keizer en andere prominente figuren. De moderne wetenschap richt zich ook op het leven van de gewone, Romeinse burger en zijn omgang met kunst. Er zijn bijvoorbeeld onderzoeken naar graftombes, muurschilderingen, juwelen en servies. Opvallend is dat veel van de dagelijkse voorwerpen uit het Romeinse Rijk overeenkomen met onze gebruiksvoorwerpen.

Een belangrijk verschil is dat onze kunst niet zozeer het dagelijks leven uitbeeldt, maar soms juist een uitvlucht zoekt. Romeinse kunst was juist wel een afspiegeling van het dagelijks leven. Door kunst te bestuderen kunnen we dus een goed beeld krijgen van het alledaagse bestaan in het Romeinse Rijk en dit gedetailleerd reconstrueren.

 

Door het bestuderen van Romeinse architectuur hebben moderne wetenschappers een goed beeld gekregen van de constructies die werden gebruikt. Dit heeft hen geholpen bij het analyseren van de bekende Romeinse infrastructuur.

 

Ethiek en archeologie

In de achttiende eeuw was restauratie van klassieke kunstwerken gebruikelijk. Vervalsing en restauratie zijn echter twee heel verschillende dingen. Het eerste begrip was en is een groot probleem voor verzamelaars, curatoren en wetenschappers. Restauratoren willen ontbrekende onderdelen vervangen en het beeld weer compleet maken. Vervalsers daarentegen willen het publiek misleiden door een werk klassiek te laten lijken, terwijl ze het zelf gemaakt hebben. Eén van de bekendste gevallen van vervalsing is die van de Etruskische krijgers.

 

Romeinse kunst in de achttiende eeuw

Tot aan de achttiende eeuw werd er geen onderscheid gemaakt tussen Romeinse en Griekse kunst en werd de overkoepelende term “klassiek” gebruikt. De eerste die Griekse en Romeinse kunst van elkaar scheidde was Johann Joachim Winckelmann. Deze Duitse onderzoeker wordt gezien als de eerste kunsthistoricus. Volgens hem is Romeinse kunst de laatste fase van de Griekse kunst. Voor hem was de Griekse kunst de optimale en beste periode. De Romeinse kunst was eigenlijk een slap aftreksel daarvan.

Winckelmann waardeerde beeldhouwkunst niet alleen als geheel, maar ook als het gedefragmenteerd was. Realistisch, want de meeste beelden werden niet compleet gevonden. Vaak was een ledemaat of de neus door de tand des tijds verloren gegaan. De algemene opinie was dat beelden alleen mooi waren als ze compleet waren. Een gedefragmenteerd beeld werd in de achttiende eeuw dus bijna altijd gerestaureerd. Ook in de negentiende eeuw was dit veelal gebruikelijk. Veel van de kunst in musea is dus helemaal niet klassiek, maar heeft neoklassieke elementen uit deze eeuwen.

 

Het verzamelen van kunst

In de vijftiende eeuw begonnen prominente personen met het verzamelen van Romeinse kunstvoorwerpen. Dit was het gevolg van een toenemende interesse in de klassieke wereld. Mensen die een opleiding hadden genoten, en dus kennis hadden over deze wereld, raakten geïnteresseerd in de kunst uit die periode. Het feit dat ze Latijn spraken droeg bij aan deze interesse. Vooral pausen, bisschoppen en Italiaanse hertogen startten met het verzamelen van Romeinse kunstvoorwerpen.

In de achttiende eeuw ontstond een hausse aan verzamelaars door de ontdekking van Pompeï en Herculaneum. Ook de publicatie van archeologische boeken stimuleerde de verzameldrift. Vooral Britse verzamelaars stonden in de rij om Romeinse kunstwerken te bemachtigen, waarmee ze hun huizen en tuinen versierden. Eén van de meest gewilde beelden was de togatus, een beeld van een man die een toga draagt.

 

Het redden van kunst

Archeologen worden soms ingeschakeld bij noodoperaties: wanneer een gebied verandert – door verbouwingen, overstroming etc. – en de kunst die zich daar bevindt dreigt te verdwijnen. In de huidige tijd, waarin constant wordt gebouwd, komt dit veel voor. Er ontstaat dus een conflict tussen de moderne behoeften en het verlangen om kunst uit het verleden te bewaren. Dit gebeurde een tijd geleden in het oosten van Turkije. De bouw van een enorme dam dreigde een aantal belangrijke vindplaatsen te vernietigen. Archeologen hebben toen onder enorme tijdsdruk een groot deel van de kunst weten te behouden.

 

Illegale kunsthandel

Een actueel probleem in de archeologie is plundering. Steeds meer vindplaatsen worden het slachtoffer van criminelen, die de kunst zo snel mogelijk willen verhandelen. Ethisch onjuist, maar sinds geruime tijd ook illegaal. Bovendien raken de voorwerpen vaak beschadigd. In 1970 heeft UNESCO het illegaal wegnemen van archeologische voorwerpen wereldwijd verboden.

 

Romeinse of Griekse kunst?

Het Romeinse Rijk kende twee typen kunst. Ten eerste de kunst van buitenaf, die door plundering of verkoop in het rijk terecht kwam. Daarnaast was er de kunst van Romeinse kunstenaars zelf. Deze werd over het algemeen in opdracht gemaakt. Er bestaat een constante spanning tussen beide soorten kunst. De Griekse kunst staat bekend als high culture, als het optimale niveau van kunst. Inheemse, Romeinse kunst wordt gezien als een lagere vorm van kunst. Deze vorm is inderdaad minder formeel en meer gericht op het gewone volk.

Ook het onderwerp van het kunstwerk bepaalt welke stijl werd gehanteerd. Keizers werden bijvoorbeeld eerder in de Griekse stijl uitgebeeld, terwijl gewone burgers eerder in de eigen, Romeinse stijl werden geplaatst. De twee vormen kunst werden dus eigenlijk twee stijlen. Afhankelijk van het thema van de kunst werd de te volgen stijl bepaald.

 

Griekse kunst: drie fasen

In de Griekse kunst worden vaak drie perioden onderscheiden.

  1. Archaïsch. Deze periode loopt van 600 tot 480 v.Chr. In deze fase is de basis gelegd voor menselijke afbeeldingen en de latere architectuur.

  2. Klassiek. Deze periode loopt van 480 tot 330 v.Chr. Tegenwoordig spreken we ook wel van de vijfde en vierde eeuw voor Christus. Deze periode wordt geassocieerd met excellentie en vaak gezien als het hoogtepunt van de Griekse kunst. De term “klassiek” komt voort uit de latere kunstenaars, die werken uit deze periode namaakten. Zij verwezen naar dit type kunst met de term “klassiek”.

  3. Hellenistisch. Deze periode loopt van ongeveer 330 tot 100 v.Chr. Kenmerkend is de verspreiding van de Griekse cultuur naar niet-Griekse gebieden. De term verwijst naar het Griekse woord voor hun eigen volk, Hellenes. Veel aspecten uit deze periode zijn overgenomen door de Romeinen.

 

Overname en verspreiding

Al voor de bloei van de stad Rome raakte Italië bekend met de Griekse kunst en cultuur. Voorwerpen werden echter niet alleen gekocht of overgebracht, maar ook veel nagemaakt. De Etrusken waren het eerste Italiaanse volk dat uitgebreid handelde met de Grieken. Griekse invloeden kwamen dus via de Etrusken naar de Romeinen. Later ontstond er direct contact door veroveringen van Griekse steden. Vooral in het oosten van Griekenland werd veel veroverd en geplunderd. Dit was dan ook het rijkste, Griekse gebied. Hiermee werd de basis gelegd voor het luxe en rijke leven van prominente Romeinen, zoals generaals.

Griekse invloeden werden niet door iedereen gewaardeerd. Sommige Romeinen hielden vast aan hun eigen kunst en cultuur en vonden de Griekse impact maar decadent. Deze groep werd echter overruled door voorstanders. Uiteindelijk waren Griekse invloeden in het gehele culturele leven doorgedrongen en maakten een cruciaal deel uit van het Romeinse Rijk. Vooral in de hogere sociale kringen werden Griekse elementen gekocht en geïmiteerd.

 

 

Hoofdstuk 1: De Etrusken (1000 – 200 voor Christus)

 

Om de Romeinse kunst en cultuur goed te kunnen begrijpen is het van belang om terug te grijpen op hun voorouders: de volkeren die voor hen op het Italiaanse schiereiland leefden. De belangrijkste periode in dit verleden was de IJzeren Eeuw, vanaf 1000 v.Chr. In deze periode ontstonden de eerste bewerkingen van materialen, de vroege Italiaanse taal, sociale en politieke instellingen en de eerste kunstwerken. Van het volk zelf weten we weinig. Wat we wel weten is dat ze leefden van landbouw en veeteelt. Dit hebben wetenschappers kunnen opmaken uit voorwerpen die zijn gevonden in graftombes.

 

De Villanova-cultuur

Het volk dat in de IJzeren Eeuw in het noorden en westen van Italië woonde werd het Villanova-volk genoemd, naar de plaats waar de eerste graftomben uit deze periode zijn teruggevonden. Inmiddels weten we dat deze mensen vroege Etrusken waren. Van dit volk zijn voornamelijk veel kleine kunstvoorwerpen en dagelijks gebruiksvoorwerpen teruggevonden. Veel van deze voorwerpen vertonen overeenkomsten met de latere Etruskische cultuur. Kunst en andere voorwerpen geven een goed beeld van het dagelijks leven. De Villanova-cultuur en die van de Etrusken vertonen veel overeenkomsten en hebben allebei grote invloed gehad op de gebruiken in het latere Romeinse Rijk.

 

De Etrusken

Vanaf de achtste eeuw v.Chr. komen buitenlandse invloeden Italië in. Deze kwamen vanuit onder andere Griekenland, Phoenicië, Assyrië en andere landen uit het Midden-Oosten. Naast de traditionele Villanova-stijl zijn dus elementen uit andere culturele tradities te herkennen. Op hetzelfde moment werden deze geïntroduceerd in het zuiden van Italië. In het hele land veranderde het karakter van de kunst: inheemse elementen werden gecombineerd met buitenlandse invloeden, waardoor de cultuur in zijn geheel kosmopolitischer werd.

De grootste bloei was in het gebied Etrurië, wiens inwoners wij Etrusken noemen. Het gebied bestond twaalf stadsstaten die samen een federatie vormden. Over de herkomst van de Etrusken is lang gedebatteerd. We weten nu dat het volk afstamt van de Villanova-cultuur en zich heeft doorontwikkeld op basis van externe invloeden. De relatie tussen beide volkeren is mede aangetoond door de vondst van overeenkomstige potten.

De vroegste Griekse invloed in Italië is aangetoond in de vroege achtste eeuw voor Christus. Een aantal handelaren van het Griekse eiland Euboea stichtten een handelspost vlakbij Napels. Dit was het begin van een lange en winstgevende uitwisseling tussen de Griekse en de Italiaanse volkeren.

De invloed vanuit het Midden-Oosten was minder direct dan die vanuit Griekenland. Italianen kwamen niet direct in contact met volkeren uit dit gebied, maar via koopmannen en handelaren. Het directe contact met mensen uit het Midden-Oosten was dus maar aan een specifieke groep voorbehouden. Zij brachten kunst en andere voorwerpen mee naar Italië. Deze werden vervolgens verkocht en dienden bovendien als inspiratie voor Italiaanse kunstenaars. De Etrusken absorbeerden al deze invloeden en gebruikten ze in hun eigen kunst en cultuur.

 

Architectuur: graftombes

Bij Etruskische opgravingen is het eerste dat opvalt de tumuli: rijen met stenen graftombes. Deze vormen een goed beeld van de Etruskische huizen. De tombes waren namelijk gebaseerd op de huizen en hadden vaak dezelfde plattegrond. Daarnaast vormen ze een rijke bron voor onze kennis over kunst en het dagelijks leven. Dit laatste is vooral gebaseerd op de muurschilderingen die werden aangebracht op de binnenmuren van de tombes. Eén van de grootste teruggevonden tombes is de Regolini-Galassi tombe, genoemde naar zijn ontdekkers.

 

 

Architectuur: tempels

De Etruskische tempelbouw heeft als model gediend voor de latere Romeinse tempels. Eén van de belangrijkste Etruskische tempels is die in Veii en dateert van 500 v.Chr. Doordat de fundering bewaard is gebleven hebben we een goed beeld van hoe de tempel eruit gezien moet hebben. Het meest opvallende kenmerk is de diepe veranda aan de voorkant van de tempel, pornaos genoemd. Achterin de tempel bevond zich het heiligdom van de specifieke god, bekend als de cella. In tegenstelling tot Griekse tempels hadden Etruskische tempels alleen zuilen aan de voorkant van het gebouw. Griekse tempels hadden zuilen rondom.

Doordat de Etrusken bouwden met hout, modder en terracotta zijn maar weinig tempels bewaard gebleven. Vaak is alleen de basis overgebleven en moet de tempel op basis hiervan gereconstrueerd worden.

Eén van de best bewaarde Etruskische tempels is de Capitolium-tempel in Rome. Deze is gebouwd door Etrusken en volledig in Etruskische stijl. Het beeld van de godheid is ontworpen door de beroemde Etruskische beeldhouwer Vulca. Het grondplan van de tempel toont dat er drie rijen enorme zuilen op de veranda stonden.

 

Architectuur: huizen

Etruskische huizen zijn nauwelijks bewaard gebleven. Dit komt doordat Etruskische nederzettingen veelal de basis zijn geworden voor latere Romeinse dorpen en steden. De Romeinen bouwden dus door op de gebouwen van de Etrusken, waardoor deze laatste niet eenvoudig teruggevonden kunnen worden. In de laatste vijftig jaar zijn echter een paar nederzettingen ontdekt waar niet op verder gebouwd is.

Het meest opvallend aan de plattegrond van de nederzettingen en de grondplannen van de huizen was het idee van een binnenplaats. De dorpen bestonden uit meerdere pleinen. Rondom ieder plein waren huizen gebouwd, waarvan de deuren uitkwamen op het plein. Er ontstonden dus een soort binnenplaatsen binnen het dorp.

 

Beeldhouwkunst

De Etrusken blonken net zo uit in de beeldhouwkunst als in de architectuur. Eén van de eerste vormen van beeldhouwkunst was een kleien urn, die werd gebruikt om na een crematie de as te bewaren. Op deze urnen werd vaak een menselijk gezicht afgebeeld. Deze urnen worden dan ook gezien als het begin van de Etruskische interesse in het menselijk gelaat. De studie hiernaar en uitbeelding hiervan is een belangrijk kenmerk van de Etruskische kunst.

 

Beeldhouwkunst: terracottabeelden

Naast de tempel zijn in Veii ook een heleboel terracottabeelden gevonden, die ooit het dak van de tempel hebben versierd. Het plaatsen van beelden op een dak is een typisch Etruskische gewoonte, die later door allerlei volkeren is overgenomen. Ook in Zuid-Italië werd dit veel gedaan. De Etrusken hebben dus ook hier hun invloed doen gelden, ook al woonden ze zelf in een meer noordelijk gebied van het schiereiland.

Eén beeld is goed bewaard gebleven en dient als voorbeeld voor de Etruskische beeldhouwkunst: de Apollo. Dit beeld is geïnspireerd door de Griekse beeldhouwkunst, maar heeft een aantal typisch Etruskische kenmerken. Een eerste kenmerk is het materiaal: Etruskische beelden werden over het algemeen gemaakt van terracotta. Daarnaast lijken Etruskische beelden heel beweeglijk, waar Griekse beelden een meer statische indruk wekken.

Wat de Etrusken wél hebben overgenomen van de Griekse beeldhouwkunst is de zogenaamde archaïsche glimlach. De mond wordt dan gevormd met iets opgekrulde mondhoeken, wat een mysterieus effect geeft. Het is wel een overduidelijk onnatuurlijke glimlach.

 

Beeldhouwkunst: dieren

De Etrusken blonken uit in het observeren. Zo waren ze meesters in het namaken van het menselijk gezicht en de menselijke bewegingen. Maar naast mensen maakten ze ook beelden van dieren, die tot in detail leken op de echte. Daarnaast werden allerlei decoratieve elementen toegevoegd.

Het bekendste Etruskische beeld van een dier is de Capitolijnse Wolf. Dit beeld is gemaakt rond 500 voor Christus en is een toonbeeld van de Etruskische beeldhouwkunst. Het is een perfecte verbeelding van een wolvin, volledig gemaakt van brons. Op haar rug en nek zijn decoratieve elementen toegevoegd, die het smaakgevoel van de Etrusken benadrukken. In de Renaissance is de tweeling Romulus en Remus onder de wolvin geplaatst, gebaseerd op de bekende mythe over het ontstaan van de stad Rome.

 

Beeldhouwkunst: begrafenissen

Beelden speelden een belangrijke rol bij begrafenissen en werden vaak in tombes en kisten bijgeplaatst. Tot in de zevende eeuw voor Christus verbrandden de Etrusken hun lijken en bewaarden de as in de eerder besproken urnen. Rond 520 voor Christus begonnen ze hun doden te begraven in doodskisten van terracotta. Hierbij werd vaak een afbeelding van de overledene op het deksel van de kist geplaatst. Dit was wederom een kans om de kennis over het menselijk gelaat te tonen en op een nieuwe manier toe te passen. Het gebruik om personen af te beelden over doodskisten werd later overgenomen door de Romeinen.

Tot aan het midden van de vierde eeuw v.Chr. hadden de gezichten van de overledenen vaak idealistische en algemene trekken. Daarna werd het gelaat steeds specifieker en kon de overledene er duidelijk in herkend worden. Bovendien was dit een gemak bij het identificeren van de juiste doodskist, zonder deze te hoeven openen.

 

Beeldhouwkunst: standbeelden

Het meest bekende Etruskische standbeeld is de Mars van Todi, afkomstig uit de vierde eeuw voor Christus. Dit levensgrote bronze beeld is redelijk goed bewaard gebleven en is daarom een bron van kennis over de Etruskische beeldhouwkunst geweest. Het beeld lijkt qua opzet op de Griekse stijl, die krijgers en soldaten altijd staand afbeeldt. Grieken zouden het beeld echter geen kleding hebben gegeven, wat de Etrusken wel deden. Daarnaast hadden Griekse beelden over het algemeen rechte benen, waardoor het gewicht gelijkmatig werd verdeeld. Etruskische beelden hadden vaak één been als steun. Het andere been was (gedeeltelijk) los van de sokkel, waardoor een beweeglijk effect werd gecreëerd. Bovendien heeft de Etruskische maker van het beeld veel decoratieve elementen toegevoegd, een typisch kenmerk voor de kunst van de Etrusken.

 

Beeldhouwkunst: portretten

Portretten en borstbeelden werden in de Griekse stijl vaak geïdealiseerd. De Etrusken daarentegen stonden bekend om hun levensechte gezichten. Deze waren zo realistisch, dat het leek alsof een mal van een echt gezicht was gebruikt. Dit is goed te zien in het terracotta hoofd van Manganello en het portret van Brutus, beide gemaakt in de typisch Etruskische stijl. Een mix van de Etruskische en Romeinse stijl is te vinden in “De Orator”, een bronzen beeld uit de eerste eeuw voor Christus.

 

 

Schilderkunst

Etruskische muurschilderingen werden voornamelijk gemaakt in graftombes en tempels. De beste plaats om deze te zien is in de tombes van Tarquinia. De schilderingen bieden een beeld van het dagelijks leven. Daarnaast beeldden ze mythes uit die niet op schrift bewaard zijn gebleven en hebben dus een belangrijke historische waarde. Ook in de Tombe van de Leeuwinnen zijn veel muurschilderingen te vinden.

In de Etruskische schilderkunst is de vorm ondergeschikt aan het verhaal. Er werd dus niet gezocht naar ideale proporties of perfecte menselijke figuren, maar het ging om het verhaal dat werd afgebeeld en de symbolische betekenis. In de Griekse schilderkunst was dit vaak juist andersom.

 

Opvallend aan de Etruskische schilderkunst is de aandacht voor de omgeving van de afgebeelde figuren. Net als bij de beelden van dieren hadden de Etrusken een fantastisch oog voor details en de realiteit. Natuurlijk elementen werden dan ook met veel aandacht afgebeeld en waren bepalend voor de sfeer van een schildering. Figuren werden bovendien kleiner afgebeeld dan het landschap, zodat een realistische verhouding werd neergezet. In de Griekse stijl was minder aandacht voor proportionaliteit en verhoudingen.

 

Bronzen kunst

Een veelvoorkomend bronzen gebruiksvoorwerp was een spiegel, die bij Etruskische vrouwen in de grafkist werd geplaatst. Deze spiegel werd bij leven bewaard in bronzen toiletkistjes, cistae genoemd. Zowel de spiegel als het kistje werden, zoals het de Etrusken betaamt, uitgebreid gedecoreerd.

 

Rome en de Etrusken

Een trots en zelfbewust volk als de Romeinen zag zichzelf graag als onafhankelijk en zelfstandig. Ze waren daarom niet blij met het idee van Rome als afstammeling van de Etruskische nederzettingen en bijbehorende cultuur. Volgens de Romeinen zelf was Rome een samenvoeging van een aantal Latijnse dorpen. Rome maakte deel uit van de regio Latium, waar Latijn de hoofdtaal was.

 

In de archaïsche periode - van 800 tot 400 voor Christus – lag Rome aan de rand van het Etruskische rijk, dat bestond uit twaalf steden. Beide gebieden waren indrukwekkend, maar de Etruskische cultuur was welvarender en de handel bloeide. Rome was nog een stad in opkomst, met de bijbehorende levensstijl en inkomsten.

 

Uiteindelijk stammen zowel de Romeinse als de Etruskische kunst en architectuur af van de vroege Italiaanse culturen, aangevuld met buitenlandse invloeden. Deze invloeden uit onder andere Griekenland en het Midden-Oosten hebben de Etruskische en Romeinse kunstenaars geïnspireerd. Ook veel sociale en religieuze gebruiken van beide volkeren komen overeen. De Romeinen hebben dus meer van de Etrusken overgenomen dan ze zelf toe wilden geven. Liever legden ze de ontstaansgeschiedenis van hun rijk uit met behulp van mythen en legenden.

 

Het mythische ontstaan van Rome

Door de grote diversiteit van de inwoners van Rome zijn de klassieke Romeinse mythen aangevuld met allerlei buitenlandse invloeden en eigen interpretaties. Vooral over het ontstaan van de stad bestaan tientallen mythen. De twee belangrijkste zijn opgeschreven door Virgilius en Livius.

Vergilius noemt Aeneas, een koninklijke vluchteling uit Troje, als voorvader en stichter van de stad. Zijn moeder was de godin Venus, waardoor de man uitzonderlijke krachten bezat. Hij ontvluchtte Troje met zijn familie en kwam in Latium terecht, waar hij zich vestigde in het dorp Lavinium. Uiteindelijk groeit dit dorp uit tot de stad Rome. Aeneas’ zoon Ascanius stichtte later een andere belangrijke stad, Alba Longa.

 

Volgens Livius is de stad Rome gesticht door Romulus in 753 voor Christus. Romulus en zijn tweelingbroer Remus hadden een menselijke moeder, die afstamde van Aeneas (uit de mythe van Vergilius). Hun vader was niemand minder dan de god Mars. Omdat de koning van Alba Longa bang was dat de jongens hem ooit van de troon zouden stoten heeft hij opdracht gegeven hen in de rivier de Tiber te gooien. Romulus en Remus zijn vervolgens in een bos terechtgekomen en gevoed door een wolf, waardoor ze erg sterk waren geworden.

Terug in Latium hadden de broers het verlangen om op de oevers van de Tiber een stad te stichten. In een competitie om het koningschap vermoordde Romulus uiteindelijk zijn broer Remus, waardoor hij alleenheerser van de stad werd. Het verhaal van Romulus en Remus is door de Etrusken uitgebeeld in het beeld van de Capolitijnse wolf, dat eerder is besproken.

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2: de Republiek (509 – 27 voor Christus)

 

De Romeinse Republiek start met de afzetting van de laatste Etruskische koning Tarquinius Superbus in 509 voor Christus. Het rijk werd voortaan geregeerd door twee gekozen consuls. Dit was echter niet zo democratisch als het lijkt, omdat de macht veelal binnen bepaalde families bleef. Het systeem was dus meer een oligarchie. De meeste kunstvoorwerpen uit deze periode zijn helaas verloren gegaan. Pas vanaf de tweede eeuw voor Christus zijn er voorwerpen en gebouwen overgeleverd die we Romeins noemen. Een grote groep voorwerpen is afkomstig uit de eerste eeuw voor Christus en het gevolg van de verovering van Athene door generaal Sulla. De honderden beeldhouwwerken die hij mee terug nam naar Rome hebben als inspiratiebron gediend voor Romeinse kunstenaars en beeldhouwers.

 

Architectuur: villa’s en huizen

In de tijd van de Republiek woonden veel rijke Romeinen in villa’s op het platteland. Deze varieerden van simpele huizen tot enorme complexen. Eén van de bekendste complexen is de Villa Papyri vlakbij Herculaneum. Van de armere bevolking van het Romeinse rijk zijn weinig huizen bewaard gebleven, omdat deze vaak van klei of hout werden gemaakt. De gigantische villa’s van de rijken werden gebouwd van steen en bovendien vaak schriftelijk gedocumenteerd. Een belangrijk kenmerk van dit soort villa’s is dat ze van de buitenkant niet zo opvallend zijn. Aan het interieur werd daarentegen de volle aandacht besteed: met behulp van uitgebreide decoratie werd de ruimte benadrukt. Een volledige beschrijving van de ruimtes in een Romeinse villa vind je op bladzijde 70-72.

 

Architectuur: heiligdommen

De late Republiek wordt gekenmerkt door het gebruik van nieuwe materialen en experimenten met nieuwe ontwerpen en bouwvormen. Deze vernieuwingen zijn vooral te zien in religieuze complexen en heiligdommen. De belangrijkste vernieuwingen waren het gebruik van gewelven en koepels en de ontdekking van beton. Dit nieuwe materiaal, aangevuld met de nieuwe bouwvormen, maakten de mogelijkheid eindeloos. Bovendien was beton een tamelijk goedkoop materiaal vergeleken met de handgemaakte bakstenen die eerder werden gebruikt. Eén van de belangrijkste heiligdommen waarin de vernieuwingen naar voren komen is die voor Fortuna in Praeneste.

 

Architectuur: tempels

Romeinse tempels waren veel conservatiever dan de grote religieuze complexen, die vatbaar waren voor trends en experimenten. De vierkante bouwvorm van de tempel is afgeleid van de Etruskische plattegrond. Een goed voorbeeld is de tempel van Portunus, vergelijkbaar met de Etruskische tempel in Veii (zie hoofdstuk 1). Dit type Etruskisch-Romeinse tempel is door het hele Romeinse rijk terug te vinden en vaak geplaatst op een forum. Een forum is een open ruimte, vergelijkbaar met een plein, waar mensen bij elkaar kwamen op te handelen of de dag door te nemen. Het oudste forum van het rijk is te vinden in Ostia.

 

Waterwerken: de Cloaca Maxima

Drainage was één van de belangrijkste dingen in het vroege Rome, dat was gebouwd op relatief natte grond en te maken had met regelmatige overstroming van de Tiber. In de tijd van de Republiek is de grootste waterafvoering van Rome gebouwd: de Cloaca Maxima. Dit stenen rioolstelsel is nog altijd in de stad te vinden en mondt uit in de Tiber.

 

Stadplanning: de Serviaanse muur

In Rome zijn de resten van een stadsmuur te vinden, die in de Republikeinse tijd is gebouwd. Deze is genoemd naar koning Servius Tullius, een succesvolle koning van voor de Republiek. De muur is gebouwd van vierkante blokken steen.

Stadplanning: het Forum Romanum

Het Forum in Rome is één van de bekendste plaatsen in de stad. De locatie is echter niet altijd gebruikt als publieke verzamelplaats: het is gebruikt als begrafenisgrond en heeft lange tijd onder water gestaan. Ten tijde van de Republiek werd het Forum al snel het symbool van de democratie en de economische en sociale kern van de stad. In tegenstelling tot veel andere Romeinse gebouwen is het Forum nooit opnieuw gebouwd, maar veel tempels en wegen zijn nog te herkennen. De belangrijkste weg loopt recht door het Forum en staat ook wel bekend als de Heilige Weg. De Rostra is een soort podium op het Forum waar politici publieke toespraken hielden en hun eigen programma promoten.

Daarnaast was het Forum de plek om keizers, generaals en goden te eren door middel van kunst, gebouwen en inscripties. Deze zijn in de loop van de eeuwen verwoest en vervangen door nieuwe prominente figuren in het rijk. Het Forum is desondanks tot het einde van de Romeinse Rijk een centrale plek gebleven.

 

Stadsplanning: het Castrum

Een ander belangrijk kenmerk van Romeinse steden waren de militaire kampen die in het centrum werden opgezet. Zo’n kamp werd het castrum genoemd. Vaak werd een standaard plattegrond gebruikt van twee grote straten die elkaar kruisten met rechte hoeken. In de plattegrond van veel Europese steden is de vorm van een castrum nog te herkennen. De grote publieke gebouwen zijn vaak binnen de muren van het castrum te vinden.

 

Beeldhouwkunst: sarcofagen

De Romeinse sarcofagen zijn gebaseerd op die van de Grieken, maar dan met aangepaste motieven en decoraties. Bovendien werden vaak inscripties toegevoegd die de goede karaktereigenschappen van de overledene benoemden. Deze sloten aan bij de ideale deugden van de Romeinse Republiek.

 

Beeldhouwkunst: reliëfs

De Romeinen maakten veel gebruik van reliëfs om actuele en historische gebeurtenissen af te beelden. Deze werden geplaatst op publieke gebouwen, zoals tempels en monumenten. De gebeurtenissen werden niet altijd even correct afgebeeld: soms werden waargebeurde dingen gecombineerd met mythen en was de scheidslijn onduidelijk. De Romeinen streefden er echter wel naar om gebeurtenissen weer te geven zoals het gegaan was, terwijl de Grieken meer aandacht hadden voor het verhalende aspect. Twee bekende reliëfs zijn die van Paullus in Delphi en het Altaar van Domitius in Rome.

 

Beeldhouwkunst: portretten

In de eerste eeuw voor Christus bleven realistische portretten populair. Deze stijl staat bekend als het verisme. De kunstenaars beeldden personen tot op het kleinste detail af, inclusief alle imperfecties. Dit oog voor detail werd gecombineerd met vergrote aandacht voor de botstructuur en zichtbaarheid van spieren. Het verisme van de Republiek komt voort uit een tweetal invloeden. Ten eerste was de vaardigheid om te werken met marmer meegebracht door Griekse kunstenaars die – al dan niet gedwongen – in het Romeinse rijk terecht waren gekomen. De Romeinen waren gewend aan het werken met terracotta. Aan de andere kant groeide het verisme uit een oude Italiaanse gewoonte: het exact namaken van de gezichten van voorouders met behulp van maskers.

In de laatste periode van de Republiek kwam een specifiek type reliëf in de mode: vrijgemaakte mannen – die voorheen slaaf waren geweest – lieten hun portret voor hun overlijden op hun tombe plaatsen. Vaak werden ze geflankeerd door portretten van familieleden. Ook hier werd gestreefd naar realisme: individuele kenmerken, inclusief rimpels en andere imperfecties, werden duidelijk afgebeeld. Vreemd genoeg lijken de portretten van deze mannen ondanks de aandacht voor realisme toch veel op elkaar.

Doordat prominente Romeinen werden afgebeeld op munten en hun portretten overal te vinden waren weten we hoe een aantal belangrijke figuren eruit hebben gezien. Eén van deze personen is Julius Caesar. Zijn carrière begon in 60 voor Christus als deel van het eerste triumviraat: een systeem waarin het rijk werd geregeerd door een drietal mannen. Het eerste drietal bestond uit Caesar, Crassus en Pompeius. Vooral deze laatste is verantwoordelijk geweest voor de bouw van allerlei tempels en monumenten in Rome. Toen Crassus in 53 voor Christus overleed viel het triumviraat uit elkaar en brak een burgeroorlog uit. Na een aantal bloederige jaren kwam vervolgens een nieuw drietal aan de macht bestaande uit Marcus Antonius, Lepidus en Octavianus, de latere keizer Augustus. Ter ere van deze gebeurtenis is een munt geslagen waarop de drie figuren te zien waren.

 

Muurschilderingen

Zowel de huizen als de tombes in het Romeinse Rijk werden versierd met muurschilderingen, net als bij de vroegere Etrusken. Romeinse schilderingen werden vaak uitgevoerd met de fresco-techniek: het aanbrengen van natuurlijke kleuren op gips, terwijl deze nog nat was. Soms werd de tempera-techniek gebruikt, waarin pigment met behulp van een soort lijm op een droge muur werd aangebracht. De meeste muurschilderingen zijn teruggevonden in Pompeii en Herculaneum, de twee steden die zijn verwoest door de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Christus. De as die beide steden bedekte heeft ervoor gezorgd dat de schilderingen goed bewaard zijn gebleven.

 

De 1e Pompeiaanse Stijl

De wetenschapper Augus Mau heeft de muurschilderingen in Pompeii verdeeld in vier stijlen, gebaseerd op fundamentele verschillen in de manier waarop de muur beschilderd is. De eerste twee stijlen begonnen in de Republikeinse periode en kwamen voort uit de Griekse schilderingen. De derde en vierde stijl werden toegepast in de keizertijd, die na de Republiek kwam.

In de tweede eeuw voor Christus ontstond de 1e Pompeiaanse Stijl. Deze werd gekenmerkt door een simpel karakter en bestond voornamelijk uit effen vlakken. Het idee was dat het moest lijken alsof de muren van gekleurd marmer waren. De geverfde muren werden daarom zo bewerkt dat ze van marmer leken.

 

De 2e Pompeiaanse Stijl

Deze stijl is ontstaan in de vroege eerste eeuw voor Christus en is deels gelijk aan de eerste stijl: een deel van de muur werd nog steeds geschilderd met de als marmer bewerkte verf. In de tweede stijl komt echter meer realisme terug en worden de zuilen – die de verschillende kleuren van elkaar scheiden – realistischer geschilderd dan in de eerste stijl. Bovendien wordt de illusie van een driedimensionaal oppervlak gecreëerd door gebruik te maken van schaduwen. Er ontstaan dus een wisselwerking tussen realiteit en illusie. Eén van de bekendste schilderingen in deze stijl bevindt zich in de Villa van de Mysteriën, net buiten Pompeï.

 

De 3e Pompejaanse Stijl

Deze stijl begon in de tijd van keizer Augustus en benadrukt de decoratieve functie van de wandschilderingen. Dit wordt gedaan door het gebruiken van patronen en figuren op een éénkleurige achtergrond. Zuilen worden minder afgebeeld op de schildering zelf, maar worden gebruikt als omlijsting. Deze krijgen dus een meer praktische functie, terwijl de schildering puur decoratief moet zijn.

 

De 4e Pompejaanse Stijl

Deze stijl is in zekere zin een combinatie van de 2e en de 3e Pompejaanse stijl. Er wordt gebruik gemaakt van zuilen om verschillende schilderingen van elkaar te scheiden. Deze zuilen worden echter ook steeds eleganter en mooier afgebeeld. Zo wordt een esthetische functie aan hun praktische functie toegevoegd. De schilderingen geven een heel ruimtelijk effect met een theatraal en bijna overdreven karakter. We vermoeden dat deze 4e stijl is geïnitieerd door de schilder Famulus, die is gedocumenteerd door Plinius.

 

 

Mozaïeken

Romeinse gebouwen werden niet alleen versierd met schilderingen en beelden, maar ook met mozaïeken. Deze werden gemaakt door stukjes gekleurd glas in cement te leggen en dit uit te laten harden. Vervolgens werd het oppervlak schoongemaakt en gepolijst en kleine tegeltjes uitgehakt. Deze werden vervolgens in decoratieve patronen of figuren gelegd en geplaatst op wanden en vloeren. Het spectaculairste mozaïek dat is overgebleven uit de Romeinse tijd is het Alexander Mozaïek, dat te vinden is in Pompeï. Ook het Nijl Mozaïek in Praeneste is een voorbeeld van de uitzonderlijke vaardigheden op dit gebied.

Rijkere burgers gebruikten vaak opvallende kleuren, maar ook de armere inwoners van het Romeinse rijk versierden hun huizen met mozaïek. Zij kozen dan vaak voor zwart- en wittinten, vaak gelegd in geometrische patronen.

 

Als gevolg van de politieke en economische successen van Rome werd kunst een onderdeel van het dagelijks leven. Vooral rijkere Romeinen pikten de trend snel op en versierden hun huizen en tuinen met allerlei kunstvoorwerpen. Deze waren echter bedoeld om henzelf te prijzen en hadden voornamelijk een decoratief doel. Het idee van kunst voor de staat ontstond aan het einde van de Republikleinse tijd en heeft grote invloed gehad op de latere Romeinse kunst.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3: Augustus en het Romeinse imperium (27 voor Christus – 14 na Christus)

 

Op 15 maart in het jaar 44 voor Christus werd Caesar vermoord en ontstond er een strijd om de macht die meer dan tien jaar duurde. Deze strijd eindigde met de Slag bij Actium. De winnaar was Octavianus, het achterneefje en de geadopteerde zoon van Caesar. In 27 voor Christus kreeg hij de titel “Augustus” – de verhevene – en vier jaar later, in het jaar 23, nam hij officieel de macht in het Romeinse Rijk over. Ook kreeg hij het veto-recht, waarmee zijn stem doorslaggevend werd. Dit markeerde het einde van de Republiek en het begin van de Romeinse Keizertijd.

 

Vanaf de Keizertijd veranderde het doel van kunst in het rijk: kunst diende niet langer ter decoratie, maar was in dienst van de staat. Het werd dan ook vooral gebruikt voor propaganda. De keizerlijke familie gaf de meeste opdrachten en bepaalde de kunstenaars, de werken en de locaties.

 

Augustus stelde zichzelf een aantal doelen, die hij in woord en kunst tot uitdrukking bracht. Hij wilde onder andere beschermer van de vrede worden en de leider van het “land der overvloed”. Daarnaast was het zijn doel om de groei van de Romeinse bevolking te stimuleren, inclusief die van zijn eigen dynastie. Hij vond het daarom belangrijk om zich te verbinden met Caesar, die werd gezien als vader van het volk en nog altijd in groot aanzien stond. Dit deed hij onder andere door bouwprojecten van Caesar af te maken.

 

Architectuur

Augustus lanceerde een programma om publieke gebouwen en monumenten door het hele rijk te plaatsen. Eén van de grootste krachten achter dit programma was zijn schoonzoon Marcus Vipsanius Agrippa (63-12 v.Chr.). Hij betaalde en bouwde veel gebouwen en publieke werken, zoals badhuizen en aquaducten. Ook was hij verantwoordelijk voor de bouw van de eerste versie van het Pantheon. Augustus schreef over al zijn bouwkundige prestaties in het beroemde Res Gestae.

 

Over Augustus is geschreven dat hij Rome van een stenen stad naar een stad van marmer heeft gebracht. Het gebruik van marmer kwam op door de opening van de Luna mijnen. Hierdoor kon voor het eerst Italiaans marmer worden gebruikt en was import uit Griekenland niet langer nodig. Dit maakte bouwen met marmer goedkoper en dus toegankelijk voor meer Romeinen. Het Luna-marmer is veel te zien in het Forum van Augustus en de tempel van Mars Ultor, twee van Augustus’ bekendste bouwwerken. Ook bouwde hij zijn eigen mausoleum ter propaganda van zijn familie en de Juliaanse dynastie. De resten van alledrie de gebouwen zijn nog altijd te zien in Rome.

 

Naast het opkrikken van zijn eigen imago wilde Augustus met zijn programma ook de Romeinse staat dienen. Door te verwijzen naar Etruskische elementen benadrukte hij de Italiaanse tradities en wortels. Daarnaast gebruikte hij veel lokale materialen – zoals het eerder besproken Luna-marmer – om de Italiaanse rijkdom te tonen. Bovendien benadrukten schilderingen, beelden en inscripties de Romeinse moraal en religieuze deugden.

 

Architectuur: ronde bouwvormen

Augustus liet veel ronde vormen terugkomen in zijn publieke werken. Eén van de bekendste ronde werken is de Tempel van Mercurius. Deze is gebouwd van beton en is voorzien van een grote koepel, met in het midden een gat. Zo’n gat – dat ook te zien is in het Pantheon – noemen we een oculus. Deze specifieke tempel was het eerste experiment met zo’n oculus en heeft als voorbeeld voor vele latere bouwwerken gediend.

 

Architectuur: theater

Een belangrijk deel van de Romeinse politiek was het verschaffen van vermaak en amusement voor het volk. Om dit te kunnen doen bouwden keizers regelmatig theaters. Bovendien was dit een manier om hun persoonlijke macht en rijkdom te tonen en de steun van het volk te behouden. Ook Augustus bouwde een theater. Hij vernoemde deze naar zijn schoonzoon Marcellus en het staat dan ook bekend als het Marcellus Theater. Het is het eerste Romeinse gebouw met een opvallende façade, waarin allerlei elementen waren gebruikt. Het idee van zo’n versierde façade was overgenomen van de Grieken. De halfronde vorm van het theater is daarentegen typisch Romeins en te herkennen in bijna ieder theater in het (voormalige) Romeinse Rijk.

 

Architectuur: de boog

De boog is één van de meest efficiënte bouwvormen: hij kan veel gewicht ondersteunen, grote ruimtes overspannen, harde winden weerstaan en kost minder materiaal dan een solide muur. Een boog werd vaak gemaakt van wigvormige stenen, voussoirs genoemd. Deze bouwvorm werd al toegepast door de Grieken en Etrusken. De Romeinen hebben de boog vervolgens geperfectioneerd en populair gemaakt. Eén van de meest bekende boogconstructies is terug te zien in de brug bij Narni, gebouwd in opdracht van Augustus.

 

Architectuur: aquaducten

Eén van de belangrijkste uitvindingen van de Romeinen zijn de aquaducten: stenen goten die het water van de heuvels naar de stad verplaatsten. Hiervoor werden bijna altijd bogen gebruikt om de goot te ondersteunen en grote ruimtes – rivieren, ravijnen etc. – te kunnen overspannen. Deze vaardigheid droeg dus bij aan de efficiëntie van de aquaducten en het Romeinse watersysteem. Het bekendste aquaduct is de Pont du Gard in Zuid-Frankrijk, gebouwd door Agrippa in de eerste eeuw voor Christus.

 

Beeldhouwkunst: portretten

Dankzij munten weten we hoe veel prominente Romeinen eruit zagen. Aan de ene kant van de munt stond meestal een portret, aan de andere kant een inscriptie met de naam en dynastie. Door deze munten te vergelijken met teruggevonden beelden is identificatie eenvoudig. Vooral van Augustus zijn veel beelden teruggevonden, waaronder de beroemde Prima Porta Augustus. Dit bronzen beeld is gevonden in de villa van Augustus’ vrouw Livia. Op het wapenschild dat de keizer draagt staan zowel realistische als symbolische voorstellingen afgebeeld. Ook is hij veel afgebeeld met een kroon van eikenbladeren, het symbool voor militaire eer. Livia zelf werd voornamelijk als portret afgebeeld.

 

Beeldhouwkunst: reliëfs

Veel van de afbeeldingen op borstplaten hadden een propagandistisch doel. Daarnaast werd propaganda ook veel gebruikt op reliëfs. Het bekendste overgebleven exemplaar is de Ara Pacis Augustae – het altaar van de vrede van Augustus. Ook hier is een combinatie van realistische en symbolische/mythische gebeurtenissen te herkennen. De boodschap van de Ara Pacis draait voornamelijk om vrede en voorspoed. Bovendien wordt een aantal keer verwezen naar de succesvolle voorvaderen van Augustus, om zijn macht en positie te versterken. Ook werden Augustus’ kinderen afgebeeld als symbool van voorspoed en van de voortzetting van de dynastie. Daarnaast boden kleinere figuren de kunstenaars de kans om wat meer afwisseling in de reliëfs aan te brengen.

 

Beeldhouwkunst: overig

Een aantal andere soorten beeldhouwkunst werden ook gebruikt als propagandamiddel. De eerste is de zonnewijzer in Rome, niet ver van de Ara Pacis. De obelisk die als wijzer diende was het resultaat van de verovering op Heliopolis, een Egyptische stad. De wijzer werd hierdoor het symbool van de Romeinse macht en de onderwerping van Egypte.

Ook van Augustus’ hand is de Basilicia Aemilia op het Forum Romanum. De reliëfs op dit bouwwerk tonen de grootsheid van Rome en de macht van Augustus. Bovendien is veel aandacht besteed aan handgebaren. Daarnaast werden glazen vazen en zilveren kommen en mokken gebruikt voor propagandadoeleinden.

 

Muurschilderingen

In de twee villa’s van Livia – Augustus’ echtgenote – zijn veel kunstwerken gevonden in allerlei verschillende vormen, soorten en maten. In één ruimte zijn een viertal goed bewaard gebleven muurschilderingen te zien, ieder één muur bedekkend. Opvallend is de aandacht voor de natuur en de gedetailleerde afbeeldingen van natuurlijke elementen. Dit in tegenstelling tot de Griekse muurschilderingen, waarin slechts een glimp van de buitenwereld te zien was. Bovendien staan uitgebreid afgebeelde bomen en tuinen symbool voor de voorspoed die Augustus naar het rijk had gebracht.

 

Schilderingen in stucwerk

Naast gewone muurschilderingen werden ook afbeeldingen gemaakt in het pleister dat de muren en plafonds bedekte. Deze vormen een soort combinatie tussen een muurschildering en een reliëf. Vooral in de Villa Farnesina in Rome zijn veel van dit soort kunstwerken te vinden.

 

Samenvatting

Veel van de kunst en architectuur die onder Augustus tot stand kwam werd gebruikt als propagandamiddel. Deze boodschap werd versterkt door verbanden te leggen met het klassieke Griekenland en de gouden eeuw van Athene in de vijfde eeuw voor Christustus. Daarnaast werd vaak verwezen naar de succesvolle Romeinse voorvaderen.

Augustus wilde de visie van Caesar doorvoeren en vrede en voorspoed brengen voor het Romeinse Rijk. Dit deed hij onder andere door kunst en de eerder besproken Res Gestae. Latere keizers namen zijn stijl en benadering van de kunsten over. Ze zagen in dat dit een goede manier was om het Romeinse volk aan zich te binden en daarnaast hun prestaties te benadrukken. Het charisma en de marketing van Augustus diende als voorbeeld voor alle Romeinse keizers na hem.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4: de Julio-Claudiaanse dynastie (14 – 68 na Christus)

 

De keizers die Augustus opvolgden staan bekend als de Julio-Claudiaanse keizers, uit de gelijknamige dynastie. Zij volgden de reputatie, smaak en plannen van Augustus en maakten zo deel uit van zijn erfenis. Ze waren echter echte erfgenamen van hem: na de dood van alle mogelijke biologische erfgenamen bleek zijn stiefzoon Tiberius – kind uit het eerste huwelijk van Livia – de enige geschikte kandidaat. Augustus adopteerde hem als zoon. Hierdoor werden Tiberius en alle keizers na hem onderdeel van de Julio-Claudiaanse dynastie; afkomstig van Julius Caesar.

 

Augustus droeg de macht over aan Tiberius in 14 na Christus. Dit werd gesymboliseerd door een grote edelsteen, bekend als de Gemma Augustae. De twee afbeeldingen op de steen representeerden de echte wereld en de goddelijke/symbolische wereld. Sinds de machtswisseling in 14 na Chr. is de steen een symbool voor goddelijke macht: macht met steun van de goden. Vanwege deze symboliek hebben veel latere keizers tot in de late Middeleeuwen de Gemma Augustae in bezit gehad of ten toon gesteld.

 

Keizerlijke bescherming

In 17 na Christus was er een heftige aardbeving in Asia Minor, één van de oostelijke provincies van het Romeinse Rijk. Tiberius, toen net aan de macht, gaf financiële steun aan de plaatselijke bevolking en schrapte de belastingen in het gebied. De eeuwige dank van de bevolking werd vastgelegd in allerlei publieke inscripties. Ook bij andere, soortgelijke situaties werd op deze manier bedankt voor de hulp en ondersteuning. Een voorbeeld van zo’n dankwoord is te vinden op de triomfboog in Orange, Zuid-Frankrijk.

 

Keizerlijke architectuur

Tiberius bouwde het eerste keizerlijke paleis op de Palantijn, één van de zeven heuvelen waar Rome op is gebouwd. Op deze heuvel woonden de invloedrijke en prominente inwoners van de stad. Ook Augustus’ huizen waren hier gebouwd. Keizerlijke bewoning op de Palantijn werd dus gestart door Augustus, doorgezet door Tiberius en is sindsdien een gewoonte gebleven tot het einde van het rijk. Zowel in dit paleis als in zijn huis op Capri – een eiland in de baai van Napels – was veel aandacht besteed aan beeldhouwwerken. Een bekend voorbeeld uit de Capri Villa is de Syclla groep.

 

Portretten: de andere Julio-Claudiaanse keizers

Tiberius was dus geen bloedverwant van Augustus, maar deed er alles aan om dit te verbloemen. Zo liet hij portretten van hemzelf gelijken op die van Augustus. Ook latere keizers uit de dynastie benadrukten deze familieband, voornamelijk als politiek middel. Afstammelingen van Augustus waren immers vanzelfsprekend succesvol en intelligent, waardoor het Romeinse volk hun macht automatisch accepteerde. De links naar Augustus zijn onder andere te herkennen in de portretten van Caligula, Claudius en Nero.

 

Beeldhouwkunst

De Ara Pietatis Augustae – Altaar voor Augustus’ Vroomheid – is gebouwd in opdracht van Tiberius in 22 na Christus. Ook de Senaat heeft toestemming gegeven voor de bouw. De plaatsing vond echter pas plaats tijdens de heerschappij van Claudius. Deze keizer werd gekenmerkt door zijn aandacht voor publieke monumenten. Vooral de Romeinse deugden en Claudius’ voorvaderen waren belangrijke thema’s. Helaas zijn van de Ara Pietatis Augustae geen overgebleven stukken geïdentificeerd.

 

Andere beeldhouwwerken en reliëfs uit deze periode zijn echter wel teruggevonden. Opvallend is de aandacht voor menselijke figuren en de plaatsing van deze figuren in de ruimte. Het benadrukken van de ruimtelijke illusie is een techniek die de Romeinen van de Grieken over hebben genomen.

 

Publieke werken

Augustus was gestart met het repareren en opknappen van publieke werken en gaf daarnaast opdracht voor de bouw van allerlei nieuwe werken. De Julio-Claudiaanse keizers nam hem hebben deze gewoonte overgenomen. Zo heeft Caligula zich beziggehouden met de bouw van een brug vlakbij Napels.

 

In de buurt van Rome zijn bijdragen van Claudius te herkennen. Eén van zijn bekendste bijdragen was het perfectioneren van het watersysteem, onder andere door de aanleg van twee aquaducten. Delen van deze Aqua Claudia zijn nog steeds in de stad te vinden. Het bekendste overgebleven deel is de Porta Maggiore. Opvallend is dat het aquaduct niet overal af lijkt. Deze techniek, rustication genoemd, was populair in de tijd van Claudius en gaf een wat ruig effect.

 

Naast de Porta Maggiore is een ondergrondse ruimte te vinden, bekend als de Ondergrondse Basiliek. Deze is gevonden in 1917 en ligt ongeveer tien meter onder het oppervlak. Vanwege de vele gangen en verborgen ruimtes in de Basiliek wordt vermoed dat deze werd gebruikt door een geheime sekte. De precieze functie is echter onbekend.

 

Nero’s Gouden Huis

In 64 na Christus, onder de heerschappij van Nero, vernietigde een enorme brand een groot deel van Rome. Over de rol van de keizer hierin is veel controverse geweest en wordt nog altijd gedebatteerd. Wel werd een herstelprogramma gestart om de afgebrande delen van de stad weer op te bouwen. Terwijl veel burgers hun huis kwijt waren en in armoede leefden bouwde Nero zijn eigen villa: het Gouden Huis. Locatie was het centrum van de stad, dat door de brand vrij was gekomen. Vanwege de enorme decadentie van het huis staat het bekend als het Gouden Huis van Nero of het Domus Aurea. Tegenwoordig zijn alleen nog de lagere ruimtes van het huis terug te vinden.

 

In de vijftiende eeuw werden de muurschilderingen in het Gouden Huis ontdekt. Een aantal bekende Renaissancekunstenaars hebben zich hierdoor laten inspireren, waaronder Rafael. De meeste muurschilderingen in het huis zijn gemaakte in de Vierde Pompejaanse Stijl.

 

Het einde van de dynastie

De dood van Nero in 68 na Christus bracht een einde aan de Julio-Claudiaanse macht. Naast de enorme wisselvalligheid die hun beleid had gebracht was een groot deel van de dynastie het product van incest. Hierdoor waren niet alle keizers geestelijk even stabiel. Vooral Caligula en Nero stonden bekend om hun wrede acties en gestoorde karakter.

Politiek gezien was de dynastie dus niet zo succesvol. Op het gebied van architectuur en kunst echter wel. Vooral de opkomst van nieuwe bouwvormen – onder andere de boog – en technieken – zoals de schilderingen in stucwerk – waren belangrijke mijlpalen.

 

 

 

Hoofdstuk 5: de Flavianen (69 – 98 na Christus)

 

De Flaviaanse tijd wordt gekenmerkt door een overdaad een decoratie en decadentie. De periode wordt daardoor ook wel barok genoemd. Kunstenaars bereikten het hoogtepunt in beeldhouwen en snijwerk. Ook toonden ze een uitstekende vaardigheid in het afbeelden van menselijke figuren en realistische portrettering. Op het gebied van architectuur gaven de Flavianen opdracht tot de bouw van veel verschillende werken. Hierbij werd veel aandacht besteed aan ornamenten, reliëfs en andere decoratieve kunsten.

 

De eerste Flaviaan: Vespasianus

Toen Vespasianus aan de macht kwam werd hij gezien als de verlosser van het Romeinse Rijk. Na de gekte van Nero en de vier verschillende soldatenkeizers – alle vier in één jaar – was er behoefte aan rust. De macht van Vespasianus kwam voort uit zijn militaire successen. Hij behoorde daarnaast tot een plebejaanse familie en had dus al snel de steun van het gewone volk. Zijn portretten tonen bovendien een vriendelijke man en bleven ver van het Julio-Claudiaanse idealisme. De combinatie van kracht, vriendelijkheid en bescheiden afkomst maakten van Vespasianus een populaire keizer. Hij heerste dan ook tien jaar, van 69 tot 79 na Christus.

Hierdoor startte de dynastie met optimisme en hoop. De laatste keizer, Domitianus, bleek echter een ware tiran en liet het vertrouwen al snel tot een dieptepunt dalen.

 

Keizerlijke architectuur

Aansluitend bij zijn goede reputatie liet Vespasianus een aantal publieke werken bouwen, die zijn imago nog beter moesten maken. Zijn eerste project was het Colosseum, gebouwd in de voormalige tuin van Nero’s Gouden Huis. De ronde vorm van het theater zorgde ervoor dat iedereen goed zicht had op wat er gebeurde in het midden. Bovendien zorgden de vele ingangen van het Flaviaanse Amfitheater – zoals het Colosseum tot in de Middeleeuwen werd genoemd – voor een perfecte logistiek. In het geval van regen of felle zon kon een scherm over de tribunes worden gespannen, velarium genoemd.

 

De buitenkant van het theater bestaat uit een serie bogen. Deze zorgden voor een goede geleiding van alle krachten, wat ook nodig was bij zo’n zwaar gebouw. Daarnaast zorgden betonnen blokken in de grond voor een sterke fundering. Het exterieur van de facade werd gekenmerkt door zuilen: Dorische op de begane grond, Ionische op de eerste verdieping en Korinthische op de tweede. Visueel is het theater dus Grieks, maar de structuur en bouw is volledig Romeins.

 

Een ander project van Vespasianus was de Tempel van Vespasianus, gebouwd door zijn zoon Titus en afgemaakt door Domitianus. Deze tempel stond in de achttiende eeuw bekend als de Tempel van de Donderende Jupiter (Iupiter Tonans). Opvallend is de uitgebreide decoratie die voornamelijk bestaat uit religieuze offerwerktuigen.

 

Een andere plek voor publiek vermaak was het Stadion van Domitianus, gebouwd voor sportwedstrijden en gladiatorcompetities. Dit was het eerste permanente stadion in Rome. Tegenwoordig is de vorm te herkennen op Piazza Navona, één van de bekendste pleinen in Rome.

 

Titus heerste van 79 tot 81 na Christus. Hij had niet alleen de eer om het Colosseum officieel te openen in 80, maar staat ook bekend om zijn eigen bouwwerken. De bekendste van deze is de boog van Titus, gebouwd om de overwinning in de Joodse Oorlog te eren. De boog is gemaakt in opdracht van Titus’ opvolger Domitianus. Deze keizer heerste van 81 tot 96 na Christus en had vanzelfsprekend meer tijd om publieke werken te laten bouwen.

 

Op de boog zijn een tweetal reliëfs afgebeeld. De eerste toont Titus in zijn strijdwagen, bijgestaan door een aantal goden. De godin Victorie kroont hem met een lauwerkrans. Het tweede reliëf toont het verhaal van de verovering van de Tempel in Jeruzalem, in 70 na Christus. Deze gebeurtenis is één van de dieptepunten in de Joodse geschiedenis, maar werd door de Romeinen groots gevierd. Beide reliëfs vormen een hoogtepunt van de Romeinse beeldhouwkunst, onder andere door de bijna perfecte afbeelding van menselijke figuren. Bovendien is dit het eerste gevonden werk waarop realistische en goddelijke afbeeldingen gecombineerd zijn.

 

Domitianus zette bovendien de trend van Augustus voort en bouwde een keizerlijk paleis op de Palantijn. Het Gouden Huis van Nero werd overstemd door het Flaviaanse paleis, op de top van de heuvel. Het paleis kende een publiek en een privaat gedeelte en volgde de vorm van de heuvel. Kenmerkend daarnaast is het aantal spiegels dat Domitianus liet aanbrengen in de verschillende ruimtes. Dit wordt vaak toegewezen aan zijn paranoïde karakter.

 

Beeldhouwkunst: keizerlijke reliëfs

De Cancelleria reliëfs maakten ooit onderdeel uit van een enorm fries dat een altaar decoreerde. Eén relïef toonde keizer Domitianus op een militaire expeditie, bijgestaan door de godinnen Roma en Minerva. Het hoofd van Domitianus is later vervangen door dat van zijn opvolger Nerva. Domitianus kreeg namelijk damnatio memoriae: hij werd volledig vervaagd uit het publieke leven vanwege zijn tirannieke neigingen en brute heerschappij. Het vervangen van gezichten was niet ongewoon, maar in dit geval werd het uitwissen van Domitianus met veel fanatisme uitgevoerd. Het tweede reliëf toont de aankomst van Vespasianus in Rome.

 

Een ander type decoratieve reliëfs is te vinden op tombes, graven en doodskisten. Vanwege het private karakter van deze reliëfs zijn de afbeeldingen anders dan de publieke. Ze vertonen bijvoorbeeld veel minder politieke gebeurtenissen en zijn niet bedoeld als propagandamiddel. Wel werden vaak de deugden van de overledene afgebeeld.

 

Portretten & beelden

Portretten en beelden in de Flaviaanse periode kwamen een aantal uitdagingen tegen. Eén van deze was het nieuwe kapsel voor dames, dat bestond uit hoog opgestoken krullen en vlechten. Naast een uitdaging vormde dit ook een kans voor de Romeinse kunstenaars, die hun vaardigheden op het gebied van dit soort klein snijwerk konden verbeteren.

 

Het enige overgebleven beeld van een paardrijdende Romeinse keizer werd in 1968 gevonden in Miseno, vlakbij Napels. Het beeld moest eerst Domitianus voorstellen, maar is na zijn “uitwissing” vervangen door het gezicht van Nerva. Dezelfde vervanging is uitgevoerd op de Cancelleria reliëfs. De decoraties op de borstplaat van de keizer tonen goddelijke symbolen. Ook twee andere beelden van respectievelijk Titus en Vespasianus vertonen een aantal goddelijke kenmerken. Deze beelden zijn dus goede voorbeelden van de manier waarop de Romeinen hun keizers aanbaden.

 

Herculaneum

Op 24 augustus in het jaar 79 na Christus barstte de vulkaan Vesuvius uit en bedekte de plaatsen Pompeii, Herculaneum en Stabiae onder een dikke laag as. Een ooggetuigenverslag hiervan is gemaakte door de historicus Plinius de Jongere. Hierdoor hebben we een goed beeld van de gebeurtenissen. In het midden van de achttiende eeuw werd Herculaneum ontdekt door een plaatselijke boer. Opgravingen begonnen vervolgens onder leiding van Charles III, koning van Napels. Hij beschouwde de antieke objecten als zijn persoonlijke bezittingen en opende een museum om deze tentoon te stellen. Tegenwoordig is dit museum nog altijd open en bevat het de meeste voorwerpen uit de opgegraven dorpen.

 

Eén van de invloedrijkste personen bij de opgravingen was de Britse ambassadeur Sir William Hamilton. Hij droeg bij aan de archeologische studies, het verzamelen van de antieke voorwerpen en het onderzoek naar de Vesuvius.

 

De getroffen steden hebben veel informatie over het leven in die tijd onthuld. Vooral van waarde is de informatie over het dagelijks leven, die ontbreekt in veel andere antieke steden en bouwwerken. Vooral in Herculaneum zijn veel dagelijkse voorwerpen teruggevonden. Dit komt door de pyroclastische golf die het stadje heeft getrokken. Hierdoor werden organische materialen – zoals hout en voedsel – verkoold en ingekapseld in het as. In tegenstelling tot Pompeii, waar lava de meeste voorwerpen verwoestte, bleven in Herculaneum veel voorwerpen in fatsoenlijke staat bewaard. Ook menselijke en dierlijke lichamen zijn teruggevonden in de houding die ze hadden toen ze door de golf werden getroffen.

 

Pompeï

Deze stad was wat groter dan de andere twee getroffen plaatsen en had ongeveer tienduizend inwoners. Zoals veel andere Romeinse steden had de stad een rechthoekige plattegrond. Voor de uitbarsting van de Vesuvius was Pompeii al getroffen door een ernstige aardbeving, in het jaar 62. Hierdoor waren veel gebouwen nog niet hersteld toen de Vesuvius uitbarstte. De oorspronkelijke staat van sommige gebouwen – voornamelijk op het Forum – is daarom nauwelijks te achterhalen.

 

Gelukkig hebben veel (muur)schilderingen de aardbeving overleefd en werden een aantal bedolven door as tijdens de uitbarsting. Hierdoor bleven ze bewaard en werden bij de opgravingen in goede staat aangetroffen. Vooral in het Huis van de Vettii zijn mooie en gedetailleerde schilderingen te bewonderen. Er is hier gebruik gemaakte van de Vierde Pompejaanse Stijl. Qua onderwerpen waren vooral erotische thema’s populair. Daarnaast werden dagelijkse voorstellingen afgebeeld, die onze kennis over het alledaagse leven hebben vergroot. Een voorbeeld hiervan is de schildering van een echtpaar, gevonden in een huis in Pompeii.

 

Romeinse kunstenaars in deze periode maakten echter niet alleen menselijke voorstellingen op de muren. Veel muurschilderingen bestaan uit stillevens, vaak op kleine panelen of delen van de wand. Ze maakten zo deel uit van een uitgebreide muurschildering. Kenmerkend voor muurschilderingen in Pompeii is de subtiliteit van schilderingen: in Rome waren de werken vaak heel decoratief en flamboyant. Dit verschil wordt toegewezen aan het economische verschil tussen beide plaatsen. Waar Rome de meeste rijkdom kende, was Pompeii een middenklasse-stadje. De stijl was hierdoor conservatiever.

 

Wetenschappers zien de waarde van Pompeii en Herculaneum voornamelijk in het tonen van het “gewone leven”. Rome was als hoofdstad het centrum van de economische, politieke en culturele activiteiten. Maar dit was niet representatief voor de rest van het rijk, dat bestond uit de gewone dorpen en steden. Pompeii en Herculaneum vormen zo een tegenhanger van het rijke leven in Rome en tonen het dagelijks leven in het Romeinse Rijk. De huizen, schilderingen, beelden en decoraties geven ons een beeld van de vaardigheden en smaak van de middenklasse.

Hoofdstuk 6: Trajanus (98 – 177 na Christus)

 

Trajanus was de eerste keizer die geboren was in het Italiaanse rijk, in het stadje Italica in Spanje. Voor zijn aantreden als keizer had hij een succesvolle militaire carriere. Zijn voorganger Neva adopteerde Trajanus in 98 na Christus. De machtsovergang verliep hierdoor rustig en vreedzaam. Dankzij Trajanus’ militaire ervaring, civiele visie en intelligentie was zijn regeerperiode erg succesvol. De periode wordt dan ook wel vergeleken met de tijd van Augustus. Bovendien zorgde Trajanus, net als Augustus, voor een enorme stimulans in de aanleg van publieke werken en voorzieningen. Het bekendste monument is de Zuil van Trajanus in Rome, die de grootsheid van de keizer toont.

 

De Trajaanse baden

Eén van de grootste projecten van Trajanus zijn de baden die hij heeft laten bouwen in het centrum van Rome. Dergelijke badhuizen maakten een belangrijk deel uit het van dagelijks leven in het Romeinse rijk. De Romeinen gingen hier niet alleen in bad, maar konden er ook sporten en ontspannen in speciale lounges. De baden van Trajanus waren de eerste keizerlijke baden, waarna nog vele zullen volgen.

 

Het Forum en de markten van Trajanus

Zoals veel keizers voor hem heeft ook Trajanus een Forum aan laten leggen. Opvallend is dat hij gebruik maakte van bestaande funderingen en muren, in plaats van een stuk grond volledig vrij te laten maken. Ook bouwde Trajanus een enorme markt naast het Forum. De twee voorzieningen waren gescheiden door een hoge muur. Tegenwoordig is deze muur verdwenen en liggen het Forum en de markt direct naast elkaar. Het centrale gebouw van de markt is de Aula. Deze hal, met twee verdiepingen, bevatte allerlei winkels en vormde het centrum van de handel. Bovendien hadden overheidsinstellingen zich hier gevestigd. Zo werden onder andere uitkeringen en gratis voedselvoorzieningen hier geregeld.

 

Het Forum van Trajanus vierde de successen van de keizer en liet geen mogelijkheid onbenut om zijn grootsheid te tonen. Alle gebouwen bevatten inscripties en reliëfs over Trajanus. Bovendien stond bij de ingang van het Forum een enorm standbeeld van Trajanus op zijn paard. Daarachter stond een basiliek, genoemd naar de familienaam van de keizer: de Basilica Ulpia. Vervolgens stonden achter de basiliek nog een tweetal bibliotheken, zowel een Griekse als een Latijnse.

 

Achterop het Forum, op een verhoging, bevond zich de tempel voor Trajanus. Deze is na zijn dood gebouwd door Hadrianus, zijn opvolger. Hij liet Trajanus bovendien heilig verklaren, waarna de tempel bekend staat als “de Tempel voor de Heilige Trajanus”. In het jaar 800 na Christus vernietigde een aardbeving het grootste deel van de tempel.

 

De Zuil van Trajanus

Het best bewaarde project van Trajanus is zijn Zuil, die zich midden op het Forum bevindt. In tegenstelling tot de andere gebouwen en monumenten is deze nauwelijks aangetast. Dit komt vooral doordat de Zuil in de Middeleeuwen werd gezien als een toeristische attractie. Hierdoor was het onderhoud goed. Bovendien is in 1162 een wet uitgevaardigd die beschadiging van de Zuil strafbaar maakte. Dankzij deze maatregel kunnen wij het monument in goede staat bewonderen.

 

De Zuil had meerdere functies. Ten eerste was het een meetlat, die de afstand van de heuvel tot de aarde aangaf. Daarnaast diende het monument als tombe voor Trajanus. Hoewel hij dit zelf niet zo had gepland, is zijn as na zijn dood in de Zuil geplaatst. Dit was een beslissing van de Senaat en bedoeld als extra verering van Trajanus. De oorspronkelijke functie van het monument was puur propagandistisch: het benadrukken van Trajanus’ deugden en successen. Tenslotte diende de Zuil als een historische bron, die het verhaal van de oorlog tegen de Dacianen vertelde.

 

Het verhaal van Trajanus en de Daciaanse oorlog werd verteld met behulp van reliëfs, die op de gehele Zuil te vinden zijn. De scènes worden achter elkaar door afgebeeld, zonder formele scheidingen. Hierdoor ontstaat een doorlopend verhaal. Zoals gebruikelijk in Romeinse reliëfs is er veel herhaling, vooral van formele scènes en keizerlijke afbeeldingen. Het fries van de Zuil is een ingewikkeld geheel van allerlei reliëfs. Opvallend is de vermenging van de realiteit en de feitelijke gebeurtenissen met mythologie en idealisme.

 

Een ander opvallend kenmerk van de reliëfs op de Trajaanse Zuil is de omgang met de vijand, in dit geval de Dacianen. Hoewel het Romeinse leger uiteraard superieur was en ook zo werd afgebeeld, werd de tegenstander niet de grond in geboord. De manier van afbeelden van de Dacianen toonde respect voor hun cultuur en manier van vechten, ondanks hun nederlaag.

 

In tegenstelling tot veel andere monumenten zijn er op de Trajaanse Zuil weinig goden en goddelijke symbolen te vinden. Het monument geeft daardoor minder een klassieke indruk dan eerdere publieke werken. Slechts een paar afbeeldingen van Trajanus zijn wat formeler en incorporeren goddelijke elementen, waaronder een kleine afbeelding van de godin Victoria. Wel was er veel sprake van symboliek, om de kracht van het leger en de keizer te benadrukken. De historische realiteit werd hierbij enigszins ondergesneeuwd.

 

Andere Trajaanse monumenten en reliëfs

De Daciaanse oorlog is onderwerp in nog een monument: het enorme – 100 meter doorsnee – ronde monument in Adamklissi, Roemenië. Het staat bekend als de Trofee van Trajanus. De stijl van de reliëfs en het monument in het geheel is provinciaals en een stuk minder verfijnd dan de werken in Rome. Desalniettemin is de boodschap duidelijk en het monument sterk propagandistisch.

 

Een ander bekend werk met reliëfs is het Grote Trajaanse Fries. Dit fries is van een onbekend monument gehaald en opnieuw gebruikt op de Boog van Constantijn. Trajanus is afgebeeld in militaire kleding, op weg naar het slagveld. Zijn paard lijkt enorm en heeft gigantische spieren, benadrukt door diepe kerven in het reliëf. De tegenstander is daarentegen afgebeeld in allerlei noodlijdende situaties. Het fries is dus overduidelijk bedoeld als propagandamiddel en toont de idealistiche versie van de Daciaanse Oorlog. Dit in tegenstelling tot de meer realistische Zuil van Trajanus.

 

Het benadrukken van herkenbare gebeurtenissen en het accuraat weergeven van situaties is een typisch Romeins kenmerk. Op deze manier wordt de kijker steeds opnieuw herinnerd aan succesvolle prestaties van hun keizers en de grootsheid van het Romeinse Rijk.

 

De Trajaanse Boog in Benevento

Een ander monument dat de grootsheid van Trajanus moet benadrukken is de boog in Benevento, Italië. Deze is gebouwd in opdracht van Trajanus en afgemaakt door Hadrianus, na de dood van Trajanus zelf. De vorm en verhoudingen van de boog zijn grotendeels gebaseerd op de Boog van Titus in Rome. In Benevento zijn echter meer reliëfs geplaatst, waardoor er slechts ruimte was voor één opening. In totaal zijn er veertien panelen met reliëfs op de boog te vinden. Ieder paneel toont een bepaald thema uit de binnenlands en buitenlandse politiek van Trajanus. De figuren zijn groot en duidelijk afgebeeld, met steeds een prominente plaats voor de keizer. Eén paneel is gewijd aan Hadrianus en heeft een meer idealistisch karakter dan de andere panelen.

 

Monumenten in de provincies

Trajanus heeft niet alleen in Rome en Italië monumenten laten bouwen, maar ook in de provincies van het Rijk. Eén van deze werken is de Grote Brug in Alcantara, Spanje. Deze brug is gebouwd in 105 na Christus en bevat een inscriptie die deze datum bevestigd. Tegenwoordig wordt de brug, na allerlei reparaties en renovaties, nog altijd gebruikt.

 

Een tweede werk van Trajanus in de provincie is het stadje Timgad in het huidige Algerije. Trajanus heeft deze stad gesticht volgens het traditionele plattegrond van de Romeinse castra. Hoewel het in eerste instantie was bedoeld als huisvesting voor de soldaten ter plekke is het uitgegroeid tot een redelijke stad, die ook nu nog wordt bewoond. De stichting van Timgad is een voorbeeld van de expansiedrift van Trajanus. De veroveringen werden vervolgens gevierd met de bouw van allerlei monumenten en publieke werken, typerend voor de regeerperiode van Trajanus.

 

 

 

 

Hoofdstuk 7: Hadrianus (117 – 138 na Christus)

 

De kunst onder Hadrianus had een typisch Griekse tintje: de keizer sprak vloeiend Grieks en had een duidelijk voorkeur voor de Griekse cultuur en levenswijze. Bovendien had hij onderwijs genoten volgens de Griekse traditie. Het was dus voorspelbaar dat de kunst in zijn opdracht meer Grieks dan Romeins zou zijn. Een interesse in Griekse kunst was er altijd al, maar onder Hadrianus werd ook de keizerlijke en publieke kunst beïnvloed.

 

Qua karakter was Hadrianus een ingewikkelde man: hij was erg gevoelig, maar soms ook erg irrationeel. Bovendien had hij een openlijke homoseksuele relatie met een jonge Romein, wat hem het onderwerp van veel verhalen en geruchten maakte. Hadrianus was de achterneef van Trajanus en werd geboren in Rome, uit twee Spaanse ouders. Hoewel de relatie met Trajanus dus niet direct was deed Hadrianus er alles aan om de link te benadrukken. Zo vervolmaakte hij Trajanus’ Boog en zorgde ervoor dat Trajanus heilig werd verklaard en een tempel kreeg op zijn forum (de eerder besproken Tempel van de Heilige Trajanus). In tegenstelling tot Trajanus besteedde Hadrianus geen aandacht aan oorlogen en militaire ambities.

 

Architectuur: Hadrianus’ villa

Het werk dat bekend staat als Hadrianus’ villa is eigenlijk een cluster van gebouwen, dat gezamenlijk meer dan een halve vierkante kilometer beslaat. Het complex lag iets buiten de stad Tibur, het huidige Tivoli. Met zijn “villa” bracht Hadrianus de stad naar het platteland: hij creëerde ruimte voor al zijn personeel en bouwde eigenlijk zijn eigen kleine stad. In het complex bevonden zich een aantal baden. Deze werden gekenmerkt door een centrale opening in het dak, gelinkt aan het oculus van het Pantheon.

 

Het interieur van Hadrianus’ villa was erg kleurrijk door de decoratie op vloeren, muren en plafonds. In plaats van beschilderingen koos Hadrianus voor mozaïeken en gekleurd marmer. Hiervoor werden allerlei exotische stenen geïmporteerd vanuit het gehele Rijk.

 

Het Pantheon

Het Pantheon is een enorme tempel, gebouwd in opdracht van Hadrianus. Het gebouw is gewijd aan alle goden en wordt beschouwd als een architecturaal meesterwerk. Bovendien is het goed bewaard gebleven en daardoor nog altijd te bewonderen. Deze goede staat is te danken aan het feit dat het gebouw al in de zevende eeuw een kerk werd. Hierdoor is het eeuwenlang goed verzorgd en onderhouden.

 

Dankzij stempels op de bakstenen hebben we het Pantheon kunnen dateren en weten dat het grotendeels gebouwd is in het jaar 125 na Christus. De opvallende inscriptie op de gevel van de tempel eert Agrippa, de schoonzoon van Augustus. Op de plek van het Pantheon waren namelijk al eerder tempels gebouwd. Het eerste werk was gebouwd door Agrippa in 27 voor Christus. Hadrianus wilde hem daarom eren en plaatste een enorme inscriptie om dit te kunnen doen.

 

Het ontwerp van het Pantheon bevat twee Romeinse elementen: de klassieke omzuilde veranda en een ronde zaal met een koepel. De meeste steun komt neer op de muur van de zaal, die verdikt is om alle krachten op te kunnen vangen. Daarnaast hebben de bouwers onderaan zwaarder materiaal gebruikt dan bovenaan, om het gewicht van het gehele bouwwerk te verminderen. Hiervoor werd geëxperimenteerd met verschillende bewerkingen van beton. Het Pantheon heeft daarom een belangrijke stap gezet in het gebruik van dit materiaal.

 

Het interieur van het Pantheon maakt direct een gigantische indruk, vooral dankzij het innovatieve ontwerp en de wiskundige verhoudingen. De belangrijkste verhouding is die tussen de hoogte en de diameter van de ronde zaal: deze zijn beide exact 43.2 meter.

 

Het meest opvallende element van het Pantheon is echter het oculus: de ronde opening in het midden van de koepel. Naast het functionele aspect – het doorlaten van het licht – benadrukt de opening ook het contact met de natuur. Zo komt regen gewoon de tempel in en wordt weggeleid door speciaal aangelegde geultjes. Het bouwen van de opening was erg gedurfd en kostte een heleboel berekeningen en kennis.

 

Andere gebouwen van Hadrianus

Hadrianus heeft een belangrijk gebouw in Rome laten plaatsen: de tempel van Venus en Roma. Deze staat tussen het Forum Romanum en het Colosseum. De tempel heeft twee halfronde ruimtes die met de ruggen tegen elkaar staan. De ene ruimte is voor Venus, de ander voor Roma. Naar Hadrianus’ voorkeur heeft de tempel veel Griekse elementen. Het meest opvallende element zijn de zuilen, die de tempel geheel omringen. In de Romeinse stijl zouden de zuilen slechts aan de voorkant zijn geplaatst.

 

Een opvallend gebouw in Rome is het ronde mausoleum van Hadrianus, midden op de rivier de Tiber. De brug die naar het gebouw leidt is ook door Hadrianus gebouwd en is eenvoudig te herkennen door de vele engelen. Ook op de top van het mausoleum zelf is een enorme bronzen engel geplaatst, zwaaiend met een zwaard. In de Middeleeuwen was het gebouw dan ook een fort, en tegenwoordig staat het bekend als het Castel Sant’Angelo.

 

Ook buiten Rome zijn allerlei werken ter ere van Hadrianus gebouwd. Om zijn affectie voor Athene te tonen heeft hij deze stad veel bouwwerken geschonken. Tevens heeft hij bestaande gebouwen gerenoveerd en de publieke kunst gestimuleerd. Ondanks zijn interesse in Griekenland besteedde Hadrianus aandacht aan het gehele rijk en bezocht bijna alle provincies. De bezoeken zijn vastgelegd in een serie munten. Bovendien liet hij publieke werken bouwen in deze provincies. Voorbeelden hiervan zijn de Muur van Hadrianus in Groot-Brittannië en de Bibliotheek van Celsus in Ephesus, Turkije.

 

Huis- en commerciële architectuur

In Ostia, vlakbij Rome, vind je de best bewaard gebleven huizen en commerciële ruimtes uit het Romeinse Rijk. Vanwege de snelle groei van Ostia werd gebouwd in blokken, insulae genoemd. Vaak werd de begane grond gebruikt om een winkel te huisvesten, terwijl de hogere verdiepingen dienden voor bewoning. De grotere ruimtes werden gebruikt als warenhuizen. Hier werd het graan – geëxporteerd uit Sicilië en bedoeld voor Rome – opgeslagen voordat het naar Rome werd gedistribueerd. Deze warenhuizen werden horrae genoemd. Het bekendste warenhuis in Ostia is het Horrea Epaganthiana et Epaphroditiana, genoemd naar de eigenaren.

 

Portretten

Hadrianus was de eerste keizer met een volle baard en daardoor zeer herkenbaar. Hij zette echter een trend en al snel was het dragen van een baard gebruikelijk voor de Romeinse man. Het afbeelden van dit gezichtshaar bood kunstenaars de kans om meer te experimenteren met schaduw en diepte in mannelijke portretten, terwijl voorheen alleen vrouwelijke portretten die kans boden.

 

Een andere vernieuwing in de portretten is het definiëren van het oog door de iris als het ware uit te snijden. Hierdoor ontstond een duidelijke grens tussen het oogwit en de iris. De pupil werd vervolgens benadrukt door twee ondiepe gaatjes te boren, die het licht moesten reflecteren.

 

De minnaar van Hadrianus, Antinous, speelde een belangrijke rol in zijn leven. Dit werd doorgevoerd in de kunst, vooral na de vroegtijdige dood van de jongen. Hadrianus stichtte een naar hem genoemde stad en liet veel beelden maken. Aansluitend bij de keizers voorkeur voldeden de beelden aan het Hellenistische ideaal van mannelijke schoonheid. Daarnaast liet hij Antinous afbeelden als een god, wat het idealisme versterkte. Hoe de jongen er precies uit heeft gezien is daarom onbekend.

 

Reliëfs

Ook een reliëf van Hadrianus is gebruikt om de Boog van Constantijn en weggehaald van een ander, onbekend monument. Ze tonen Hadrianus op jacht en symboliseren zo de moed en kracht van de keizer. Ook andere reliëfs dienden als propagandamiddel.

 

Sarcofagen

In de tijd van Trajanus was de gewoonte van het cremeren van doden bijna volledig verdwenen en werd begraven de norm. De gevonden sarcofagen dienen als bewijs voor deze verandering, die onder Hadrianus voltooid was. In het gehele Romeinse Rijk werden doodskisten gebruikt. Niet alleen functioneel, maar ook als symbool van welvaart en maatschappelijke status.

 

Sarcofagen uit Rome en Athene werden gekenmerkt door een reliëf aan de voorkant, terwijl andere sarcofagen vaak alleen aan de zijkanten waren bewerkt. Twee thema’s waren gebruikelijk: scènes uit het leven van de overledene óf mythologische scènes over de dood en het hiernamaals. Ook scènes uit het leven van de Griekse held Achilles waren populair.

 

In de oostelijke delen van het rijk – het huidige Azië – werden alle vier de kanten van de sarcofaag bewerkt. Vanwege tijdgebrek was de achterkant vaak slordiger dan de (zichtbare) kanten. Dit type sarcofagen werd geïmporteerd in het hele rijk, maar niet gebruikt in Griekenland.

 

Het gebruik van doodskisten stimuleerde een nieuwe kunstvorm en bood kunstenaars de kans om een meer commerciële branche te verkennen. Bovendien zijn sarcofagen een laagdrempelige kunstvorm en boden een alternatief voor de keizerlijke kunst.

 

 

 

 

Hoofdstuk 8: De Antoninen (138 – 193 na Christus)

 

In de tweede eeuw was er een duidelijke verschuiving in de Romeinse kunst: de klassieke invloeden verdwenen en maakten ruimte voor inheemse tradities. Zo ontstond er een nieuwe interesse in het frontaal afbeelden van figuren en schematische patronen. Bovendien werden figuren niet langer achter elkaar afbeeld, maar boven elkaar. De bovenste figuur zou dan achter de onderste figuur staan. Al deze vernieuwingen leidden tot een piek in de kunst.

 

Naast artistieke successen staat de gehele regeerperiode van de Antoninen, samen met die van Trajanus en Hadrianus, bekend als de Gouden Tijd. Het Rijk was op zijn grootst, intern was het rustig en de buitenlandse betrekkingen waren vreedzaam. De welvaart van de Romeinen was op zijn hoogst in het midden van de tweede eeuw na Christus.

 

De Antoninen

De dynastie die Hadrianus opvolgde bestond uit een aantal ingewikkelde familierelaties. We noemen deze keizers daarom Antoninen. Antoninus Pius, de eerste keizer van de familie, was vlak voor zijn dood geadopteerd door Hadrianus. Tegelijkertijd adopteerde Antoninus Pius de neef van zijn vrouw, Marcus Aurelius, en de jonge Lucius Verus. Na de dood van Antoninus Pius namen deze twee “zoons” dan ook de heerschappij op zich, in een gedeeld keizerschap (161 tot 169). Na de dood van Lucius nam Marcus Aurelius zijn zoon Commodus als co-keizer. Pas na de dood van Marcus Aurelius ontstond er weer een enkel keizerschap en kreeg Commodus de macht. Dit was pas de tweede keer in de geschiedenis dat een keizer werd opgevolgd door zijn biologische zoon.

 

Antoninus Pius: Portretten

Deze eerste keizer regeerde van 138 tot 161 na Christus en kreeg al snel de eretitel “pius”, de vrome. Hij trouwde met Faustina en kreeg met haar een dochter, ook Faustina genoemd. Omdat zijn vrouw zich bemoeide met Antoninus’ heerschappij kreeg zij de formele titel “Augusta”. Na haar vroegtijdige dood kreeg ze nog een aantal eervolle vermeldingen. Daarnaast werden veel portretten en beelden van haar gemaakt, gekenmerkt door haar typische kapsel. Antoninus werd afgebeeld als een sympathieke man, met dezelfde volle baard als Hadrianus.

 

Antoninus Pius: Architectuur

Ondanks zijn lange regeerperiode heeft Antoninus niet veel bouwwerken gesponsord of monumenten laten bouwen. Na de dood van Faustina in 141 na Christus deed hij dat echter wel: hij liet haar heilig verklaren en richtte een tempel op op het Forum Romanum. Daarnaast liet hij in 145 een tempel bouwen ter ere van zijn voorganger Hadrianus. De belangrijkste bijdrage van Antoninus Pius was echter de bouw van de Antonijnse Muur in Schotland.

 

Marcus Aurelius en Lucius Verus: Portretten

Opvallend aan de portretten van Marcus Aurelius en Lucius Verus is dat ze op elkaar lijken, ook al zijn ze helemaal geen familie. Vooral de diep gegraveerde krullen en de volle baard zorgen ervoor dat ze er hetzelfde uit lijken te zien. Hun gezichten zijn echter wel anders. Het gezicht van Lucius Verus is ook afgebeeld in zilver en teruggevonden in de jaren 1920.

 

Naast het afbeelden van keizerlijke gezichten en borstbeelden werd Lucius ook naakt afgebeeld. Dit lijkt voor ons heel vreemd, zeker voor een keizer, maar is bedoeld om de sportieve en atletische aard van de keizer te benadrukken. Het tonen van lichamelijke kracht en karakter door mannen naakt af te beelden is een Griekse traditie, die langzaam werd overgenomen door de Romeinse kunstenaars.

 

Het enige overgebleven bronzen ruiterstandbeeld is dat van Marcus Aurelius, gemaakt in de late tweede eeuw. De meeste bronzen beelden waren omgesmolten wanneer een keizer allang overleden was of in opspraak was geraakt. Dit beeld is echter blijven bestaan door een misverstand: lange tijd werd gedacht dat het een afbeelding van Constantijn was, de eerste christelijke keizer. Het omsmelten van een beeld van Constantijn was een absolute no-go. Het beeld is tegenwoordig te zien in het Capitolijnse Museum.

 

De Zuil voor Antoninus Pius

Al vroeg in hun heerschappij richtten Marcus Aurelius en Lucius Verus een zuil op ter ere van hun “vader” Antoninus Pius. Drie van de vier kanten zijn bewerkt tot reliëfs, terwijl de vierde kant een inscriptie bevat. De afgebeelde scènes passen in de Griekse traditie: rond geplaatste figuren en een gevoel van ruimte. De schaal van de figuren is echter kleiner dan gebruikelijk en lijkt bijna misplaatst. De beide zijkanten van de zuil zijn identiek aan elkaar en beeldden een militaire oefening uit. Ook hier lijken de figuren kort en gedrongen, in tegenstelling tot de lange, slanke figuren uit de Griekse kunst.

 

Het vierkant maken van figuren en hen alleen tegen de achtergrond plaatsen – dus los van elkaar – is een kenmerk van de inheemse Italiaanse stijl. Hiermee wordt afstand genomen van de formelere Griekse en keizerlijke stijlen. Langzamerhand verschenen elementen uit de inheemse stijl zelfs op keizerlijke bouwwerken, al waren deze nog ondergeschikt aan de klassieke stijl.

 

De Zuil voor Marcus Aurelius

Het bewerken van de zuil voor Marcus Aurelius en het maken van de reliëfs was nog niet klaar toen Commodus werd vermoord in 192 na Christus. Zijn opvolger Septimius Severus maakte de zuil af en droeg hem op aan Marcus Aurelius in 193. De zuil is grotendeels gebaseerd op die van Trajanus en heeft dus ook rondlopende reliëfs, die gezamenlijk een doorlopend verhaal vormen. Het karakter van het verhaal is echter wel anders: de zuil van Trajanus richt zich op de grootsheid van het Romeinse leger, terwijl de zuil van Marcus Aurelius de wreedheid van de oorlog en het lijden van de vijand toont.

 

Opvallend aan de Zuil voor Marcus Aurelius is de manier van afbeelden van de keizer: dit is voornamelijk frontaal. De keizerlijke kunst sluit dus aan bij de trend van het frontaal afbeelden van figuren, afkomstig uit de inheemse tradities.

 

Sarcofagen

Gedurende de heerschappij van de Antoninen werd een nieuw thema toegevoegd aan de twee vaste thema’s, die traditioneel werden gebruikt op doodskisten. Rijke Romeinen vroegen niet langer om scènes uit het leven van de overledene of om mythologische verhalen, maar om oorlogsscènes. De overledene werd dan afgebeeld als superieur, sterk en dapper. Vooral voor mannen waren dit graag geziene eigenschappen. Ondanks het nieuwe thema is moraliteit dus nog altijd een belangrijk onderdeel van het Romeinse leven, bij leven en bij dood.

 

Opvallend is de nadruk op het psychologische en emotionele effect van de oorlog, in plaats van het puur fysieke en gewelddadige onderdeel. Ook op de Zuil voor Marcus Aurelius is deze invalshoek te herkennen en het wijst mogelijk op een nieuwe kijk op oorlogen en geweld.

 

In 1885 werd ten noorden van Rome een groep van tien sarcofagen gevonden met een afwijkend thema, dat nooit eerder was gezien: het dionysische thema. Dionysus, de god van wijn, stond symbool voor het goede leven. Het afbeelden van scènes rondom deze god was een symbool voor het ontsnappen aan het dagelijks leven, in plaats van het benadrukken van dat leven zoals in de traditionele thema’s. Bovendien suggereerden deze scènes dat de overledene overging naar een betere wereld.

 

Een normale doodskist had ongeveer de hoogte van een liggend lichaam, maar in Melfi werd een grotere doodskist gevonden: deze heeft een hoogte van 1,7 meter. Ook de reliëfs zijn groter en geplaatst op verticale panelen, in plaats van de gebruikelijke horizontale. Dit bood mogelijkheden voor het gebruik van diepgang en het creëren van ruimte.

 

Eén van de populairste soorten doodskisten in het Romeinse Rijk was gedecoreerd met bloemenslingers aan de voorkant. Vaak werden ook fruit, bladeren, strikken en engeltjes afgebeeld. Veel van deze sarcofagen zijn onafgemaakt gevonden, vanwege geld- of tijdgebrek. Dit type kist was dan ook intensief om te maken, vooral door de uitgebreide en soms ingewikkelde decoraties.

 

De heerschappij van Commodus

Met de dood van Marcus Aurelius eindigde een stabiele periode in het Romeinse Rijk, die was begonnen met Nerva. De nieuwe keizer Commodus gaf vooral om zichzelf en toonde zijn rijkdom en macht graag door allerlei decadente uitingen, ook op het gebied van kunst. Zo liet hij zich afbeelden als Hercules en Jupiter. Commodus had geen interesse in buitenlandse politiek of bescherming van de grenzen, waardoor de eerdere militaire successen werden weggevaagd. Het Rijk bleef in wanorde achter. Uiteindelijk werd de keizer vermoord in 192 na Christus en was het aan een nieuwe dynastie om de schade te herstellen.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 9: De Severanen (193 – 235 na Christus)

 

De Severaanse periode wordt gekenmerkt door een grote collectie architectuur en beeldhouwkunst. Hiermee werd voornamelijk de macht en glorie van de keizerlijke dynastie benadrukt. Ondanks enorme onrust binnen de dynastie – familieleden vermoordden elkaar en er waren grote ruzies – bleven de keizers kunst sponsoren en zetten daarnaast een groot renovatieprogramma op. Qua stijl richtte deze periode zich voornamelijk op de traditionele inheemse stijl, zoals deze was ingezet onder Hadrianus. Figuren werden frontaal afgebeeld, kunstenaars maakten diepe groeven om draperieën en haar af te beelden en er wordt meer aandacht besteed aan omlijning dan aan volume.

 

Keizer Septimius Severus (193-211)

Na de dood van Commodus ontstond er een strijd om de macht. In 193 na Christus kwam de legergeneraal Septimius Severes als winnaar uit de bus, na een aantal succesvolle campagnes in verschillende provincies. Hij was de eerste keizer van een nieuwe dynastie, de Severanen genoemd. Septimius was geen Romein van geboorte, maar kwam uit het huidige Libië. Zijn vrouw, Julia Domna, was afkomstig uit Syrië.

 

Septimius Severus: portretten

In tegenstelling tot andere keizers zijn veel portretten en afbeeldingen van Septimius Severus bewaard gebleven, waardoor identificatie en herkenning eenvoudig zijn. De portretten zijn duidelijk te herleiden naar die van Marcus Aurelius; de succesvolle keizer waar Septimius zich mee wilde associëren. Het overnemen van titels of uiterlijke kenmerken van een succesvolle voorganger werd een gewoonte van de Romeinse keizers.

 

De traditie van diepe groeven en boren om haren en kleding af te beelden bleef bestaan onder de Severanen. De technieken zijn te herkennen in een bronzen beeld van Septimius Severus, waarin hij naakt is afgebeeld. Zijn ietwat stijve positie is typisch Grieks, maar de dynamische armen voegen een Romeins element toe. De verhoudingen van het beeld zijn echter wel een beetje zoek: het hoofd van de keizer lijkt veel te klein voor zijn lichaam.

 

Septimius Severus: triomfbogen

Tijdens zijn heerschappij moest de eerste keizer van de Severanen optreden in een oorlog tegen de Parthianen. Deze was succesvol en dat moest – volgens Romeinse traditie – gevierd worden door de bouw van publieke werken. Ter ere van de keizer zijn daarom een tweetal triomfbogen opgericht, één in Rome en één in zijn geboorteplaats. De boog in Rome is één van de best bewaarde werken van het Forum Romanum en bovendien opvallend: de boog had drie doorgangen en was volledig bedekt met reliëfs. Deze beeldden de militaire successen en grootsheid van de keizer en het Rijk uit.

 

De boog in de geboorteplaats van de keizer – Leptis Magna, in het huidige Libië – is opgericht in 203. Het is een tetrapylon: een boog met vier openingen op een kruispunt van twee wegen. Een dergelijke boog stond hierdoor over het algemeen op belangrijke punten in een stad. In tegenstelling tot de boog in Rome is die in Lepis Magna niet versierd met scènes en gebeurtenissen, maar met bloemenmotieven, zuilen en pilasters. Wel werd de keizerlijke familie afgebeeld, om de band met de machtshebbers te benadrukken.

 

 

 

Septimius Severus: architectuur in verre oorden

De keizer hield vast een zijn band met zijn geboorteplaats en startte een uitgebreid bouwprogramma om de stad te verbeteren en welvaart te stimuleren. Eerdere keizerlijke bouwwerken, zoals de baden van Hadrianus, werden onder Septimius Severus aangevuld met allerlei andere publieke voorzieningen en bouwwerken. Voorbeelden hiervan zijn een enorm forum, een basiliek en een klassieke boulevard. Omdat de stad in de moderne tijd niet bewoond is geweest zijn veel Romeinse resten teruggevonden.

 

In het westen van het Rijk, in het huidige Portugal, ligt het stadje Conimbriga. Vanaf de heerschappij van Augustus kende deze stad een enorme bloeitijd, die heeft doorgezet tot onder de Severanen. Een belangrijk bouwwerk in Conimbriga is het Huis van de Fonteinen: een privaat complex met een tuin met meer dan vierhonderd fonteinen.

 

Aan de andere kant van het Rijk, in het huidige Syrië, ligt het stadje Palmyra. Deze plaats bloeide onder Septimius Severus. Naast het geboorteland van zijn vrouw, had Palmyra ook strategische en economische elementen die de keizer interesseerden. Hierdoor veranderde het bakstenen stadje in een bloeiende gemeente vol marmeren publieke werken. De bijbehorende kunst was een combinatie van de Romeinse en Parthiaanse stijl. Opvallend in deze laatste stijl is het gebruik van patronen. Septimius Severus startte daarnaast een eigen stijl in Syrië, bekend als Severaans barok. Deze stijl is vooral te zien in Baalbek.

 

De heerschappij van Caracalla

Met het keizerschap van Caracalla, de zoon van Septimius Severus, begon een wrede periode in het Romeinse Rijk. De portretten van deze nieuwe keizer tonen een boze en agressieve man, in staat tot alle gruweldaden die hij inderdaad zou begaan. Caracella had echter ook een verstandige kant: hij was een goed bestuurder en verbeterde het Romeins burgerschap. Deze laatste actie wordt vooral verklaard door de enorme inflatie – als gevolg van de nieuwe munt; de antoninianus – en de belastingvoordelen die meer burgers met zich meebrengen. Keizer Constantijn moest vervolgens de schade herstellen door de inbreng van een nieuwe, gouden munt (solidus).

 

Het belangrijkste publieke project in opdracht van Caracalla was de vervolmaaking van de grote baden in Rome, gestart door zijn vader Septimius Severus. De plattegrond van deze Baden van Caracalla toont een rechthoekig en symmetrisch ontwerp en bevatte de drie gebruikelijke baden: koud, lauw en warm. Nieuw zijn echter de twee ruimtes voor atletiek en sport, die zich aan beide zijden van de baden bevonden. In de traditionele badcomplexen waren de ruimtes of velden hiervoor vaak gescheiden van de drie baden.

 

In de late Severaanse periode werden nog steeds allerlei figuren op doodskisten afgebeeld, maar er veranderde wel wat in het afbeelden van deze figuren. Individuele details en anatomie werden minder belangrijk, terwijl meer waarde werd gehecht aan het gehele verhaal. De boodschap werd dus belangrijker dan de realiteit.

 

Het einde van de Severaanse dynastie

Na de moord op Caracalla in 127 na Christus volgde een korte heerschappij door een militaire generaal, één van de breinen achter de moord. Dankzij de bemoeienis van een aantal vrouwelijke familieleden van Caracalla kwamen echter alsnog twee Severanen aan de macht. Eerst de gehate Elagabus en daarna zijn neef Alexander Severus, die nog maar veertien was toen hij de troon besteeg. Beide keizers waren echter niet zo succesvol als een aantal van hun voorgangers en stierven een vroegtijdige dood.

 

Hoofdstuk 10: de soldatenkeizers (235 – 284 na Christus)

 

Tussen het einde van de Severaanse dynastie en de troonbestijging van Diocletianus in 284 hebben 25 mannen de macht gehad in het Romeinse Rijk. De meeste van hen waren niet gekozen door de Senaat, maar door het leger. Ze staan daarom ook bekend als de “soldatenkeizers”. Hun militaire achtergrond werd getoond in de kunst; zo toonden portretten en beelden sterke mannen met een agressieve blik. In de portretkunst ontstonden twee nieuwe ontwikkelingen: scherp omlijnde gezichten en een nadruk op de vorm van de schedel. Daarnaast wordt kort haar niet langer afgebeeld door diepe groeven. Kunstenaars gebruikten vanaf de derde eeuw beitels om diepteverschil en dynamiek in het haar te creëren.

 

De oorzaak van de stijlverschillen is de onrust die het Romeinse Rijk doormaakte in deze periode. Na de dramatische heerschappij van Caracalla kreeg het volk nu te maken met onervaren keizers, die elkaar bovendien in hoog tempo afwisselden. Het oude systeem was dus vervangen door een periode van chaos en twijfel. Ook in de kunst werd afgestapt van oude gebruiken en technieken. Deze werden vervangen door een nieuwe stijl, die de nadruk legde op innerlijke kwaliteiten en karakter.

 

Om aan de macht te kunnen blijven was in de derde eeuw de steun van het leger nodig. Constante oorlogen aan de grenzen en allerlei militaire campagnes zorgden er bovendien voor dat generaals zich snel omhoog konden werken. Zo maakten verschillende legerleiders constant aansprak op de macht. De soldatenkeizers hielden het dan ook niet langer vol dan een paar jaar, soms slechts een paar maanden.

 

In de tijd van de soldatenkeizers lag de nadruk dus op militaire macht en werd alle aandacht besteed aan het leger, omdat hun steun noodzakelijk was. Voor publieke werken, kunst en architectuur was nauwelijks aandacht. De kunstvormen die wel aandacht kregen in deze periode waren dan ook laagdrempelig en praktisch: munten, portretten en sarcofagen.

 

Munten

Om hun macht te tonen lieten Romeinse keizers munten slaan met hun beeltenis erop. Zo ook de soldatenkeizers. Door deze munten weten we nu van bijna alle 25 keizers hoe ze eruit zagen. Sommige munten bevatten tevens een inscriptie met de data. Naast het gemak van identificatie zijn munten ook een aanwijzing voor stilistische veranderingen.

 

Portretten

Romeinse kunstenaars hadden – in tegenstelling tot het Griekse idealisme - altijd geprobeerd om de geportretteerde realistisch af te beelden. In de derde eeuw werden echter nieuwe elementen belangrijk: abstractie en een nieuwe interesse in psychologische aspecten. Realisme bleef belangrijk, maar kunstenaars hechtten ook belang aan het benadrukken van abstracte lijnen in het gezicht. Bovendien werd de vorm van hoofd en haar geaccentueerd. De belangrijkste verandering is het proberen af te beelden van de psychologische staat en het karakter van de geportretteerde persoon.

 

Van een aantal soldatenkeizers zijn goed bewaard gebleven portretten gevonden. Zo ook van de eerste soldatenkeizer, de uit Griekenland afkomstige Maximus Thrax (235-238). Hij was een fysiek sterke man met interesse in sport en het leger, maar zonder aandacht voor politiek en bestuur. Zijn portret toont een groot en sterk gezicht, waarin de gezichtsspieren worden geaccentueerd. Zijn korte haar is nagemaakt door middel van de eerder genoemde beitel-techniek. In 238 werd Maximus Thrax vermoord door zijn eigen soldaten. Het jaar daarna kende in totaal vijf keizers.

 

Een teruggevonden sarcofaag toont de soldatenkeizer Balbinus en zijn vrouw. Hun portretten zijn op het deksel van de kist geplaatst, een gewoonte die teruggrijpt op de Etruskische tradities. De portretten zijn weinig flatterend en tonen een nogal lomp geheel. Een meer geslaagd portret is dat van Philip de Arabier, keizer van 244 tot 249. Zijn sterke karakter – dat hem tot een succesvolle keizer maakte – wordt afgebeeld door een sterke botstructuur en een krachtige neus en kaak. Zijn portret toont tevens een andere kleding dan gebruikelijk: Philip draagt een geplooide toga met een brede band over de borst. Dit type toga was gebruikelijke kleding voor de keizers van het late Romeinse rijk.

 

Een andere kortlevende soldatenkeizers van Trebonianus Gallus, die regeerde van 251 tot 253. Hij was de eerste keizer sinds lange tijd die afkomstig was uit een oude Italiaanse familie. Ondanks dit voordeel bleek zijn heerschappij een drama: verschillende volkeren voerden invasies uit op Romeins grondgebied en sommige regio’s werden veroverd. In het Metropolitan Museum is echter wel een groot bronzen beeld van hem te vinden. Dit is het enige (zo goed als) complete bronzen standbeeld van een keizer. Het beeld toont duidelijk de desinteresse voor verhoudingen en proporties en de toenemende aandacht voor karakter en persoonlijkheid.

 

De keizer Gallienus regeerde van 253 tot 268 en was dus een relatief succesvolle soldatenkeizer. Dit wordt toegeschreven aan zijn intelligentie en interesse voor cultuur en onderwijs. Zo stimuleerde hij onder andere een nieuwe stijl in portretten, aansluitend bij de Neo-Platonische filosofie. Beiden geloofden ze in het belang van spirituele en psychische elementen in portretten. Aan het realistisch afbeelden van een persoon werd minder waarde gehecht. Dit staat recht tegenover de idealen van het Grieks-Romeinse classicisme. Vanwege de populariteit van het Neo-Platonisme heeft de nieuwe stijl van portretteren zich verspreid door het gehele Middellandse Zee gebied.

 

Naast de nieuwe kunststijl heeft Gallienus ook een soort nieuwe Renaissance gelanceerd, met hernieuwde aandacht voor Romeinse deugden en waarden. Daarnaast stimuleerde hij de interesse in kunst, die onder de vorige soldatenkeizers naar de achtergrond verschoven was. Uiteindelijk verloor de keizer toch ook de steun van het leger en werd vermoord in 268. Hij werd vervolgens opgevolgd door Aurelianus, die zich onderscheidde door meer aandacht te besteden aan publieke werken en sponsorschap van kunstenaars en architecten.

 

De Aureliaanse Muur

De grootste prestatie van Aurelianus was de bouw van de Aureliaanse Muur. Deze muur bevond zich om de stad Rome en diende als verdediging tegen invallen van buitenaf. Het verdedigen van de stad op deze manier was nooit eerder nodig geweest. Nu andere volkeren zich echter steeds meer begonnen te roeren bleek de muur noodzakelijk. Een aantal bewaakte poorten in de muur boden toegang tot de stad of de buitenwereld.

 

Schilderingen in huis

De laatste jaren is in Ephesus, Turkije, een wooncomplex opgegraven. Het complex bestaat uit een aantal huizen en is gebouwd op een steile helling. In het complex zijn veel goed bewaard gebleven muurschilderingen gevonden, die het interieur van de huizen decoreerden. Omdat we voornamelijk muurschilderingen uit Pompeii hebben was er weinig kennis over latere stijlen. Het complex in Ephesus is daarom van grote waarde.

 

Opvallend zijn echter niet zozeer de verschillen tussen de eerdere muurschilderingen en die uit de derde eeuw, maar de overeenkomsten: de kunstenaars hebben vastgehouden aan rechthoekige vormen en schema’s, meestal omlijnd met rode lijnen. Dit kleurgebruik sluit aan bij de 3e Pompeiaanse Stijl. Zelfs in een onrustige periode als de derde eeuw na Christus bleven Romeinen dus hun huizen versieren en bleef kunst een belangrijke rol spelen in het dagelijks leven van de gewone én hogere Romeinen.

 

 

Hoofdstuk 11: de Tetrarchen (284 – 312 na Christus)

 

Al sinds de tijd van de Republiek hebben Romeinse heersers kunst gebruikt als propagandamiddel. Deze gewoonte kwam op zijn hoogtepunt onder de Tetrarchen, een groep van vier keizers die samen de macht deelden. Zij maakten hun boodschap duidelijk door de bouw van nieuwe monumenten en bouwwerken. Hierin gaven ze vooral duidelijk aan dat er nu rust was gekomen na de onrust onder de soldatenkeizers. Onder de Tetrarchen lag er minder nadruk op het individu van de keizer(s). Het tonen van macht en autoriteit was belangrijker.

 

De ontstaan van de Tetrarchie

De nieuwe vorm van keizerschap ontstond in 284 na Christus, toen Diocles tot heerser werd benoemd in Nicomedia (het moderne Izmit, Turkije). Hoewel de nieuwe keizer een militaire achtergrond had was hij een bekwaam bestuurder, in tegenstelling tot de eerdere soldatenkeizers. Hij zou zorgen voor veranderingen in de Romeinse cultuur en een bloei van kunst als propagandamiddel.

 

Diocles nam de naam Diocletianus aan en een aantal extra titels, verwijzend naar zijn voorgangers. Hij nam ook hun problemen over, maar ging hier wel mee aan de slag. Dit deed hij voornamelijk door te erkennen dat de problemen te groot waren om alleen op te lossen. Hij besloot de politieke organisatie te veranderen en nodigde Maximianus uit om zijn co-keizer te worden. Deze nam de titel Augustus aan. Vervolgens nam Diocletianus in 293 twee junior-keizers aan: Galerius en Constantius Chlorus. Gezamenlijk vormden zij de tetrarchie.

 

Het idee om hulp te vragen bij het besturen van het Rijk was niet nieuw. Wel nieuw was de formele erkenning van de verspreide autoriteit. De macht was voortaan verdeeld over vier bestuurders; twee Augusti en twee Caesari. Ieder hadden zij hun eigen gebied, leger en bestuurlijk centrum. De precieze gebieden zijn te vinden op pagina 326. Ieder van de Tetrarchen startte een uitgebreid bouwprogramma voor paleizen, kantoren en publieke gebouwen. Deze waren niet alleen praktisch, maar moesten ook de boodschap van het grootse Romeinse Rijk verkondigen.

 

Diocletianus’ villa in Spalato

Na twintig jaar aan de macht te zijn geweest verhuisde Diocletianus naar de villa die hij had laten bouwen in Spalato, het huidige Split in Kroatië. Aansluitend bij zijn militaire achtergrond was het huis ontworpen als een soort fort. Smalle gangen, dikke muren en meerdere poorten dragen bij aan deze indruk. Naast woonruimtes bevatte de villa ook een aantal representatieve ruimtes die aansloten bij de positie van Diocletianus en geschikt waren voor het ontvangen van gasten. Eén van deze ruimtes was een grote hof, omringd door zuilen.

 

Net als veel eerdere keizers trof Diocletianus voorbereidingen voor zijn dood door een mausoleum aan te laten leggen in zijn villa in Spalato. Later is dit deel van het huis omgebouwd tot een kathedraal. Dankzij dit soort alternatieve bestemmingen voor klassieke gebouwen zijn veel van deze bewaard gebleven en nog altijd te bewonderen.

 

Architectuur in Rome

Het meest prestigieuze gebouw uit de tijd van Diocletianus is het badhuis dat zijn naam draagt, midden in Rome. De schaal en ontwerp van het complex komen overeen met de Baden van Caracalla. Ook in dit geval heeft de omvorming tot een kerk – door Michelangelo in de 16e eeuw – het gebouw van vergaan behoedt. Een groot deel van het complex staat dan ook nog steeds.

 

Veel andere nieuwbouw en restauraties zijn geïnitieerd door Maxentius, de zoon van tetrarch Maximianus. De jonge keizer maakte deel uit van de tweede generatie Tetrarchen en had de macht over Italië van 306 tot 312 na Christus. Zijn belangrijkste bijdrage was de Basiliek van Maxentius op het Forum Romanum. De bouw was een statement en toonde de macht van Rome tegenover Diocletianus’ nieuwe bestuurlijke centra in het oosten. Maxentius overleed echter voordat het gebouw af was, waardoor het werd afgemaakt door Constantijn. De Basilica werd in 313 dan ook aan hem gewijd en kreeg de naam Basilica Constantina. Door de toenemende kracht van Constantinopel was dit het laatste bestuurlijke gebouw in Rome, dat langzamerhand ondergesneeuwd werd.

 

Architectuur in Noord-Griekenland

Door de tetrarch Galerius werd Thessalonica in Griekenland gekozen als administratief centrum. Hier hoorde natuurlijk een nieuw bestuursgebouw bij. De keuze viel op een groot complex waar de keizer leefde en van waaruit hij regeerde. Bovendien bevatte het complex een rond mausoleum, waar de keizer na zijn dood bijgezet werd. Het mausoleum is tegenwoordig te bewonderen als de kerk van Sint George.

 

Daarnaast bouwde Galerius nog een grote triomfboog over de Via Egnatia, één van de grootste wegen tussen Italië en de oostelijke provincies. De boog, gebouwd in 269, verschilt erg van andere bogen in Rome en het Rijk. De bogen zelf waren namelijk gebouwd met bakstenen, in plaats van met beton. De zijkanten waren wel van beton en bedekt met marmeren platen. De reliëfs werden vervolgens in deze platen gemaakt. Onderwerp van de reliëfs zijn de gebruikelijke militaire scènes en overwinningen.

 

Mozaïeken

Figuren, schilderingen en mozaïeken uit deze tijd en de volgende eeuw tonen simpele vormen en platte, frontale figuren. Deze simplificaties zijn goed te herkennen in het mozaïek uit de villa in Hippo Regius, Algerije. Het onderwerp van de voorstelling is de jacht, waardoor het ook wel bekendstaat als de Hunt Chronicle. Een ander bekend mozaïek is dat van de zogenaamde “bikini meisjes” van het Piazza Armerina. Het mozaïek toont geen meisjes in badkleding, maar sportende vrouwen.

 

Qua stijl tonen de mozaïeken de afnemende interesse voor realistische figuren en verhoudingen. Ook een realistische weergave van voorwerpen of een landschap was niet langer van groot belang. Belangrijker was het totaalplaatje en het gebruik van ruimte en schema’s.

 

Portretkunst

Veel officiële beelden en portretten uit deze tijd zijn qua stijl puur gericht op propaganda. Hierdoor zijn werken te herkennen aan een aantal kenmerken: duidelijkheid, uniformiteit, simpelheid en afstandelijkheid. Het karakter of de psychische gemoedsrust van de geportretteerde was niet langer van belang. Het grootste belang lag bij de mening van de kijker: deze moest de kracht en autoriteit van de tetrarchen accepteren. Sommige individuele kenmerken waren niet te missen – zoals de neus van Constantius Chlorus – maar over het geheel genomen waren de vier mannen nagenoeg hetzelfde.

 

In de St. Marcus Basiliek in Venetië is een beeld van de eerste Tetrarchen te bewonderen, uitgevoerd in rood-paars Egyptisch natuursteen. Het beeld was oorspronkelijk onderdeel van het keizerlijk paleis in Constantinopel en toont duidelijk de uniformiteit van de vier keizers. Bovendien is hun samenwerking en harmonie benadrukt door de positie waarin ze zijn afgebeeld: met hun armen om elkaar, schouder aan schouder.

 

Reliëf tienjarig-jubileum Caesares

Ter ere van hun tienjarige heerschappij en de twintigjarige heerschappij van de Augusti lieten de Tetrarchen een monument bouwen op het Forum Romanum. Het jubileum stond bekend als de decennalia en het monument kreeg al snel dezelfde naam. Zijn twintigjarige heerschappij was voor Diocletianus aanleiding om zich terug te trekken in zijn eerder besproken villa in Spalato. Het monument bestaat uit vijf zuilen en bevatten ieder een aantal reliëfs die de prestaties en successen van de Tetrarchen uitbeelden.

 

Samenvatting: de Tetrarchen en kunst

Macht stond centraal in de door de Tetrarchen gesponsorde kunst. Vooral de macht van de keizerlijke autoriteiten kwam in bijna ieder kunstwerk naar voren. Deze werd belichaamd door de vier keizers. De versimpeling van vormen zorgde ervoor dat de nadruk lag op de boodschap en niet op het werk zelf. De directe boodschappen boden dan ook geen ruimte voor dubbelzinnigheid of nuance.

 

In de vroege vierde eeuw onderscheidde één van de Tetrarchen zich door zijn actieve en assertieve houding. Dit was Constantijn, de zoon van Constantius Chlorus. Hij werd al snel de machtigste van de vier keizers en men vergeleek hem met Augustus, waar hij zelf graag op insprong. Toen hij de bijnaam Constantijn de Grote kreeg was zijn macht compleet. Bovendien staat hij bekend als de keizer die het Christendom naar het Romeinse Rijk bracht.

 

 

 

Hoofdstuk 12: Constantijn en christelijke kunst (307 – 337 na Christus)

 

Net als de Tetrarchen gebruikte Constantijn kunst als propagandamiddel. Hij legde echter wel nadruk op zijn eigen persoon en eigenschappen, in tegenstelling tot de meer objectieve machtsboodschap van de Tetrarchen. Hij begon echter ook met een nieuwe gewoonte: het verwijderen van beelden en portretten van zijn voorgangers en deze te plaatsen op zijn eigen monumenten. Dit scheelde niet alleen in de kosten, maar gaf Constantijn ook de kans om te verwijzen naar zijn voorouders en zo zijn macht te versterken.

 

De stijl van portretteren onder Constantijn was een combinatie van het abstracte van de Tetrarchen en de klassieke stijl van de eerdere keizers. Er was meer ruimte voor individualiteit en persoonlijke kenmerken. Dit kwam natuurlijk voort uit de persoonlijke propaganda die Constantijn voerde. In de architectuur ontstonden een heleboel nieuwe elementen en stijlen, voortkomend uit de nieuwe religie van het Rijk: het Christendom. Kunst was tot aan de bekering van de keizer altijd heidens, maar was vanaf dat moment in dienst van de kerk en God.

 

Laat-klassieke kunst

In de derde en vierde eeuw veranderde de benadering en bedoeling van kunst, vooral van figuratieve afbeeldingen. Traditionele elementen als ruimte, diepte en realiteit waren niet langer van groot belang. Meer aandacht werd besteed aan duidelijkheid, hiërarchie, posities en het verbeelden van macht. Abstracte thema’s wonnen het dus van realistisch-figuratieve afbeeldingen. Deze periode is bekend als de Late Oudheid en wordt vooral gekenmerkt door frontale afbeeldingen, vierkante verhoudingen en duidelijk omlijnde figuren.

 

Het verkiezen van de geest – de abstracte boodschap – boven het lichaam is bovendien een gevolg van de intrede van het Christendom. De nieuwe religie beïnvloedde dus niet alleen de thema’s van de kunst, maar ook de stijl en technieken. Constantijn was echter niet de enige keizer: in het oosten heerste nog altijd Licinius, die aan de macht bleef tot het jaar 324. De kunst van de Tetrarchen bleef in het Oosten dus nog bestaan.

 

Keizerlijke monumenten

De Boog van Constantijn is het meest toegankelijke monument uit de vierde eeuw en bovendien één van de meest opvallende. De boog staat tussen de Palentijn, het Colosseum en het Forum Romanum. Opvallend is de mengelmoes van stijlen en tradities, die het moeilijk maakt om de boog bij een specifieke stijl te laten aansluiten. Volgens de inscriptie op de boog is deze gebouwd door de Senaat om Constantijns overwinning op Maxentius te vieren. De reliëfs tonen dan ook scènes uit de beslissende slag en andere militaire campagnes en oefeningen.

 

Bijzonder aan de boog is dat slecht het fries speciaal voor dit monument is gemaakt. De overige reliëfs en panelen zijn afkomstig van andere, ouderen monumenten. Het hergebruiken van onderdelen van oude monumenten was een gewoonte van Constantijn. Alleen het fries van de boog toont dus afbeeldingen van de recente overwinning op Maxentius; de rest toont meer algemene beelden van militaire campagnes en veldslagen.

 

Een gevolg van het hergebruik van Constantijn was de herintrede van de klassieke stijl. Door de oude stijlen opnieuw in het publieke zicht te brengen werden de Romeinen herinnerd aan de eerdere stijl en ontstond hier opnieuw waardering voor. Zowel het Christendom als Constantijns’ recycling zorgden dus voor een herintrede van de klassieke stijl. Deze werd wel gecombineerd met nieuwe, anti-klassieke stijlen. Een volledige herintrede werd daarom niet gerealiseerd.

 

Met betrekking tot de figuren op de boog van Constantijn valt op dat veel aandacht is besteed aan de gezichten, net als in de Byzantijnse iconenkunst. Aan het lichaam wordt minder aandacht besteed en de proporties hiervan zijn dan ook niet helemaal correct. Dit werd echter eenvoudig verbloemd door gedrapeerde toga’s op de lichamen af te beelden. Het gehele plaatje geeft een nogal vlak effect, met weinig individualiteit en verschil tussen de figuren. De boodschap blijft echter duidelijk: Constantijn heette niet voor niets “de Grote”.

 

De voet van de Obelisk van Theodosius

In 390 gaf Theodosius opdracht tot de bouw van een nieuwe basis voor een bestaande obelisk. Deze stond in de hippodroom in Constantinopel. De nieuwe voet van de obelisk toonde de keizer en een aantal van zijn onderdanen. Alle figuren zijn frontaal afgebeeld en volgden een helder schema. In tegenstelling tot de boog van Constantijn is hier wel wat aandacht besteed aan de lichamen van de figuren.

 

Portretten

Constantijn heeft een heleboel kunst laten maken, maar geen van de werken is zo dramatisch als het enorme standbeeld uit de Basilica van Constantijn. Het beeld meet meer van 9 meter in hoogte en is helaas niet bewaard gebleven, waardoor we nu alleen nog het gigantische hoofd en de rechterhand kunnen zien. Duidelijk is dat het gehele beeld een enorme indruk gemaakt moet hebben. Bovendien is het een overduidelijk portret van de keizer en dus bedoeld om zijn grootsheid te tonen en daarmee zijn macht te rechtvaardigen.

 

Architectuur

De architectuur onder Constantijn was, net als de kunst, in een overgangsfase van traditioneel Romeins naar Christelijk Byzantijns. Deze tweede stijl was al langere tijd in ontwikkeling in het oostelijke deel van het Rijk en begon in het begin van de vierde eeuw over te sijpelen naar het westen. Een voorbeeld van deze combinatie is de Basilica in Trier, de meest noordelijke hoofdstad van het Rijk. Nu is het interieur van de basiliek heel eenvoudig, maar in de Late Oudheid was het interieur rijkelijk versierd met marmeren platen en pilasters.

 

De basiliek in Trier is een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van de architectuur vanwege de hoge ruimte en het strakke exterieur. Het gebouw is uiteindelijk afgemaakt door Constantijn en sluit goed aan bij de combinatie van stijlen. Een ander gebouw van Constantijn is het mausoleum voor Constantia, zijn dochter. Opvallend aan dit gebouw is de grote koepel die de ronde zaal een dak biedt. Het gebruik van een koepel is ook te zien in de Tempel van Minerva Medica.

 

Sarcofagen

Doodskisten en sarcofagen waren een perfecte kunstvorm voor de vermenging van heidense en christelijke elementen. De scènes van Dionysus, als symbool voor het paradijs, bleven populair. Deze werden dan aangevuld met christelijke symbolen als kruizen en engeltjes. Een typisch heidens verhaal werd dus omgevormd tot een christelijke vertelling. Eén van de belangrijkste sarcofagen uit deze periode is die van Junius Bassus, prefect van de stad Rome en voormalig consul.

 

Luxeartikelen

In de vierde eeuw ontstond een nieuwe vorm van muurdecoratie: kleine stukjes gekleurd marmer die werden samengevoegd tot een afbeelding. De techniek lijkt op mozaïek, maar staat bekend als opus sectile. Ook de voorwerpen in het huis werden meer en meer kunstvoorwerpen. Zo zijn versierde lepels met inscripties teruggevonden en resten van zilveren schalen met reliëfs. Ook hier was een combinatie van de oude heidense en de nieuwe christelijke stijl te zien.

 

Conclusie

De nieuwe hoofdstad veranderde niets aan de identiteit van de Romeinen: zij bleven Romeins en behielden de oude gewoontes en tradities. De auteurs kiezen er echter voor om dit als einde van de Romeinse kunst te zien, vanwege de vermenging met de christelijke kunst en de Byzantijnse stijl. Latere fases van de Romeinse kunst richtten zich vooral op het optimaal vermengen en toepassen van het Christendom en de christelijke kunst. Het propagandadoeleinde bleef echter bestaan: kunst stond nu echter niet meer in dienst van de politiek, maar in dienst van het geloof.

 

 

 

 

 

 

 

 

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2345