Samenvatting Biological Psychology

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.

Samenvatting Biological Psychology

Auteur: Kalat

Gebaseerd op de 11e druk.

Verkrijgbaar in JoHo center Amsterdam, Groningen en Leiden.

Binnenkort is de samenvatting ook online te bestellen.

Het eerste hoofdstuk van de samenvatting is hieronder te lezen.

 

Inleiding

Biologische psychologie en gedrag

De biologische psychologie probeert een link te leggen tussen de opbouw van de hersenen en het gedrag dat een organisme vertoont. Het is de studie van fysiologische, evolutionaire en ontwikkelingsmechanismen van gedrag en ontdekking. Tinbergen (Tinbergen, N (1951): The Study of Instinct, Oxford Univerisity Press (1)) onderscheidt vier soorten biologische verklaringen voor gedrag:

  • De ontogenetische verklaring geeft een beschrijving van hoe gedrag of een hersenstructuur zich ontwikkelt binnen een organisme.

  • De fysiologische verklaring legt een verband tussen de fysiologische toestand van de hersenen en het gedrag.

  • De functionele verklaring probeert te achterhalen waarom gedrag of een hersenstructuur zich op een bepaalde manier ontwikkeld heeft. Genetische drift: dat in een kleine populatie een gen zich ‘per ongeluk’ doorgeeft via voortplanting en dat op den duur een hele groep mensen/bevolkingsgroep een afwijkend (positief, negatief of neutraal) gen heeft.

  • De evolutionaire verklaring relateert gedrag of een hersenstructuur aan de evolutionaire geschiedenis van een soort.

 

In het volgende gedeelte wordt een specifiek soort gedrag, namelijk de soorteigen zang van vogels, benaderd door de vier hierboven opgesomde verklaringen.

 

De ontogenetische verklaring (traceert de invloed van genen, voeding en ervaringen)

De centrale vraag is: hoe weet een vogel wat hij moet zingen? Bepaalde vogels die simpele geluiden maken (bijvoorbeeld duiven en kippen) maken hetzelfde geluid als hun soortgenoten zonder dit ooit gehoord te hebben. Zij hoeven dit dus niet te leren, maar de ontwikkeling van de soortspecifieke zang vindt plaats in het zenuwstelsel. Vogels met een ingewikkelder repertoire moeten hun zang wel leren van andere vogels. Mussen bijvoorbeeld moeten hun soorteigen zang horen, en wel in de sensitieve periode (tot 100 dagen), om bij de eerstvolgende paringsperiode deze zang uit te kunnen voeren. Wanneer zij tijdens de sensitieve periode de zang horen, vormen zij een blauwdruk van deze soorteigen zang en wanneer zij zelf gaan zingen matchen zij hun eigen gezang aan de blauwdruk.

 

De fysiologische verklaring (behandelt het mechanisme van het lichaam)

Vogelzang is afhankelijk van een specifiek hersengebied bij de zangvogels. Dit gebied groeit onder invloed van testosteron. In het begin van de paringstijd stijgt het testosteronniveau van de mannetjes waardoor het relevante hersengebied groter wordt en de vogel gaat zingen. Ook wanneer testosteron bij vrouwtjes wordt ingespoten gaan zij zingen.

 

De functionele verklaring (behandelt waarom iets is zoals het is)

Het zanggedrag van een mannetjesvogel heeft twee functies: Het lokt vrouwtjes en het verjaagt andere mannetjes van het eigen territorium. Het is dus logisch dat een mannetjesvogel vooral tijdens het broedseizoen zingt. Ook wordt duidelijk waarom elke vogel zijn eigen liedje zingt: hij wil namelijk vrouwtjes van zijn eigen soort aantrekken en mannetjes van zijn eigen soort (concurrenten) verjagen. Het feit dat vogelgezang vaak niet erg luid is heeft ook een functie, op deze manier is het gezang te horen in het eigen territorium maar niet ver daarbuiten zodat hij niet onnodig opgemerkt wordt door vijanden zoals katten.

 

De evolutionaire verklaring

Door middel van natuurlijke selectie ontwikkelt elke soort veranderingen die de soort van een andere onderscheiden. Zo hebben vogelsoorten die uiterlijk sterk op elkaar lijken vaak ook een soorteigen zang die op elkaar lijkt doordat zij een gemeenschappelijke voorouder hebben. Op deze manier kunnen onderzoekers concluderen dat twee vogelsoorten met een soorteigen zang die overeenkomsten vertoont dezelfde voorouder moeten hebben.

 

Mind versus brain

In hoeverre kan menselijk gedrag uitgelegd worden door een puur biologische verklaring? En wat betekent het onderscheid tussen geest (mind) en hersenen (brain)? Mensen vinden het vaak een griezelig idee dat hun hele doen en laten door biologische mechanismen verklaard worden. De meeste mensen zijn opgegroeid met het idee dat ze een geest bezitten die los staat van het lichaam. Hieruit is het zogenaamde mind-brain probleem ontstaan: wat is de relatie tussen mind en brain.

Er is een aantal interpretaties van dit probleem mogelijk. Hier worden de monistische en dualistische positie behandeld.

 

  • Dualistische positie: gesteld wordt dat de geest onafhankelijk van de hersenen functioneert en dat de geest en de hersenen verschillende substanties zijn. De grondlegger van het dualisme (René Descartes) voorzag al een probleem hierdoor. Hoe kon een immateriële geest de materiële hersenen beïnvloeden? Hij dacht dan ook dat deze twee op een bepaalde plaats samenkwamen om te interacteren. Dit was volgens hem de pijnappelklier, simpelweg omdat dit de kleinste niet-gepaarde structuur in de hersenen was. De meeste wetenschappers van deze tijd verwerpen dualisme, omdat het niet overeenkomt met onze natuurkundige wetten. Vooral de wet van het behoud van massa en energie: massa kan veranderen in energie en vice versa, maar zowel massa als energie kan niet zomaar uit het niets ontstaan of verdwijnen in het niets. Een geest die niet uit materie bestaat, kan er dus ook niet voor zorgen dat een materieel ding (zoals het lichaam) in beweging wordt gezet. Alhoewel de meeste wetenschappers deze visie verwerpen is deze visie wel het meest verbreid onder de gehele bevolking (onder andere door René Descartes).

 

  • Monistische positie: dit is het tegenovergestelde van de dualistische positie. Monisme is de gedachte dat het hele universum uit één substantie bestaat. De materialistische/ fysieke positie is een versie van monisme. Volgens deze positie zijn de hersenen als een machine en draagt het bewustzijn niet bij aan het functioneren van de hersenen. Volgens de identiteitspositie, een andere versie van het monisme, is de geest gelijk aan hersenactiviteit, slechts beschreven in andere termen. Mentalistische positie: alleen de geest bestaat echt. De fysische wereld bestaat alleen in onze fantasie.

 

Ook voor de correctheid van deze monistische positie is geen bewijs.

 

Als het gaat over bewustzijn heeft David Chalmers makkelijke problemen en moeilijke problemen onderscheiden:

 

  • Makkelijke problemen: fenomenen die we bewustzijn noemen, zoals mechanismen die onze aandacht vragen en verschil tussen waakzaamheid en slapen.

  • Moeilijke problemen: de vraag waarom en hoe hersenactiviteit is geassocieerd met bewustzijn en waarom de geest bestaat.

 

Chalmers zegt dat bewustzijn een belangrijk fundament is. Fundamenteel met als betekenis: het is er, maar we kunnen het niet uitleggen en het kan niet terug gebracht worden tot iets anders.

Volgens Daniel Dennet bestaan de moeilijke problemen van Chalmers uit heel veel gemakkelijke problemen.

 

Probleem van andere geest: dit is het probleem van weten of andere mensen (of dieren) ook bewuste belevingen hebben of dat jij alleen een bewustzijn hebt.

Solipsisme komt van uit het Latijn: gebaseerd op solus (alleen) en ipse (zelf). Dit is de filosofische positie die zegt: ik alleen besta of ik alleen heb bewustzijn.

 

Aangeboren of aangeleerd?

Een gen is een biologische eenheid van overerving, die bestaat uit een gedeelte van een molecule DNA of RNA. RNA is één string van DNA en DNA bestaat uit twee stringen RNA. Elke molecule DNA of RNA bevat dus een reeks genen. Iedere gen bevat informatie voor de bouw van één specifieke keten van aminozuren (een polypeptide, bijvoorbeeld een enzym). Bij diploïde organismen is elk gen in tweevoud aanwezig (allelenpaar). De allellen van zo'n allellenpaar zijn soms niet geheel identiek, dan zijn ze heterozygoot.

 

Een chromosoom is een draadvormige structuur in de celkern, drager van erfelijke eigenschappen. Chromosomen worden zichtbaar tijdens de kerndeling. Zij bestaan voornamelijk uit desoxyribonucleïnezuur (DNA) en eiwitten.

Men neemt aan dat de (onzichtbare) grondvorm van het chromosoom een zeer lange, dunne draad is, die door spiralisering en oprolling korter en dikker wordt. Het DNA in de chromosomen bevat de code voor de erfelijke eigenschappen. De mens heeft in zijn cellen 23 chromosomenparen, namelijk 44 chromosomen waarvan er telkens twee gelijk zijn, en de geslachtschromosomen waarvan er niet twee gelijk zijn: een X- en een Y-chromosoom (man) of twee X-chromosomen (vrouw). Y chromosomen zijn klein en dragen een paar andere genen die veroorzaken dat het individu zich als een man ontwikkelt. Ook zijn er seksegelimiteerde genen. Deze komen in beide seksen voor, maar hebben slechts in één sekse effect (of tenminste in de één meer effect dan in de ander).

 

Sommige proteïnen vormen een deel van de structuur van het lichaam en anderen dienen als enzymen. Dit zijn biologische katalysatoren die chemische reacties in het lichaam versnellen.

Iemand is homozygoot wanneer hij/zij een identiek paar genen op de twee chromosomen heeft. Wanneer iemand een niet-identiek paar genen heeft is hij/ zij heterozygoot.

 

Genen kunnen dominant of recessief zijn. Een dominant allel (elke mogelijke vorm van een gen) overheerst recessieve allelen en heeft een sterk effect in de homo- en heterozygote conditie.

Oversteek: dit houdt in dat een paar chromosomen loskomen en zich aan een ander deel van de chromosomen weer ‘vastmaken’.

 

Hercombinatie houdt in dat er een nieuwe combinatie van genen ontstaat die karakteristieken bevat die bij de ouders niet bestonden, maar door de nieuwe combinatie van genen is ontstaan. Ook kan er sprake zijn van mutatie, wat inhoudt dat er verandering plaatsvindt binnen een gen. Deze verandering vindt meestal plaats in een recessief gen.

 

Overerving en milieu

Erfelijkheidsleer heeft te maken met hoeveel de variantie in sommige karakteristieken binnen een populatie te maken heeft met erfelijkheid. Erfelijkheid kan variëren van populatie tot populatie. Je moet wel in de gaten houden dat iets dat erfelijk lijkt ook nog kan komen door de prenatale omgeving. Zo hebben de kinderen van criminele ouders een grotere kans om ook op het slechte pad te belanden, zelfs als ze geadopteerd zijn door hele goede adoptieouders. Je zou hierdoor kunnen denken dat het kind de criminele genen heeft gekregen van zijn ouders, maar het kind heeft ook de prenatale omgeving meegekregen. De moeders van deze kinderen rookten en gebruikten misschien wel drugs tijdens de zwangerschap, hadden geen goede medische zorg en aten niet gezond. Dit kan allemaal bijgedragen hebben aan het latere gedrag van het kind.

 

PKU is een vorm van mentale vertraging veroorzaakt door genetische onkunde tot stofwisseling van de aminozuur fenylalanine. PKU kan soms tegen gegaan worden door een streng dieet te volgen.

 

Een belangrijke vraag bij gedrag is vaak: Waar komt het gedrag door tot stand, de genen (nature) of het milieu (nurture)? Eigenlijk komt elk gedrag tot stand door de nature en de nurture samen. Belangrijker is om te weten welke van deze twee meer van invloed is op de verschillen van bepaalde gedragingen tussen individuen.

 

Om te bepalen of nature of nurture meer invloed heeft op een bepaald gedrag worden er tweelingonderzoeken gedaan. Er wordt daarbij gekeken naar eeneiige tweelingen/ identieke tweelingen en twee-eiige tweelingen. Ook worden er onderzoeken gehouden met adoptiefamilies. Als het gedrag van geadopteerde kinderen lijkt op het gedrag van hun biologische ouders, dan is dat gedrag waarschijnlijk beïnvloed door de genen.

 

Tegenwoordig wordt er ook gekeken naar de link tussen bepaalde stoornissen en bepaalde genen. Sommige genen komen vaker voor bij mensen met een bepaalde stoornis dan bij mensen zonder die stoornis.

 

Evolutie

Evolutie is de geleidelijke verandering in hoeveelheid verschillende genen binnen een populatie. In deze betekenis houdt evolutie élke verandering in frequentie in genen in, waarbij het niet uitmaakt of het op de lange termijn goed of slecht is voor de soorten. Bij evolutie vragen we ons af hoe soorten zich hebben ontwikkelt en hoe soorten zich op dit moment ontwikkelen.

 

Er bestaan een aantal misvattingen over evolutie.

  • Zo denken sommige mensen dat als een bepaald lichaamsdeel/functie niet wordt gebruikt, het in volgende generaties ook in mindere mate doorgegeven zal worden. Zo denken sommige mensen dat onze kleine teen zo klein is, omdat we het niet gebruiken en dat de kleine tenen van onze kinderen nog kleiner zullen zijn. Dit wordt ook wel Lamarckische evolutie genoemd.

Lamarckische evolutie: evolutie van gewilde karakteristieken door erfelijkheid. Dit idee komt van Lamarck en houdt in dat we dingen die we wel/ niet gebruiken doorgeven aan de volgende generatie. Lamarck zei dat giraffen vroeger korte nekken hadden. Maar doordat ze elke keer hun nek moesten strekken om bij de hoge takken te komen voor bladeren, zijn hun nekken langer geworden. De nakomelingen kregen zo langere nekken dan hun ouders. Er zijn echter nooit bewijzen gevonden voor de Lamarckische evolutie.

  • De evolutie van de mens zou volgens sommigen gestopt zijn. Dit is niet het geval.

  • Evolutie hoeft niet noodzakelijke verbetering te betekenen. Evolutie verbetert de fitness van de soort. Dat is het nummer van de kopieën van iemands genen. Het verhoogt dus de kans dat jouw genen doorgegeven worden. Dit kunnen goeden genen zijn, maar ook slechte. Een mannetjes pauw heeft veel aan zijn mooie staart als er vrouwtjes zijn, maar hij valt ook erg op bij prooidieren met zijn staart.

  • Evolutie komt niet het individu of de soort ten goede. Het komt de genen te goede.

 

Waarom bestaat altruïstisch gedrag door de evolutie heen als je er zelf niks aan hebt? Altruïstisch gedrag is gedrag waarbij je een ander helpt zonder er zelf beter van te worden. Er zijn verschillende soorten: wederkerende altruïsme (als jij helpt help ik ook) en familieselectie (kin selectie, je helpt om je genen door te doen leven). Dieren helpen andere dieren buiten hun eigen familie eigenlijk alleen uit eigenbelang. Zo kan een vogel gaan fluiten als het eten op de grond ziet en de andere vogels er naartoe lokken. Dit is echter niet om anderen te helpen, maar om zichzelf te helpen. De vogel is namelijk bang dat hij aangevallen zal worden door een kat of mens.

 

Het gebruik van proefdieren

In de psychologie worden vooral muizen, ratten en vogels als proefdieren gebruikt. Sommig gedrag is uit te lokken door elektrische stimulatie van bepaalde hersengebieden. Bij bepaalde dieren is het mogelijk om bijvoorbeeld eet- en drinkgedrag op te wekken en bij mensen is het mogelijk sensaties en bewegingen uit te lokken. Echter, ook emoties zijn uit te lokken door elektrische stimulatie. Hierdoor lijkt hersenactiviteit verantwoordelijk te zijn voor wat wij 'mind' noemen. Waarom bestuderen psychologen dieren om meer te weten te komen over menselijk gedrag? Hieronder worden vier redenen gegeven:

 

1. Er wordt onderzoek gedaan naar dieren omdat mensen ook meer over de dieren zelf willen weten.

2. De onderliggende mechanismen zijn hetzelfde voor veel soorten en soms makkelijker te bestuderen bij dieren. Bepaalde processen zijn bij dieren meer zichtbaar of in grotere mate aanwezig zodat ze beter waar te nemen zijn.

3. De kennis over dieren werkt verhelderend met betrekking tot de menselijke evolutie.

4. Sommige experimenten zijn niet uit te voeren bij mensen vanwege ethische en wettelijke beperkingen.

 

Er zijn twee stromingen met betrekking tot proefdieren. De ene stroming is fel tegen het gebruik van proefdieren, dit zijn de abolitionisten. Volgens hen hebben dieren dezelfde rechten als mensen en kan je daarom geen dierproeven uitvoeren. De andere groep zijn de minimalisten. Zij vinden onderzoek op dieren soms wel nodig, maar het moet wel zo weinig mogelijk gebeuren.

 

 

De volledige samenvatting is verkrijgbaar in JoHo center Amsterdam, Groningen en Leiden.

Binnenkort is de samenvatting ook online te bestellen.

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1718