Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
- The Nature -Nurture Debates: 25 years of challenges in understanding the psychology of Gender. (Eagly & Wood, 2013)
- Gender doen (Vanwesenbeeck, 2011)
- Normative Sexuality Development in Adolescence (Tolman & McClelland, 2011)
- Jeugd, cultuur en seks (Vanwesenbeeck, 2014)
- Sexual Double Standard: A review of the literature between 2001 and 2010 (Bordini & Sperb, 2013)
- Conclusie (De Graaf, Kruijer, Van Acker & Meijer, 2012)
- Examining sexual health differences between lesbian, gay, bisexual, and heterosexual adults (Kuyper & Vanwesenbeeck, 2011)
- Adolescent pregnancy in the Netherlands (Picavet, Van Berlo & Tonnon, 2014)
- Parent-adolescent discussions about sex and condoms (Whitaker & Miller, 2000)
- On early starters and late bloomers (Baams, Overbeek, Dubas & Van Aken, 2013)
- The impact of internet pornography on adolescents (Owens, Behun, Manning & Reid, 2012)
- Establishing and Adhering to Sexual Consent (Hust, et al., 2013)
- Sexual Violence and the MDG’s (Vanwesenbeek, 2008)
- Puberty and adolescent sexuality (Fortenberry, 2013)
- Disorders in sexual desire and sexual arousal in women, a 2010 state of the art (Both, Laan & Weijmar Schultz, 2010)
- Psychological and interpersonal dimensions of sexual function and dysfunction (McCabe, 2010)
The Nature -Nurture Debates: 25 years of challenges in understanding the psychology of Gender. (Eagly & Wood, 2013)
Heeft nature of nurture meer invloed op sekse verschillen en overeenkomsten?
Nature: biologische structuren en processen
Nurture: socioculturele invloeden
In het artikel wordt gekeken wat de veranderingen zijn in het denken van psychologen over het nature- nurture debat. Een belangrijke verandering in de afgelopen 25 jaar is de aanname dat het doen van een meta analyse de beste methode is om vergelijkend onderzoek te doen naar de sekse.
Het begin van de afgelopen kwart eeuw kenmerkte een sterke afwijking naar de nurture verklaringen voor seks-gerelateerde verschillen. Socialisatie en leren werden als hoofdoorzaken genoemd voor verschillen tussen mannen en vrouwen. Sociale en persoonlijkheidspsychologen zagen stereotypen, normen, identiteiten en rollen als factoren die de gender verschillen ondersteunden. De feministische beweging heeft in deze periode veel invloed gehad op theorieën over gender. Seks (een biologische invloed) werd door een aantal psychologen gezien als losstaand van gender (een socioculturele invloed).
In 1980 was het einde van deze overmacht van de nurture kant. Langzamerhand werden de aangeboren voortplantingsvoorkeuren van mannen en vrouwen gezien als oorzaak voor de verschillen tussen de sekse. Een andere oorzaak voor de opkomst van nature was de toenamen in de toepassing van de wetenschap van hersenstructuren en hormonen om de verschillen tussen mannen en vrouwen te verklaren. Ondanks de opkomst van de nature kant zijn er in deze periode ook nog veel onderzoeken gedaan op het nurture gebied. Ondanks het feit dat men gelooft dat nature en nurture interacteren met elkaar geven onderzoeken vaak maar vanuit een perspectief verklaringen.
Methodologische innovaties
De afgelopen kwart eeuw zijn psychologen steeds meer gebruik gaan maken van meta-analyse en zijn de interpretaties van de vergelijkingen tussen mannen en vrouwen verbeterd. Meta- analyse laat altijd een gemiddelde vergelijking tussen de sekse zien gebaseerd op alle onderzoeken over een specifiek onderwerp. Dit gemiddelde effect biedt echter niet veel informatie aangezien heel erg inconsistente effecten worden verborgen en deze effecten vaak verklaard worden door theoretische perspectieven vanuit alleen de nature of alleen de nurture kant. De validiteit van een theorie is afhankelijk van hoe goed het factoren kan identificeren die een sekse verschil accentueren of juist afzwakken.
Debatten over nature en nurture verklaringen van sekse verschillen zijn vooral intens geweest bij ontwikkelingsonderzoek naar socialisatie als invloed op geslacht gedifferentieerd gedrag en naar de paringsvoorkeuren van mannen en vrouwen.
Socialisering: een proces waarbij individuen sociale vaardigheden of andere karakteristieken opdoen om effectief te functioneren in de maatschappij of een specifieke groep.
Onderzoeken naar socialisering zouden profiteren van de combinatie van nature en nurture binnen een studie. Er moeten interactieve theorieën ontwikkelt worden tussen nature en nurture. In een belangrijke interactietheorie worden genen gezien als reactiesystemen die contingent zijn aan input vanuit de omgeving. Mannen en vrouwen worden volgens deze theorie dus niet voorgeprogrammeerd in hun sekse verschillen.
Evolutionaire psychologen geven een andere vorm van interactionisme bekend als ‘the evoked culture model’. Hierin voorziet natuurlijke selectie mensen met vele cognitieve modules die bepaalde adaptieve problemen aanpakken die vaak voorkwamen in het verleden van de ouders/grootouders. Volgend evolutionaire psychologen kunnen huidige omgevingsfactoren een set van domein-specifieke erfelijke en gedragsmatige strategieën oproepen die voor variabiliteit zorgen in het gedrag van mensen.
Volgens weer andere interactionisten vormen socioculturele factoren de kenmerken die individuen en gemeenschappen toeschrijven aan mannen en vrouwen. Biologische kenmerken als XX of XY chromosomen zijn terug te vinden in de maatschappij, bijvoorbeeld in de verdeling van arbeid. Deze biologische kenmerken worden echter volgens deze groep gemodereerd door de sociale omgeving.
Gender doen (Vanwesenbeeck, 2011)
Dit artikel bevat een analyse van ‘gender doen’ en kijkt hierbij naar de seksuologische wetenschap en naar de praktijk van (hetero)seksuele contacten. Gender doen is de Nederlandse vertaling voor ‘doing gender’. Centraal in deze analyse staan vijf problemen die gesignaleerd zijn in de wijze waarop er in de seksuologie met gender wordt omgegaan en het beeld wat daarmee omtrent seks en gender gepromoot wordt.
Probleem 1: Gender versus sekse
In de seksuologie wordt vaak onjuist de term ‘gender’ gebruikt. Er wordt dan ‘sekse’ bedoelt. ‘Sekse’ is het biologische en concrete onderscheid tussen mannen en vrouwen. Met ‘gender’ wordt er verwezen naar culturele percepties van mannelijkheid en vrouwelijkheid, hierbij wordt dus gelet op de sociale. Deze sociale wijze waarop sekse begrepen kan worden, heeft dwingende consequenties voor de individuele identiteit. Gender wordt vooral gebruik en bedoelt als dimensies van mannelijkheid en vrouwelijkheid waar mensen verschillende posities kunnen innemen. Bij de socialisatie van gender heeft het individu een actieve rol (agency) en wordt de interactie tussen het individu en de omgeving erkend. Echter, tegenwoordig wordt het begrip gender dus vaak gebruikt als sekse, terwijl het concept daarvoor juist een alternatief wilde aanbieden.
Probleem 2: Preoccupatie met sekseverschillen
Er blijft, ondanks dat er vaak op gehamerd wordt om het niet te doen, een preoccupatie met sekse/gender verschillen. De nadruk op de verschillen lijkt weer in populariteit toe te nemen. Een groot nadeel bij deze nadruk op de verschillen is dat deze vaak overdreven worden, ondanks dat vaak is aangetoond dat de verschillen klein zijn. Verschillen zijn nu eenmaal interessanter dan overeenkomsten. Hieronder volgen enkele empirische bevindingen omtrent sekseverschillen in seks op vier terreinen:
Cognitief vlak: de sekseverschillen zijn hier goed terug te vinden in de uiteenlopende attituden en motieven met betrekking tot seks. De grootste verschillen worden terug gevonden in de attituden ten aanzien van recreatieve seks. Vrouwen zijn hierbij meer gefocust op de relatie, intimiteit en de partner, terwijl mannen meer op zichzelf, lust en het lichamelijke gericht zijn. Wat wel nog een keer benadrukt moet worden, is dat de verschillen in attituden opvallend klein zijn, waarin de motieven voor recreatieve seks een uitzondering vormen.
Ook in de manier waarop men de seksuele stimuli cognitief verwerken, zijn verschillen tussen de sekse te vinden. Het gaat hierbij om het mentale proces waarlangs automatische responsen vertaald worden naar feitelijke zin en opwinding. Onderzoek suggereert dat er bij vrouwen sprake is van bewuste en gecontroleerde zelf-inhibitie en dat vrouwen hun ongecontroleerde responsen systematisch cognitief kunnen minimaliseren en onderdrukken. Bij mannen lijkt er juist sprake te zijn van een falende inhibitie. Maar ook op dit punt wordt weer benadrukt dat de verschillen tussen mannen en vrouwen onderling in hun eigen seksegroep groter is dan het gemiddelde verschil tussen de sekse.
Seksueel vlak: mannen scoren hoger op de frequentie of aantallen van seksueel gedrag. Ze rapporteren meer seksuele gedachten, fantasieën, partners, etc. Veel studies laten zien dat mannen hoger scoren op assertiviteit en autonomie, terwijl vrouwen hoger scoren op volgzaamheid en aanpassing. Ook zijn de sekseverschillen op het gebied van seksuele agressie groot.
Ervaring van seks: vrouwen rapporteren over het algemeen iets meer functieproblematiek dan mannen. Echter, op het gebied van problematiek zijn er maar kleine tot matige effecten voor de sekse gevonden. Wel hebben vrouwen vaker negatieve gevoelens over seks en scoren ze hoger op aversie, schaamte en schuld en zijn ze minder tevreden met hun seksuele leven.
Plasticiteit versus rigiditeit: Baumeister (2000) verklaart dat mannen en vrouwen verschillen op ‘seksuele plasticiteit’. Bij vrouwen lijken (of zijn) de culturele invloeden sterker dan bij mannen. Dit zorgt ervoor dat vrouwen minder consistentie vertonen tussen intenties en gedrag. Mannen zijn meer natuurlijk en vrouwen zijn meer cultuurlijk. Wat zou kunnen betekenen dat er bij vrouwen onderling veel meer verschillen zijn dan bij mannen onderling, dit geldt vooral voor de variabelen waar het sekseverschil relatief sterk is. Vrouwen hebben dus volgens Baumeister een sterke plasticiteit, terwijl mannen een sterke rigiditeit hebben.
Sekseverschillen in seks bestaan en zijn soms zelfs essentieel. Maar de verschillen zijn vaak klein en de verschillen tussen de seksen zijn vaak kleiner dan binnen de sekse. Er is vaak een grote overlap tussen de seksen en een grote diversiteit binnen de seksen.
De sterke nadruk op de sekseverschillen werkt polarisatie, stereotypering en stigmatisering in de hand. De stereotypen werken als een self-fufilling prophecy, ook wel expectancy confirmation genoemd. Stereotypen hebben de neiging zichzelf te bevestigen omdat gedrag dat er mee overeenstemt, eerder waargenomen wordt, gemakkelijker onthouden wordt, gezien wordt als relevanter en informatiever en serieuzer genomen wordt. Stereotypen kunnen nadelige consequenties hebben, de status quo bevestigen en veranderingen tegenwerken. Bij onderzoekers veroorzaakt deze overmatige aandacht voor de sekseverschillen een tunnelvisie.
Probleem 3: De groeiende populariteit van biologische verklaringskaders
Het biologische perspectief richt zich op de werking van genen, hormonen en het brein en is de afgelopen decennia in populariteit toegenomen. Maar er is nog weinig zeker toe te schrijven aan genen, hormonen of het brein. Er is nog veel kritiek op het biologische perspectief. Deze kritiek richt zich voornamelijk op het veronderstelde primaat van de biologie. Een alternatieve versie is dat biologie en omgeving/ervaring elkaar wederzijds beïnvloeden. Deze wisselwerkingen worden ook wel loops genoemd.
Een ander perspectief op het lichamelijke bekijkt het lichaam niet zo zeer als een biologisch lichaam maar kijkt meer naar de manier waarop het lichaam sociaal en cultureel betekenis wordt gegeven. De culturele objectivering van het vrouwenlichaam wordt hier vaak benadrukt (Simone de Beauvoir: ‘we worden niet als vrouw geboren, maar tot vrouw gemaakt’). Young beweert dat vrouwen afstand nemen van hun lichaam en meer ernaar kijken als iets waar naar gekeken wordt en waar iets mee gedaan wordt, dan dat het zelf iets doet. Deze lijn van redeneren wordt in verband gebracht met seksualiteit in de objectification theory. Deze theorie zegt dat zelf-objectivering en de neiging om sterk op het uiterlijk te letten, de gevoelens van schuld en schaamte verhogen en de gevoeligheid voor innerlijke lichamelijke signalen in de weg staan. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor seksuele opwinding en satisfactie. Men kan hierdoor last krijgen van het zogenaamde limited resources perspectief, men kan niet op alles tegelijkertijd letten.
De auteur van dit artikel staat zelf kritisch tegenover de eenzijdige en ongenuanceerde opvatting van seksualisering. Mogelijk zijn er ook positieve gevolgen van objectivering voor de seksuele beleving. Een kernpunt is ook dat er nog niet veel bekend is over de wijze waarop het biologische en culturele samenhangen, hoe de verhouding tussen lichaam en cultuur is, hoe chromosomen, hormonen en het brein zich verhouden tot de individuele seksuele beleving. Er moet wel gesteld worden dat wanneer men het over sekseverschillen in seksualiteit heeft, men niet alleen het lichaam als verklarende factor moet zien, maar ook de manier waarop mannelijke en vrouwelijke lichamen gezien en beoordeeld worden. En hoe dit door de individuen zelf ervaren wordt.
Probleem 4: Weinig aandacht voor alternatieve factoren en diversiteit
Door de dominantie van de biologische verklaringen is er weinig aandacht voor alternatieve verklaringskaders. Zo zouden verschillen tussen mannen en vrouwen als persoonlijkheidsverschillen te verklaren kunnen zijn in plaats van als biologische verschillen. Naast de persoonlijkheidsverschillen kunnen ook maatschappelijke factoren van invloed zijn. Deze maatschappelijke factoren spelen op verschillende niveaus een rol:
De Macrodynamiek: Goede voorbeelden hierbinnen zijn juridische kaders, economische verhoudingen, waardensystemen en culturele tradities. Onder het waardesysteem is de dubbele moraal een bekende. De normatieve boodschappen voor jongens en meisjes verschillen, en hier komt ook bij dat de normatieve boodschap voor meisjes ambivalent is. De grens tussen wenselijk en verwerpelijk is dus voor vrouwen. Volgens veel onderzoekers zijn veel problemen van vrouwen op seksueel gebied terug te voeren op deze dubbelzinnige moraal.
De Mesodynamiek: Hierbinnen vallen de machten en krachten van het maatschappelijke middenveld, de effecten van sociale bewegingen, niet-gouvernementele actoren, de sekswetenschap zelf en de commerciële invloeden op de seksuele praktijk. Recentelijk is de invloed vanuit de farmacie sterk opgekomen. De farmaceutische wetenschappelijke output en de agressieve marketing waarbij de nadruk op disfuncties ligt, dragen sterk bij aan de productie van sekseverschillen in seksualiteit.
De Microdynamiek: situationele invloeden en interactionele mechanismen. Hieronder vallen grote theorieën zoals de sociale leertheorie, social role theory en het (symbolisch) interactionisme. Tegenwoordig is de opvatting van gender als een coherente, individuele eigenschap dominant en krijgt het interactionele perspectief weinig aandacht.
Probleem 5: gender hebben versus gender doen
Het dominante beeld van gender als individuele eigenschap verhindert het inzicht van gender als een sociaal proces. Via deze constatering komen we aan bij ‘gender doen’ zoals in de titel staat. Zoals in de inleiding al vermeld komt deze benaming van de uitdrukking doing gender. De auteurs die deze uitspraak voor het eerst deden, betoogden dat gender begrepen moest worden als een routinematige, stelselmatige, steeds terugkerende praktijk, en als een prestatie die men zo wil. Individuen ‘doen gender’, maar het is een gedrag wat niet los gezien kan worden zonder de context, het wordt namelijk in praktijk gebracht in de aanwezigheid van ‘de ander’. Deze ander vertegenwoordigt de gendernormativiteit. Gender doen verwijst naar de wijze waarop de dubbele moraal (de verschillende regels voor vrouwen en mannen in seksualiteit) elke dag in de praktijk gebracht worden.
Deaux en Major ontwikkelden het Interactive Model of Gender-related Behavoir, hierin beschrijven ze gender als typisch een ‘now you see it, now you don’t’ – fenomeen. Gender is niet stabiel en niet voor altijd verworven en dus altijd zo aanwezig. De nadruk wordt hierin gelegd op het ‘doen’ in tegenstelling tot verwerving.
Butler (1990) is een filosofe die spreekt van het begrip performative gender. Gender verwijst niet naar een identiteit maar naar een activiteit. Deze activiteit wordt steeds uitgevoerd en bevestigd door het dagelijks leven en door de individuen die afgaan op de reacties en feedback van anderen. Gender wordt pas werkelijkheid wanneer het wordt uitgevoerd, een performance van herhaalde acties.
De Engelse sociologie Jackson (2006) benadrukt dat ‘gender doen’ niet alleen verwijst naar dagelijks gedrag, maar dat het ook nodig is om te begrijpen wat er om ons heen gebeurt. Het gaat ook om zien en vormgeven en begrijpen dat alles in dagelijks interacties met anderen in een bepaalde context staat.
Er is in wetenschappelijk onderzoek nog weinig vanuit deze invalshoek gewerkt, daarom zal dit artikel een interactioneel, contextueel perspectief op gendertypische seksualiteit weergeven. Met seksualiteit wordt al het seksueel getint en sociaal gedrag dat door gendernormen geïnspireerd is, bedoeld. Op basis van de hierboven genoemde verschillen en theorieën zou gendertypische seksualiteit er als volgt uit kunnen zien:
Vrouwen worden normatief en typisch gezien als ‘sexy’ , terwijl mannen worden gezien als ‘seksueel’.
Gendertypische seksualiteit in zuivere vorm bestaat vrijwel niet, soms kan er zelfs compleet het tegenovergestelde waargenomen worden. Hierdoor komen we bij de volgende vraag:
Wat maakt gendertypisch seksueel gedrag waarschijnlijk?
De vormgeving van gendertypische seksualiteit is afhankelijk van eigenschappen van de specifieke context of situatie, de partner, en het individu (de actor) zelf.
De situatie: situaties verschillen van elkaar in de mate waarin ze toegankelijk of beschikbaar zijn voor mensen. The social organization of opportunity (Risman & Schwartz, 1989) verklaart dat verschillende mogelijkheden tot verschillen in gedrag leiden. Bepaalde kenmerken kunnen er ook voor zorgen dat de gendertypische seksualiteit waarschijnlijker wordt. Wanneer sekse of gender sterk op de voorgrond staat in een situatie, zullen mensen zich sterker gendertypisch gaan gedragen. Heteroseksualiteit is een van de meest ‘gendered’ situaties, mensen voelen zich hierin het sterkst te moeten gedragen in overeenstemming met de genderrollen. Peer pressure is een belangrijke factor bij het tot stand komen van seksueel grensoverschrijdend gedrag door adolescenten.
In het openbaar gedragen mensen zich sterker naar de gendernormen dan privé. Mensen gedragen zich sterker stereotiep wanneer ze in onbekende situaties of met vreemden zijn. Onderzoek wijst uit dat gendertypisch gedrag minder vaak voorkomt naarmate relaties langer duren.
Priming is ook sterk van belang in gendertypisch gedrag. Stereotiep seksueel gedrag is waarschijnlijk geprimed door voorafgaande gedachten of gebeurtenissen. Mensen worden dan, vlak voor ze getest worden, op een bepaalde manier beïnvloed. Er wordt geprobeerd met opzet een bepaald gedrag uit te lokken (triggeren). Echter, een trigger werkt niet voor iedereen, maar is onder andere afhankelijk van eigenschappen van de betrokken personen.
De partner: wanneer de partner zelf erg gendertypisch is, dit belangrijk vindt en het ook van de ander verwacht, zal de ander hieraan beantwoorden met ook relatief meer gendertypisch gedrag. Norm sending is een belangrijk mechanisme waarmee normatieve opvattingen in de sociale praktijk vertaald wordt in normatief gedrag. Een vrouw zal zich bijvoorbeeld hulpelozer gedragen wanneer een man haar te hulp schiet. Ook wanneer men expliciet wordt aangesproken en gezien wordt door de partner vanuit een gendertypisch perspectief, zal men zich sterker hiernaar gedragen. Wanneer men elkaar niet zo goed kent, en minder geïndividualiseerde informatie heeft van elkaar, er relatief sterkere gendertypische verwachtingen zijn.
Individu zelf: hier zijn de persoonlijkheidseigenschappen als onderdeel van een interactioneel proces van belang. Het geloof in de dubbele moraal is hierbij van invloed. Geloof in de traditionele rollen bevordert seksuele passiviteit in vrouwen, maar vermindert het in mannen. Belang hechten aan genderconformiteit heeft op zich een negatief effect op de seksuele satisfactie. Mensen hechten dan meer aan het oordeel van anderen dan aan autonoom zijn. Dit wordt ook wel being externally contigent genoemd.
Conclusie
Ondanks dat de bewijzen nog beperkt zijn, is er al wel voldoende aanleiding om te veronderstellen dat contextuele en interactionele factoren een rol spelen in de mate waarin seksueel gedrag gendertypisch is. Sekseverschillen in seks kunnen bepaald worden door sociale processen zoals selectieve aandacht, interpretatie en herinnering, regulatie en zelfregulatie, norm sending en expectancy confirmation. De factoren die in dit artikel zijn besproken, dragen in belangrijke mate bij aan de waarschijnlijkheid waarmee deze processen zich voordoen.
Gendertypische seksualiteit is een sociaal proces, de mate waarin of de kans waarmee seksuele interactie gendertypisch is, is dus afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Verder is gender sterk aan seksualiteit gekoppeld en geeft het vorm aan seksualiteit (en vice versa).
Gendertypie is een variabele en staat niet vast. Gendertypisch normconfrom gedrag wordt steeds opnieuw in de praktijk gebracht en ‘gedaan’. Er is veel variabiliteit en diversiteit, in het dagelijks leven wordt er op allerlei manieren afgeweken van de normen en stereotypie. Dit is een belangrijk gegeven in de strijd tegen overdreven opvattingen over sekseverschillen. Professionals zijn het aan de seksuologie én aan de seksualiteit verplicht te focussen op diversiteit en pluriformiteit in plaats van uitsluitend op (binair) verschil.
Normative Sexuality Development in Adolescence (Tolman & McClelland, 2011)
A key innovation
Seksualiteit in de adolescentie is lang geassocieerd geweest met risico’s. Recentelijk is er echter steeds meer aandacht voor het idee dat seksualiteit in de adolescentie een normaal en te verwachten aspect is van de ontwikkeling van adolescenten.
Normative adolescent sexuality development
Bij het bespreken van de seksualiteitontwikkeling in de adolescentie wordt de term ‘normatief’ gebruikt, omdat het hierdoor mogelijk wordt om de positieve kanten ervan te integreren met het ontwikkelingsaspect van de seksualiteitontwikkeling. Ook de term ‘seksualiteitontwikkeling’ in plaats van ‘seksuele ontwikkeling’ is een reflectie van de theoretische en empirische ontwikkelingen van het afgelopen decennium. Aanvankelijk werd enkel aandacht besteed aan fysiologische veranderingen, terwijl recentelijk ook de psychologische processen in de seksualiteitontwikkeling in aanmerking worden genomen.
In deze review wordt nieuwe kennis besproken over de seksualiteitontwikkeling in de adolescentie. Er zijn drie onderzoeksdomeinen geïdentificeerd, die ieder een belangrijk aspect van recentelijk empirisch onderzoek representeren:
Seksueel gedrag: de gedragsmatige aspecten van seksualiteit.
Seksuele persoonlijkheid (‘selfhood’): de interne ontwikkeling van het individu, die aspecten omvat als seksuele subjectiviteit, identiteit, geslacht en de ontwikkeling van een zelf die zichzelf voorstelt in intieme en seksuele relaties.
Seksuele socialisatie: de sociale contexten waarin adolescenten seksuele kennis ontwikkelen en seksuele ervaringen opdoen.
Tevens wordt de rol besproken van de ‘National Longitudinal Study of Adolescent Health (Add Health)’. Add Health maakt het mogelijk om seksuele relaties, gedrag en risicomanagement in de adolescentie te onderzoeken.
Three areas of research: New perspectives on sexual behaviors
Men erkent in toenemende mate dat seksueel gedrag veel verschillende activiteiten omvat. Als gevraagd wordt naar seksueel gedrag, moet de vraag dus specifiek zijn. Er is toenemende interesse in de psychologische en ontwikkelingsdimensies van seksueel gedrag.
In het afgelopen decennium wordt orale seks erkend als deel van de ‘seksuele repertoires’ van adolescenten: de reeks gedragingen waarover adolescenten kennis ontwikkelen en keuzes maken. In vergelijking met vaginale geslachtsgemeenschap beschouwen jongeren orale seks als minder risicovol, meer acceptabel en als een minder grote bedreiging van hun overtuigingen. Tevens denken ze zelf eerder orale dan vaginale geslachtsgemeenschap te hebben en geldt dit volgens hen ook voor peers. Vroege adolescenten die enkel orale seks hebben, hebben een kleinere kans om zwanger te worden, een seksueel overdraagbare aandoening (SOA) te krijgen, zich schuldig of gebruikt te voelen, problemen met ouders te krijgen wat betreft seks en een verslechtering van hun romantische relatie te ervaren.
Aan het begin van de 21e eeuw was men bezorgd dat meisjes jongens oraal bevredigen om geslachtsgemeenschap te vermijden. Uit onderzoek blijkt dit echter niet het geval zijn. Orale seks vindt vaak plaats vóór of gelijktijdig met geslachtsgemeenschap in plaats van als vervanging. Er lijkt wel een nieuwe trend te zijn onder adolescenten met betrekking tot verwachtingen van orale seks. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat orale seks meer een verwachte gedraging is dan een ‘keuze’.
Recentelijk is er onderzoek gedaan naar de rol en verwachtingen omtrent anale seks. Voor mannen is seksuele oriëntatie gerelateerd aan heteroseksuele anale seks. Voor vrouwen zijn factoren geassocieerd met machtsonevenwichtigheden in seksuele ervaringen en relaties gerelateerd aan anale seks.
Onderzoek naar maagdelijkheid, de actieve keus om niet seksueel actief te zijn, heeft aangetoond dat het kan leiden tot verschillende gevolgen. Adolescenten zelf zien onthouding en seksuele activiteit echter niet als tegenovergesteld: positieve houdingen en intenties ten opzichte van onthouding hebben geen robuuste effecten op de preventie van seksuele activiteit.
Sexual selfhood
In het afgelopen decennium is er onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van een zelfconcept. Hierbij zijn de verbanden bestudeerd tussen seksuele identiteitsvorming, seksuele beslissingen, seksueel gedrag en uitkomsten. Zo blijkt uit onderzoek dat seksuele subjectiviteit, het gevoel dat je recht hebt op seksueel plezier, geassocieerd wordt met eigenwaarde en weerstand tegen een seksuele dubbele moraal.
Tevens is er onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van seksuele oriëntatie. Sommigen hebben benadrukt dat de seksuele oriëntatie in de adolescentie vaak erg instabiel is. Daarnaast is gesuggereerd dat de huidige cohort ‘postgay’ is. Uit onderzoek blijkt echter dat de labels homoseksueel, lesbisch en biseksueel ook voor de hedendaagse adolescenten nog relevant zijn.
Er is toenemende interesse in onderzoek naar de actieve beslissingen van adolescenten over het hebben van seks. Uit onderzoek blijkt dat er verbanden bestaan tussen de redenen van jongeren om seks te hebben en hun psychologische welzijn. Er is echter een gebrek aan onderzoek naar de beslissingsprocessen bij seksuele minderheidsjongeren.
Sexual socialization in the 21st century
Peers and sexual socialization
De rol van peers bij de seksuele socialisatie wordt beschouwd als het gevolg van een normatieve ontwikkeling, waarbij de invloed van gezinnen afneemt en de invloed van peers toeneemt. De specifieke rol die peers spelen bij het socialiseren van adolescenten in seksuele normen, houdingen en gedrag is echter onduidelijk.
Uit onderzoek lijkt naar voren te komen dat waargenomen seksuele ervaring van peers invloed heeft op de seksuele beslissingen van adolescenten. De intieme en seksuele keuzes van adolescenten lijken af te hangen van een collectieve beoordeling van hun persoonlijke keuzes. De kenmerken van seksuele relaties worden dus beïnvloed door sociale normen en controle door peers.
Er is onderzoek gedaan naar de effecten van sociale netwerken op de invloed van maagdelijkheidsbeloftes (‘virginity pledges’). Hieruit blijkt dat degenen die een dergelijke belofte hadden gedaan, later geslachtsgemeenschap hebben. Dit geldt echter enkel in contexten waarin er enkele, maar niet te veel jongeren zijn met een maagdelijkheidsbelofte. Het lijkt erop dat de belofte enkel effect heeft als het bijdraagt aan lidmaatschap bij een groep en niet in contexten waarin een maagdelijkheidsbelofte geen onderscheidend kenmerk is.
Hooking up
In toenemende mate vraagt men zich af of tieners buiten relationele contexten seks hebben (‘hooking up’). Uit onderzoek blijkt dat vijftig procent van de seksueel actieve tieners seksuele partners hebben met wie ze geen relatie hebben. Deze seksuele partners waren echter vrienden of exen. In één derde van de ‘hook ups’ hoopte de tiener dat het uiteindelijk zou leiden tot een relatie. Hieruit lijkt te kunnen worden geconcludeerd dat seks buiten relaties niet per definitie slecht of negatief is.
Romantic relationships and sexuality
In het afgelopen decennium worden romantische relaties erkend als een potentieel positieve, protectieve en verwacht kenmerk van seksualiteit in de adolescentie. Uit onderzoek blijkt dat seksualiteit in romantische relaties samenhangt met positieve uitkomsten.
Er is onderzoek gedaan naar intimiteit, seksueel plezier en sociale status als mogelijke motiverende factoren voor seksueel gedrag. Onder 14- en 25-jarigen wordt het meest gestreefd naar intimiteit, dan naar status en dan naar plezier. Meisjes streefden meer naar intimiteit en minder naar plezier dan jongens. Degenen met meer seksuele ervaring meer streefden naar zowel intimiteit als plezier dan degenen zonder seksuele ervaring. Seksueel ervaren meisjes streefden minder naar sociale status dan degenen zonder seksuele ervaring. Meisjes en seksueel onervaren adolescenten hadden lagere verwachtingen dat seks zou leiden tot het bereiken van het nagestreefde doel dan mannen en seksueel ervaren adolescenten.
Media and sexual socialization
Bij onderzoek naar de effecten van het zien van seksuele media is er sprake van het kip-en-ei-probleem: zijn adolescenten die seksuele media kijken al meer seksueel, of worden ze onopzettelijk blootgesteld aan seksuele media en worden ze daardoor seksueel? Volgens Brown gebruiken adolescenten seksuele media om het zelf te exploreren. Er zijn vele factoren die het verband tussen seksuele media en seksuele houdingen modereren, zoals de aanwezigheid van ouders: de kans is kleiner dat adolescenten in aanwezigheid van hun ouders geconfronteerd worden met media.
Uit onderzoek blijkt dat media die traditionele sekserollen uitdragen, geassocieerd worden met goedkeuring van meer traditionele perspectieven op mannelijke en vrouwelijke seksualiteit. Ook is er een verband tussen dergelijke media en niet-gedragsmatige negatieve seksuele uitkomsten.
Er is in het afgelopen decennium ook onderzoek gedaan naar de manier waarop de media de seksualiteitontwikkeling van adolescenten kan ondersteunen. Zo blijkt uit onderzoek dat chatrooms een veilige omgeving bieden voor tieners om informatie met peers uit te wisselen en om hun seksualiteit te exploreren.
The national longitudinal study of adolescent health
De ‘National Longitudinal Study of Adolescent Health (Add Health)’ bidet inzicht in de seksualiteitontwikkeling van mensen, heeft ideeën over de negatieve gevolgen van seksuele ervaring uitgedaagd en stelt onderzoekers in staat om contextuele modellen te ontwikkelen met betrekking tot de factoren die de seksualiteitontwikkeling beïnvloeden. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar positieve seksuele uitkomsten.
Conclusion
Aangeraden wordt nog meer aandacht te besteden aan de positieve kanten van seksualiteit in de adolescentie. De positieve aspecten moeten worden geïntegreerd met risicomanagement en onderzocht moet worden hoe beide zich ontwikkelen tot het overkoepelende concept van seksualiteitontwikkeling in de adolescentie.
Jeugd, cultuur en seks (Vanwesenbeeck, 2014)
Bij seks denken mensen vooral aan de geslachtsdaad, de emotionele aspecten worden hierbij vaak afwezig gelaten. Seks is een veel omvattende kerndimensie in ieders leven. De dimensie omvat het biologische geslacht, gender, seksuele identiteit en oriëntatie, erotiek, hechting en intimiteit, en reproductie. Seksualiteit wordt beleefd en vormgegeven in gedachten, fantasieën, verlangens, overtuigingen, waarden en normen, praktijken, rollen en relaties. Het is een misvatting dat seksualiteit privé is. Ook alles wat zogezegd ‘in de slaapkamer afspeelt’ is doordrenkt met cultuur en gekleurd door allerlei maatschappelijke omstandigheden.
Heteroseksuele dubbele moraal
De heteroseksuele moraal is het geheel aan normatieve opvattingen over wat gepast seksueel gedrag is voor vrouwen en voor mannen. Opvattingen over de vrouw en de man worden vaak radicaal tegenover elkaar afgezet (dit wordt ook wel dichotomisch denken genoemd). In het heteroseksuele paradigma staat seksueel verlangen te boek als actief en mannelijk en het verleidelijke, passieve object van dat verlangen als vrouwelijk (mannen zijn seksueel, vrouwen sexy).
Vrouwen worden vaak beschouwd met grote ambivalentie, enerzijds vertegenwoordigen ze de ultieme seksuele aantrekkelijkheid, anderzijds worden ze beknot in seksueel gedrag en initiatief. Dit was ook al te zien in de 18e eeuw toen het helemaal niet geaccepteerd was dat vrouwen plezier beleefden aan seks; het zou de controle van mannen over het nageslacht bedreigen. Het culturele residu hiervan is de opvatting dat een goede vrouwelijke seksualiteit terughoudend, dienstbaar en kwetsbaar is. Dit komt overeen met hoe mensen denken over vrouwelijkheid als bijvoorbeeld bescheiden en zorgzaam. Van mannen wordt juist verwacht dat ze assertief en zakelijk zijn, prestaties leveren en respect afdwingen. In het echt verschillen mannen en vrouwen op deze punten veel minder van elkaar maar we worden gevoed met de gedachte dat mannen en vrouwen essentieel van elkaar verschillen. Daarbij komt ook nog het romantische ideaal, kwesties van eer en de commerciële seksualisering die veel invloed hebben op de heteroseksuele moraal.
Gendertypisch: is de mate waarin iets in overeenstemming is met genderstereotypen.
Genderseksnormativiteit: is het geheel aan normatieve opvattingen over gender en seksualiteit.
De dubbele moraal is schadelijk voor de gezondheid
Door de ambivalentie van de vrouwelijke moraliteit ondervinden vrouwen de grootste nadelen van de dubbele moraal door risico’s van reputatieschade en seksueel geweld. Vrouwen voelen vaak meer schuld en schaamte over seksualiteit en zijn onzeker over hun eigen lichaam. Dit doet afbreuk aan seksuele zelfwaardering en seksueel plezier en resulteert in ambivalentie en vermijding van seks. Dit wordt een negatieve seksualiteit genoemd. Vrouwen die sterker geloven in de dubbele moraal stellen zich tijdens seksuele interactie passiever op, hebben minder kennis over seks en meer moeite om over seksualiteit te communiceren met hun partners.
De dubbele moraal heeft sterke invloed op de machtsdynamiek binnen heteroseksuele relaties en is het recept voor fundamentele ongelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Ook zorgt het ervoor dat vrouwen de verwachting hebben dat gedurende relatie intense emoties blijven bestaan en mannen een evenmin haalbare hoop hebben voor blijvende seksuele passie. Onderzoek laat zien dat mensen die er gender traditioneel zijn het minst tevreden zijn over hun relatie, vaak doordat de kloof tussen de verlangens van de man en vrouw te groot is. De traditionele genderrollen doen de rationele en de seksuele gezondheid geen goed.
De dubbele moraal als hefboom
Tijdens de adolescentie lijken de effecten van genderseksnormativiteit op seksualiteitsbeleving en seksuele gezondheid extra groot. De dubbele moraal heeft namelijk ook invloed op de algemene identiteitsontwikkeling en seksualiteit is in deze periode fundamenteel verweven met de manier waarop jongeren zichzelf beleven en in de wereld staan. De adolescentie is de periode waarin het vinden van een balans tussen autonomie en verbondenheid de primaire ontwikkelingstaak vormt, de intieme relaties tijdens deze periode zijn het oefenterrein voor het vinden van deze balans.
Jongens worden verwacht echte heteroseksuele masculiniteit te ontwikkelen, dit is waarschijnlijk minder ambivalent dan bij meisjes, maar het stelt niettemin eisen waar niet gemakkelijk aan voldaan kan worden. Daarnaast beperkt de norm van masculiniteit de ontwikkeling van emotionaliteit, openheid en responsiviteit.
Bij meisjes lijkt de dubbele moraal juist ontwikkeling van autonomie, subjectiviteit en assertiviteit in de weg te staan. Seksuele subjectiviteit is de ervaring van jezelf als seksueel wezen dat recht heeft op seksueel plezier en seksuele veiligheid.
Objectiveringstheorie
De dubbele moraal nodigt meisjes uit vooral hun object kant te ontwikkelen waardoor ze zichzelf vaak meer zien als object waarmee iets gedaan wordt dan als iemand die zelf iets doet. Deze objectivering heeft vaak negatieve gevolgen voor de emotionele gezondheid en geestelijke gezondheid, het cognitieve vermogen en andere prestaties.
The glass slipper effect: vrouwen die hun romantische partners op onbewust niveau sterker blijken te associëren met heldendom en ridderlijkheid zijn terughoudender in hun professionele ambities en in de financiële doelen die ze zichzelf stellen. Tegenwoordig vinden er op dit gebied echter grote verschuivingen plaats.
Het beeld hierboven beschreven is echter wel eenzijdig, het conformeren aan normen levert vaak consistentie op bij mensen. Daarnaast zijn er factoren in iemands leven als bijvoorbeeld een warm emotioneel klimaat in het gezin van herkomst die een buffer vormen voor de dubbele moraal.
Volgens de het artikel leven we in een half veranderende wereld. Oude wetmatigheden kalven af, de moraal is minder rechtlijnig en minder eenduidig. Maar nieuwe ideeën en praktijken zijn nog aarzelend, vaak fragmentarisch, niet zelden tegenstrijdig en soms ronduit ouderwets. Meisjes worden seksueel steeds actiever, openlijker en assertiever. Ook komt seks met andere meisjes steeds vaker voor en twijfelen steeds meer vrouwen aan hun seksuele geaardheid. Ook jongens doen aan ‘gender bending’. Er is geen sprake meer van hegemonie van een bepaalde ideologie of van een enkel systeem van normen en waarden.
Opvallend is dat de seksuele norm voor jongens ook meer dubbel lijkt te worden: er wordt nog steeds verwacht dat ze seksueel competent zijn, maar macho gedrag wordt steeds minder gewaardeerd. Ook is er zorg over de maatschappelijke positie van jongens (jongens zijn de nieuwe meisjes). Ze hebben achterstanden in onderwijs, op de arbeidsmarkt en qua gezondheid. Mannen kunnen eerder terug grijpen op traditioneel masculien gedrag als ze in de verdrukking dreigen te komen en dit gedrag wordt juist minder geaccepteerd.
Over de hele wereld wijken jongeren af van de traditionele scripts maar de meerderheid houdt zich er aan. Uit onderzoek in Nederland blijkt dat gevoelens van onzekerheid, schuld en schaamte niet zijn verdwenen bij meisjes, ze zijn ook nog steeds minder assertief en worden vaak overgehaald voor seks en ervaren hun eerste keer vaak negatief. Meisjes stellen de grenzen, trekken de contouren, maar jongens kleuren ze in en blijven vaak niet eens binnen de lijntjes.
Impliciete attituden
Als je kijkt naar moraal en stereotypen is het niet voldoende alleen naar cognities te kijken aangezien een deel zich onbewust afspeelt. Dit worden ook wel impliciete attituden genoemd. Mensen dragen onbewust normen uit, ook wel ‘norm sending’ genoemd, en wekken wederzijds verwachtingen waaraan ze vervolgens wederzijds voldoen. Stereotypen werken als een selffulfilling prophecy. De dubbele moraal fungeert als vliegwiel in een doorlopend sociaal proces van impliciete wederzijdse verwachtingen en het automatisch tegemoetkomen daaraan.
Een tweede reden waarom niet alleen naar meningen gevraagd kan worden, in een enquête naar deze subtiele sociale processen, is dat alle processen context afhankelijk zijn. We stemmen ons continu op elkaar en op de specifieke omstandigheden af. Aangezien we steeds veranderen in wisselwerking met onze omgeving doet het stereotype gedrag zich soms wel en soms ook niet voor. Ook biologie is belangrijk bij het onderzoek naar seksuele stereotypen maar ook hier weten we nog lang niet alles over.
Sexual Double Standard: A review of the literature between 2001 and 2010 (Bordini & Sperb, 2013)
Sinds de feministische beweging is de mening van mensen over seksualiteit gemoderniseerd, maar nog steeds zijn er traditionele karakteristieken terug te vinden. Dit betekent dat er verschillende regels en waarden zijn als het gaat om seksualiteit afhankelijk van de sekse van een individu. Dit wordt ook wel de seksuele dubbele standaard genoemd: het bestaan van verschillende criteria om de seksualiteit van mannen en vrouwen te beoordelen. Volgens Reiss is de seksuele dubbele standaard zelfs onderdeel van een algemene dubbele standaard tussen mannen en vrouwen. Reiss deed vooral onderzoek naar seks voor het huwelijk en hoe dit wel geaccepteerd werd bij mannen maar niet bij vrouwen. In 1967 was er volgens Reiss echter een afname van de dubbele standaard en 10 jaar later was de dubbele standaard nog meer afgenomen. Volgens King et al. waren er twee belangrijke veranderingen onder studenten:
Er was sprake van een toenemende liberalisatie van de houdingen en het gedrag tegenover seks voor het huwelijk.
Er was sprake van een afnamen van verschillen tussen mannen en vrouwen.
Er kon geconcludeerd worden dat de enkele, gelijke standaard, groter was dan de traditionele dubbele standaard. Onderzoek naar de dubbele standaard ging verder maar de uitkomsten verschilden soms zo veel van elkaar dat er geconcludeerd werd dat de dubbele standaard soms gewoon niet gevonden kon worden. Ook al waren er meer gelijke seksuele standaarden, de condities waaronder bepaald gedrag wordt gezien als acceptabel of niet bleven verschillend voor mannen en vrouwen. Ook lieten onderzoekers zien dat factoren als leeftijd, aantal partners maar ook ras etc. een grote rol spelen bij het ontdekken van een dubbele standaard. Het is dus belangrijk bij dit soort onderzoek welke onderzoeksmethode gebruikt wordt.
In dit artikel worden 26 onderzoeken geëvalueerd door te kijken naar de methode en de onderzoeksresultaten. De meeste onderzoeken maakten gebruik van kwantitatieve onderzoeksmethoden (18 van de 26).
Kwantitatief onderzoek:
De kwantitatieve onderzoeken bestudeerden de dubbel standaard door gebruik te maken van schalen waarmee participanten aangaven in welke mate ze het eens waren met de statements die de dubbele standaard representeerden en statements die seksuele gelijkheid representeerden. De ‘Sexual dubble standard scale’ en de ‘Dubble standard scale’ zijn hiervoor het meest gebruikt. De onderzoeken die vignetten gebruikten waren gefocust het bestaan van de dubbele standaard bij de evaluatie van bepaalde aspecten van seksualiteit (aantal partners, niet vaak voorkomende seksueel gedrag, leeftijdsverschil). Drie van de zes artikelen concludeerde het bestaan van de dubbele standaard. Twee onderzoeken gebruikten een andere methode. De eerste mat de relatie tussen de sociale status van adolescenten in hun peergroep en de hoeveelheid seksuele partners. Hieruit bleek dat meisjes die meer dan 8 seksuele partners hadden minder vaak ‘een vriend’ genoemd werden dan meisjes die nog geen seksuele partners gehad hadden. Bij jongens was dit juist andersom. Het tweede onderzoek onderzocht 85 afleveringen van tv drama’s over tieners of studenten. De onderzoeken die kwantitatieve methoden gebruikten gingen ervan uit dat de dubbele standaard bestaat en onderzochten vooral de oorzaken en invloeden op bepaalde aspecten van seksualiteit. De onderzoeken die gebruik maakte van vignet methodes gingen wel opzoek naar het bestaan van de dubbele standaard.
Mixed methods:
Er zijn twee onderzoeken die gebruik maken van mixed methods. Het eerste onderzoek deed onderzoek naar de invloed van de seksuele dubbele standaard op de percepties van studenten over een persoon gediagnostiseerd met een ziekte wel of niet verkregen via seks. Het andere onderzoek bevatte een kwantitatieve en kwalitatieve content analyse van 28 hedendaagse seks educatie films. Ze onderzochten berichten die ‘gendered’ waren.
Kwalitatieve onderzoeken:
De kwalitatieve onderzoeken onderzochten de dubbele standaard door te kijken naar de seksualiteit van mannen en vrouwen in termen van sociale percepties hierover en de effecten hiervan op de participanten. 4 onderzoeken deden interviews, de andere deden participant observatie. De kwalitatieve onderzoeken lieten meer methodologische variabiliteit zien dan de kwalitatieve onderzoeken. De kwalitatieve studies hier besproken lieten of geen definitie zien van de dubbele standaard of zagen het als verschillende consequenties van het zelfde gedrag van mannen en vrouwen. De onderzoeken die geen definitie gaven gingen uit van het bestaan van de dubbele standaard en probeerde zijn invloeden in relaties te begrijpen. De resultaten bevestigde het bestaan van de dubbele standaard gerelateerd aan een aantal seksuele gedragingen en situaties.
Conclusie (De Graaf, Kruijer, Van Acker & Meijer, 2012)
Op het moment bestaat er geen reguliere registratie op het gebied van seksuele gezondheid van jongeren, maar hier is wel behoefte aan. Er zijn daarom twee populatie studies afgerond naar de seksuele gezondheid van jongeren vanaf 12 tot 25 jaar. De resultaten zullen gebruikt moeten worden om de seksuele gezondheid van jongeren te verbeteren. Seksuele gezondheid wordt vanuit een breed perspectief bekeken. Niet alleen seksuele ervaringen en beschermingsgedrag zijn nagevraagd, maar onder andere ook verliefdheid en verkering, seksuele opvattingen en motieven, communicatie en assertiviteit, grensoverschrijding en seksuele problemen, prostitutie en pornogebruik, en de rol van school, ouders, vrienden en de media.
Enkele resultaten:
Bij het opdoen van seksuele ervaringen gaan jongeren telkens geleidelijk een stapje verder.
De toename van seksueel actieve jongeren tussen 1995 en 2005 is gestabiliseerd.
Nederlandse jongeren beschermen zich bij de eerste keer seks goed tegen ziektes en zwangerschappen.
Binnen relaties stoppen jongeren snel met condooms.
Seksuele grensoverschrijding komt vaak voor.
Meisjes beleven seksualiteit minder positief dan jongens.
Homo acceptatie is gering, vooral in de jongste groep en bij streng christelijke of islamitische en lager opgeleide jongeren.
Homo jongens komen in 2012 eerder uit de kast dan in 2005.
Examining sexual health differences between lesbian, gay, bisexual, and heterosexual adults (Kuyper & Vanwesenbeeck, 2011)
De meeste onderzoeken naar verschillen in gezondheid tussen homo’s, biseksuelen, lesbiennes (HBL) en heteroseksuelen focust op de mentale gezondheid. De meeste van deze onderzoeken concluderen dat de mentale gezondheid van HBL mensen slechter is. Er is echter veel minder aandacht gegeven aan de seksuele gezondheid. Seksuele gezondheid wordt in het onderzoek als het volgende gezien: Seksuele gezondheid is een fysieke, emotionele, mentale en sociale gezonde staat in relatie tot seksualiteit; het is niet alleen de afwezigheid van ziektes, dysfunctie of onvruchtbaarheid. Seksuele gezondheid vraagt voor een positieve en respectvolle aanpak van seksualiteit en seksuele relaties en de mogelijkheid om seksuele ervaringen als plezierig en veilig te ervaren, vrij van dwang, discriminatie en geweld. Voor seksuele gezondheid om verkregen en behouden te worden moeten alle seksuele rechten van mensen gerespecteerd, beschermd en vervuld worden.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat mannen die seks hebben met mannen vaker ziektes hebben. Er zijn indicaties dat HBL mensen ook een nadelige positie hebben op andere seksuele gebieden. Eerder onderzoek liet bijvoorbeeld ook zien dat HBL mensen een groter risico lopen op seksuele dwang en geweld vergeleken met heteroseksuele mensen. Het is belangrijk verder te gaan dan alleen de beschrijvingen van deze verschillen en opzoek te gaan naar verklaringen. Er zijn twee mogelijke verklaringen:
Het zou zo kunnen zijn dan HBL mensen en heteroseksuele mensen verschillen op algemene factoren in seksuele gezondheid (Sociaal demografische variabelen).
De nadelige status van HBL mensen als je kijkt naar seksuele gezondheid kan verklaard worden door HBL specifieke factoren die niet opgaan voor heteroseksuelen (anti homo intimidatie).
Om verschillen in gezond gedrag en kwaliteit van leven te onderzoeken wordt er gekeken of de potentiele verschillen in seksuele gezondheid komen door sociaal demografische verschillen. Onderzoeken hebben gevonden dat HBL mensen vaak beter opgeleid en minder gelovig zijn en vaker in grote steden wonen dan heteroseksuele mensen. daarnaast is uit eerder onderzoek gebleken dat bepaalde sociaal demografische factoren invloed hebben op de seksuele gezondheid van mensen. Ook kenmerken van seksueel gedrag kunnen invloed hebben op de seksuele gezondheid. HBL mensen hebben vaak meerdere seksuele partners en hebben minder vaak een serieuze relatie.
Van een ander perspectief kunnen ook HBL specifieke factoren de nadelige seksuele gezondheid verklaren van HBL mensen. Het ‘minority stress model’ vat een aantal van deze factoren samen. Seksuele minderheden lopen het risico op gezondheidsproblemen omdat ze een unieke, chronische stress ervaren als gevolg van hun status als minderheid. Er zijn 4 verschillende minderheidsstress processen:
ervaringen van voordelen
verwachtingen van afkeuring of discriminatie
het verbergen van iemand zijn seksuele geaardheid
en geïnternaliseerde homofobie.
Onderzoek heeft aangetoond dat deze processen invloed hebben op de seksuele gezondheid.
Dit onderzoek:
Het doel van het onderzoek is om bij te dragen aan de kennis over verschillen tussen HBL en heteroseksuele mensen en hun seksuele gezondheid en het onderzoeken van mogelijke verklaringen voor deze verschillen. Er wordt gekeken naar vier aspecten van seksuele gezondheid: seksuele tevredenheid, seksuele dwang, seksuele dysfunctie en zorgbehoefte voor de seksuele gezondheid.
Resultaten:
Het onderzoek heeft verschillen gevonden tussen de seksuele gezondheid van heteroseksuele mensen en HBL mensen, vooral bij seksuele dwang en de zorgbehoefte.
Er zijn echter geen verschillen gevonden tussen HBL en heteroseksuele mensen als er gekeken wordt naar seksuele voldoening en seksuele dysfunctie.
De verschillen in seksuele gezondheid tussen de seksuele minderheid en heteroseksuele vrouwen kan toegeschreven worden aan verschillen in sociaal demografische kenmerken. Bij mannen was dit maar gedeeltelijk.
De minderheidsstress was een goed concept bij het verklaren van andere variantie in seksuele gezondheid. Een aantal minderheidsstressfactoren waren unieke voorspellers. Geïnternaliseerde homo negativiteit was een belangrijke en unieke voorspeller voor seksuele tevredenheid, seksuele dysfunctie en zorgbehoefte voor seksuele gezondheid. Een andere belangrijke minderheidsstressfactor was het hebben ervaren van negatieve reacties op het homo zijn.
Adolescent pregnancy in the Netherlands (Picavet, Van Berlo & Tonnon, 2014)
Tienerzwangerschappen zijn een publiek probleem in de westerse wereld. Tienermoeders hebben vaak een slechte achtergrond en het opvoeden van kinderen staat vaak in de weg van een goede opleiding en economische vooruitzichten. Daarnaast zijn de tienerzwangerschappen zijn niet zonder medisch risico en zijn er een aantal negatieve consequenties voor de kinderen. Het is bewezen dat kinderen van tieners grotere kans hebben op gezondheids- en psychologisch problemen.
In 2011 was de zwangerschapsratio bij Nederlandse adolescenten tussen 15 en 19 jaar oud 13.8 van elke 100 jonge vrouwen. De meeste hebben een abortie gehad (9.0) en 4.8 zijn door gegaan met de zwangerschap. Deze ratio is de laagste in de hele wereld. 60 % van de tienerzwangerschappen eindigen in abortie en maar een van de 65 nieuw geboren kinderen in Nederland zijn geboren bij een adolescente moeder. Van alle Europese landen is alleen in Zwitserland het aantal geboortes bij tieners minder. Maar alsnog hebben tienerzwangerschappen negatieve consequenties waardoor de overheid nog steeds moeite stopt in het voorkomen van de zwangerschappen en het helpen van de tienerouders.
Het hoogste aantal tienerzwangerschappen in Nederland was tussen laat 1960 en begin 1970. Het aantal geboortes bij meisjes jonger dan 20 jaar was toen 23 per 1000. De meeste geboortes waren bij meisjes van 18 en 19 jaar oud. In 2007 was dit nog maar een kwart hiervan. Nederlanders worden vaak gezien als voorlopers op reproductieve gezondheid in vergelijking met andere Europese landen. De volgende factoren hebben volgens onderzoekers hier invloed op:
Een open seksueel klimaat
Makkelijke toegang tot voorbehoedsmiddelen
Uitgebreide educatie over seks
Een niet oordelende houding tegenover de seksualiteit van jonge mensen
Dit open seksuele klimaat is er niet altijd geweest. Voor de komst van de pil in 1962 was het beginnen van een gezin een moreel moeilijke onderneming. Het verkopen van voorbehoedsmiddelen was zelfs illegaal. Een paar decennia later veranderde dit drastisch. Een pragmatische in plaats van morele aanpak van seks en seksualiteit educatie was volgens veel mensen nodig.
Tegenwoordig wordt seks bij adolescenten niet afgewezen maar heel voorzichtig afgeraden. De meeste Nederlandse ouders leren hun kinderen dat seks bewaard moet worden voor een speciaal iemand en worden adolescenten aangemoedigd om goed voorbereid te zijn. Als ouders de seksuele relaties van hun kinderen accepteren en het gebruik van anticonceptie aanmoedigen maken adolescenten hier ook sneller gebruik van. Schalet zegt dat Nederlandse ouders seksualiteit bij adolescenten normaliseren, ze beschrijven het als iets dat niet voor problemen zorgt en dit ook niet zou mogen. Amerikaanse ouders daarentegen dramatiseren de seksualiteit wat juist gezien wordt als een verstorende kracht in adolescentie. Amerikaanse vrouwen vinden hun ouders dan ook vaak stil en ongemakkelijk maar Nederlandse vrouwen juist steunend en leerzaam.
De abortie en geboorte ratio zijn de afgelopen jaren gelijk gebleven maar de globale zwangerschapsratio is hoger dan in de tweede helft van 1990. Dit komt doordat de kwaliteit en kwantiteit van preventie programma’s in Nederland leidden onder de relatief goede situatie in dit land, beleidmakers vonden de programma’s niet meer nodig. De aandacht ging toen vooral naar het voorkomen van soa’s. De toename in tienerzwangerschappen kan vooral toegeschreven worden aan Nederlandse meisjes. Etnische minderheden hebben echter nog steeds de grootste kans om zwanger te worden. De afgelopen jaren zijn de programma’s weer terug. En als een meisje toch zwanger raakt zijn er genoeg instellingen die haar kunnen helpen welke keuze ze ook maakt.
Preventie:
De meest effectieve manier van zwangerschap preventie is het promoten van betrouwbare anticonceptie methodes. De eerste keer seks is een belangrijke ervaring voor veel jonge mensen en vindt vooral plaats tijdens de adolescentie, een periode met veel fysieke veranderingen, identiteitsproblemen en veranderende relaties. De meest betrouwbare manier van preventie is onthouding, al is dit geen haalbaar doel voor veel tieners. Ook al is er een groot verschil in leeftijd als je kijkt wanneer men voor het eerst seks heeft hebben, de meeste mensen hebben voor het eerst seks voor dat ze 20 zijn. In Nederland ligt het gemiddelde op 17,1.
Uit een onderzoek van De Graaf blijkt dat 9% van de meisjes en 13% van de jongens geen voorbehoedsmiddelen hadden gebruikt de eerste keer dar ze seks hadden. Bepaalde subgroepen als meisjes met een Turkse of Antilliaanse achtergrond gebruikten minder vaak anticonceptie dan meisjes van andere etnische achtergronden. Ook religieuze meisjes gebruikten vaker geen anticonceptie de eerste keer in vergelijking met meisjes die niet gelovig waren. De meeste jongens en meisjes maakte de eerste keer wel gebruikt van anticonceptie, dit was vaak een condoom of de pil. Hoe ouder de tieners hoe groter de kans dat ze anticonceptie hadden gebruikt. Wel werden er minder vaak condooms gebruikt op oudere leeftijd.
De pil is de meest gebruikte vorm van anticonceptie in Nederland. Ook al was de komst van de pil vooral een positieve gebeurtenis voor veel mensen, er waren ook mensen tegen de pil omdat ze dachten dat de pil ervoor zou zorgen dat morele standaarden (vooral bij jonge mensen) zouden afnemen. Ook later was er kritiek vanuit feministisch perspectief die het niet eerlijk was dat vrouwen hormonen moesten slikken met alle bijwerkingen en ze het op deze manier alleen maar makkelijker maakten voor de mannen. Anticonceptie is makkelijk te verkrijgen in Nederland, behalve de condoom en de morning-afterpil is alles op recept te verkrijgen via de familiedoctor. Jonge meisjes maken vooral gebruik van de pil en condooms terwijl het gebruik van anticonceptie meer gevarieerd is bij ouderen meisjes. Omdat het gebruik van condooms en de pil wel op de juiste manier gebruikt moeten worden en het vaker voorkomt dat dit niet gebeurd zijn gebruikers van deze methoden vaker bang voor zwangerschap dan gebruikers van de andere voorbehoedsmiddelen.
In bepaalde delen van de wereld gelooft men dat het geven van educatie over seksualiteit ervoor zorgt dat kinderen op jongere leeftijd seksueel actief worden en dus dat het beter is te promoten dat ze geen seks moeten hebben tot het huwelijk. In Nederland denken mensen juist dat jongeren toch seks zullen hebben dus beter voorbereid dan niet. 40 jaar geleden was er voor het eerst seks educatie op Nederlandse scholen. Vooral in 1970 vonden mensen goede educatie over seksualiteit belangrijk. Sinds 2006 kunnen scholen zelf kiezen welke methode en bij religieuze scholen mogen ze zelfs kiezen of ze het überhaupt willen leren aan de kinderen. Naast de educatie op scholen blijken ook tv en internet belangrijke bronnen voor informatie over seks. Ook ouders kunnen ook een bron van informatie zijn maar worden vooral gevraagd voor relatie advies. Meisjes kunnen discussies met hun ouders hebben over anticonceptie maar jongens hebben dit niet. pragmatische seks educatie programma’s erkennen en accepteren de seksualiteit van jonge mensen. het geef informatie over hoe ze ongewilde zwangerschappen en soa’s kunnen voorkomen. Het leert hoe je vriendschappen en respectvolle relaties moet ontwikkelen en hoe je moet communiceren over wensen en grenzen. De programma’s refereren naar de fysieke, emotionele en sociale ontwikkeling van jonge mensen op een positieve manier.
Zwangerschap:
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen geplande, onbedoelde en ongewilde zwangerschappen. Uit onderzoek is gebleken dat Nederlandse meisjes zwanger raken door de volgende redenen:
Ze wilde zwanger worden
Omdat ze geen of niet op de juiste manier anticonceptie had gebruikt (vaak omdat ze tegen het gebruik ervan waren of omdat ze nalatig waren).
Of ze had gewoon ongeluk doordat de anticonceptie niet werkte
Ook zijn er drie achterliggende patronen die de zwangerschappen verklaren:
Geen focus of richting in het leven. Dit was vaak het geval als meisjes een problematische of chaotische jeugd hadden met inconsequente autoriteit van de ouders. Deze meisjes deden het niet goed op school en de ouders waren niet instaat doelen te stellen voor de toekomst van hun kind. Toen ze zwanger waren werd het kind het doel in hun leven. Niet alleen functioneel maar ook emotioneel.
Te kort aan effectieve sekseducatie thuis en op school. De focus van de educatie die ze kregen lag vaak alleen op het voorkomen van soa’s en niet op emoties, wensen en grenzen en sociale vaardigheden om te communiceren met hun sekspartner.
Veel meisjes onderschikken hun eigen wensen en verlangens aan die van hun partner. Ze hebben vaak geen seks voor lust of plezier maar omdat hun vriend dat wil of al hun vrienden het al gedaan hebben.
Deze patronen komen overeen met onderzoek naar meisjes met ouders uit landen als Suriname, de Nederlandse Antillen, Afrika en China. Maar er waren ook wat verschillen die deze meisjes meer kwetsbaar maken. Een van deze verschillen is dat moeder zijn een hoge status heeft in de culturele achtergrond van deze meisjes en dat het krijgen van kinderen een belangrijk onderdeel is van hun identiteit als vrouw. De moeders van deze kinderen waren vaak ook zwanger in hun tiener jaren. Een tweede oorzaak is dat het leven tussen twee culturen ervoor kan zorgen dat men tegenstrijdige berichten krijgt over seksualiteit waardoor de seksuele ontwikkeling nog moeilijker wordt. Als laatste bestaan er in bepaalde culturen vooroordelen over anticonceptie.
Vaders
Maar een klein deel van de tienervaders staan geregistreerd als vaders en maar heel weinig jongens zijn betrokken bij de zwangerschap. Voor veel meisjes speelt de vader geen rol in het leven van het kind. Meisjes zijn kwaad doordat ze vaders niet genoeg betrokken zijn. De jongens willen wel seks, maar willen niet de last van de consequenties dragen. In bepaalde gevallen betaalt de vader wel alimentatie of bezoekt hij het kind incidenteel. Jonge vaders hebben vaak vage ideeën over wat de implicaties van ouderschap zijn. Jongens zien vaak de pil als preventie van zwangerschappen en dus de taak van het meisje en de condoom als preventie voor ziektes en de taak van de jongen.
Meisjes onder 16 moeten toestemming hebben van ouders, een doctor of sociaalwerker om abortie te mogen plegen. Boven 16 mag je dit zelf beslissen. Er is een wachttijd van 5 dagen voor de operatie om de mogelijkheid te geven na te denken over de beslissing. Er zijn geen kosten aan verbonden als het meisje een zorgverzekering heeft. Nederlanders hebben zich nooit fijn gevoeld bij de gedachte van abortie. Het werd gezien als het recht van de vrouw, maar een recht dat nooit uitgevoerd mag worden. Het stopt echter niet de meisjes die zwanger geraakt zijn te kiezen voor abortie. Bijna twee derde kiest voor abortie. Tieners met een etnische achtergrond kiezen vaker voor een abortie dan Nederlandse. Sommige mensen kiezen niet voor abortie omdat ze abortie zien als moord of omdat ze het kiezen voor abortie zien als spelen met het lot. De keuze voor abortie ligt uiteindelijk altijd bij de vrouw.
Parent-adolescent discussions about sex and condoms (Whitaker & Miller, 2000)
Tegenwoordig hebben ongeveer de helft van de jongeren seks, maar hiervan gebruikt maar een klein deel condooms. Als resultaat krijgen elk jaar 3 miljoen jongeren een soa en worden 1 miljoen meisjes zwanger. Daarnaast zijn jongeren onder de 24 een nieuwe groep mensen die vaker HIV hebben. De strategieën die zwangerschappen, soa’s en HIV helpen voorkomen moeten focussen op het uitstellen van seks en het aanmoedigen van condoomgebruik. Onderzoekers moeten de factoren die de adolescenten beïnvloeden beter proberen te begrijpen om zo de onthouding van seks en veilige seks te promoten. Onderzoekers hebben tot nu toe gefocust op twee van deze factoren: ouders en leeftijdsgenoten. Dit onderzoek kijkt hoe communicatie vanuit de ouders over seks en condooms interacteert met de normen van leeftijdsgenoten over seks en condooms.
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de percepties van leeftijdsgenoten over seksuele houdingen en gedrag en seksueel risico gedrag voor beide adolescenten en volwassenen kunnen voorspellen. Welke invloed de ouders hebben op seksueel gedrag van kinderen is minder duidelijk. Sommige onderzoeken hebben bewezen dat communicatie over seks met de ouders geassocieerd kan worden met minder risicovol seksueel gedrag. Dat hier weinig andere bevindingen over zijn komt doordat communicatie met de ouders vaak alleen geformuleerd wordt als ‘wel’ of ‘niet gepraat’. Hierdoor mis je belangrijke informatie. Een andere reden dat er geen duidelijke relatie is gevonden tussen communicatie met de ouders en seksueel gedrag van de adolescenten is dat er misschien interactie is tussen de communicatie met de ouders en de normen van de leeftijdsgenoten. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de ene factor de impact van de ander verkleint. Het praten van de ouders met de kinderen kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de invloed van de leeftijdsgenoten verminderd.
Resultaten:
Als er individueel gekeken werd naar communicatie vanuit de ouders over seks en de normen van leeftijdsgenoten over seks zijn ze beide gerelateerd aan seksueel gedrag.
Ook communicatie van de ouders over condooms en de normen van leeftijdsgenoten over condooms waren gerelateerd aan het condoom gebruik van tieners.
Communicatie vanuit de ouders over seks en condooms verminderd de mate waarin de normen van de leeftijdsgenoten geassocieerd worden met het seksueel gerag en condoom gebruik van tieners. De normen van leeftijdsgenoten telden veel sterker mee als de tieners niet met hun ouders praten over seks en condooms. Discussies met de ouders werden dus geassocieerd met minder risicovol seksueel gedrag, minder overeenstemming met de normen van leeftijdsgenoten en een grote geloof dat ouders de meest bruikbare informatie bieden.
Het kan dus slim zijn ouders te adviseren met hun kinderen te praten om zo ziektes en ongewenste zwangerschappen te voorkomen. Een verklaring voor de bevindingen is dat ouders die communiceren met hun kind een betere band hebben dan ouders die niet communiceren met hun kind. Dit kan er weer voor zorgen dat de kinderen meer tijd met hun ouders spenderen dan met leeftijdsgenoten. Na het testen bleek deze verklaring niet juist te zijn.
On early starters and late bloomers (Baams, Overbeek, Dubas & Van Aken, 2013)
Gezonde seksuele ontwikkeling is onderdeel van de ontwikkelingstaken van adolescentie. Terwijl de meeste adolescenten verantwoordelijke beslissingen maken zijn anderen impulsieve beslissing makers. Ook al zijn voorbehoedsmiddelen als condooms in de westerse landen makkelijk te verkrijgen faalt 20% tot 30% van de jongeren om bescherming te gebruiken. Maar weinig onderzoek is gefocust op de rol van persoonlijkheid bij de seksuele ontwikkeling gedurende de middelste jaren van adolescentie. Dit onderzoek kijkt hoe persoonlijkheidsdimensies en types gerelateerd zijn aan een brede hoeveelheid aan seksuele ervaringen van initiële fysieke ervaringen als zoenen tot het hebben van seks.
De drie meest voorkomende persoonlijkheidstypen ontdekt in culturen en leeftijdsgroepen zijn ‘undercontrollers’, ‘overcontrollers’ en ‘resilients’ (veerkrachtigen). Deze types kunnen beschreven worden in hun distributie van persoonlijkheidsdimensies van de ‘Big 5’:
Agreeableness (vriendelijkheid, inschikkelijkheid, sociaal)
Conscientiousness (zorgvuldigheid, doelgericht)
Openheid voor ervaringen
Extraversie (uitgaand)
Emotionele stabiliteit
Ook al doorgaan adolescenten veel veranderingen, hun persoonlijkheid en temperament blijven redelijk stabiel. Adolescenten die undercontrolers zijn hebben een lage mate van agreeableness, concientiousness en openheid voor ervaringen, hoge mate van extraversie en een gemiddelde mate emotionele stabiliteit. Adolescenten die overcontrolling zijn hebben hoge mate van agreeableness en conscientiousness, een relatief laag niveau van emotionele stabiliteit, openheid voor ervaring en extraversie. Resilient adolescenten hebben een hoge score op alle 5 de dimensies waardoor ze zich snel kunnen aanpassen. In het onderzoek wordt niet alleen gekeken naar de relatie tussen de big 5 dimensies en seksueel gedrag maar ook is er gebruik gemaakt van een persoon-gecentreerde aanpak om de interne organisatie van persoonlijkheidskenmerken van een persoon te bekijken. Er wordt dus ook gekeken naar de relatie tussen persoonlijkheidstypes en seksueel gedag. Uit eerder onderzoek is gebleken dat kinderen die overcontrolling en resilient waren goed om kunnen gaan met voorbehoedsmiddelen. Diegene die overcontrolling waren gebruikten vaker een condoom.
Jongens en meisjes die zich al vroeg ontwikkelen laten eerder seksueel risicogedrag zien dan mensen die zich minder snel ontwikkelen. Meisjes, ook al ontwikkelen zij zich eerder, beginnen op een latere leeftijd met seksueel gedrag. Maar de tijden waarop iemand seksueel actief wordt en het gedrag zelf varieert veel.
Resultaten:
Undercontrolling participanten deden aan meer gevorderde, meer casual en meer risicovol seksueel gedrag.
De persoonlijkheidstypen waren niet gerelateerd aan bepaalde ontwikkelingstrends in seksuele ervaringen, casual seksueel gedrag of risicovol gedrag.
Extraversie was positief gerelateerd en agreeableness negatief.
Persoonlijkheidstypes zijn niet gerelateerd aan de mate van ontwikkeling van seksuele ervaringen, casual seksueel gedrag en risicovol seksueel gedrag gedurende de 18 maanden van gemiddelde adolescentie.
Er zijn geen individuele verschillen in de ontwikkeling van casual seksueel gedrag en risicovol seksueel gedrag.
Overcontrolling adolescenten deden aan minder seksueel gedrag in vergelijking met de anderen.
Undercontrollers worden beschreven als het hebben van lage niveau’s van impulscontrole en zelfregulatie waardoor ze meer gericht zijn naar de wereld, maar dat maakt het wel moeilijk om te gaan met eisen van de omgeving of eigen impulsen.
Undercontrollers verschillen niet in de snelheid van de seksuele ontwikkeling van de anderen.
The impact of internet pornography on adolescents (Owens, Behun, Manning & Reid, 2012)
De opkomst van het internet heeft voor een aantal positieve veranderingen gezorgd als je kijkt naar seksualiteit, maar ook een aantal gevaren. Er is nu bijvoorbeeld meer en makkelijker toegang tot informatie over seksuele educatie en seksuele gezondheid. Daarnaast zijn er ook meer mogelijkheden om in contact te komen met nieuwe romantische partners. Aan de andere kant is het internet een effectief en winstgevend platform waar veel seksueel expliciet materiaal verspreid wordt. Ook is het een kanaal voor seksuele verslavingen, seks trafficking en seks criminaliteit.
Eerder onderzoek naar seksueel expliciet materiaal (porno) heeft zich vooral gefocust op lineaire oorzaak en gevolg assumpties, focus op het individu als consument of slachtoffer, wettelijke, feministische of morele perspectieve en onenigheden over censuur en vrijheid van meningsuiting. Door de opkomst van het internet moet dit echter uitgebreid worden.
Het doel van het artikel is om aan de hand van eerdere onderzoeken de systematische en de individuele impact van internetporno te beschrijven en dan vooral op echtelijke en familiale relaties. Internetporno verschilt van de andere vormen van porno door het ‘triple-A engine’ effect van toegankelijkheid (accessibility), betaalbaarheid (affordability) en anonimiteit (Anonymity). Daarnaast refereren onderzoekers naar de ‘cyberhex of the internet’ die het internet de volgende kenmerken toeschrijven die het een machtig medium maken: vergiftigend, isolerend, integrerend, goedkoop, imponerend en interactief. Deze kenmerken van het internet worden gezien als oorzaak voor het feit dat de problemen van porno door het internet veel erger zijn geworden. En mensen die anders niet met porno in aanraking zouden komen nu wel meegesleept worden in de consumptie van ervan. Ook al identificeert onderzoek jonge mannen als de predominante consumenten van porno, beweren onderzoekers naar seksuele verslavingen dat online seksuele activiteiten de spreiding van mannelijke en vrouwelijke consumenten heeft uitgebreid.
Een ander overduidelijk kenmerk van internetporno is het gemak waarmee kinderen en adolescenten er toegang tot hebben.
Invloed op individuen:
Over de invloed van porno op individuen is het meeste onderzoek naar gedaan. De volgende effecten hebben de meeste invloed op echtelijke en familiale relaties:
Vertekende beelden van overtuigingen over relaties en seksualiteit.
Devaluatie van het huwelijk, monogamie en het opvoeden van kinderen.
Toegenomen agressie en de bagatellisering van crimineel gedrag (bv. verkrachting).
Meer risico op afwijkend seksueel gedrag, het hebben van seks, ervaren van negatieve intieme relaties en het accepteren van verkrachtingsmythes (het geloven dat verkrachting geen serieuze criminaliteit is of het toeschrijven van de verantwoordelijkheid aan het slachtoffer).
De invloed op echtelijke relaties:
De volgende effecten van de consumptie van internetporno worden gezien als van invloed op echtelijke relaties:
De consumptie van internetporno bedreigd de economische, emotionele en relationele stabiliteit van echtelijke relaties.
Kwalitatief en kwantitatief onderzoek laat zien dat de consumptie van porno (inclusief cybersex) significant verbonden is met afgenomen seksuele voldoening en seksuele intimiteit bij koppels.
Mannen en vrouwen zien online seksuele activiteiten als bedriegen dat gelijk staat aan vreemdgaan.
De consumptie van internetporno wordt in een groeiend aantal relaties gezien als onverenigbaar met de karakteristieken van stabiele, gezonde huwelijken.
Indirecte invloed op kinderen en adolescenten:
De consumptie van internetporno door een van de ouders bedreigt het welzijn van een kind door de ondermijning van de stabiliteit van de echtelijke en familiale relaties. Daarnaast verhoogt het ’t risico dat het kind wordt blootgesteld aan seksueel expliciete inhoud en/of gedrag.
De onthulling of ontdekking van problematisch seksueel gedrag vraagt om seksuele dialogen voordat de ouder of het kind er klaar voor is.
Directe invloed op kinderen en adolescenten:
Ondanks dat het verboden is hebben jongeren makkelijk toegang tot pornografisch materiaal en dit kan traumatische, verstorende, misbruik en of verslavende effecten hebben.
Jongeren worden vaak gevraagd, misleid of ‘mouse trapped’ voor het kijken naar seksueel expliciete beelden online.
Onderzoek laat zien dat blootstelling aan porno een blijvende indruk kan maken bij jonge mensen en dat deze indruk vaak wordt beschreven met woorden als vies, choquerend, beschamend, kwaad, angst en bedroefd.
De consumptie van internetporno en/of betrokken zijn in een seksualiseerde chat kan de sociale en seksuele ontwikkeling van jongeren schaden en hun succes in toekomstige relaties ondermijnen.
De consumptie van porno bij jongeren wordt geassocieerd met het hebben van seks op een jongere leeftijd, een grotere kans voor het hebben van anale seks en het hebben van seksuele relaties met mensen waarbij ze niet romantisch betrokken zijn.
Establishing and Adhering to Sexual Consent (Hust, et al., 2013)
Advertenties van tijdschriften beweren dat ze de antwoorden hebben op onze meest intieme vragen. Veel tijdschriften laten het overkomen alsof het de norm is voor mensen om ervaren te zijn in het hebben van seks. Recente trends in de print media hebben geleid tot zorgen over de toekomst van tijdschriften, maar het aantal lezers van tijdschriften is de laatste jaren alleen maar toegenomen. Mensen tussen de 18 en 24 lezen een gemiddelde van 8.9 uitgaven van tijdschriften per maand. Mannen en vrouwen tijdschriften promoten beide verschillende seksuele scripts. Ook is er uit onderzoek gebleken dat adolescenten en jongvolwassenen tijdschriften met seksuele content prefereren over andere tijdschriften. Een onderzoek beweert dat tiener tijdschriften de positie innemen van raadgever.
Maar een klein aantal onderzoeken heeft de gevolgen onderzocht van de invloed van de seksuele scripts in tijdschriften op seksuele attitudes en intenties van mensen. Een onderzoek heeft echter gevonden dat het lezen van tijdschriften geassocieerd wordt met verhoogde kennis van seksuele gezondheid, veilige seks, self-efficacy en consistent condoom gebruik.
Praten met de seksuele partner is een belangrijk onderdeel bij het ontwikkelen van gezonde, consensuele seksuele relaties. Het is echter onduidelijk hoe seksuele scripts het begrip en de intenties van individuen gerelateerd aan het geven van toestemming voor seksuele handelingen beïnvloed. Als lezers de seksuele scripts uit de tijdschriften accepteren en internaliseren kan dit invloed hebben op hun percepties over het geven van toestemming en hoe de toestemming verkregen kan/moet worden. Dit onderzoek maakt gebruik van een survey van 313 studenten om erachter te komen of het lezen van tijdschriften geassocieerd kan worden met de intenties van de lezer om te zoeken naar en het succesvol verkrijgen van toestemming voor seksuele activiteiten.
Uit onderzoek is gebleken dat toestemming voor seksuele activiteiten vaak wordt gegeven met behulp van een aantal non-verbale en verbale hints. In een groot deel van Amerika staat vastgesteld dat een individu geen toestemming kan geven als diegene dronken, slaapt of bewusteloos is. De tijd dat het duurde voordat een man door heeft dat de vrouw de seksuele activiteiten weigerde of ermee instemde was afhankelijk van de tijd en de reden voor de afwijzing/instemming. Mannen die boos of verward waren als hun partner weigerde gingen vaak hun seksuele partner dwingen.
Zelfs als toestemming gegeven is, kan de seksuele activiteit niet gewild zijn door die persoon. 55% van de vrouwen en 35% van de mannen in een onderzoek onder studenten gaven toe ooit toestemming gegeven te hebben zonder dit ook echt te willen. Ook al wordt dit niet gezien als seksueel misbruik heeft het wel negatieve gevolgen voor het individu. De redenen die de individuen noemden voor het geven van toestemming zonder dat ze dit wilden waren:
Mensen vonden seksuele opwinding belangrijker dan de angst om bijvoorbeeld zwanger te worden.
Ze gaven toestemming om hun partners tevreden te stellen en om relatie problemen te voorkomen.
Om conflicten te voorkomen.
Omdat dingen uit de hand liepen.
Uit ander onderzoek is gebleken dat vrouwen veel manieren kennen om seks af te wijzen en dat mannen al de kleinste hints herkennen als vrouwen niet willen. Volgens de ‘heteroseksuelescript-theorie’ promoten dominante seksuele scripts machtsverschillen tussen mannen en vrouwen. Deze scripts houden vrouwen verantwoordelijk voor het toestaan van seksuele activiteiten. Hun rol is het toestaan of afwijzen van seks. Ook zijn vrouwen verantwoordelijk voor het aangeven van de grenzen van seksuele activiteit. Daarentegen zijn de seksuele scripts voor mannen assertief zijn, seksuele activiteit zoeken en het verkrijgen van toestemming hiervoor. Traditionele scripts beweren dus dat mannen altijd seks willen en dat vrouwen zelf geen seksuele interesses en motieven kunnen hebben. Daarnaast moeten vrouwen lichamelijk en gedragsmatig aantrekkelijk zijn voor mannen. Zulke machtsverschillen kunnen redenen zijn dat mensen soms toegeven aan seks zonder dat ze het willen.
Seksuele scripts worden beïnvloed door culturele normen en worden verspreid via de massa media. Media vormen samen met peers en ouders de seksuele scripts voor mannen en vrouwen. De media heeft ook invloed op de acceptatie van seksuele scripts. In tijdschriften worden mannen typisch beschreven als geobsedeerd met seks en assertief. Vrouwen daarentegen worden gezien als verantwoordelijk voor het veiligstellen van hun reputatie, niet overkomen als promiscue en moeten tegelijkertijd mannen tevreden stellen. Er zijn echter ook tijdschriften die juist de seksueel assertieve vrouw promoten die mannen aantrekt en de eigen seksuele verlangens vervult. Tiener tijdschriften staan er vaak echter over bekend dat ze tegenstrijdige ideeën promoten. Meisjes moeten en sexy gekleed zijn maar wel seksuele activiteiten vermijden.
Resultaten:
Studenten gaan aan het begin van hun studie een overgangsperiode in wat betreft het gaan drinken en andere gedragingen die hiermee gepaard gaan. Door de afwezigheid van andere alternatieve bronnen om te helpen bij beslissingen maken studenten vaak gebruik van seksuele scripts verkregen via media.
Man zijn werd geassocieerd met minder intenties om ongewilde seks te weigeren en minder intenties om zich te houden aan beslissingen voor wel of geen toestemming.
Over het algemeen bevestigen de resultaten dat blootstelling aan de dominante heteroseksuele scripts in mannentijdschriften negatief geassocieerd zijn met het geven van toestemming.
Blootstelling aan vrouwen tijdschriften is echter gerelateerd aan positieve intenties.
Mannen tijdschriften promoten mannen als seksuele agressors en het blijkt dat mannen dit bericht internaliseren. Mannen vragen namelijk minder vaak of hun partner wel seks wil en geven minder vaak toe aan afwijzing.
Blootstelling aan mannen tijdschriften zorgde er niet voor dat mannen ongewilde seks weigerden. Dit komt waarschijnlijk doordat de mannentijdschriften niet het weigeren van seks bespreken maar alleen mannen die seks hebben.
Blootstelling aan vrouwentijdschriften was wel positief geassocieerd met het weigeren van ongewilde seksuele activiteiten. Het was echter niet gerelateerd aan het vragen voor toestemming voor seks.
De resultaten suggereren dat lezers van mannen en vrouwen tijdschriften de traditionele heteroseksuele scripts die vrouwen verantwoordelijk houden voor het geven van toestemming voor seks en van mannen verwachten dat ze actief naar seksuele activiteit zoeken internaliseren.
Sexual Violence and the MDG’s (Vanwesenbeek, 2008)
Volgens WAS (world association for seksual health) kan seksuele gezondheid niet bereikt worden voordat de wereld vrij is van stigma, discriminatie, seksuele mishandeling, dwang en geweld. Door de World Health Organisation wordt seksueel geweld gezien als: elke seksuele handeling, poging om seksuele handelingen te verkrijgen, ongewilde seksuele opmerkingen of benaderingen of anders, gericht aan de seksualiteit van een persoon door gebruik te maken van dwang, door een persoon ongeacht zijn relatie tot het slachtoffer in elke setting inclusief en niet gelimiteerd tot thuis of op het werk. Dit geld voor fysieke kracht, psychologische intimidatie, blackmail of andere bedreigingen of als de persoon die aangevallen wordt geen toestemming kan geven doordat hij of zij dronken is of drugs op heeft, slaapt of mentaal niet in staat is de situatie te begrijpen.
In dit onderzoek wordt gekeken naar vormen van discriminatie en geweld tegen personen om hun seksualiteit en/of hun seksuele gedrag. Er bestaan 3 overlappende clusters:
Geweld dat van nature seksueel is: dit wordt vaak gezien als seksuele mishandeling bij kinderen en volwassenen.
Op gender gebaseerd geweld: geweld tegen vrouwen als ze geen seks willen maar het niet gelimiteerd is tot geweld dat in nature seksueel is.
Op seksualiteit gebaseerd geweld: alle stigmatiseringen, discriminatie en agressie op basis van iemands seksualiteit. Ook wel hate-crimes genoemd. Dit wordt vaak gedaan bij seksuele minderheden als homoseksuelen.
Voorkomen van seksueel geweld:
Het is moeilijk te weten hoe vaak seksueel geweld voorkomt omdat het vaak niet geregistreerd wordt. Hogere cijfers van seksueel geweld zijn te vinden in landen waar seksueel geweld onderdeel is van het publieke debat. Onderzoek laat zien dat in bepaalde landen seksuele mishandeling bij een derde van de meisjes voorkomt. Andere onderzoeken laten zien dat 12% tot 35% van de vrouwen en 4% tot 5% van de mannen ongewilde seksuele ervaringen voor 18 jaar hebben ervaren. De WHO heeft onderzocht dat gemiddeld 20% van vrouwen en 5-10% van mannen als kind slachtoffer waren van seksueel geweld. Hiervan was bij de vrouwen 6% zonder fysiek contact, 11% met fysiek contact en 4% seks. Bij mannen was dit voor elke categorie 2%. In Nederland heeft een derde van de vrouwen gerapporteerd tegen hun zin in seks te hebben gehad voor hun 16e. Hiervan was 40% verkrachting en 16% seksueel misbruik door een familie lid. 19% van vrouwen en 4% van mannen in Nederland rapporteerden al eens gedwongen te zijn geweest tot seksuele activiteiten voor hun 16e.
Seksuele dwang en geweld onder mannen is veel minder bestudeerd. Ook als is het waar dat mannen minder vaak slachtoffer zijn van seksueel geweld dan vrouwen zijn mannen vaak ook minder snel geneigd zo’n voorval te rapporteren. Daarbij komt ook nog eens dat wetenschappers en clinici geleid worden door de normatieve heteroseksuele scripts en dus relatief ongevoelig zijn voor de mogelijkheid dat mannen slachtoffers zijn van seksuele misdaden.
WHO heeft gevonden dat over verschillende landen het percentage vrouwen dat ooit fysieke of seksueel geweld of beide heeft meegemaakt door een mannelijke partner rijkt van 15% tot 17% (de meeste landen lopen van 29% tot 62%). Het meeste geweld was gerapporteerd bij vrouwen die in een provinciale setting leefden in Bangladesh, Ethiopië, Peru en Tanzania. Volgens UNFPA worden een op de vier van deze vrouwen mishandeld tijdens hun zwangerschap. In Europa liggen de percentages lager en is er bijvoorbeeld in Spanje gerapporteerd dat 13% van de vrouwen slachtoffer is van geweld door hun mannelijke partner en in Nederland 21%. Twee derde was hiervan zeer ernstig. Fysiek geweld binnen de familie ligt in Europa rond de 4% al ligt het in Engeland rond de 12%. In Turkije is zelfs 58% van de vrouwen al eens fysiek lastig gevallen door hun partner. Ander onderzoek laat zien dat 40-70% van vrouwelijke moordslachtoffers vermoord zijn door hun partners (in Australië, Engeland, Zuid Afrika en Israël). 12-25% van vrouwen hebben een poging tot of complete gedwongen seks ervaren door een intieme partner of ex-partner. Japan (6%) had hier de laagste cijfers en de hoogste cijfers had Ethiopië (56%). Voor Europa is 16% een typisch percentage voor het aantal vrouwen dat al eens seksueel is misbruikt door hun partner. Emotionele mishandeling was in ieder geval een keer in het jaar het van onderzoek ervaren door 20-75% van de vrouwen uit het WHO onderzoek.
Mensenhandel in vrouwen komt in alle delen van de wereld voor maar het meest in Azië, het oude sovjet unie en centraal en oost Europa. De cijfers zijn echter moeilijk te achterhalen. Voor vrouwen die in seks werken is geweld door cliënten vaak een groter risico dan HIV.
Het verminken/besnijden van de vrouwelijke geslachtsdelen gebeurd bij ongeveer 130 miljoen meisjes en vrouwen wereldwijd. Elk jaar komen worden er weer 2 miljoen besneden.
Risico factoren en risico groepen:
Individuele risico factoren:
Vrouw zijn
Bekend zijn bij mannen (het meeste seksuele geweld wordt gepleegd door mannen bij vrouwen die ze kennen)
Bij kinderen is het vaak het hebben van een handicap en het niet deugen van de ouders.
Voor vrouwen is getrouwd zijn of samenwonen een risico factor: gender-based geweld wordt het vaakst gedaan door een intieme partner. Vrouwen die samenwonen hebben meer kans dan vrouwen die getrouwd zijn.
Een ander risico factor is jong zijn (een tot twee derde van de slachtoffers van seksuele mishandeling is jonger dan 15).
De ervaring van seksuele mishandeling als kind maakt de kans groter dat het je op latere leeftijd weer overkomt. Dit kan komen doordat als je als kind misbruikt bent en op latere leeftijd wilder leeft en bijvoorbeeld drinkt, vaker seks hebt etc. En dit verhoogt weer de kans om misbruikt te worden.
Seksueel stigma vergroot de kans op seksuele agressie.
Situationele risico factoren:
De relatie tussen het opleidingsniveau van vrouwen en geweld door mannen is een u-vorm, waarbij verbetering van de economische situatie zorgt voor een groter risico tot op een bepaald niveau (mannen zouden geweld gebruiken om controle te krijgen) waarna het (educatie) beschermend wordt ( is gerelateerd aan het feit dat vrouwen meer keuze hebben in partners etc).
Arm zijn is zeker een risico factor voor seksueel geweld, vaak omdat het veel dagelijkse risico volle routines met zich mee brengt als bijvoorbeeld alleen naar huis lopen. Ook zijn hun buurten vaak gevaarlijker.
Vaak worden vrouwen lastig gevallen tijdens oorlog.
Veel settingen waar mannen en vrouwen veel met elkaar interacteren op sociaal gebied lopen vrouwen meer risico (bijv. Scholen, werkplekken etc).
Vooral ook plekken waar vrouwen in de minderheid zijn, zoals bij de politie en het leger.
Seksueel geweld tegen vrouwen komt vaker voor in landen met strenge patriarchale regimes.
Risico factoren voor het plegen van seksueel geweld:
Biologische, sociale, psychologische en situationele factoren beïnvloeden elkaar. Er zijn wel duidelijke factoren als slachtoffer zijn van seksueel geweld en problemen met gehechtheid tijdens de jeugd, seksuele vooringenomenheid, te kort aan sociale vaardigheden en gewelddadige manlijkheid.
Er is geen wetenschappelijk bewijs te vinden dat het kijken van porno in relatie staat met seksueel geweld. Veel seksuele criminelen kijken niet eens porno en als ze porno kijken zien ze geen relatie met het agressieve gedrag. De mensen die porno keken en seksueel geweld plegen hebben vaak al een aanleg voor agressie. Blootstelling aan porno moet gezien worden als een cyclisch effect van informatieverwerking niet een eenzijdige beïnvloeding.
Er is meer bewijs dat patriarchale, restrictieve, negatieve seks culturen schadelijk zijn dan open, tolerante en positieve seks culturen.
Gevolgen van seksueel geweld:
Kinderen die seksueel misbruikt zijn hebben een grote kans op symptomen en aandoeningen. Ze kunnen bijvoorbeeld post-traumatisch stress syndroom ontwikkelen en andere emotionele problemen (angstig, depressies), gedragsproblemen (zelfmoord, seksueel ‘los gaan’), cognitieve problemen (negatieve gedachtes, negatief zelfbeeld), geheugenverlies, dissociatieve-stoornis, persoonlijkheidsstoornis (borderline), neurobiologische veranderingen, fysiek problemen en seksuele problemen. Vooral bij mannen kan seksueel misbruik tijdens de jeugd nooit opgemerkt worden omdat mannen vaak eerder in het justitiële systeem terecht komen dan in de gezondheidszorg.
De kans is groter dat men opnieuw slachtoffer wordt en dat het trauma zich opstapelt doordat mensen het trauma herhalen en weer terecht komen in slechte situaties omdat ze hopen dat ze die dit keer onder controle kunnen krijgen. Daarnaast kunnen ze zich aangeleerd hebben om zich hulpeloos te gedragen waardoor ze zich slechter kunnen verdedigen. Ze vinden vaak dat ze er niet toe doen als mens en dat ze minder verdienen dan andere mensen aan bijvoorbeeld respect of geluk. Zo komen mensen vaak in een ‘sneeuwbal effect’ terecht van toenemende sociale verdeling en ongelijkheid, ook wel het ‘Matthew-effect’ genoemd. Daarnaast speelt stigma een grote rol. Iedereen die geen normaal seksueel gedrag toont en alle seksuele minderheden worden geconfronteerd met een sociaal stigma. Dit stigma kan er weer voor zorgen dat de kansen die men heeft in het leven geblokkeerd worden.
Gezondheid consequenties voor volwassen slachtoffers van seksueel geweld:
Directe fysieke verwondingen
Op lange termijn hebben slachtoffers vaak last van buikpijnen, premenstrueel syndroom, misselijkheid, geen zin in eten en hoofdpijn (deze klachten worden gevonden bij zeker de helft van de slachtoffers).
Vrouwen die slachtoffer zijn van seksueel geweld door een intieme partner vertonen vaak ernstigere klachten.
Psychologische problemen zijn post-traumatisch stress syndroom, seksuele en relationele problemen, angst, depressie en eetstoornissen.
Seksuele en voortplantingsconsequenties na seksueel geweld:
Directe gevolgen als zwangerschap en miskramen. Vrouwen die geweld hebben ervaren tijdens hun zwangerschap hebben ook grotere kans op miskramen, still-birth, te vroeg geboren kinderen etc.
Geweld kan ook een belangrijke factor zijn in het krijgen van soa’s en HIV. Vooral bij gedwongen seks is er grotere kans op infecties aangezien via wondjes de infectie sneller het lichaam binnen kan. Het hebben van HIV of het hebben van een familielid die HIV positief is kan ook de kans op seksueel geweld vergroten, vooral bij vrouwen.
Seksueel geweld heeft ook invloed op het seksueel functioneren van een persoon. Het is bewezen dat deze invloed bij vrouwen vaak hoger is dan bij mannen.
Maatschappelijke gevolgen van seksueel geweld:
Vrouwen die fysiek of seksueel misbruikt zijn maken vaker gebruik van gezondheidsdiensten. Vaak hebben mensen psychologische hulp nodig.
Geweld tegen vrouwen geeft hoge kosten met betrekking tot hoge nationale uitgaven aan gezondheid, rechtbanken en politie en verlies in successen in educatie en productiviteit.
Puberty and adolescent sexuality (Fortenberry, 2013)
De seksualiteit van adolescenten wordt niet alleen gezien als onvolwassen, maar ook als kwalitatief anders van de seksualiteit van volwassenen. Exploratie van de motivatie en functionele componenten van seksualiteit zijn van groot belang voor het begrip van volwassen seksualiteit. Het doel van dit artikel is het samenvatten van onderzoek over puberale voorlopers op vier keumerken van volwassenseksualiteit:
Seksueel verlangen
Seksuele opwinding
Seksueel gedrag
En seksueel functioneren.
Belangrijke elementen van volwassenseksualiteit zijn al te herkennen aan het begin van de pubertijd en blijven aanwezig gedurende de rest van het seksuele leven. Belangrijke anatomische veranderingen vinden plaats vanaf de pubertijd tot aan het einde van de adolescentie. Veranderingen tijdens de overgang van jong volwassenen naar oud volwassenen laten deze anatomische aspecten intact. De hormonale elementen blijven ook redelijk hetzelfde. De subjectieve interpretaties van seksuele ervaringen veranderen echter zeker. Psychologische componenten als seksuele opwinding en orgasmes veranderen weer niet. Hieronder is een model te zien dat de vier domeinen van de seksuele response cyclus.
Seksueel verlangen:
Seksueel verlangen is een moeilijk concept om te onderzoeken. Verlangen is een motivationele staat die toegenomen aandacht naar seksuele stimuli en subjectieve en psychologische opwinding genereert. Herkenning en expressie van verlangen kan een centraal element zijn in de ontwikkeling van seksuele self-efficacy gedurende de adolescentie (vooral bij vrouwen). Cognitieve elementen van seksueel verlangen ontstaan gedurende het begin van de pubertijd samen met seksuele gedachtes en seksuele attracties. Uit onderzoek is gebleken dat seksuele gedachtes duidelijk aanwezig zijn na een korte periode (vaak ongeveer maar 3 maanden).
Een andere ontwikkeling is het bewust worden van seksuele interesse in andere mensen. De eerste verliefdheden ontstaan zo rond 10-12 jaar. Deze verliefdheid is niet perse seksueel maar maakt kinderen wel hiervoor klaar. Tieners gaan ook op een bepaald moment zichzelf zien als aantrekkelijk.
Door de lichamelijke veranderingen die plaatsvinden gedurende de adolescentie wordt men ineens heel bewust van zijn of haar lichaam. Meisjes reageren hier vaak heftiger op. Zo hebben meisjes die voorlopen met de lichamelijke veranderingen vaak een lager zelfbeeld en score hoger op depressie. Een goed zelfbeeld zorgt ervoor dat op latere leeftijd men seksueel beter functioneert. Aantrekkelijkheid en dan vooral een aantrekkelijk gezicht is een belangrijk element bij de formatie van dyadische relaties die de seksuele interacties structureren bij adolescenten. Adolescenten prefereren vaak meer symmetrische, vrouwelijke gezichten bij mannen en vrouwen en deze voorkeur neemt toe gedurende de jaren van de adolescentie. Adolescenten verschillen onderling meer over de knapheid van personen dan volwassenen. Ook hoe de geslachtsdelen eruit zien (bijvoorbeeld zonder of met haar) is vooral bij vrouwen en meisjes van groot belang. Steeds meer vrouwen kiezen al op vroege leeftijd voor cosmetische chirurgie.
Seksuele opwinding:
Seksuele opwinding is de complexe psychologische en fysiologische activatie geassocieerd met seksuele stimuli. Het kan zijn dat genitale reacties niet seksueel zijn (natte droom).
Seksueel gedrag:
Onthouding is de meest voorkomende vorm van seksuele activiteit bij adolescenten. Onthouding wordt vaak gezien als het niet hebben van orale, vaginale en anale seksuele activiteiten met een partner. Maar er bestaat geen officiële definitie.
Masturbatie is de tweede meest aanwezige seksuele activiteit bij adolescenten. masturbatie is nog steeds onderhevig aan stigma en religieuze afkeuring. Maar onderzoek laat zien dat masturbatie geen kwaad kan en zelfs je gezondheid kan verbeteren. Cijfers laten zien dat meisjes minder masturberen dan jongens. Hoe ouder men is hoe vaker men masturbeert. Dit verschil is echter kleiner bij vrouwen. Masturbatie kan verschillende functies hebben, bij mannen is het vaak een vervanging van seks met een partner en bij vrouwen een verlenging van hun seksuele repertoire.
Masturberen wordt vaak in relatie gebracht tot seksueel expliciet materiaal (porno). Adolescenten kijken gemiddeld vanaf hun 14 naar seksueel expliciet materiaal. Een nieuwe vorm van seksueel expliciete media is ‘sexting’: het sturen van seksueel getinte foto’s of berichtjes via de telefoon.
Seks met partners wordt vooral prominent gedurende midden en laat adolescentie. Nieuwe seksuele activiteiten met een partner zijn seksuele uitingen via media en het samen kijken naar seksueel expliciet materiaal. Puberale veranderingen in het testosteron gehalte is een causale factor bij het beginnen met het hebben van seks en de frequentie van seksuele activiteiten bij mannelijke adolescenten. Bij vrouwen is de toename van testosteron gecorreleerd met toenamen in seksuele interesse en seksuele activiteiten. Jongens die vroeg volwassen werden hadden vaak vroeger dan anderen seks. Jongens die gemiddeld volwassen werden kwamen daarna en jongens die pas laat volwassen werden weer daarna. Bij meisjes waren ook de laat ontwikkelde meisje later met seks maar er was geen verschil tussen de vroege en gemiddelde meisjes.
In een onderzoek kwam naar voren dat de helft van de participanten al eens seks had gehad buiten een relatie om. Maar vaak kiezen mensen toch eerder voor een vriend of ex-vriendin of ex-vriend. Uit een onderzoek met studenten bleek dat deze korte relaties vaak erg gevarieerd zijn en vaak geen ‘echte’ seks (penetratie) bevatten. Voor veel adolescenten gebeuren seksuele activiteiten binnen een relatie gekenmerkt door relatieve betrokkenheid en exclusiviteit maar hoeven niet te leiden naar een huwelijk of samenwonen. Niet coïtale activiteiten als zoenen en het wel of niet aanraken van de genitaliën komen vaak voor bij adolescenten en gebeuren vaak ook eerder dan seks. Orale seks komt ook vaak steeds eerder voor echte seks. Anale seks komt echter bijna niet voor bij adolescenten.
Seksuele functie:
Adolescenten zien plezier als een belangrijke motivatie voor seksuele activiteiten, al leggen vrouwen hier minder de nadruk op dan mannen. Het eerste orgasme komt bij mannen vaak voor op hun 13e en bij vrouwen rond hun 17e. Onderzoek laat zien dat volwassen worden, leren over en het ervaren van seksualiteit geassocieerd kan worden met positieve veranderingen in hun seksuele gezondheid tijdens adolescentie en volwassenheid. Een aspect van de subjectieve ervaring tijdens seks met een partner is pijn, dit komt vooral bij vrouwen vaak voor. Pijn wordt vaak genoemd als verwachting en als ervaring tijdens de eerste keer seks. Bij vrouwen komt het echter ook later vaak voor. Vrouwen blijven vaak echter seks hebben om hun partner te plezieren en omdat seks verwacht wordt bij een ‘normale’ vrouw.
Disorders in sexual desire and sexual arousal in women, a 2010 state of the art (Both, Laan & Weijmar Schultz, 2010)
Hypoactive sexual desire disorder: wordt gekenmerkt door een blijvend of terugkomend tekort of afwezigheid van seksuele fantasieën en verlangens voor enige vorm van seksuele activiteit. Bij de evaluatie of de aandoening aanwezig is moet rekening gehouden worden met factoren die invloed hebben op seksueel functioneren als leeftijd, gender etc. Daarnaast moet er sprake zijn van duidelijk lijden of relationele problemen en mogen de klachten niet direct komen door medicatie of andere lichamelijke handicappen. Hypoactive sexual desire verschilt van seksuele aversie. Bij hypoactive desire is er een tekort aan verlangen voor iets dat in zichzelf ervaren kan worden in positieve zin. Bij seksuele aversie daarentegen spelen negatieve emoties een belangrijke rol. De stoornis komt heel weinig bij singel vrouwen voor maar komt vooral voor bij vrouwen in een vaste relatie en komt vaak door de verschillende seksuele behoeftes tussen de partners. Er zijn geen objectieve maatstaven voor wanneer er sprake is van de stoornis, de diagnose wordt dus gegeven op basis van het subjectieve oordeel van de clinici. Vrouwen hebben over het algemeen al minder en zwakkere seksuele motivatie dan mannen. Vrouwen masturberen minder, hebben minder fantasieën, hebben minder vaan zin in seks en klagen vaker over een tekort aan seksuele verlangens.
Bij de sexual arousal disorder bij vrouwen is het kenmerkend dat vrouwen moeite hebben met het nat worden en opzwellen van de vagina als reactie op seksuele opwinding, daarnaast kan het ook zo zijn dat de vagina bijvoorbeeld wel nat wordt maar dit niet tot het einde blijft. De problemen kunnen blijvend zijn of incidenteel. Dit is het startpunt van de diagnose maar is nog niet genoeg om de diagnose te stellen. Er worden drie soorten vrouwelijke sexual arousal stoornissen genoemd:
Subjective sexual arousal disorder (de ervaring van seksuele opwinding en genot)
Genital arousal disorder (nat worden van de vagina en het behouden van de zwelling)
En een combinatie van deze twee.
Tegenwoordig is er ook een nieuwe seksuele opwindingstoornis bij vrouwen: ‘persstent genital arousal disorder’. Dit syndroom is gekenmerkt door spontane, onplezierige en ongewilde genitale opwinding in de afwezigheid van gevoelens van seksuele interesse of verlangen.
Prevalentie of incidentie:
Lage of geen seksueel verlangen is het meest voorkomende probleem bij vrouwen (20 tot 30%). Maar de helft van de vrouwen rapporteerde angst en ellende (distress). Deze bevindingen laten zien dat laag verlangen en opwindingsproblemen vaak voorkomen bij vrouwen, maar dat maar een deel van de vrouwen er echt last van heeft. Hypoactive sexual desire wordt vaak samen gezien met opwindingsproblemen.
Etiologie:
De classificatie van seksuele stoornissen is gebaseerd op een lineair model van seksuele reacties, waarbij het seksuele verlangen, seksuele opwinding, orgasme en de besluitfase voorgaat. Dit impliceert dat seksueel verlangen spontaan opkomt en dat het onafhankelijk is van seksuele opwinding. Hier is veel kritiek op gekomen door onderzoekers die vinden dat seksuele motivatie ontstaat uit het verwerken van seksuele stimuli dat leidt tot seksuele opwinding en gevoelens van seksueel verlangen. Seksuele opwinding en verlangen zijn hier dus het resultaat van interactie tussen het seksuele reactie systeem en de betekenis en stimuli die dit systeem activeren. Seksuele motivatie wordt hier gezien als iets dat zichzelf manifesteert als er aan bepaalde condities voldaan wordt. Deze condities zijn de volgende:
Er moet een werkend systeem zijn dat seksuele reacties instaat stelt.
Er moeten stimuli met een seksuele betekenis aanwezig zijn die het reactie systeem kunnen activeren.
De omstandigheden moeten gepast zijn.
Als een of meer van deze condities niet aanwezig zijn wordt het seksuele proces gestopt. De seksuele motivatie wordt dan sterker als de condities later wel aanwezig zijn. Seksuele activiteiten zijn echter niet altijd het gevolg van seksuele opwinding en seksueel verlangen. Mannen zijn vaker geneigd naar fysieke motieven als het zien van een aantrekkelijk lichaam en vrouwen hadden eerder relationele motieven als het geven van liefde en intimiteit.
Er zijn twee verwerkingspaden: de eerste verloopt automatisch en onbewust en het tweede pad kenmerkt aandacht en regulatie. Activatie van genitale opwinding is vaak onbewust en snel, de bewuste juist langzaam. De genitale reactie en de subjectieve bewuste ervaring hoeven niet overeen te komen. Bij vrouwen wordt vaak weinig associatie gevonden tussen genitale reacties en gevoelens van seksuele opwinding. Een tekort aan overeenstemming tussen de genitale reacties en de subjectieve reacties kan voorkomen als niet alleen seksuele betekenissen worden geactiveerd maar ook niet seksuele negatieve betekenissen. Ook kunnen biologische en psychologische factoren de activatie van het seksuele systeem hinderen. Het model laat het belang van de betekenis van stimuli zien. Ook al zijn een aantal stimuli overduidelijk seksueel, zijn een groot deel van de stimuli en de betekenissen daarbij aangeleerd. Of een stimuli opwinding en verlangen genereert is dus afhankelijk van de betekenis die een individu bij een bepaalde stimuli heeft geleerd.
Er bestaat overeenstemming dat seksuele hormonen (oestrogeen en androgeen) invloed hebben op seksuele reacties. Hoe ze dit doen is echter nog niet helemaal duidelijk. Voor vrouwen is oestrogeen de belangrijkste hormoon samen met oestradiol. Daarnaast hebben vrouwen androgenen, inclusief testosteron. Tijdens de menopauze neemt het oestrogeen gehalte af en vanaf 25-30 neemt het testosteron gehalte geleidelijk af. Als vrouwen weinig testosteron in hun lichaam hebben is het moeilijk voor clinici precieze metingen te doen. Ook is het niet meer mogelijk om oestradiol metingen te doen als het oestrogeen gehalte laag is. Een laag oestradiol gehalte kan zorgen voor klachten als opvliegers, slaapstoornissen, veranderingen in humeur en droogheid en atrofie van de vagina. Deze symptomen kunnen negatieve gevolgen hebben voor het seksueel functioneren. Een lager gehalte van oestrogeen hoeft niet voor problemen te zorgen bij de genitale opwinding. Minder testosteron kan leiden tot klachten als minder energie, depressie en lage seksuele verlangens. Er kan geconcludeerd worden dat androgenen zeker invloed hebben op seksuele opwinding bij vrouwen, maar er is maar beperkt empirisch bewijs van een relatie tussen een afgenomen testosteron gehalte en hypoactive seksual desire.
Somatische ziektes en medische interventies kunnen leiden tot afgenomen seksueel verlangen of verstoring van seksuele opwinding. Niet alleen fysiologische ziektes maar ook psychische ziektes kunnen het seksueel functioneren verstoren.
Verschillende cognitieve processen kunnen de verwerking van seksuele stimuli beïnvloeden wat kan resulteren in de facilitering of remming van de activatie en handhaving van seksuele opwinding. In onderzoeken die de genitale reacties bij gezonde vrouwen met seksuele opwindingsproblemen maten, bleek dat deze vrouwen dezelfde toenamen in genitale opwinding lieten zien in reactie op erotische stimulatie als vrouwen zonder problemen. Al rapporteerden vrouwen met opwindingsproblemen meer negatieve gevoelens als reactie op de erotische stimuli dan vrouwen zonder de opwindingsproblemen. Dit betekent dat opwindingsproblemen bij gezonde vrouwen waarschijnlijk gerelateerd zijn aan onvoldoende erotische stimulatie in het dagelijks leven of aan negatieve evaluaties van de seksuele stimuli of de seksuele context en niet aan het reactie vermogen van de genitaliën. Veel dingen kunnen negatieve invloed hebben op de aantrekkelijkheid van seksuele stimuli (bijvoorbeeld associaties met negatieve gevolgen of gewenning).
Onderzoek heeft aangetoond dat mensen die in een lange relatie zaten vaak minder seksuele verlangens hadden dan mensen die net een nieuwe relatie waren begonnen. Dit komt vooral door gewenning en weinig seksuele variëteit bij koppels die al lang een relatie hebben. Een ander mechanisme is klassiek conditioneren. Als een vrouw na een bepaalde stimulus een positieve uitkomst ontvangt als bijvoorbeeld een fijne seksuele ervaring worden de associaties die de vrouw heeft bij die stimulus positief en andersom natuurlijk negatief. Vaak hebben vrouwen die seksueel misbruik hebben ervaren dan ook negatieve associaties met seks en dus opwindingsproblemen.
Het is bekend dat depressie geassocieerd is met weinig seksuele interesse en seksuele reactie. Ook is er bewijs dat vrouwen die weinig seksuele verlangens hebben ook een laag zelfbeeld hebben en problemen met stemmingswisselingen. Cognitieve afleiding tijdens het verwerken van seksuele stimuli kan leiden tot zwakkere seksuele opwinding bij vrouwen. Bij vrouwen is er een sterke relatie tussen seksueel verlangen en een goede relatie. Een onderzoek laat zien dat vrouwen met minder seksuele opwinding significant minder tevreden waren over hun seksuele relatie en hun relatie in het algemeen. Het is echter niet duidelijk of minder opwinding een gevolg of de oorzaak is. Ander onderzoek heeft laten zien dat mensen die streven naar diepte en genot in de relatie vaak sterkere en constantere seksuele verlangens hadden. De manier waarop mensen omgaan met verschillen in seksueel verlangen wordt beïnvloed door normen en waarden wat betreft seksualiteit en relaties. Tegenwoordig wordt verwacht dat beide partners zin hebben in seks voordat de seksuele activiteiten zijn begonnen (in tegenstelling tot vroeger tien het meer gezien werd als een plicht tijdens het huwelijk). Deze norm kan van grote invloed zijn aangezien verlangen vooral ontstaat tijdens de seksuele activiteiten.
Specifieke diagnoses:
Omdat de seksualiteit van vrouwen erg afhankelijk is van de relatie is het van groot belang dat samen met de vrouw en de man gepraat wordt om de oorzaak van het probleem te vinden. Het is vooral handig te vragen naar stimuli die in het verleden hebben geleid tot seksuele verlangens. Daarnaast kan er aandacht gegeven worden aan deze situaties of stimuli en waarom ze tekort komen in het dagelijks leven en of de vrouw deze situaties niet opzoekt of zelfs vermeid. Het kan zijn dat deze stimuli niet meer plezierig zijn voor de vrouw of haar partner. Bij het diagnosticeren van opwindingsproblemen is het belangrijk te kijken naar de subjectieve en de genitale componenten van seksuele opwinding. Bijvoorbeeld in welke mate had en heeft de vrouw gevoelens van seksuele opwinding ervaren in seksuele situaties? Als er reden is om te verwachten dat somatische of psychiatrische stoornissen aan de basis liggen van de seksuele problemen kan de vrouw doorgestuurd worden voor verdere medische of psychiatrische testen. Normaal wordt er niet automatisch een fysiek onderzoek uitgevoerd al wordt dit wel aangeraden als er sprake is van pijn of droogheid van de vagina dat door een tekort aan oestrogeen kan komen.
Behandelingsopties:
Het helpen van de vrouw en haar partner om nieuwe stimuli te gebruiken die kunnen leiden tot seksuele opwinding.
Het verbeteren van de beloningswaarde van seks door fijne seksuele gevoelens te promoten.
Het verminderen van negatieve gevoelens en het optimaliseren van communicatie en intimiteit in de relatie.
Sekstherapie en cognitieve gedragstherapie:
Er wordt vaak naar de man en de vrouw gekeken en niet alleen naar opwinding maar ook naar orgasmes etc. Sekstherapie bevat seks educatie, coitus verbod en een aantal zintuigelijke concentratie oefeningen. Belangrijke elementen van deze oefeningen zijn het verminderen van toeschouwer gedrag, het verminderen van prestatiegericht gedrag en het omgaan met ontoereikende cognities en verwachtingen die aan de basis liggen van dit gedrag. Daarnaast zijn therapeutische sessies goed voor bijvoorbeeld het verbeteren van het zelfbeeld of andere negatieve gedachtes. Als het lijkt alsof hormonale afwijkingen bijdragen aan lage mate van verlangen of opwindingsproblemen kan een psychologische behandeling ondersteund worden met een hormonale behandeling (bijvoorbeeld het voorschrijven van oestrogeen).
Behandeling in stappen volgens het PLISSIT model:
Minder intensieve hulp gericht op het oplossingsvermogen van het koppel zelf (toestemming en psycho-educatie, specifieke suggesties en dan intensieve therapie). Verminderen van gevoelens van onzekerheid en mislukking. Verklaringen kunnen gegeven worden voor hoe relatie problemen, ziekte, medicatie of depressie seksualiteit kunnen beïnvloeden. Er moet uitgelegd worden dat seksueel verlangen niet spontaan ontstaat maar ontstaat vanuit situaties waarin mensen seksuele stimuli ontvangen.
Specifieke suggesties en advies kunnen gegeven worden als het zoeken naar nieuwe vormen van erotische stimulatie of het herontdekken van situaties of stimuli die vroeger erotisch waren. Als deze adviezen niet genoeg resultaat opleveren, is meer intensieve psychologische begeleiding nodig.
Psychological and interpersonal dimensions of sexual function and dysfunction (McCabe, 2010)
De volgende factoren hebben invloed op de etiologie en de maintenance van seksuele problemen:
Psychologische factoren
Interpersoonlijke factoren
De manier waarop liefde en affectie geuit werden in iemands familie
Traumatische seksuele ervaringen die iemand heeft gehad
De religieuze, culturele en maatschappelijke berichten over seks
De toenemende invloed van media op iemands overtuigingen en gedrag
Seksuele disfunctie wordt beïnvloed door een variëteit aan ‘predisposing’, ‘precipitating’, ‘maintaining’ en contextuele factoren. Er is vaak weinig verschil tussen deze drie soorten factoren. Met predisposing factoren worden beide constitutionele (congenitale ziektes) en eerdere levenservaringen bedoeld als bindingsproblemen, strenge opvoeding etc. Deze factoren worden geassocieerd met het vaker voorkomen van seksuele disfuncties en emotionele moeilijkheden in het volwassenleven. Sommige mensen kunnen echter beter tegen deze factoren dan anderen. Het is onmogelijk te voorspellen welke factoren voor seksueel verlangen zorgen en welke niet, dit verschilt per persoon. Ook hoeven niet alle negatieve factoren meteen tot disfunctie te zorgen. Factoren als ruzie, faalangst etc. kunnen de problemen verlengen en verergeren los van de originele predisposing of precipitating condities. Ook contextuele factoren als omgevingsfactoren of boos zijn op de ander kunnen seksuele activiteiten verstoren.
Angst
Angst speelt een significante rol bij psychologische factoren voor seksuele dysfunctie en werd later de basis voor de etiologische concepten van sekstherapie van Masters, Johnson en Kaplan. Kaplan geloofde dat seksueel gerelateerde angst de laatste doorgang is waar verschillende negatieve invloeden naar seksuele dysfunctie leiden. Recent onderzoek laat ook zien dat mensen met seksuele dysfunctie een verhoogde mate van angst hebben. Sommige onderzoekers geloven dat angst een persoonlijkheidskenmerk is terwijl anderen juist denken dat verhoogde angst gehaltes afhankelijk zijn van de seksuele sfeer. Laboratorium onderzoek over de relatie tussen angst, afleiding, algemenen sympathische activatie en seksuele reactie hebben bewezen dat angst niet bij iedereen verstorend werkt voor het seksueel functioneren. Daarnaast blijkt de angst-seksuele reactie relatie complex en de term angst te breed om de verschillende factoren te beschrijven. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen, gewone angst, seksuele angst en faal angst. Onderzoeken laten zien dat de mate en de afkomst van de angst en zijn achtergrond belangrijke determinanten zijn.
Depressie
De relatie tussen depressie en seksueel functioneren is van groot belang voor clinici en onderzoekers omdat beide affectieve en seksuele stoornissen veel voorkomen. Daarnaast geloven mensen dat ze vaak ook tegelijkertijd voorkomen en zelfs een eigen etiologie delen. Het is algemeen bekend dat de relatie tussen depressiviteit en seksueel functioneren twee richtingen op werkt en verder gecompliceerd wordt door seksuele bijeffecten van medicijnen als antidepressiva. Empirisch onderzoek bevestigd dat depressie een belangrijke rol speelt bij seksueel functioneren, ook is er bewijs voor het functionele belang van stemmingsstoornissen bij het veroorzaken en behoud van seksuele disfunctie.
Interpersoonlijke dimensies
Uit klinisch onderzoek is gebleken dat seksuele problemen soms oorzaak en soms het gevolg zijn van dysfunctionele of onbevredigende relaties. Het is echter vaak moeilijk vast te stellen wat er het eerst was, een niet intieme en niet liefdevolle relatie of problemen met seksueel verlangen en/of performance problemen die leiden tot seksuele disfunctie bij een of beide partners. Er is echter een significante relatie tussen seksueel en relationeel functioneren. Daarnaast zijn er betere resultaten op lange termijn als niet alleen het seksuele maar ook het relationele aangepakt worden.
Liefde en intimiteit
Culturen verschillen enorm in de mate waarin zij liefde belangrijk vinden voor het huwelijk of dat ze liefde überhaupt in alle relaties belangrijk vinden. De meeste individuen in westerse landen vinden dat emotionele intimiteit en gevoelens van liefde seksueel genoegen en genot verbeteren. Ook al is het niet specifiek beschreven in het wetenschappelijke discours is liefde een belangrijk ingrediënt voor vele individuen in het bevorderen van sterke en bevredigende interpersoonlijke en seksuele intimiteit.
Methodologische problemen is onderzoek naar de uitkomsten van sekstherapie
Er is een tekort aan gerandomiseerde en gecontroleerde onderzoeken naar de uitkomsten van sekstherapie. Dit komt door de volgende redenen:
Studies naar de uitkomsten op dit gebied zijn moeilijk te ontwerpen en uit te voeren. De moeilijkheid voor de wetenschappers is het ontwerpen van onderzoeken dat niet alleen het hoogste niveau van evidence-based medicijnen gebruikt maar ook rekening houdt met de complexiteit van het seksuele leven.
Er is veel onenigheid over wat een goede uitkomst is van een behandeling. De nadruk op frequentie van verschillende seksuele activiteiten of initiaties als een primaire uitkomst is ook twijfelachtig, omdat het positieve veranderingen in seksuele tevredenheid en fysieke en emotionele intimiteit vergeet.
Psychologische behandeling voor seksuele disfunctie bij vrouwen
De meeste vrouwen rapporteren seksuele problemen die niet fysiek zijn. Het is vaak het geval dat tijdens succesvolle behandelingen de seksuele parameters veranderen en ook de formele doelen van de interventie. Voor veel vrouwen is het gedrag de meest opvallende eindpunten van de behandeling.
Hypoactive sexual disire disorder (HSDD)
HSDD is de meest voorkomende seksuele klacht bij vrouwen. Na een Masters en Johnson behandelingsprogramma blijken seksuele problemen voor een groot deel of geheel verlicht te zijn bij 56% van de koppels. Maar 75% van de koppels vielen terug in hun oude gewoontes en problemen gedurende het eerste tot het zesde jaar na de behandelingen. Hawton observeerde dat de uitkomst van de behandeling slechter is als de man lage mate van verlangen had dan als de vrouw doel van de behandeling was.
Bij vrouwen die de ‘cognitive behavioral treatment’ (CBT) ondergingen bleef 54% klagen over een lage mate van verlangen. De behandelingen bevatte interventies om de communicatie tussen partners te verbeteren, seksuele vaardigheden verbeteren en het reduceren van seksuele angsten en faalangst. Verbetering was gevonden bij 44% van de vrouwen. In een ander onderzoek waar wel een controle groep aanwezig was rapporteerden maar 26% dat ze nog steeds last hadden van hun seksuele problemen.
Basson en anderen beweren dat veel vrouwen nooit spontaan seksueel verlangen rapporteren, maar wel opgewonden kunnen raken doormiddel van effectieve stimulatie of de wens om intiem te zijn met haar partner. Basson gelooft dat een tekort aan responsieve verlangens eerder een voorspeller is voor HSDD dan spontaan verlangen.
Seksuele opwindingsstoornissen
Er zijn vier soorten opwindingsstoornissen:
Genitale seksuele opwindingsstoornis
Subjectief seksuele opwindingsstoornis
Gecombineerd subjectief en genitale opwindingsstoornis
Persistente genitale opwindingsstoornis (gevoelens van genitale opzwelling zonder bewust verlangen dat niet verlicht wordt door een orgasme).
Orgasme stoornissen
Vrouwen die problemen hebben met orgasmes ervaren vaak meer schuldgevoel, neigen ernaar minder seksueel assertief te zijn en hebben meer negatieve opvattingen over seksuele activiteiten en masturbatie. Daarnaast zijn ze vaak zich niet bewust van psychologische tekens van opwinding en orgasmes. Uit onderzoek is gebleken dat deze vrouwen vaak bang zijn voor het verlies van controle tijdens een orgasme. Orgasme stoornissen kunnen opgedeeld worden in:
Levenslange stoornissen
Verworven subtypes
Er zijn een aantal behandelingen die hiervoor effectief blijken. Masturbatie training is het meest effectief voor levenslange en algemene orgasme problemen. Vrouwen die last hadden van tijdelijke orgasme problemen bleken vaak ook problemen te hebben met hun relatie in het algemeen. Daarvoor kan relatietherapie hierbij helpen. Daarnaast kan het een gevolg zijn van medicatie als antidepressivo.
Psychologische behandeling van mannelijke seksuele dysfunctie
HSDD:
Er zijn maar weinig rapporten over HSDD bij mannen terwijl het meer bij mannen voorkomt dan bij vrouwen.
ED
Mannen met ED hebben vaak heel veel aan sekstherapie, mannen die de stoornis tijdelijk hebben, hebben vaak betere uitkomsten dan mannen met levenslange ED. Belangrijke componenten van de behandeling zijn gedrags-, cognitieve, systematische en interpersoonlijke communicatie interventies. Sekstherapie voor ED bestaat uit een aantal interventies: systematische desensibilisatie, zintuigelijke aandacht, psychodynamische interventies, interpersoonlijke therapie, gedragsmatige opdrachten, seks educatie, training in communicatie en seksuele vaardigheden en masturbatie oefeningen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat ED negatieve invloed heeft op de man en zijn partner. ED heeft een nadelig effect op de psychologische gezondheid van de man en kan geassocieerd worden met gedragsveranderingen als het vermijden van intimiteit die de relatie met de partner kan verslechten. Alle onderzoeken met een follow up op lange termijn laten zien dat mannen de neiging hebben terug te vallen. McCarthy heeft voorgesteld booster of maintenance sessies te plannen na het beëindigen van de behandeling.
Rapid ejaculation
Rapid ejaculation wordt in een rapport van de International Society of Sexual Medicine omschreven als klaarkomen binnen een minuut tijdens vaginale penetratie, het onvermogen het klaarkomen te controleren en dit resulterend in stress of het vermijden van seksuele intimiteit. Sinds 1970 zijn er een aantal individuele en groepstherapie aanpakken die gedragsmatige strategieën als stop-start of knijp technieken gebruiken om het snel klaarkomen te behandelen.
Geïntegreerde behandeling voor seksuele disfunctie
Medische behandelingen zijn vaak niet goed genoeg voor het helpen van koppels bij het bereiken van een bevredigend seksueel leven. De term ‘geïntegreerd’ wordt gebruikt om gelijktijdige of stapsgewijze combinaties van psychologische en medische interventies aan te duiden. Vaak zijn medische behandelingen te kort door de bocht voor een specifieke seksuele disfunctie en falen ze in het aanpakken van de grotere bio-psychosociale problemen. Voorbeelden van bio-psychosociale factoren zijn: patiënt variabelen (faalangst en depressie), partner variabelen (slechte fysieke of mentale gezondheid en desinteresse in de partner), non seksuele interpersoonlijke variabelen ( de kwaliteit van de gehele relatie), interpersoonlijke seksuele variabelen (interval van onthouding en seksuele scripts) en contextuele variabelen (stressoren als geld en kinderen). Er zijn maar weinig controle onderzoeken naar geïntegreerde aanpakken van de behandeling van seksuele disfunctie. Deze gecombineerde behandelingen bleken meer effectief dan een medische of een psychologische behandeling.
Seksuele begeleiding op het internet:
Ook al moeten er een aantal ethische en professionele uitdagingen overwonnen worden heeft het gebruik van internet een aantal voordelen voor patiënten:
Makkelijk toegang
Anonimiteit
Praktisch
Minder schaamte of vernedering bij de behandeling
Het verwijdert ook de geografische isolatie en de beschikbaarheid van een therapeut tijdens werkuren.
Verbeteringen in psychosociale therapie voor seksuele disfuncties moeten de intrinsieke bio-psychosociale invloeden op de patiënt, de partner en het koppel aanpakken. Deze aanpak werkt beter dan andere aangezien seksueel gedrag voorkomt in een samenwerking tussen twee individuen met beide unieke geschiedenis, remmingen en motivaties. Het doel van de behandeling is het verbeteren van seksueel genot en het bevredigen van het seksueel functioneren.
Een aantal aanbevelingen:
Er is behoefte aan samenwerking tussen verschillende disciplines in de evaluatie, behandeling en educatie rondom seksuele disfunctie.
Medische interventie alleen en psychotherapie alleen is niet genoeg voor het oplossen van seksuele problemen.
De beoordeling van seksuele disfunctie moet onderzoek naar predisposing, precipitating, maintaining en contextuele factoren bevatten.
Clinici moeten voorzichtig de patiënten beoordelen met seksuele stoornissen voor de aanwezigheid van depressie en onderzoeken ontwikkelen om vast te stellen of er een causale link is tussen depressie en seksueel functioneren.
Er is onderzoek nodig om effectieve gecombineerde en of geïntegreerde behandelingen voor seksuele disfunctie te identificeren.
- 1 of 2153
- next ›
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Add new contribution