
Oefenpakket Interplay: The process of interpersonal communication
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
HOOFDSTUK 1
1. Geef bij elke volgende stelling aan of deze juist of onjuist is:
I: Communicatie competentie wordt gedefinieerd als de communicatie die zowel doeltreffend als passend is.
II: Communicatie competentie kan je niet leren.
III: Communicatie competentie is situationeel.
2. Er worden vijf communicatie principes genoemd in hoofdstuk 1; noem deze op.
3. Communiceren is voor mensen van essentieel belang, met communiceren bevredigen we een aantal belangrijke behoeftes. Namelijk de _________behoeftes, de _________ behoeftes, de _________behoeftes en de _________ behoeftes. Vul de vier behoeftes in.
4. In je jaren ’50 van de 20e eeuw is er een communicatie model ontwikkeld dat het communicatie proces inzichtelijk heeft gemaakt. Wat is de naam van dit model, uit welke drie componenten bestaat het en welk later component werd hier nog niet in genoemd?
HOOFDSTUK 2
5. Wat houdt het begrip ‘intercultural proces’ precies in?
6. Juist of onjuist: Sociale media zoals sms’en, chatten, twitter en updates op facebook bevatten geen non-verbale signalen die ons helpen om mensen te ‘lezen’ (dit soort communicatie bevat geen wat onderzoekers ‘richness’ noemen).
7. Hoe noemen we het wanneer iemand zichzelf boven een andere cultuur en zijn leden plaatst?
8. Wanneer twee personen direct met elkaar communiceren, waarbij beide gesprekspartners zonder pauze op elkaar kunnen reageren, noemen we deze vorm van communicatie:
Synchroon
Asynchroon
Bemiddeld
Technologisch
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Alle bovenstaande antwoorden zijn onjuist.
HOOFDSTUK 3
9. Het zelfconcept bestaat hoofdzakelijk uit drie karakteristieken. Kies uit de onderstaande mogelijkheden de juiste drie:
Het zelfconcept is:
Subjectief
Objectief
Flexibel
Onflexibel
Het zelfconcept accepteert gemakkelijk verandering
Het zelfconcept verzet zich tegen verandering.
10. A) Wanneer is er sprake van een ‘self-fulfilling prophecy’?
B) Welke twee verschillende soorten self-fulfilling prophecy zijn er en wat houden deze in?
11. De persoon die we naar buiten uitdragen is onze________ en de persoon waar we van denken dat wij diegene zijn is onze _______. Vul op de lege plekken in de zin op de goede plek de volgende begrippen in: “presenting self” en ‘precieved self’.
12. Wat zijn de twee modellen die ontwikkeld zijn om zelfonthulling beter te begrijpen?
13. Noem vier alternatieven voor zelfonthulling.
HOOFDSTUK 4
14. Realiteit is gemaakt, we maken onze realiteit samen met anderen door met hen te communiceren. Er bestaan twee soorten realiteit, noem deze twee en licht ze kort toe.
15. Wanneer je met iemand een persoonlijk gesprek voert terwijl je op een zeer drukke verjaardag tussen allemaal mensen staat, en je maar niet kan focussen op wat je gesprekspartner zegt waardoor je de informatie die je binnen krijgt niet goed kan filteren. Welke stap in het perceptie proces gaat dan niet volgens plan?
A. Organisatie
B. Selectie
C. Interpretatie
D. Onderhandelen
16. Hoe noemen we de neiging om onszelf op een positievere manier te beoordelen dan dat we anderen beoordelen?
HOOFDSTUK 5
17. Taal is aan verschillende regels onderworpen, in hoofdstuk 5 worden er vier genoemd, noem deze vier regels en licht elke regel kort toe.
18. Hoe heet het taalgebruik wanneer er woorden of zinnen worden gebruikt die een onnodig onderscheidt maken tussen mannen en vrouwen? En taalgebruik wat een wereldbeeld reflecteert waarin sommige rassen/indivuduen worden geclassificeerd als superieur en anderen inferieur?
19. Is de volgende stelling juist of onjuist: ‘taal is symbolisch want taal is cultureel bepaald’.
20. De manier waarop je spreekt/reageert op een persoon kan laten merken of je juist toenadering tot diegene zoekt, of juist afstand wil nemen van diegene die spreekt. Dit wordt ook wel convergentie en divergentie genoemd. Wanneer gebruik je convergentie en wanneer gebruik je divergentie?
HOOFDSTUK 6
21. Noem drie karakteristieken van non-verbale communicatie.
22. Wanneer je iemand gedag zwaait zal iedereen over de hele wereld begrijpen wat jij met het zwaaien bedoelde. Welk Engelstalig begrip hanteert Adler voor een dergelijke universele non-verbale boodschap die in alle culturen wordt begrepen?
23. Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I: De berichten die we versturen en ontvangen zijn niet altijd waarheidsgetrouw, en mensen kunnen leren van de non-verbale signalen van liegen, waaronder stotteren, aarzeling, en verhoogde toonhoogte.
II Sociale wetenschappers gebruiken de term ‘paralanguage’ om de vocale kenmerken van berichten te beschrijven.
Beide beweringen zijn juist.
Beide beweringen zijn onjuist.
Bewering I is juist, en bewering II is onjuist.
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.
24. Met identiteitsmanagement willen we dat anderen ons op een manier zien die overeenkomt met de manier waarop we ons zelf zien. Op welke drie manieren kunnen we onze identiteit non-verbaal managen/regelen?
HOOFDSTUK 7
25. _______is feedback waarbij je met andere woorden herhaalt wat je gesprekspartner heeft gezegd. Wat moet er op de lege plek ingevuld worden?
Parafraseren.
Analyseren.
Evalueren.
Adviseren.
Geen van bovenstaande antwoorden is juist.
26. Identificeer en beschrijf de zeven typen van slechte luistergewoontes.
27. Wanneer iemand reageert met een statement als: ‘Ik weet hoe belangrijk het voor je was om dat examen te halen’. Welk type luister reactie geeft die persoon dan?
Evaluerende
Adviserende
Ondersteunende
Emphatiserende
Geen van bovenstaande antwoorden is juist.
28. Uit welke vijf componenten bestaat ‘luisteren’?.
HOOFDSTUK 8
29. Irrationeel denken en debilitative emoties komen voort uit het aanvaarden van irrationele gedachten of misvattingen. Er worden in hoofdstuk 8 een aantal misvattingen (fallacies) opgenoemd die kunnen leiden tot irrationeel denken en debilitative emoties. Als een persoon tegen jou zegt “je luistert nooit naar mij!’. Welke ‘fallacy’ is hier dan van toepassing?
The fallacy of perfection
The fallacy of approval
The fallacy of overgeneralization
The fallacy of should
The fallacy of causation
The fallacy of helplessness
The fallacy of catastrophic expectations
30. Zijn gedachten de oorzaak van emoties, of veroorzaken de emoties de gedachten?
31. Leg het begrip ‘ emotionele besmetting’ uit.
32. . Er bestaan verschillende richtlijnen voor een gezonde uiting van emoties. Welke van de onderstaande richtlijnen hoort er niet bij?
Erken je gevoelens. Je moet in staat zijn emoties te onderscheiden en te labelen.
Als je echt je emoties wilt uitten, kies dan je juiste taal/woorden om de emotie te beschrijven.
Deel meerdere gevoelens op hetzelfde moment. Hoewel het gebruikelijk is om meer dan een emotie te ervaren op een moment, uiten we meestal maar één emotie tegelijk.
Je kunt altijd en wanneer je maar wilt je gevoelens kenbaar maken, het is immers belangrijk dat je altijd eerlijk bent over wat je en hoe je jezelf voelt.
Neem verantwoordelijkheid voor je eigen gevoelens door deze te accepteren en niet anderen de schuld te geven voor hoe jij je voelt.
Het is belangrijk om het verschil tussen voelen en handelen te weten.
HOOFDSTUK 9
33. Mark L.Knapp heeft een model gemaakt waarin hij de ontwikkeling van een relatie beschouwt als een proces bestaande uit tien stappen. Noem deze stappen en zet ze in de goede volgorde. (mag in het Engels)
34. Waarom zijn sommige geleerden het niet eens met Knapp’s model en hoe leggen zij dan relationele interactie uit?
35. In welke van de 10 relationele fases van Knapp ben je beland als je steeds meer je eigen weg gaat volgen?
36. Wanneer een gewaardeerd persoon met wie je een intieme relatie hebt aan jou vraagt: ‘vind je mij aantrekkelijk?’ of ‘ hoe voel jij je vandaag?’ en je wilt eigenlijk geen antwoord geven op deze vragen en de informatie privé houden, van welke dialectische spanning heb je dan last?
HOOFDSTUK 10
37. Leg uit wat een communicatieklimaat is.
38. Welke soort reacties/berichten zijn subtieler dan ‘disagreeing messages’ maar kunnen potentieel wel meer schade aanrichten?
39. Wanneer iemand sarcastisch reageert op een vraag is dit een voorbeeld van wat voor soort reactie?
Onlogische reactie. (Incongruous response)
‘Tangential’ reactie. (tangential response)
Onpersoonlijke reactie.(Unpersonal response)
Irrelevante reactie. (irrelevant response )
Dubbelzinnige reactie (Ambiguous response)
40. Leg uit op welke twee manieren je een negatief communicatieklimaat kan transformeren naar een positief communicatieklimaat.
HOOFDSTUK 11
41. Is de volgende stelling juist of onjuist?:
‘integratie versus polarisatie beschrijft hoe de deelnemers in een disfunctioneel conflict elkaar beschouwen als tegenpolen, terwijl de deelnemers in een functioneel conflict erkennen dat ze geïntegreerd of samen in een moeilijke situatie zitten.’
42. Het is overduidelijk dat iemand het niet met je eens is en eigenlijk zwaar geïrriteerd is, maar zegt dat er niets aan de hand is, wat voor een soort conflictstijl wordt er dan in deze situatie gebruikt?
Directe agressie
Ontwijking
Passief agressief
43. Wat wordt bedoeld met 'De Vier Ruiters van de Apocalyps” van Gottman?
44. Op welke drie manieren kun je een conflict managen/onder controle houden zodat de uitkomst voor alle personen betrokken bij het conflict een win-win situatie is?
HOOFDSTUK 12
45. Er zijn meerdere soorten vriendschappen, wat zijn de vijf type vriendschappen? Licht deze kort toe.
46. Er zijn een aantal soorten families. Wanneer het in een familie vrij duidelijk is dat de vader de touwtjes in handen heeft, weinig tot geen tegenspraak duldt en er een strikte discipline wordt gehandhaafd, met wat voor een soort familie hebben we dan hier te maken?
‘Enmeshed family’
‘Disengaged family’
‘Rigid family’
‘Chaotic family’
47. Op welke vier manieren kunnen we in een relatie intimiteit bereiken?
48. Is de volgende stelling juist of onjuist: ‘Mannen en vrouwen uitten intimiteit op significant verschillende manieren’.
ANTWOORDEN
HOOFDSTUK 1
1. I:Juist, II: Onjuist, III: Juist
2.
Communicatie is transactioneel; communicatie is een dynamisch proces wat door de diegene die betrokken zijn door hun interactie met elkaar wordt gecreëerd.
Communicatie heeft een inhoudelijke dimensie (‘content dimension’) en een relationele dimensie (‘relational dimension’). De content dimension heeft betrekking op de informatie die expliciet wordt besproken. De relational dimension geeft aan hoe jij je voelt over de andere persoon.
Communicatie kan opzettelijk of onopzettelijk zijn.
Communicatie is onomkeerbaar, als het bericht er eenmaal uit is/verstuurt is kan deze niet meer worden teruggehaald.
Communicatie is onherhaalbaar, omdat dezelfde woorden en gedrag elke keer dat je ze uitspreekt of uitvoert net iets anders is dan die keer daarvoor.
3. Lichamelijke behoeften, identiteit behoeften, sociale behoeften, en praktische behoeften.
4. Maslov, zender, boodschap, ontvanger, latere modellen incorporeerden ook het component feedback.
HOOFDSTUK 2
5. Interculturele communicatie beschrijft het proces dat voorkomt wanneer de leden van twee of meer culturen of co-culturen berichten met elkaar uitwisselen op een manier die wordt beïnvloed door hun verschillende culturele percepties en symbool systemen (zowel verbale als non-verbale) en de saillantie, (het gewicht dat gehecht wordt aan een bepaalde persoon of verschijnsel).
6. Juist
7. Etnocentrisme
8. A
HOOFDSTUK 3
9. 1, 3 en 6 zijn juist: Het zelfconcept is subjectief, een gezond zelfconcept is flexibel ( een zelfconcept verandert zodat het realistisch blijft), en het zelfconcept heeft moeite met verandering ( We hebben de neiging om ons te verzetten tegen het herzien van ons zelfconcept).
10 A. Het self-fulfilling prophecy ‘occurs when a person's expectation of an event affects his or her behavior and therefore makes the predicted outcome more likely to occur than would have otherwise been true; the belief about the outcome affects communication’.
10 B. Een Self-imposed prophecy is wanneer je eigen verwachtingen jouw eigen gedrag beïnvloeden. Een Other-imposed prophecy is wanneer een persoon met zijn of haar verwachtingen ook de verwachtingen van anderen beïnvloedt. Dit is aangetoond in het onderzoek, 'Pygmalion in the Classroom'.
11. Lege plek I: presenting self, Lege plek II: perceived self.
12. Het ‘social penetration model’ en het ‘Johari Window’.
13.
Stilte, je mond houden (informatie die je hebt achterhouden voor een ander persoon).
Een leugen (Een opzettelijke poging om de waarheid te verdraaien of te verbergen).
Dubbelzinnig taalgebruik (Uitspraken die je op meerdere manieren kan uitleggen/interpreteren).
Hinten ( Je hint naar wat je vindt, maar je zegt het niet echt voluit).
HOOFDSTUK 4
14. ‘First-order realities’ zijn fysiek waarneembare eigenschappen van een ding of situatie. ‘Second-order realities’ zijn de betekenissen die je geeft aan de fysiek waarneembare eigenschappen van een ding of situatie bij ‘first-order realities’.
15. B
16. Self-serving bias.
HOOFDSTUK 5
17.
Fonologische regels bepalen hoe geluiden worden gecombineerd om woorden te vormen.
Syntactische regels gelden voor de manier waarop symbolen kunnen worden gerangschikt, geordend.
Semantische regels helpen ons om de betekenis van afzonderlijke woorden te begrijpen.
Pragmatische regels vertellen ons hoe we in een bepaalde context een boodschap/bericht moeten gebruiken en interpreteren en de ‘coordinated management of meaning’ (CMM) theorie stelt dat pragmatische regels ook gebruikt worden om berichten te maken en interpreteren.
18. Seksistisch taalgebruik en racistisch taalgebruik
19. Onjuist, taal is niet symbolisch omdat het cultureel bepaald is. Symbolisch betekend dat woorden een willekeurige, arbitraire opstelling is van letters die geen betekenis hebben uit zichzelf.
20. Convergentie is ‘the process of adapting one's speech style to match that of others with whom the communicator wants to identify’. Divergentie is ‘the strategy of speaking in a way that emphasizes differences between communicators and others’.
HOOFDSTUK 6
21. Karakteristieken van non-verbale communicatie zijn:
Non-verbale communicatie is over het algemeen relationeel, in de zin dat het ons toelaat om zelf de aard van onze relaties die we met anderen personen willen hebben te definiëren. Verder kunnen we relationeel gezien met non-verbale communicatie emoties uitten die we misschien in eerste instantie moeilijk vinden om letterlijk uit te spreken.
Non-verbale communicatie is dubbelzinnig; een actie/handeling kan op vele verschillende manieren worden geïnterpreteerd.
Non-verbale communicatie wordt beïnvloedt door cultuur en ‘gender’.
22. Een ‘emblem’.
23. A, beide beweringen zijn juist.
24. 'Manner' verwijst naar de manier waarop we handelen. “Uiterlijk” heeft betrekking op de manier waarop we ons kleden, voorwerpen die we dragen, etc. De “Setting” heeft betrekking op de fysieke dingen waarmee we ons omringen.
HOOFDSTUK 7
25. A
26.
Pseudo-luisteren. Hiermee imiteer je echt luisteren, je doet wel alsof je luistert, maar eigenlijk sla je helemaal niets op van datgene wat net gezegd is.
‘Stage hogging’ In dit geval stelt een persoon zich wel op als luisteraar, maar in feite zit diegene enkel te wachten op een klein gaatje om zelf aan het woord te kunnen komen.
Selectief luisteren is wanneer een luisteraar enkel reageert op datgene wat hij of zij interessant vindt.
‘ Filling in gaps’ Dit is wanneer de luisteraar de neiging heeft om gaten in het verhaal van de ander, ook wel leemten genoemd, zelf op te vullen. Zij maken zelf het verhaal compleet of verzinnen er zelf ontbrekende details bij.
Insulated listening (marginaal luisteren) is wanneer de luisteraar er niet in slaagt om bepaalde elementen/kenmerken uit een boodschap/bericht te halen.
Defensief luisteren is wanneer een persoon datgene wat een persoon zegt meteen voelt als een persoonlijke aanval.
‘Ambushing’ Je luistert dan aandachtig naar de andere persoon maar enkel om informatie te verzamelen om deze later als ammunitie te gebruiken tegen de spreker.
27. D
28.
Hoor wat er tegen je wordt gezegd
Er bij zijn/bijwonen van het gesprek
Begrijpen wat er net gezegd is.
Onthouden wat er werd gezegd
Reageren op wat er is gezegd
HOOFDSTUK 8
29. C
30. Gedachten zijn de oorzaak van emoties.
31. Emotionele besmetting is het proces waarbij emoties worden overgedragen van de ene persoon naar de andere.
32. D, je moet juist wel het goede moment kiezen, en het is juist geen goed idee om overall te allen tijde maar je emoties kenbaar te maken. De juiste richtlijn die hiervoor in de plaats moet komen is: ‘Choose the best time and place to express your feelings. Usually it is better to delay expressing feelings or even never express feelings, depending on the situation.’
HOOFDSTUK 9
33.
Initiating Is de fase waarin je laat weten dat je in contact wilt komen met de andere persoon omdat diegene jou interessant lijkt
Experimenting In deze fase ga je op zoek naar informatieve over de andere persoon om er zo achter te komen of er raakvlakken zijn.
Intensifying Dit is als personen steeds meer activiteiten samen ondernemen, steeds vaker met elkaar afspreken etc. In deze fase ben je nog erg euforisch en opgewonden over je nieuwe relatie.
Integrating is wanneer stellen een gezamenlijke identiteit aannemen en een sociale eenheid vormen en hun sociale kringen samensmelten.
Bonding is de fase als personen betrokken in een relatie naar de buitenwereld laten blijken dat zij bij elkaar horen door middel van symbolische gebaren.
Differentiating is wanneer de personen in een relatie hun eigen individualiteit opnieuw gaat benadrukken.
Circumscribing fase wanneer de communicatie tussen personen zowel in kwaliteit als kwantiteit afneemt.
Stagnating vindt plaats wanneer circumscribing voortduurt en er geen sprake meer is van groei in de relatie.
Avoiding is dat je elkaar steeds meer uit de weg gaat en elkaar gaat vermijden. Vermijding vindt plaats als de voorgaande stage stagnation zo oncomfortabel begint te worden dat het steeds vreemder is om elkaar te zien.
Terminating betekent het einde een relatie
34. p. 294 wordt gezegd dat: ‘While Knapp’s model offers insights into relational stages, it doesn’t describe the ebb and flow of communication in every relationship. For instance, many relationships don’t progress from one stage into another in a predictable manner as they develop and deteriorate. Knapp’s model suggests that a relationship exhibits only the most dominant traits of just one of the ten stages at any given time. Despite this fact, elements of other stages are usually present. In tegenstelling tot Knapp’s model suggereren andere wetenschappers dat iedere relatie, of deze al heel lang bestaat of gloed nieuw is, met dezelfde problemen te kampen heeft. Hun focus ligt daarom meer op het voortdurend onderhouden van relaties. Ze beargumenteren dat communicatoren allemaal hun eigen belangrijke maar onverenigbare doelen nastreven die leiden tot dialectische spanningen en leggen liever het interactieproces binnen relaties uit aan de hand van dialectische spanningen.
35. Differentiating
36. Opennes-closedness dialectic
HOOFDSTUK 10
37. Communicatieklimaat is de emotionele toon van een relatie tussen één of meerdere individuen. (p.312)
38. Disconfirming messages. (p.317)
39. A, Onlogische reactie. (Incongruous responses contain two messages that seem to deny or contradict each other, one at the verbal level and one at the nonverbal level.)
40.Ga opzoek naar meer informatie (bijv. vraag waarom iemand het niet eens is met jou), of een andere strategie is het eens zijn met de criticus. (In bijna elke situatie kun je het eens zijn met de gedachte van de criticus maar kan je tegelijkertijd ook je eigen mening behouden).
HOOFDSTUK 11
41. Juist
42. C
43. Met ‘ de vier ruiters van de Apocalyps’ bedoeld Gottman conflicten die zo destructief zijn dat ze een relatie blijvende schade aanrichten. De conflicten die zo destructief hebben last van de volgende kenmerken:
1. Criticism consists of attacks on a person's character.
2. Defensiveness is protecting oneself by denying responsibility.
3. Contempt demeans the other individuals.
4.Stonewalling occurs when one person withdraws from the interaction, thus shutting down dialogue.’
44.
1 Definieer je wensen door te beslissen wat je wilt of nodig hebt.
2 Deel je behoeften met de andere persoon, doe dit wanneer het gepast en je op je best bent.
3 Luisteren naar de behoeften van de andere persoon.
HOOFDSTUK 12
45.
Short-term vs. long-term friends captures the transient vs. enduring nature of friendships.
Task-oriented vs. maintenance-oriented friends. Task-oriented friends are the ones who are involved in shared activities, whereas maintenance-oriented friends are those who share mutual liking and social support independent of shared activities.
Low disclosure vs. high disclosure describes the extent to which the friend knows personal or general information.
High-obligation vs. low-obligation friends. High-obligation are those for whom we would do just about anything compared to low-obligation friends for whom we would not.
Infrequent contact vs. frequent contact captures the extent to which we are likely to keep in close touch with vs. those we are not.
46. C
47. Er zijn meerdere manieren om intimiteit te bereiken, dat is een toestand van relationele nabijheid:
a. Door emotionele intimiteit (is het delen van informatie en gevoelens).
b. Door lichamelijke intimiteit (is een fysieke nabijheid met een ander individu).
c. Door ‘Intellectual sharing’ (heeft betrekking op de uitwisseling van ideeën).
d. Door het ondernemen en meemaken van gezamenlijke activiteiten( heeft betrekking op gezamenlijke levenservaringen en gezamenlijke omstandigheden).
48. Onjuist
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1111 |
Add new contribution