Hoorcolleges inleiding psychologie

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

College 1

Inleiding Psychologie -  03/09/2013

Introductie & babies

(Type X persoonlijkheid)

  • Willekeurige zinnen zijn uit horoscopen gehaald & samengesteld in persoonlijkheidstype X
  • In onderzoek wordt dan d.m.v. een vragenlijst de echte persoonlijkheid van proefpersonen vastgesteld
  • Proefpersonen wordt persoonlijkheidstype X voorgelegd
  • 80% v/d proefpersonen herkend zichzelf in type X
  • Conclusie: Mensen kennen zichzelf niet

Psychologie is de wetenschappelijke studie van geest en gedrag -> Want zelfkennis faalt

Het is de studie van andermans gedrag en geest, over de eigen geest wordt men het klaarblijkelijk nooit eens.

De psychologie bestudeert hersenen: de biologische basis v. gedrag. En ook sociale interacties: de omgevingsinvloed op de geest en gedachten

Geschiedenis psychologie

Tot mid-19 eeuw: filosofen

In 19 eeuw werd voor het eerst onderzoek gedaan op ander mensen

Wilhelm Wundt ( +/- 1860) begin experimentele psychologie

Complexe structuren worden ontleed in mentale elementen. (1879) Eerste lab. Het precieze moment dat Wundt begon is onduidelijk, dus wordt dit wel gezien als de geboorte van psychologie.

Francis Galton (1869) begon met het vastleggen in getallen van differentiële psychologie. Differentiële psychologie meet de verschillen tussen mensen. In het begin was deze studie best eng, want toen ging het om bewijzen dat de übermensch bestaat. Later ging het om bepalen wie naar het speciale onderwijs ging. Blijkbaar waren de destijds zo vol dat leraren dat niet goed zouden kunnen.

William James ( 1890) filosoof. In de VS noemde men hem heel lang the father of psychology genoemd. Hij dacht over veel dingen na, en bleek het later over veel dingen bij het juiste eind te hebben gehad.

Watson start behaviorisme (1913) Geen geleuter over innerlijk. Wundts methode werd steeds speculatiever. Watson start onderzoek naar wetten over gedrag & het speculeren over hersenen, geest en gedachten = taboe. ( Heel veel experimenten op duiven)

Chomsky begint cognitieve revolutie (1959) Hij schreef namelijk een recensie over het behavioristische onderzoek naar taal. Kinderen proberen zinnen te formuleren in nog niet eerder gehoorde combinaties, dus kan het onmogelijk een beloning voor kopiërend gedrag zijn. Deze redenatie maakte indruk. Cognitieve revolutie gestart -> terug naar denken.

(1890) Psychoanalyse gestart.  Sigmund Freud baseert op (foutieve) behandeling van patiënten. Hij loog over het effect dat zijn behandelingen op zijn patiënten zou hebben want zijn patiënten werden helemaal niet beter.

(1990) bijdrage hersenwetenschappen wordt serieus.

Hoofdstuk 3 Ontwikkeling

Wat kan een pasgeborene?

  • Zien: onscherp, na een paar weken scherp
  • Horen: al in de buik prima
  • Leren: Prima, baby’s zuigen harder aan een peen als ze andere mannen kunnen horen dan die van hun vader. Dan zijn ze geïnteresseerder.

 

Genen: programma voor het leren

Maturatie: vaste stappen in ontwikkeling, zowel voor de geboorte als na

Invloed van omgeving is van belang. Zo zijn de kipsingi 4 weken eerder. Ze hechten veel waarde aan vroeg lopen en lopen ook veel met hun kindjes. Ache zijn een jaar later met lopen, zij wikkelen hun kinderen in doeken en halen ze pas na een jaar van hun rug

Sensitieve periode: een periode waarin iets beter laat leren. Jonge kinderen leren snel & accentloos een nieuwe taal. Volwassenen hebben er veel meer moeite mee.

& Kritieke periode: deze is kritiek, als je in deze periode iets niet aanleert wat wel zou moeten dan leer je het later nooit meer aan. Stel dat je een doek over de ogen van een baby bind, en hem weer af doet als de kritieke periode voor zien om is, dan hebben de hersens zich ontwikkeld zonder dat ze rekenen op stimuli van de ogen. Dat betekend dat het kind blind is.

Wat staat er in de genen?

Watson zei: “Give me a dozen healthy infants, well-formed, and my own specialized world to bring them up in, and I’ll guarantee to take one at random and train him to be any type of specialist. I might select – doctor… or thief, regardless… of his ancestors”

Zo heeft een man zijn 4 dochters inderdaad grootgebracht. Hij was het met Watsons zienswijze eens en heeft dit experiment uitgevoerd op zijn dochters. Hij wilde ze schaak kampioen maken. Dat is hem met 3 van de 4 gelukt. Toch speelde hij een beetje vals, want hij was zelf een goed schaker.

 

Genen, een korte reminder:

  • 46 Chromosomen, lang DNA molecuul
  • Elk chromosoom vele genen
  • Gen codeert voor eiwit
  • DNA: Dubbele helix (spiraal) van suikers en fosfaat, met daartussen basen: A,T,C & G. 3 basen samen zijn een ‘letter’ in eiwit constructen.
  • 46 chromosomen, 23 base paren (22 zijn normaal + XX of YX)
  • 23 chromosomen van mama, 23 van papa. Alle genen zijn er minstens 1 maal behalve X (arme mannen)
  • Dominant/ recesief, bijv. Huntington/ PKU dat is een genetische fout.

Erfelijkheid van verschillen (de invloed van genen)

In een ratten onderzoek liet men ratten die snel uit een doolhof kwamen met andere snelle ratten paren. Zo ook de langzame ratten met de langzame ratten. Na een aantal generaties zijn de langzame ratten aanmerkelijk langzamer geworden en de snelle ratten een stuk sneller.

Tweeling studies-1eiig na genoeg 100% dezelfde genen

                           -2eiig hebben maar 50% van de genen gemeen
Daardoor kun je meten hoeveel genen er nou eigenlijk toe doen.

Cognitieve ontwikkeling                                                                                                                 Nature-Nurture, Jean Piaget

Piaget zegt dat het midden van het debat over nature-nurture in interactie zit. Daar zou de waarheid te vinden zijn. De experimenten met kinderen leiden tot schema’s, theorieën over de wereld.

Assimilatie- Nieuwe ervaringen die corresponderen/passen in (met) het schema

Accommoderen- Nieuwe ervaringen die niet overeen komen met het schema/ theorie leiden tot aanpassing ervan.

Stadia: Vaardigheden voor ontdekken, herkenbaar aan wat een kind snapt

Grote kinderen snappen alles en kleine kinderen begrijpen niets. Ertussenin zitten begrijpen kinderen sommige dingen wel en anderen niet.

4 Stadia:

Sensorimotorstadium

0-2 jaar

  • Relaties onderzoeken tussen acties en consequenties
  • Grenzen ik en wereld; wat is een hand? Hoort die bij mij?
  • Object permantie; als ik een scherm voor een speeltje hou kijkt het kind ineens weg, blijkbaar realiseert het kind zich niet dat het object nog bestaat.

Preoperationeel stadium

2-7 jaar

  • Gebruik taal, symbolisch maar onlogisch denken. Concrete perceptie domineert.
  • Operaties ondekken van de echte wereld
  • Conservatie van massa (als de inhoud van een brede beker in een lange smalle beker gaat wordt de inhoud niet meer), aantal en eigenschappen.
  • Egocentrisme: weinig besef dat anderen een andere perceptie hebben.

Vb: In een zandbak met allemaal heuvels van zand staat een huisje op een kleine heuvel, waar een kind tegenaan kijkt. Achter de kleine heuvel staan grotere heuvels en teddy ziet het huisje niet. Dat besef heeft een kind dat zo jong is echter nog niet.

Concreet operationeel stadium

7-11

  • Kunnen logisch nadenken, maar alleen over concrete objecten
  • Leren conservatie van aantal, massa en gewicht

Formeel operationeel stadium

11-111

  • Abstract denken, interesse in de toekomst, besef van hypothetische situaties en ideologie.

 

College 2

                                                                                                            

 4-9-2013

De hersenen

Inleiding psychologie hoofdstuk 2

1335 gram drab. Lijkt qua consistentie een beetje op een kwal. Hersenen zijn bij mensen erg gevouwen, omdat ze eigenlijk te groot zijn voor ons hoofd. Bij een rat bijvoorbeeld zijn ze glad. Je geest zit in je hersenen. Om dat aan te tonen kan men een grote sterke 8-vormige magneet bij het hoof houden, die gooit dan stroompjes informatie tussen de neuronen door elkaar. Als je de magneet bij het spraak gebied houdt dan wordt wat gezegd wilde worden verstoord. Blijkbaar voelt het alsof je iets probeert te zeggen en het plots niet meer kan, het klinkt een beetje als een verstoring in een radio zender. Het oog gaat ook vreselijk trillen als een zenuwtrek. De stroom zet de spieren daar aan om samen te trekken. Maar de boodschap is: De geest functioneert niet goed als de elektrische stroompjes in de hersenen niet goed kunnen functioneren.

Neuronen

In het menselijk brein zijn er 100.000.000.000 neuronen en 900.000.000 gliacellen. Gliacellen ondersteunen, voeden, beschermen en isoleren de neuronen. Het geheel van gliacellen heet neuroglia.

Neuronen zitten alleen in de cortex. Daaronder zijn de verbindingen tussen de neuronen. Dat wil zeggen dat daar alleen dunne draadjes zitten, axonen/ cellen met myeline/ schakelcellen -> snelle verbinding. Hersenen zijn neuronen en elektrische en chemische signalen. Een synaps is een spleet tussen twee neuronen. Neuronen raken elkaar nooit.

(Bekijk het filmpje dat in de college werd laten zien, die is terug te vinden op blackboard)

Neuronen hebben een grote variatie in vorm en groote.

  • In een slak zijn ze te zien met het blote oog
  • In de hand zitten axonen van +/- een meter

Zenuw: een bundel axonen

Een indeling: Sensorisch: is bijvoorbeeld pijnreceptoren op de hand, een signaal gaat naar de hersenen.

Motorisch: commando’s gaan van hersenen naar spier.

Interneuron: (de overgrote meerderheid) communiceert met andere neuronen.

Neuronen communiceren via elektrische stroom, er is een potentiaal verschil voor nodig (de ene kant is over het geheel genomen positief en de andere negatief). Neuronen zijn negatief om hen heen is het positief

De afbeeldingen die bij dit verhaal horen passen niet in deze samenvatting, hier is echter wel een hele handige link: http://www.youtube.com/watch?v=x4PPZCLnVkA

Hier komt alle informatie van dit college samen.

Electrica

Er is een -75mV negatief rustpotentiaal. Op deze schaal is dat best veel.

Glutamaat gaat naar het neuron: en alle Na+ kanaaltjes gaan open. Na+ stroomt binnen, want stoffen willen overal dezelfde concentratie. Daardoor gaat het aantal mV omhoog tot +30, de binnenkant wordt dus positief. Daardoor gaan de Cl- kanaaltjes open maar die gaan weer dicht bij -90mV, dat is voor de concentratie chloor overal gelijk is en een evenwicht is bereikt. Maar -90mV is zou negatief dat de osmotische kracht niet werkt. Vinnen is het dus zo negatief dat de Cl- wordt afgestoten, ondanks het feit dat het concentratie evenwicht nog niet is bereikt.

-75 naar -90 is hyperpolarisatie, het wordt allemaal nóg sterker polair.

-75 naar +30 is depolarisatie, het wordt minder polair.

Actie potentiaal

Het gaat nooit werkelijk tot +30, glutamaat breekt namelijk te vroeg weg, dus gaat er niet zoveel Na+ naar binnen dat het de +30 bereikt.

Het briljante aspect van een actie potentiaal is dat wanneer er een bepaald potentiaal wordt bereikt andere Na+ poortjes opengaan (dat duurt +/- .5 milliseconden) waardoor het signaal wordt overgedragen. Bij -60mV gaan de Na+ poortjes open en schiet Na+ omhoog tot bijna +30.

Kalium wordt door de poortjes uit het neuron gezet en gaat dan weer langzaam terug (door het concentratie verschil).

100 presynapsen vuren tegelijkertijd in dezelfde milliseconden glutamaat.

Refractaire periode: de kalium kanaaltjes blijven nog even open, is even niet bereikbaar voor andere signalen. Dat is nodig, teveel signalen snel achter elkaar en het neuron gaat dood.

 

Weetje:

  • Epilepsie lijkt (er is nog te weinig onderzoek) op inhibitie. Glutamaat depolariseert. Gabba zorgt voor hyperpolarisatie Gabba vuurt extra hard als glutamaat ook vuurt. Daardoor worden sommige neuronen te negatief en doen niet meer mee. Te weinig Gabba zorgt voor epilepsie sommige neuronen gaan door gebrek aan Gabba dan zelfs dood.
  • Zenuwen in de hand groeien terug, maar de andere neuronen niet.
  • Alcohol maakt de buitenkant van neuronen vloeibaar. De neuronen worden er langzaam van. Vooral Gabba vuurt dan langzamer. Daar komt de ongeremdheid vandaan. Andere neuronen worden later langzamer, dat zorgt voor een lamlendig gevoel. Alcohol is giftig en maakt neuronen dood.

Neuronen: functioneren

Alles of niets wet; actie potentiaal of niets

Neuronen geven meer informatie door frequentie van het signaal. Zo wordt de intensiteit van pijn bijvoorbeeld aangegeven.

Myeline maakt neuronen wit, en geeft de informatie overdracht extra snelheid. De stroom moet er namelijk door ‘hoppen’.

Herhaling:

  • Rust potentiaal is negatief door lage Na+ in neuron
  • Neuron/ ion kanaal worden vaak ook geopend door neuron transmitters.

 

Zenuwstelsel:

Zie de powerpoint op blackboard voor het overzicht.

Autonoom zenuwstelsel: Onbewuste acties. Het is niet handig om te moeten nadenken over de pupil reflex, adem, hartslag, spijsvertering en blaas. Er is geen bewuste controle over.

Sympatisch is klaar voor ACTIE; kleine pupil, speekselen stopt, adem omhoog, spijsvertering stopt en de blaas trekt samen.

Parasympatisch is rust. Het is het omgekeerde effect van sympatisch.

 

Hersenen:

Midden hersenen Sup coll substantia nigra- oogbeweging controle

                           substantia nigra- dopamine

culiculie zijn knopjes in de hersenen. Bij foetussen, vissen en amfibieën is het een derde deel van de hersenen. Bij mensen groeit het echter niet, dus zijn het slechts knopjes in de hersenen.

Achter brein:

  • Medulla: ademen
  • Pons: oplettendheid en slaap ritme
  • Reticular Formation (RF) slaap en aandacht
  • Cerebellum: bewegingscontrole, cognitieve controle

Beweging in gedachten, bijvoorbeeld in stapjes en bewegingen in goede volgorde (van spieren)

Voorbrein:

  • Cerebrum
  • Lymbisch systeem, sterk onderling gebonden met het gebied onder het cerebrum. Emoties (amygdala) en geheugen ( hippocampus)
  • Thalamus, stuurt informatie naar de cortex en werkt samen met de cortex, hoewel het nog niet helemaal duidelijk is hoe precies.
  • Hypothalamus: fijne functies: eten drinken, seks; homeostase en plezier
  • Hypofyse: hormonen uitscheiden, staat onder controle van de hypothalamus

Hypofyse en endocrien systeem:

Bijvoorbeeld: stress

Stress wordt niet berekend door de hypothalamus. Hij krijgt andere stimuli en scheidt CRF uit in de bloedbaan.

 

  • Hypofyse scheidt ACTH uit in bloedbaan
  • Scheid de bijnier ( andrenal gland) adrenaline uit
  • Het lichaam wordt klaar voor stress.

Spieren raken gespannen, sympatisch zenuwstelsel, pijn is minder goed te voelen (fight/ flight response) Zo beïnvloed je lichaam het brein ook. DUS via hormonen controleert het lichaam de hersenen & visa versa.

 

Cortex: schil van Cerebrum

Cortex: is grijze stof en eronder is witte stof (die is wit doordat het vooral axonen zijn)

Links en rechts: cortices

Er zijn 4 lobben: frontaal, parietaal, temporaal en occipitaal

Hoe werken we met wat waar zit?

Dier onderzoek: wat kan het dier niet als we dat wegsnijden?

Post morten: mensen met een hersen beschadiging. Onderzoekers gaan hier na: wat is er stuk?

Operaties (voor epilepsie) en onderwijl met een draadje in de hersenen porren.. wat ervaar je nu?

Imaging:

  • MRI laat zien welk deel van der hersenen zuurstof verbruikt, zo kun je zien wat actief is. Vooral dendrieten verbruiken zuurstof
  • ENG meet elektrische activiteit. Het veld buiten de hersenen.. Wat zit waar?

Mensen die niet kunnen ruiken worden vaak depressief. Hersenen houden namelijk niet van nietsdoen. Zo kunnen sommige mensen die blind zijn het gedeelte van de hersenen dat gebruikt wordt voor diepte zien gebruiken voor ‘echo locatie’. Voorwaarde is wel dat ze dat op jonge leeftijd leren.

Primaire en secundaire gebieden:

Primaire visuele centra

Primaire auditieve centra

Olfactorische centra

Primaire motor cortex

Assosiatie gebieden.

Wat zit waar?

Mensen hebben veel ruimte voor het visuele gedeelte omdat wij van apen komen.

 

College 3

Inleiding Psychologie                                                                                                     

05/09/2013

 

Restje hersens (college 2) & ontwikkeling

Twee cerebrie: Imput linker lichaamshelft komt in rechtercortex binnen.

In de evolutie is een het hoofd omgedraaid. Ogen zitten links en rechts verkeerd om en aan de verkeerde kant. Ook gevoel gaat naar de verkeerde hersen helft en beeld uit de ogen. Oren zijn een uitzondering. Bijvoorbeeld, het geluid dat het linker oor binnenkomt gaat grotendeels naar rechts, maar ook een deel gaat naar de linkerhersenhelft.

Veel informatie over de  hersenen is er dankzij epilepsie. Vroeger waren er split brain patients. Om de epileptische aanvallen te stoppen werden de verbindingen tussen de 2 hersenhelften verbroken. Ze konden daardoor niet meer communiceren. Het bracht niet (heel veel) schade teweeg, maar het was wel een goede manier om vast te stellen wat welke hersenhelft nou eigenlijk doet.

Links- taal en rekenen

Rechts- ruimte en emotionele diepte

 

Gebieden in de linker hersenschors

  • Angular gyrus: geschreven taal herkennen, gewoon een bobbel op de hersenen.
  • Wernickes gebied: begrijpen van taal. Vloeiende afasie: een beschadiging op de hersenen. Men gaat er vloeiende onzin voor uitkramen
  • Brocas gebied: Grammatica en taalproductie. Expressieve afasie -> ook een hersenbeschadiging, de bedoeling/ betekenis kan nog wel overgebracht worden maar slechts in telegraaftaal.
  • Taal is niet bij iedereen gelateraliseerd. Sommige mensen hebben taal in beide hersenhelften, en in heel zeldzame gevallen zit taal rechts
  • Vrouwen zijn symmetrischer dan mannen. Mannen hebben een veel duidelijke links/ rechts systeem.

Cognitieve ontwikkeling

Samenvatting Piaget:

Vier stadia van ontwikkeling:

Sensorimotorisch (0-2) Bezig met consequenties van acties, leert object permanentie

Preoperationeel (2-7) Gedomineerd door concrete waarneming. Opzoek naar consequenties van acties. Geen conservatie.

Concreet operationeel (7-11) leert abstract denken en operaties in de wereld

Formeel operationeel (11-111) kan formeel denken

 

Kritiek op Piaget

School

Ten eerste komt alle ontwikkeling overeen met het school systeem. Piaget was een zwiter die in Duitsland woonde, op 7-jarige leeftijd gaan kinderen naar de basisschool en op 11 jarige leeftijd naar de middelbare school.  Zijn ontwikkelingsfasen zijn niet gebaseerd op de natuurlijke ontwikkeling van kinderen.

Object permanentie

Kijkt een kind weg van een object omdat het denkt dat het object er niet meer is of omdat het kind gewoon niet meer geïnteresseerd is. Dit is later nogmaals getoetst door objecten voor kinderen te laten ‘verdwijnen’ door illusie. Het kindje is dan stomverbaasd. Dus blijkbaar heeft het kindje object permanentie gewoon door.

Conservatie

Als het kind door volwassenen gevraagd word welk glas voller is (2 gelijke glazen naast elkaar en 1 word overgegoten in een nauwer glas. Welk glas is groter?) dan zegt het kind dat het smalle glas groter is. Maar als je het kind vraagt om aan de teddybeer uit te leggen welk glas voller is, dan geeft het kind het goede antwoord. Dat komt doordat het kind, als een volwassene de vraag stelt, ervan overtuigd is dat het een soort strikvraag is.

Zo zijn er vergelijkbare experimenten gedaan. Als er 2 rondjes op tafel getekend worden, A en B, en er wordt steeds een speeltje in A gelegd, en dan 1 keer in B. Er gaat een doek over beide rondjes dan pakt het kindje het doek over rondje A, maar het kijkt naar B. Het blijkt dat kinderen gewoon niet de motorische vaardigheden heeft om de doek te pakken die het kind pakken wil.

Alternatieven

Socioculturele theorie: kind leert een cultuur aan. Taal is het belangrijkst. HET verschil tussen de ontwikkeling van mens en dier. Hoe beter de taal, hoe meer begrip.

Vygotsky is overtuigd dat een kind zichzelf vaardigheden aanleert met taal.  (kinderen praten hardop tegen zichzelf als ze aan het spelen zijn, ongeacht of er iemand is om tegen te praten.)

Theory of mind

Egocentrisme, dit aspect van Piagets theorie klopt wel. Kinderen denken dat hun perspectief (en kennis) gedeeld wordt door iedereen (zie voor meer informatie egocentrisme in college 1)

Er is ook een theorie die zegt dat dit het fundament van Autisme is. Dat klopt echter niet helemaal, aangezien autistische kinderen het ook kunnen aanleren.

 

Neurotransmitters

Glutamaat- een post-synaptisch neuron, depolariserend. Leidt tot een actie potentiaal

GABA- een post synaptische neuron die hyperpolariseerd. Geen actie potentiaal

(dit zijn de twee belangrijkste neurotransmitters in het brein)

Overig ( Komt vrij in het brein uit een klein aantal kleine kernen, die gaan naar neuronen met grote axonen en die gaan de hele hersenen door):

Acetylcholine, Norepinephrine, Dopamine en Serotine

Neurotransmitters

  • Bij actie potentiaal, release uit synaptische blaasjes
  • Sleutel en slot: In een ander poortje (geen ion- kanaal) past de neurotransmitter als een sleutel in een slot, iets chemisch veranderd, en het poortje opend. Het heeft hetzelfde effect als een ion-kanaal
  • Verschillende receptoren
  • Niet allemaal via ionkanalen, ze hebben ook andere effecten op neuronen
  • Na actie potentiaal worden neurotransmitters weer opgenomen (re-uptake) of degradatie

Neuronen – Verschillen in receptoren

  • neurotransmitters hebben niet overal hetzelfde effect. Sommige depolariseren zowel als hyperpolariseren afhankelijk van de neuronen. Het effect wisselt vaak per gebied in de hersenen.

Glutamaat: exiteerd (depolarisatie). Glutamaat is de basis van signalen in de hersenen

GABA: inhibeerd (hyperpolarisatie)

Acetylcholine: exiterend of inhiberend, in het brein  en neuron-op-spier contact. Botuline zorgt voor verlamdheid.

Norepinephrine: heeft te maken met energie en aandacht. Amfetamines

Dopamine:

  • beloning, leren actie.
  • Amefetamines en cocaïne.
  • Schizofrenie: dan heeft men zowel teveel als te weinig dopamine & het precies op de verkeerde tijd. Men lijkt schizofreen te worden van wiet, andere drugs bezorgen een psychose en dat heeft soortgelijke symptomen.
  • Parkinson heeft te weinig dopamine. Leidt ook tot darm problemen.

Serotine: Doet iets met de stemming. Antidepressiva zou niet werken als het niet met stemming te maken had.

Substantia nigra/ VTA- weinig neuronen, wel enorme axonen -> het hele brein door

Morele ontwikkeling & sekse identiteit

Piaget

Preoperationeel: idiosyncratische regels. Vanaf 5 is er sprake van regel realisme, elke regel is absoluut, onveranderlijk

Concreet operationeel: Kinderen snappen dat regels simpele conventies zijn

  • Uitgewerkt door Lawrence Kolhberg. Het gaat niet zozeer om het morele besluit als om hoe het word beredeneerd.

Het probleem is het waardeoordeel dat erin zit. Sommigen bereiken de latere stadia nooit. Zo gaan vrouwen in sommige situaties voor niveau 3 i.p.v. 6 vanwege hun visie op relaties. Het is geen feministisch schema.

Geslachts identiteit

2 begrippen:

  • Sekse identiteit: zelf identificatie als mannelijk/ vrouwelijk
  • Sekse typering: ontwikkeling van gedrag dat volgens de cultuur bij dat geslacht hoort

3 theorieën

  • Sociaal leren: Observaties en training ouders. Het probleem met deze theorie is dat kinderen veel meer rigide zijn dan hun ouders in de verschillen.
  • Cognitieve ontwikkeling Kleuter leert dat er geslacht is, later leren kleuters dat geslacht permanent is.
  • Sekse schema: Onze cultuur is overladen met het belang van sekse. Geslacht wordt door volwassenen (bewust en onbewust) heel belangrijk gemaakt. Zo zou men bijvoorbeeld, door jongens en meisjes samen te laten werken, het verschil in sekse benadrukken.
  • 4de theorie is biologie, maar hij staat niet in het boek, waarschijnlijk omdat het een erg logische theorie is. In baby’s is geslachts verschil al merkbaar. Bijvoorbeeld: jongens zijn van baby af aan al agressiever en ze vragen meer aandacht. Dit is ook terug te vinden in apen.

 

College 4

Inleiding Psychologie                                                                                                    

 10/09/2013

 

Sensatie

Strange situation

  • Veilige hechting: zoeken naar veilige interactie met moeder bij terugkomst
  • Onveilig/ vermijdend: vermijden moeder bij terugkomst
  • Onveilig/ ambivalent: zoeken & daarna verzet bij moeder
  • Ongeorganiseerd: rare emoties bijvoorbeeld bij mishandelde kinderen

Gevolgen veilige hechting: kinderen kunnen beter omgaan met frustratie. Ze blijven het langer proberen op te lossen.

Sensitief responsieve moeders

  • Crèche: Die lijkt relatief geen slechte gevolgen te hebben voor de kinderen. Kinderen gaan er beter door om met andere kindjes. Taal gaat sneller. Extreem gedrag komt echter ook vaker voor. Misschien is dat het geval omdat in een crèche extreem gedrag beloont wordt. Als een sterk kind een speeltje afpakt wordt het extreme gedrag dus beloont.

Karakter/ temperament

Bij baby’s spreekt men van temperament, bij jonge kinderen van karakter.

3 types:

  1. Makkelijke (40 %) speels, regelmatig (slapen en eten) makkelijk in nieuwe situatie
  2. Moeilijk (10 %) snel verstoord, onregelmatig, intens negatief in nieuwe situaties. Huilen en boos. Als mama terugkomt zijn ze nog bozer. Onderzoekers denken dan aan slechte hechting, dat is dus een kip en het ei probleem.
  3. Langzaam opwarmend (15 %) inactief, teruggetrokken in nieuwe situaties.

(De overige 35% is gewoon niet ingedeeld)

Enige continuïteit in de overgang van temperament naar karakter. Strange situation heeft aangetoond dat samen opgroeiende tweelingen een hogere correlatie dan apart opgroeiende tweelingen.

 

Later ontwikkeling/ puberteit

Opvoedstijlen

10

Hoe responsief

is de ouder?

0

En hoe         

Authorative

Reasonable demands

Consistent reinforcements

Authoritarian

Many rules & demands

Few explanations

 

veeleisend?

Permissive

Few rules

Too much freedom

Uninvolved

Few rules

Few demands

 

0

 

 

 

 

Sociogram: Dit diagram wordt gemaakt van relaties in de klas. De kinderen geven aan wie hun 2 beste vrienden zijn en zo teken je een diagram uit. Dit diagram was van een basisschool klas (9+). Het is duidelijk te zien dat er geen interactie is tussen jongens en meisjes. De meisjes klusteren samen in groepjes. Ze weten duidelijk al hoe de relaties in de klas een beetje lopen, wie wie aardig vindt, en hebben bijpassende groepjes gevormd. De jongens zijn meer een kluwe.

 

Puberteit: Groei, ontwikkeling seksuele organen, moeilijkheden

Moeilijkheden: los slaan? Depressies? Stress met ouders? Identiteitscrisis?

(van die moeilijkheden komt stress met ouders waarschijnlijk als enige in de buurt van de werkelijkheid)

Wat als een kind te vroeg of te laat gaat puberen?

Bij meisjes is het erg als ze te vroeg zijn. Meisjes worden dan ineens als enige anders, en dat gaat vaak minder goed.

Bij jongens is het een probleem als ze laat zijn, want dan zijn ze een beetje triest, ze kunnen niet zoveel als jongens die al wel puberen.

Zelfwaardering:

Peuters zijn extreem positief, ze zien zichzelf als een superheld

Basisschool leeftijd: ook nog positief. Ze vergelijken zichzelf met hun vroegere zelf. Kinderen ontwikkelen enorm, dus is het ook niet zo gek dat ze constateren dat ze verbeteren en daarom goed zijn. De bovenbouw is lastiger, dan gaan ze zich vergelijken met leeftijdsgenoten. Uit die vergelijking komen ze niet altijd goed, het is dus niet gek dat het zelfbeeld hier wat negatiever is. Vooral gezien het feit dat hun inschattingsvermogen nog niet heel erg goed is, dat doet het zelfbeeld geen goed.

Adolescentie: Leeftijdsgenoten worden de sleutel.

 

Identiteitscrisis volgens Erikson:

Dit was misschien waar in de jaren ’70 maar nu is de juistheid hiervan te betwijfelen.

Identiteitscrisis gezond deel van ontwikkeling

  • Exploratie eigen identiteit, vinden welke houding en ideologien passenm.
  • Als niet klaar is tegen 25 dan is het een identiteits verwarring

Uitkomsten volgens James Marcia

  • Bereikte identiteit (identity achievement): identiteitscrisis is voorbij, dan hebben volwassenen een stabiele identiteit
  • Verbinding (foreclosure): stabiele identiteit, maar zonder identiteitscrisis. Een overname van de positie van de ouders
  • Moratorium: midden crisis
  • Identiteitsdiffusie: Hetzelfde als identiteit verwarring

 

Sensatie meten

Sensatie en perceptie

Sensatie: fundamentele rauwe ervaring- voor het interpreteren (wat onder perceptie valt)- die resulteren van de stimuli.

Perceptie: Interpretatie & betekenisvolle interpretatie van die ervaringen.

 

Psychofysische procedure:

  • Experimentele technieken om de relatie tussen fysieke eigenschappen van de stimulus en psychologische  waarneming vast te leggen.
  • Veel trials met verwarrende stimuli

 

Absolute drempel voor sensatie

Neuron vuren altijd. Daardoor is er ruis. Soms hoort men iets als er niets is, en visa versa. De drempel waarde voor waarnemen ligt bij 50% van de keren nog een juiste waarneming.

Tabel 4.1, de waarnemingen die hier worden gedaan zijn zonder enige andere stimuli eromheen.

Drempel voor waarnemen van verschillen

  • Just Noticable Difference (JND) 1/2 van de verschil tussen 25% en 75% groter
  • Weber-Fechner wet: intensiteit van opgemerkte verandering proportioneel aan intensiteit standaard
  • Weber fractie: JND als % van standaard, dus constant voor alle intensiteiten

 

In machtsfunctie (power function) met exponent r

Geluidsvolume: r

Pijn: r > 1

 

Sensitiviteit &bias

Signaal uit ruis herkennen

  • Gevoeligheid, sensitiviteit; hoe precies (d’ uitspraak: dieprain)

Liberale bias: als nee meer kwaad doet dan ja dan heb je de sterke neiging ja te zeggen bij twijfelgevallen.

(veel hits &veel vals alarm)

  • Conservatieve bias is precies het tegenovergestelde. Dan heeft men de neiging nee te zeggen.

Weinig hits en weinig vals alarm.

 

Neurale codering

Transductie: fysieke stimulus -> vuren. Vertaling van fysieke stimulus naar neurale informatie.

Intensiteit/ felheid

  • Vuurfrequentie
  • Regelmaat ( regelmatiger bij intenser)

Kwaliteit details als kleur en toonhoogte worden ook doorgegeven door het type neuronen dat vuurt

 

Zien

De retina is in de evolutie omgedraaid. Dus licht gaat eerst langs de zenuwcellen voor het bij de receptoren/ zintuigcellen komt.

Staafjes (rods): zien zwart-wit, daarom zijn ze sensitief (nachtzien) niet erg precies.

Kegels (cones): Veel licht nodig voor details. Ze vangen kleur op en zijn dicht bepakt in fovea: daar valt alleen licht op van recht voor ons & het vangt dus het meeste licht

Drie soorten kleur

Transductie: In receptoren al plaats, ze geven een elektrische stroom af.

Ganglioncellen: begin van de optische zenuw.

  • Meerdere kegels delen een ganglioncel. Staafjes hebben nagenoeg allemaal een eigen ganglioncel
  • Inhiberen elkaar. De ganglioncellen aan de zenuw die het meeste licht vangt vuurt het meest. Die inhibeerd dus omliggende ganglioncellen en zorgt er daardoor voor dat het effect enorm versterkt wordt.

Kleur – verschillende kleuren samen zijn metameren.

Opponente kleuren: Nabeeld.  Als je strak naar 2 kleuren kijkt en die verdwijnen plotseling en je kijkt naar een wit scherm, dan zie je heel even de opponente kleuren. De neuronen die al een hele tijd voor bijvoorbeeld blauw en rood aan het vuren waren worden moe. Dan komt een wit scherm, dat is licht in alle kleuren. De kleuren voor rood en blauw zijn dan wat trager dan de verse neuronen die zoveel meer vuren, dat een wazige afdruk van de opponente kleuren achterblijft.

Theorie van Hering (1878)

De 3 kleuren staan in verbinding met het helderheid kanaal. De overige 3 kanalen zijn zoals Hering dacht. Alle activiteiten gezien door activiteit rood- of groen kanaal, geel of blauw.

Diepste- iets dat ver weg is-> minder plaats op de retina -> minderscherp.

Horen enz. wat is de stimulus?

Geluidsgolven. Golven druk verschil in de lucht.

Toonhoogte, frequentie

Luidheid: amplitude -> verschil dunne en dikke lucht

Timbre: complexiteit -> instrument klank

Basilair membraan: hele kleine haartjes gaan door muziek trillen, die zitten vast aan zenuwen als oude mensen doof worden dan gaan de haartjes helemaal boven dood

Hoe horen we toon hoogte?

2 Theorien:

  • Temporale theorie: neutraal vuren met frequentie
  • Plaats theorie: plaats haartjes op basilair membraan.

Wat is waar?

Beide. Een hoge toon hoort bij plaats theorie. Maar voor lage tonen is het visa versa.

Ruiken en Proeven

Ruiken: Celia (haartjes) aan cellen. Moleculen uit lucht komen in het slijm vast te zitten. Combinaties van bepaalde cellen geven de geur aan. Naar het schijnt heeft iedereen een andere set receptoren.

Een onbekend aantal receptoren, verbonden met de olfactorische bulb (zit net boven de neus). Naar olfactorische cortex.

Mensen communiceren onbewust via neus.

Feromonen. Bijvoorbeeld de menstruatie. Na een tijdje gaan vrouwen gelijk lopen in hun cyclus (op voorwaarde dat ze samen leven. De theorie achter dit verschijnsel is dat het een voordeel is voor een vrouw als ze ervoor kan zorgen dat haar partner geen kinderen kan verwekken bij een andere vrouw, want ze zijn samen ongesteld.

Een ander voorbeeld is dat als jongens hebben gezweet in een T-shirt en meisjes moeten een shirt uitkiezen dan kiezen ze voor het type immuunsysteem dat het beste bij haar past.

 

College 5

Inleiding Psychologie                                                                                                     11/09/201

Perceptie en bewustzijn                                                                                                      (Sensatie af)

Proeven 4 (5) soorten smaken: zoet, zout, zuur, bitter, & umami = voor eiwit

Leren en verwachting zijn hier erg belangrijk

Zo heeft basilicum een hele sterke geur, meer dan het een smaak op de tong is. Ook tijdens het eten blijft het te ruiken. Dergelijke dingen lekker vinden is iets wat aangeleerd wordt.

Huid heeft 3 zintuigen:

DRUK; druk verandering. Door adaptatie is druk na een tijdje niet meer waarneembaar.

TEMPERATUUR, warmte en koude receptoren reageren op temperatuur verandering. Denk hierbij aan een zwembad met koud water. Als de huid constant dezelfde temperatuur als het water heeft dan is het water prettig i.p.v. koud, wederom adaptatie.

PIJN de hersenen zijn de enige materie in ons lichaam zonder pijncellen. Hoofdpijn komt van druk tegen de schedel. Schade zorgt voor chemicaliën die los worden gelaten en die receptoren stimuleren.

  • Acute pijn: De pijn van een snee, het stoten van de knie enz. De pijn komt onmiddellijk op en gaat vrij snel weer weg.
  • Tonische pijn: Deze pijn is blijvend. Zo lopen er mensen jarenlang rond met rugpijn.
  • Poort voor pijn: periaquductale grijze zone (PAG): Wanneer deze poort actief is voelt men geen pijn. De poort wordt geactiveerd door endorfine, wat veel lijkt op morfine en cocaïne en heroïne enz. Het is dus een bijzonder goede pijnstiller.
  • Acupunctuur: Lijkt de PAG ook te stimuleren. Het lijkt op een pijnstiller, maar hoe is onduidelijk.
  • Soms doen mensen vanuit een religieuze of culturele overtuiging zichzelf ongelofelijk veel zeer. Maar door de endorfine die vrijkomt, voelen ze geen pijn.

 

Perceptie en bewustzijn

Hoofdstuk 5 en 6

Perceptie: is de integratie en betekenisvolle interpretatie van die ervaringen (de interpretatie van sensatie)

Aandacht

Waar is Wallie? In die zoek spelletjes is er te veel informatie tegelijkertijd om op te nemen. In onze aandacht houden we ongeveer 4 dingen, dus moeten we naar Wallie zoeken.

Perceptie en aandacht

  • Teveel informatie: Alleen wat in fovea (een plekje op de retina die ziet wat recht ervoor is) gebeurd ziet men en let men op (daar wordt ook slechts een deel van onthouden).
  • Aandacht
  • Oogbewegingen (oftewel saccades) gaan heel snel
  • Contrast trekt de aandacht, evenals andere dingen met betekenis. Zo let men in een gezicht op de ogen, vanwege het contrast, en op de mond, vanwege de betekenis/ emoties die het uitdrukt.

Waar niet opgelet wordt (aandacht) raakt men kwijt. Dit verschijnsel heet inattentionele blindheid. Zo worden veranderingen in de achtergrond zelden opgemerkt. En van wat wel opgemerkt wordt, wordt slechts 50% onthouden.

 

Wat is aandacht in het brein?

  • Sterke neurale activiteit voor een object of eigenschap in de aandacht focus

 

Hoe ziet men een object?

Figuur- achtergrond segregatie

Betekenis: Als iemand aan een vlek een betekenis geeft, is het onmogelijk er ooit nog iets anders in te zien.

Bij de achtergrond segregatie kijkt men naar de grenzen van het object, vooral oude kennis wordt gebruikt.

Gestaltwetten

  • Wet van de nabijheid: Men trekt lijnen tussen plekken die dicht bij elkaar liggen
  • Wet van de gelijkheid: Men trekt lijnen tussen groepen (kleur/vorm)
  • Wet van de continuatie: Mooie doorlopende lijnen
  • Wet van de geslotenheid: Gedeelde punten suggereren diepgang en vlekken worden gelijk gemaakt.

Hoe is diepte te zien?

Binoculaire dispariteit: Rood en groen verschuiven. Als rood en groen dicht bij elkaarstaan dan is het object dichtbij, staan ze ver uit elkaar dan is het object ver weg. Daarom is blij een 3D-film een personage die dichtbij staat het enige dat scherp is zonder bril, en ook waren de eerste 3D brillen rood en groen, dit is de reden.

Monocularire cues: relatieve grootte, interpositie, relatieve hoogte, perspectief en schaduwen.

Interpositie: Een rood huis staat half voor een oranje huis Dus is het oranje huis verder weg.

Relatieve hoogte en grootte: het dak van het oranje huis is lager dan het dak van het rode huis en het oranje huis is kleiner dan het rode huis, dus is het oranje huis verder weg.

Schaduw. De schaduw van het rode huis valt over het oranje huis.

Hoe ziet men beweging?

  • Strotoscopische beweging: Bij film en TV. Foto’s snel achter elkaar, 50 plaatjes per seconde  geeft bewegend beeld. In de werkelijkheid speelt dit geen rol, maar wel:
  • Tegen achtergrond: bewegend beeld ten opzichte van een achtergrond
  • Speciale bewegingsdedectoren: Dat beeld beweegt is ook te merken door verschillende moment-opnames met elkaar te vergelijken

Hoe herkennen we objecten

Hubel en Wiesel Door katten in een zwarte kamer naar lichtgevende streepjes te laten kijken, onderwijl porrend in de hersenen opzoek naar een neuron, is te meten waar neuronen op reageren.

Simpele cellen reageren op contrasten met een bepaalde richting. Sommige neuronen reageren op hele specifieke hoek, dat zijn complexe cellen.

Hypercomplexe cellen reageren op hoeken en lijntjes met een bepaalde lengte.

Dat gaat zo door tot

Tot grandmother cells, turbomegacomplexe cellen: Deze cellen zijn zo complex dat ze in staat zijn je grootmoeder te herkennen.

Het probleem hiervan is dat als je die ene neuron doodmaakt die verantwoordelijk is voor het herkennen van je grootmoeder het veel voor zou moeten komen dat mensen na een avond stappen, willekeurige dingen niet meer herkennen. Maar dat is niet zo. Het blijk dat meerdere neuronen bezig zijn met meerdere objecten , en er zijn meerdere willekeurige neuronen met je grootmoeder bezig.

Van simpele cellen naar grandmother cells is feed forward en bottom up

Van grandmother cells naar simpele cellen is feed back en top down

Temporaal kwab heeft een idee -> occipitaal kwab neemt deze zienswijze over.

Geonen: objecten worden herkend door geonen

Prosopagnosia: geen gezichtsherkenning meer

Feedback constantheid van vorm, kleur, licht en grootte, Bijvoorbeeld: Als er een schaduw over een object valt dan veranderd de onderliggende kleur. Toch berekend de temporaal kwab wat de kleur zou moeten zijn, wat ervoor zorgt dat je veel meer kleur ervaart dan dat er daadwerkelijk is.

Bewustzijn  hoofdstuk 6

Wat is bewustzijn?

  • Bestaat uit de reflectie van onszelf en onze omgeving
  • Controle over onze activiteiten
  • Monitoring en controle
  • Dat wat in onze aandacht valt -> Dit is het zeker niet gezien het feit dat in aandacht +/- 4 dingen tegelijk zijn, terwijl mensen zich op dat zelfde moment zich bewust zijn van veel meer.

Wat valt er buiten bewustzijn?

Onderbewuste: alles waar men in principe bij kan, maar nu even niet bij is, zoals herinneringen, autonaliteit (Het is mogelijk om je bewust te zijn tijdens het fietsen) en dissociatie (2 dingen tegelijkertijd doen, zoals auto rijden en praten)

Onbewust: Freud was van mening dat het onderbewuste gedachten, wensen  en weggedrukte herinneringen zijn. De andere theorie is dat het gedrag beïnvloed op een manier die men niet merkt.

Zo dacht men lange tijd dat  Als men een film keek over oude mensen, men langzaam ging lopen.

En hoewel later bleek dat de studenten een beetje bevooroordeeld waren, en ongetwijfeld onopzettelijk de resultaten hebben beïnvloed zodat het leek of de test gelijk had.

Veranderde toestand van bewustzijn: Alle toestanden van bewustzijn die niet zo alert als normaal zijn.

Slaap en dromen

Non REM slaap (voor herstel)en REM slaap

Iedereen droomt. Maar niet iedereen herinnert zich de droom doordat ze nooit wakker worden in de REM slaap of doordat ze meteen aan andere dingen denken als ze wakker worden. De enige uitzondering is een groep slikkers van sommige antidepressiva

Waarom zijn dromen zo raar?

  • Freudiaanse theorie: manifeste/ latente inhoud

Manifeste inhoud: een verhaal zoals je het zou onthouden als je het zou opschrijven

Latente inhoud: de betekenis van de dromen.

  • De beelden van de dag aan elkaar gehallucineerd. (Je beweegt niet in je slaap omdat je ruggenmerg op slot zit) Neuronen in temporaal kwab gaan vuren (dat is normaal, ze moeten actief blijven) dat zorgt voor beeld. Het Frontale kwab probeert er nu een verhaal van te maken.

 

College 6

Inleiding Psychologie                                                                                                     

12/09/2013

Drugs en leren

Drugs zijn vanuit psychologie interessant vanwege de verslaving.

Wat is verslaving?

Er zijn 3 eigenschappen die een verslaving kenmerken:

  • Het opbouwen van een tolerantie: het lichaam past zich aan, dus is er een hogere dosis nodig.
  • Onthoudingsverschijnselen: vervelende fysieke en psychische gevolgen van stoppen. De psychische gevolgen, de drang, blijft ook veel langer hangen dan de fysieke drang.
  • Cumpulsief gebruik
  • Groter gebuik dan gewenst
  • Pogingen gebruik te controleren mislukken
  • Er wordt veel moeite gestopt in het verkrijgen van de drug. Zoals geld, tijd, naar onaangename plaatsen

Dodelijk is: alcohol/ tabak enz. (In tabak is het niet de nicotine, maar het teer waaraan je dood gaat. Nicotine is ook giftig, maar het tabak plantje heeft het ontwikkeld om vliegen af te weren, maar wij zij zo groot dat ook een overdoese niet mogelijk is.

Wat is gekmakend? Alcohol en marihuana. Marihuana verhoogt bijv. het risico op schizofrenie.

Uppers: (geeft energy) cocaïne en amfetamine via dopamine, amfetamine ook via norepinefrine

Downers: alcohol en heroïne (via endorfine receptoren)

Opiaten ( bijvoorbeeld heroïne) open en PAG-> pijnstiller

 

LEREN

Leren definitie: Langdurige verandering in gedrag als resultaat van ervaring

2 manieren:

Non associatief: habituatie – wennen aan iets

Associatief – leren over verbindingen tussen stimuli. Dit is heel breed, maar kan onderverdeeld worden in klassiek conditioneren en operant conditioneren.

Klassiek conditioneren:

 US, UR

 US ongeconditioneerde stimulus, biologisch belangrijk geur eten

 UR biologisch bepaalde respons op US kwijlen

 CS, CR

 CS geconditioneerde stimulus, in beginsel neutraal lampje/ belletje

 CR geconditioneerde respons, zelfde als UR maar nu op CS kwijlen

CS voorspelt US

Dit soort Pavlov onderzoek wordt tegenwoordig ook met mensen gedaan. Het is om trauma’s te onderzoeken

Generaliseren: is alles wat lijkt op je stimulus met de stimulus associëren. Discrimineren is exact het tegenovergestelde. Het gaat dus om het verschil zien.

Extinctie: het is niet mogelijk om een angst te vergeten. Je kunt er wel overheen leren ergens niet meer bang voor te zijn, maar je kunt het niet terug draaien.

Operant Conditioneren

Door trial and error wordt op een gegeven moment een reponse gegeven die men belonen wil. Blijft men die response consequent belonen en binnen de kortste keren is die response een tendens. Dit fenomeen heet ‘shaping’.

Men kan op verschillende manieren belonen, namelijk positief en negatief. Denk bij een positieve beloning aan bijvoorbeeld snoepjes. Bij een negatieve beloning hooft het onderzoeksobject iets naars niet te doen.

Een primaire beloning is altijd eten of drinken.

Hoe hard werk je voor je beloning? Wanneer er op fixed intervals een bepaalde hoeveelheid komt, is dat bijna ongeacht wat de persoon doet, en daarom veel minder motiverend dan een schema dat suggereert dat je er zelf invloed op hebt. Mensen zijn bereid daar heel hard voor te weken. Met dat schema werken bijvoorbeeld casino’s

Geleerde hulpeloosheid: is interessant in verband met, bijvoorbeeld depressies. Wanneer het idee bestaat dat men niet kan ontsnappen dan wordt het ook niet geprobeerd. Dat is aangetoond met ratten. De rat kreeg namelijk schokjes tenzij hij vluchtte, dus vluchtte de rat. Op een gegeven moment werd de vlucht route afgesloten. Een tijd lang probeerde de rat om er toch uit te komen maar na een tijd gaf hij het op. Hij verroerde zich zelfs niet toen de vlucht route weer open ging. Blijkbaar was hij te druk bezig met hulpeloos zijn.

                                                                                               

College 7

17/9/2013

Cognitief leren en biologisch

Er zijn grenzen aan leren, dieren maken aannames over hoe de wereld in elkaar steekt (causaliteit). Het is niet mogelijk om de dieren iets te leren dat tegen die aannames in gaat.

Cognitieve grenzen:

Behavioristen houden zich bezig met: Conditioneren. Conditioneren is niet domweg causaliteit aanleren, maar intelligent leren:

klassiek leren: wat voorspeld belangrijke dingen?

Operant leren: hoe kan ik controleren of ik een beloning krijg of niet.

Leren gebeurt ook zonder beloning en straf. Dat is cognitief leren

  • Iets leren dat overeenkomt met vorige overtuigingen. Leren zonder gedragsverandering (latent leren). Bijvoorbeeld, een duif van een Skinnerbox is ervan overtuigd dat hij iets moet doen om voedsel te krijgen (zo kan je een bijgeloof aanleren. Als voedsel op bepaalde momenten binnenkomt de duif heeft 2x vlak voor het voedsel binnenkwam met zijn vleugels geflapperd, dan raakt de duif ervan overtuigd dat als hij met zijn vleugels flappert hij voedsel krijgt, ongeacht het feit dat het voedsel bij gelijke intervallen binnenkomt. Dit is dus onafhankelijk van beloning.
  • Je kunt ook leren door te zien wat anderen overkomt: observationeel leren. Je stopt een rat bij een andere rat en de andere rat eet alleen blauw eten. Groen eten laat hij staan. De nieuwe rat eet algauw ook alleen maar blauw eten. Zo doen kinderen bijvoorbeeld de TV na.
  • Soms is beloning contra productief; eerdere overtuigingen (spurieuze associatie)  bijvoorbeeld: studenten gaan punniken. De helft van de groep krijgt 35 als ze punniken. Die groep vindt het niet leuk. De andere groep krijgt niets, maar vindt het punniken wel leuk. De beloning haalt de interne motivatie gaat weg.

Extrinsieke motivatie: komt van buiten (overjustification). Je wordt ervoor/erdoor beloont (wat  je doen bent is kennelijk niet leuk)

Intrinsieke motivatie: komt uit jezelf

 

Hoe zit het biologisch?

Cerebellum doet het klassiek conditioneren. Bijvoorbeeld: met de ogen knipperen als er lucht op komt. Het lymbisch systeem doet operant conditioneren. In het lymbisch systeem zitten allerlei gebieden die met de emotie te maken hebben. Het operant conditioneren via beloning en straf werkt via de emoties. De amygdala kan leren (bijvoorbeeld als je bang bent) wat er precies eng is.  Maar overal wordt er in de hersenen geleerd.

Synaptische plasticiteit

Wat gebeurt er precies in de hersenen als men leert? Glutamaat zorgt ervoor dat je depolariseert. Dus de ene neuron maakt de andere positiever waardoor die meer kans heeft om te vuren. Exititory Post Synaptic Potential: het exiterende (positiever worden) van de post synaptische cel.

Als je leert komen er meer receptoren aan de post synaptische kant. Zo heeft glutamaat meer receptoren en meer effect, dus meer EPSP. Dat kan echter niet eindeloos doorgaan. Daarom is er een variant van het leren dat het verbindingsnet zwakker maakt.

Dus er zijn vier vormen van leren: habituatie, klassiek conditioneren, operant conditioneren en cognitief leren.

 

Geheugen: het gene waar het geleerde in wordt opgeslagen.

Er zijn 4 verschillende soorten geheugen: sensorisch geheugen, korte termijn geheugen, en lange termijn geheugen die kan worden opgedeeld in twee groepen: Expliciet en Impliciet

Fases van opslaan (coding)

Opslag & het moment dat iemand het eruit haalt ( opslaan/retical)

Sensorisch geheugen: alles wat je ziet blijft ongeveer 1 seconde als perfect beeld hangen. In een parital report heb je genoeg tijd om het hele verslag goed te doen (ongeveer 3 getallen/ letters/ kleuren enz.) Whole report: gaat niet foutloos want na die seconde blijft maar een heel klein deel van dat beeld over en gaat naar het korte termijn geheugen. (In het sensorisch geheugen komt dus héél veel informatie binnen maar het blijft maar 1 seconde opgeslagen en blijft niet hangen.)

Sensorische buffers: alles wat je ziet gaat naar ‘opslag ruimtes’. Die theorie blijkt niet helemaal te kloppen. Het blijkt dat, nadat men een plaatje heeft gezien, en dan niet naar een ander plaatje kijken, maar bijvoorbeeld naar een wit scherm, dan blijven ze een seconde lang het plaatje nog voor zich zien, ook al is het beeld weg. Dat komt doordat de neuronen blijven vuren, uit een soort verveling. Kijkt men echter meteen daarna naar een ander plaatje, dan blijft het beeld niet hangen. Er zijn dus geen opslagruimtes in het brein, het is een eigenschap van het sensorisch en auditief geheugen dat ze blijven vuren over de laatste imput.

Korte termijn geheugen / het actieve geheugen:

Informatie die actief blijft als men eraan blijft denken. Vroeger zei men dat de capaciteit van het korte termijn geheugen 7 ‘items’ is, maar dat blijkt maar 4 te zijn. Met telefoon nummers van 7 letters die men zou kunnen onthouden blijken mensen groepjes letters te onthouden. De rest delen ze op in al bekende letter combinaties.

Ongeveer in blokjes van 4 Zo kunnen mensen die heel goed zijn in geschiedenis, of heel veel weten van marathontijden behoorlijk lange nummers onthouden. Want die onthouden niet een hoop cijfers maar wel 3 verschillende jaartallen of tijden. Dit principe heet chunking.

Model van Braddeley- het geheugen waarmee je werkt.

Fonologische loop: Hier wordt 3 seconde verbale informatie (dat is ongeveer 6 woorden) opgeslagen. Leuk weetje: in talen waarin de woorden korter zijn kan iemand meer woorden onthouden.

Visuospatieel schetsboek: onthoud beeld, een mentaal overzicht. Zolang men eraan blijft denken kan men alle details heel precies herinneren. Dit is een eidetisch geheugen (een fotografisch geheugen) maar moet dit korte termijn geheugen heten? Of gooien deze mensen de foto’s meteen in het langer termijn geheugen?

De derde buffer waardoor dingen worden onthouden is:

Episodische buffer: hierin wordt de betekenis van verhaaltjes onthouden. Het houdt bij wat het laatste is wat er met je is gebeurd.

Centrale executieve: controle over de stroom van informatie. Het houdt zich bezig met de vraag: Wat gaat het langer termijn geheugen in en wat niet?  Het is de controle functie van je bewustzijn.

 

Langer- termijn geheugen LTM, iets komt erin door:

  • Herhaling
  • Maar dat is niet hoe het normaal gaat. Normaal gesproken komt iets in het lange termijn geheugen door er stil bij te staan, dat principe is elaboratie. Door elaboratie leggen we verbindingen (door bijvoorbeeld associaties te maken, ze hoeven niet per se aan het onderwerp zelf gerelateerd te zijn maar het mag bijvoorbeeld ook gewoon een ezelsbruggetje zijn) en daarmee krijgt iets betekenis

Geheugen verbeter cursussen:

  • Men leert betekenis toevoegen
  • Men leert ook organiseren: dus niet op de gegeven volgorde iets leren, maar iets sorteren op bijvoorbeeld soort, kleur, grootte, smaak, voorkeur enz.
  • Door in een bekende kamer een route te maken, en daar alle onbekende objecten op te leggen, en die route later precies terug te lopen.
  • Ophalen oefenen: de beste manier om te leren is door je kennis te testen.

Lange-termijn geheugen

Opladen versus herkennen:

Herkennen van dingen gaat veel gemakkelijker dan informatie ophalen. Er zit heel veel in het geheugen waar men niet bij kan. Dat zou een belangrijke oorzaak van vergeten kunnen zijn. Mensen kunnen heel erg goed herkennen, maar ‘cues’ zorgen ervoor dat informatie (waar men anders niet bij zou kunnen) gemakkelijk opgehaald wordt, het zijn een soort geheugensteuntjes. Iets is eerder gezien en als men dat ‘iets’ ziet dan herinnert men zich gemakkelijk het al eerder gezien te hebben. Wanneer men moet herinneren zonder cues probeert men de context te herinneren waarin het toen zat.

Interferentie komt voor wanneer verschillende herinneringen die men op kan halen andere herinneringen hebben die er heel veel op lijken, zodat details verwisseld raken en een aantal, zo niet alle, situaties in het geheel worden vergeten. Er is dus sprake van minder ophalen.

Je gebruikt context. Wanneer men zich in dezelfde situatie plaatst als die van de herinnering, is de herinnering makkelijker op te halen. Reconstrueren helpt.

 

Reconstructie:

Men gebruikt kennis om te herinneren. Er is een soort script dat beschrijft hoe de gebeurtenis meestal gaat, waardoor men denkt het zich te herinneren. Als mensen zich echter al iets werkelijk herinneren dan is dat meestal de gedachten die ze zelf hadden tijdens die gebeurtenis.

Baskett Mensen gebruiken dus een script, waardoor wat hoort, stereotypes, krachtiger zijn dan het daadwerkelijke gebeuren.

Suggereren dat iets is gebeurd: ‘Was iets zo?’ in een vraag, dat iets is hier zo krachtig dat het de werkelijke herinnering overschaduwd en vervangt.

Vergeten: eerst gaat het snel en dan langzamer. Wat studenten over vier jaar nog weten, weten ze over 20 jaar ook nog wel. Men vergeet vanwege interferentie en verval.

 

Eigen leven; wat is de vroegste herinnering?

Bij kindertijd  is er en amnesie, later wordt er veel herinnerd, veel recente dingen.

Hoe zit het biologisch? Hippocampus: Mensen met epilepsie kregen elektrodes in hun hoofd. Neuronen gaan vuren vlak voordat ze iets herkennen. Daarna wordt een heel aantal herinneringen gestimuleerd.                                                                       

College 8

18/09/2013

Taal en denken

Voortzetting vorig college.

Schade aan de hippocampus:

De hippocampus is een gebied waar neuronen dicht op elkaar zitten, daardoor is het kwetsbaar.

Expliciet (herinneren dat men zich iets herinnerd) geheugen:

  • Episodisch vooral (ons leven) gebeurtenissen
  • Semantisch wat minder (feiten ) kennis

Impliciet geheugen (herinneringen die blijken uit gedrag)

  • Vaardigheden: wanneer iets is geleerd, en later wordt toegepast, dan wordt het op een gegeven moment niet meer toegepast aan de hand van de herinnering,  maar uit een automatisme. Bijvoorbeeld: Fietsen is iets wat heel veel wordt gedaan, toch zullen er maar heel weinig mensen zijn die zich het leren fietsen herinneren.
  • Priming: Als iemand zegt: ‘hond’ dan denken de meeste mensen aan een kant.  Een woord genereerd associaties. In een boek leest een logisch opvolgende zin makkelijker dan een zin die niet wordt verwacht. Een ander voorbeeld is van een doctor die een punaise tegen zijn hand plakte. Hij gaf een patiënt met geheugen verlies een hand, bij wie dat behoorlijk pijn deed. Toen hij de patiënt bij de volgende ontmoeting weer een hand wilde geven, wilde de patiënt die niet geven, ook al kon hij niet uitleggen waarom niet.

Nieuwe vaardigheden kan men dus ongeacht geheugen verlies gewoon aanleren. Het gaat wel heel langzaam.

Waar dat dan?

Overal in het brein waar verwerking plaats vindt. Hersens worden efficienter, als mensen een activiteit voor de 2de keer doen, is er een stuk minder hersen activiteit.

Geheugen en emotie

Flash bull herinnering: een verschrikkelijk moment staat in het geheugen gegrift (door de invloed van emotie)

Invloed van emotie:

  • Herhaling
  • Opwinding: zorgt voor het vrijkomen van de adrenaline dat leidt tot betere opslag
  • Angst: herinneringen worden er beter door opgeslagen, maar je kan ze er niet goed door ophalen, denk aan blackouts
  • Context: Wanneer iemand met een pistool wordt bedreigd dan kijkt die persoon alleen nog maar naar het pistool. Mensen zien daardoor heel vaak het gezicht van de overvaller niet.
  • Repressie: nare herinneringen worden verdrukt.

Maar er zijn ook trauma’s: waarbij iets verschrikkelijks contant in gedachte is.

Bestaat het verdrukken van trauma’s? Waarschijnlijk niet.

 

Denken:

Taal en denken

In veel landen richt men ruimte in in links en rechts. Sommige volkeren (bijvoorbeeld Aboriginals) oriënteren zich altijd op de wereld en richten ruimte in in Noord, Oost, Zuid en West.

Beinvloed taal hoe we naar de wereld kijken? De enige situatie waarin de taal die gesproken wordt echt invloed lijkt te hebben is bij het generaliseren (van kinderen). In Japan ligt licht de nadruk op materiaal. Nederlandse kindjes leggen de nadruk op vorm.

Taal niveaus: geluid, woorden, zinnen en gedachten

Taal productie gaat van gedachten naar geluid een taal begrip gaat precies visa versa.

Taal: systeem met meerdere niveaus voor het relateren van geluid aan betekenis (Chomsky)

Klanken, ook wel fenomen genoemd: Een groep spreek geluiden gepercipieerd als categorie. Het is ‘het kleinste segment dat betekenis draagt’ als je die veranderd, veranderd de betekenis.

Voorbeelden: Voor Japanners klinken de ‘l’ en de ‘r’ precies hetzelfde. In Rusland schijnen er 2 soorten r te zijn. In het Nederlands zijn er veel klinkers. Er zijn +/- 200 fenomen. Elke taal kiest er 30-60, Nederlands en Engels hebben er 40. Er zit ‘afstand’ tussen de fenomen, daardoor lijken de fenomen niet te veel op elkaar. Er zijn regels voor taal, in verband met de afstand die er tussen de fenomen moet zijn. Zo mogen er in Nederland, in tegenstelling tot in Polen, geen 4 klinkers naast elkaar staan.

Fenoom: illusoir

 

Woorden, morfemen:

De kleinste eenheid met een eigen betekenis. Bijvoorbeeld: ge- feest,  ‘feest’ geeft het type actie aan, ‘ge’ geeft aan dat het in de verledentijd plaatsvond.  ‘ge’ is het prefix, ‘feest’ is de suffix.

In Finland maakt men woorden van wel 30 letters, puur door het aantal suffixen.

Woorden: daarin denkt men, maar ze zijn vaak niet los te herkennen in geluidsopnames. Dat is de reden dat onbekende talen als een eindeloze woorden brei klinken.

Morfeem: bestaat ook niet echt, er is geen pauze tussen woorden.

 

Zinnen Grammatica

Propositie: subject/ onderwerp en predicaat, oftewel: noun phrase and verb phrase. Het predicaat zegt wat over het onderwerp.

Syntactische analyse: uit de structuur zin proporties halen. Bijvoorbeeld: een zin in een ongewone volgorde kan een rare betekenis krijgen door de belden die men erbij maakt.

Chomsky dacht dat men grammaticale regels uit het hoofd kende, het blijkt echter dat de woord volgorde en de betekenis ertoe doet. Daarom zijn context en kennis heel erg belangrijk.

 

Taal en leren

Fomemen kennen baby’s al na +/- 12 maanden. Vanaf 1-2 jaar oud leren kinderen morfemen. (NAAN wil zeggen IK WIL EEN BANAAN NU!!!!!!!) Daarna komen de 2 woorden zinnen, en later worden de zinnen echt gebouwd (3 woorden zinnen, bijvoorbeeld ik heb het gedoet.). Weer later gaan kinderen over op complexe zinnen

Hoe leren we? Door imitatie en er is een kleine rol voor conditioneren. Kinderen stellen hypotheses op en testen die.

Uit het geval van ‘de doven van Guatemala’ blijkt dat taal in ons zit. De doven van Guatemala waren dove kindjes die in een instituut zijn gestopt en die te eten zijn gegeven, maar waar verder niet naar om werd gekeken. Zij hebben een eigen taaltje ontwikkeld.

Apen kunnen niet spreken vanwege hun strottenhoofd. Maar ze kunnen wel een gebarentaal aanleren, het blijkt echter dat ze geen grammatica kunnen leren.

 

Concepten

Definities:

Concepten: een verzameling van eigenschappen die aan een klank wordt toegedicht.

Categorisatie: een proces van objecten toewijzen aan concepten.

 

Basis niveau:

  • Makkelijke categorisatie
  • Distinctieve eigenschappen

Leren: eerst een prototype, dan exemplaren opslaan, en dan de hypothese toetsen, en dan de kern van de frontale cortex: prototype

 

Redeneren

Rationaliteit

  • Logische wetten is deductie
  • Weten kansberekening inductie

Mensen vinden dit erg moeilijk. Mensen denken in plaats daarvan via heuristieken/ handigheidjes.

Gelijkenisheuristiek: wanneer het lijkt op het prototype

Beschikbaarheidsheuristiek: we weten wel of iets groter is, maar hoeveel? Media en andere  aandacht kan onze perceptie uit proportie halen.

Geloofsbias: plausibel moet waar zijn

Causaliteitsbias: plausibele redenen moeten waar zijn.

 

Problemen oplossen, verschillende reductie methoden:

Een ervan ziet men bij het kijken naar de miljoenen nota. Burgers mogen dan zeggen wat ze van de situatie vinden en met oplossingen komen. Vaak ziet men dan dat 1 burger opstaat 1 ding zegt en daarmee alles heeft gezegd dat hij/zij zeggen wilde en vervolgens de rest van de avond niets meer zegt. Als men eenmaal een oplossing in zijn of haar hoofd heeft dan zit het vaak vast, dan wordt er niet op een nieuwe manier naar het probleem gekeken, creatieve mensen kunnen een paar stappen terug nemen en op een andere manier naar het probleem proberen te kijken.

 

Mensen die goed een probleem kunnen oplossen zijn experts (op dat gebied)

  • Zo hebben ze, bijvoorbeeld, veel aandacht voor het grotere probleem omdat de kleine dingen automatisch gaan.
  • Ze kunnen verder kijken dan de oppervlakte
  • En ze kunnen makkelijk terug werken

                                                                                              

College 9

19/09/2013

Motivatie

Er zijn 2 bronnen van motivatie: Drift ( drive: van binnen) en prikkel (incentive: van buiten)

Bij motivatie moet men zich afvragen of mensen honger hebben omdat ze een banaan zien, of omdat hun lichaam aangeeft dat het etenstijd is. Beide zijn belangrijk.

Waar komt drift vandaan?

Homeostase: constante interne staat. Dat wil zeggen dat het lichaam dingen als temperatuur constant wil houden. Drift is een druk van binnen die de homeostase wil herstellen. Bijvoorbeeld door water te drinken na zweten.

Homeostatische controle

Dit is goed uit te leggen via een metafoor: de kamer temperatuur moet gereguleerd worden. De gewenste/ ingestelde temperatuur is homeostase. De kachel regelt de temperatuur/ homeostase via de bedrading.

De thermometer van het lichaam staat op +/- 37 graden Celsius en wordt geregeld door de hypothalamus.  De kachel is ons gedrag, bijvoorbeeld: bibberen, huid en zweet. Bedrading wordt niet behandeld in het boek maar komt neer op de stroom van informatie tussen de neuronen.

Vocht homeostase:

  • Extracellulair: Druk receptoren in nieren, aders en hart
  • Intracellulair: Vocht gehalte wordt gemeten door osmose.

Osmose: water stroomt door het membraan om het neuron. Zout kan niet door dat membraan heen. Wanneer er weinig water is dan is de concentratie zout aan de andere kant van het membraan erg hoog. Water is geladen, dus plakt het aan de losse zout ionen. Wanneer er dus een hoge concentratie zout aan een kant van het membraan is dan blijft daar meer water plakken. Doordat het water natuurlijk heen en weer beweegt blijft er steeds meer water plakken (het water gaat dus eigenlijk alleen heen). Het resultaat is dat het water van de ene kant naar de andere gaat, en dat het neuron verschrompeld doordat het water eruit stroomt. Als het neuron verschrompelt wordt er een stroompje naar de hersenen gestuurd. Het werkt ook andersom, het neuron kan ook opzwellen door osmose, en ook dan gaat er een signaal naar de hersenen.

Kachel: drinken en nieren

Bedrading: antiduretisch hormoon ADH

Prikkels, genieten en willen.

Drift is de neuron die merkt dat we van homeostase afdrijven.

Prikkel is klassiek conditioneren, dat gebeurt in 2 delen:

  • Bewuste wensen (desire)
  • Attractie- de stimulus geeft een positief gevoel

Bijvoorbeeld: Iedereen ontdekt op een gegeven moment dat banaan lekker is, bij die ontdekking komt dopamine vrij. De volgende keer wordt het schillen van de banaan alleen al als positief ervaren. Zo ontstaat de gedragsneiging om de banaan te pakken (attractie) en de wens om hem te pakken (bewust wensen). Alle drugs die op dopamine werken zijn werken met een krachtig leerproces. Dopamine is het plezier, maar de beloning voor het plezier, in dit geval de beloning zonder plezier. Cocaïne is ook eigenlijk niet lekker.

Er zijn 2 vormen van beloning: honger en seks

Honger en eten, genieten en aversie:

Gedeeltelijk is het drift en gedeeltelijk is het kijken (leren)

Natuurlijke reactie: De response op zoet versus bitter is voor baby’s, ratten en apen gelijk.

Plezier- men leert alcohol lekker vinden.  Vies eten wordt lekker door goed gezelschap. Die vorm van klassiek conditioneren werkt ook visa versa. Wanneer iemand heel ziek is geweest, dan wordt alles wat ook maar in de buurt komt van de oorzaak, ook al was het niet de oorzaak, als vies ervaren in de toekomst.

Wanneer iets aangeleerd is als lekker dan wordt het een drift, een aangeleerde prikkel.

Interacties: Kindjes kunnen de ene dag weigeren iets te eten, en er 3 dagen later heel veel zin in hebben. Kinderen voelen nog heel nauwkeurig aan wat voor voedingsstoffen hun lichaam nodig heeft en in welk eten ze die zullen krijgen.

Aliesthenia: honger maakt rauwe bonen zoet.

 

Verzadiging: Stoppen met eten

Volheidssignalen: voedingsstoffen in lever, volheid van maag (zenuw), volheid  van darmen (CCK-hormoon) en ‘shamfeeding’

Shamfeeding is aangetoond in experimenten: Honden kregen een klepje in hun maag, als de hond at liep het eten via het klepje zo weer de buik uit. Toch leek de hond op een gegeven moment verzadigd te zijn. Blijkbaar is er een soort teller die klassiek geconditioneerd is. De lichaamssignalen conditioneren dat tellertje. Dat betekend ook dat na een tijdje de lichaamssignalen aangaven meer eten nodig te hebben, dus ging het tellertje meer tellen. Uiteindelijk konden die honden eindeloos eten.

 

Honger en verzadigingscentra

Laterale hypothalamus: als deze kapot is dan gaat het organisme hongeren. Wanneer het organisme heel erg dun is, stopt het met hongeren en blijft op dat veel te lage gewicht

Ventromediale hypothalamus: wanneer hier schade is dan eet het organisme door. Wanneer het organisme extreem dik is dan stop het met veel te veel eten en eet voldoende om dat veel te hoge gewicht in stand te houden.

Dus gaat het niet zozeer om verzadiging maar om een beeld dat de hersenen willen bereiken. De tegenwerking van die twee houd het lichaam op een gezond gewicht.

 

Zwaarlijvigheid

Hoe wordt je zo?

Er is een genetische component, dat is gebleken uit tweeling onderzoek. Een aantal eeneiige tweelingen zijn gestopt met bewegen en meer gaan eten. Ze werden daardoor allemaal zwaarder. Toch is er een groot verschil in de hoeveelheid gewicht die de tweelingen aankwamen, dat varieerde van 4 tot 15 kilo. Er lijkt een soort ‘set point’ te zijn voor gewicht door genetische verschillen in metabolisme. Wat ook een rol zou kunnen spelen is hoeveel iemand passief verbrand, dus de ene wiebelt waarschijnlijk meer terwijl hij/zij zit dan de ander.

 

Te veel eten is niet in tegenspraak met genetische kennis. Wanneer het lichaam met rust gelaten wordt, dan wordt er ook op een hele natuurlijke manier gegeten. Op een gegeven moment wordt set point bereikt, en niet meer vanaf geweken. Wanneer er een hele sterke bewuste controle op het eten wordt toegepast dan wordt de natuurlijke controle verbroken.

Diëten – heeft een jojo effect. Mensen belonen zichzelf na een dieet, maar tijdens het dieet is het metabolisme laag, wat inhoud dat het grootste deel van zo’n beloning als vet wordt opgeslagen.

 

Gedragsverandering

Vermijd situaties waarin het risico op overeten groot is (ga dus niet naar de all you can eat avond van dat ene lekkere restaurant in de buurt)

Beloon voor normaal eten (beloon met 1 pietepeuterig blokje chocola) en zoek een passende sport (dat wil zeggen een ritme dat voor altijd volghouden kan worden). Bovenstaande werkt beter dan een dieet met pillen.

 

Hoe wordt je zo?
Anorexia: eetstoornis waar bij extreem niet wordt gegeten of extreem wordt gesport. 0.3 % van vrouwen heeft hier last van (er zijn bijna geen mannen met anorexia of bulimia).

Bulimia: Eetstoornis waarbij sprake is van vreetbuien, die later uit worden gekotst. Deze stoornis is moeilijk op te merken. Uit eindelijk is het te zien aan het gebit, dat lijd onder het vele kotsten.

 

Waar komt het vandaan?

  • Objectificatie van vrouwen: Vrouwen zijn een lust object en willen om mannen te plezieren er graag uitzien als 16 jarige dunne Oekraïense meisjes. Vrouwen ‘beitelen’ zichzelf naar dit ideaal. (deze theorie is waarschijnlijk onzin)
  • Brein: Wanneer mensen antidepressiva krijgen lijkt dit te helpen, dus zou het zomaar in het brein kunnen zitten.
  • Perfectionisme: Meisjes met anorexia of bulimia geven aan dat het allemaal draait om controle. Ze halen een ideaal uit de media, maar hun perfectionisme maakt hen kapot.
  • Het is ook cultuur en tijd gebonden.

Seks

Hoe word je een mannetje?

Mannen gaan eerder dood, zijn vatbaarder voor bepaalde seksueel overdraagbare ziektes en een foetus zonder testosteron of testosteron receptoren (zelfs al is de foetus x/y) wordt een meisje.

Y: leidt tot balletjes: daaruit komt testosteron: dus mannelijke foetus

Wint testosteron van socialisatie

Tot de puberteit is het verschil niet erg groot, maar in de puberteit:

  • Hypothalamus laat Gonadotropin releasing factor los
  • Testosteron of estrogeen/ progesteron

 

Hoe wordt je hartstochtelijk?

Hormonen. Dieren, geen hormonen? Geen seks. Dieren hebben relatief weinig seks want de vrouwtjes hebben relatief weinig hormonen. (bij mensen is aangetoond dat zelfs als mannen geen ballen meer hebben, en dus geen hormonen, ze wel seks hebben) Mensen en Bonobo’s kunnen het hele jaar door seks hebben.

Testosteron maakt zowel mannen als vrouwen hartstochtelijk.

 

Cultuur

Apen moeten leren copuleren. Dat geld ook voor mensen, maar bij mensen zitten er ook een paar cultuur gebonden restricties aan vast. Die restricties zijn vooral voor vrouwen streng. Vanuit evolutie wordt dat als volgt verklaard: Vrouwen hebben een beperkt aantal eitjes, als die bevrucht worden zitten ze er 9 maanden aan vast. Mannen hebben echter zaad zat en kunnen rustig wat rondspuiten.

 

Man-vrouw verschillen

  • Vrouwen  hechten meer waarde aan een seks-liefde verbinding
  • Er is een andere wens over het aantal partners.

Hetero man zegt: 10 partners                    kan dat?

Hetero vrouw zegt: 7 partners                    nee.

Mannen blijken te schatten (en ronden af naar boven), vrouwen tellen het aantal partners. Dus de vrouwen hebben gelijk

  • Homo man heeft +/- 500 partners
  • Responsiviteit op visueel materiaal (porno): Mannen en vrouwen reageren op porno, beide zijn opgewonden. Maar vrouwen beweren na afloop dat het ze niet zo veel deed. Mannen reageren heel specifiek op het geslacht van hun voorkeur. Vrouwen reageren op alles.
  • Was will das weib? Freud begreep vrouwen niet. Mannen zijn in seksuologie begrepen, vrouwen niet.

Hoe wordt je homo?

4% van de mannen is homo, 1% van de vrouwen is lesbisch (2-3% is bi)

10% (wordt vaak gezegd is homo, maar) homoseksuele activiteiten: In de gevangenis en in het Oude Griekenland is dit percentage erg hoog. Mannen nemen genoegen  met mannen als er geen vrouwen zijn, dus de gelegenheid maakt homo.

Hoe?

Exotisch wordt erotisch: Dit klopt echter niet. De theorie verondersteld dat jongens die veel met meisjes spelen homo worden omdat jongens er exotisch en erotisch door worden. Maar slechts 42% van de homo mannen speelde vroeger met meisjes, en er zijn nog altijd meer jongens die met meisjes spelen die hetero worden dan jongens die homo worden.

Lesbienne is niet hetzelfde als mannelijk homoseksueel

In tweelingen met een jongen en een meisje is het meisje vaker dan toevallig lesbisch. Het meisje krijgt testosteron van haar broertje.

In de hersenen van homoseksuele mannen is de kern van de hypothalamus even groot als bij vrouwen. De kern is het sekscentrum. Homoseksualiteit komt in alle culturen in even grote mate voor, maar is niet overal even geaccepteerd.

Vrouwelijke seksualiteit is flexibel

 

College 10    

24/09/2013

Emotie

Wat is een emotie?

‘Complexe multicomponent-episode die een actiebereidheid in zich heeft.’  Het is een gevoel dat kortstondig overheerst, maar alleen als het een oorzaak heeft (anders is het een stemming).

Stemming: diffuse affectieve staat zonder één duidelijke oorzaak.

Ratio en emotie staan niet tegenover elkaar. Emoties helpen bij het maken van beslissingen. Dat is vastgesteld in de Iowa Gambling Task. Psychopaten en mensen met frontale schade hebben geen emoties. De task werkt met het idee dat mensen moeten kiezen met welke van 4 stapeltjes kaarten ze winnen. Mensen kunnen niet zien wat er op de kaarten staat want ze liggen op de kop op tafel. Alleen door de kaarten 1 voor een om te draaien is te zien wat erop staat. Er is een stapeltje bij met veel kaarten waarmee iemand relatief veel zou winnen. Maar dan komt er een kaart waarbij een enorm verlies komt, buiten proporties groot. Na een zo’n kaart voelen mensen met emoties een lichte angst. Die zorgt ervoor dat ze eerder met die stapel stoppen dan psychopaten en mensen met frontale schade in de hersenen.

Theorieën van emotie

Schachter en Singer twee-factor

Het experiment: Mannen liepen over een lage brug in het dal en over een hoge brug in de bergen. Aan het einde van de brug stond een mooie dame. Ze stelde de mannen een paar saaie vragen over het onderzoek en gaf hen haar telefoonnummer zodat ze konden bellen als ze nog vragen hadden over het onderzoek. Niemand belt ooit om te vragen naar resultaten. Maar deze dame werd heel veel gebeld, en ook heel veel uitgevraagd. Het bleek dat het grootste gedeelte van de mannen die belde over de hoge brug hadden gelopen. De theorie is dat de opwinding die wordt ervaren op de hoge brug (ten onrechte) wordt gerelateerd aan de aanwezigheid van de mooie dame. Dus een lichamelijke reactie wordt geïnterpreteerd als een emotie. Dus er zijn 2 factoren: lichaam en interpretatie.

In een ander experiment kregen mensen adrenaline ingespoten. Aan de helft van de groep werd verteld dat ze adrenaline ingespoten zouden krijgen en de andere helft wist niets. Daarna moesten de proefpersonen in een kamer wachten. In die kamer zat een jongetje dat of met ze wilde spelen, of hen uitschold. Mensen die wisten dat ze adrenaline ingespoten hadden gekregen hadden minder emotie.

Deze theorie is echter onzin. De proefpersonen in dit laatste experiment voelde zich gewoon naar, het verschil is niet significant.

James-Lange versus Cannon

Carl Lange (Deens) heeft dit principe bedacht. William James (Amerikaans) heeft het later opnieuw uitgevonden. In hun theorie reageert het lichaam op een situatie. Het maakt zich bijvoorbeeld klaar om te rennen, de hersenen realiseren zich dat en interpreteren dat als angst. Daarna kwam Walter Cannon en zei dat het onmogelijk waar kan zijn:

  • Als dit waar zou zijn dan is er een specifieke lichamelijke reactie voor elke emotie
  • De lichamelijke reactie zou voor de emotie komen
  • En wanneer het lichaam gemanipuleerd wordt, zou emotie ook veranderen

Ze bleken alle drie, in de theorie van James-Lange, niet te kloppen Cannon had gelijk.

Lichaam en emotie

Emoties zijn moeilijk te meten aan hartslag en temperatuur van de huid. Dat komt doordat men of in het parasympatisch of in het sympathisch zenuwstelsel.

Hoe ontstaan emoties?

Ambigue situatie: schuld of woede

  • Primen interne attributie ( ‘ik deed dit, hij deed dat’)
  • Primen externe attributie (‘hij deed dit, hij deed dat’)

In een experiment mochten proefpersonen na de priming naar een kamer voor een beloning. De onderzoeker gaf ze echter de ‘verkeerde’ kamer op. In die kamer werd een acteur heel erg boos omdat ze een heel belangrijk experiment verstoorden. De proefpersonen die priming van interne attributie (ik deed) hadden gehad reageerden hier vaak geschrokken en schuldig. Proefpersonen die priming van externe attributie hadden gehad reageerden heel erg verontwaardigd en boos, en wezen erop dat het niet hun schuld was, omdat ze gewoon deden wat hun was gezegd.

Zo zijn er ook onbewuste appraisels die zorgen voor lichte emoties. De onbewuste appraisels zijn hier, vaak gemaskeerde, subtiele waarnemingen. Men geeft echter niet onbewust schuld of onschuld. Het is ook niet mogelijk om mensen boos te maken (dan moet er namelijk sprake zijn van schuld).

Gevoelens, consequenties

  • Aandacht en leren, congruentie effect
  • Denken, wanneer men zich negatief voelt dan zijn ze ook minder tevreden over dingen die niet gerelateerd zijn.  Er is dan ook sprake van het gevoel dat er minder controle is, het geheel neigt naar een vicieuze cirkel.
  • Doen, actie neiging:
  • Angst- rennen
  • Woede-slaan
  • Negatief- ontwijken
  • Positief- approach (nadering). Dat wil zeggen het eenvoudiger is een knop in te drukken bij een positief gevoel, dan aan een hendel te trekken. Wanneer een knop wordt ingedrukt buigt men zich ernaartoe, in plaats van ergens vandaan te bewegen.

Positieve emoties:

Nonnen studie: Voor nonnen het klooster in gingen moesten ze een levensbeschrijving geven en hun motivatie om het klooster in te gaan. De nonnen waren toen 19/20 jaar. Nonnen die in hun levensbeschrijving positief waren leefden ongeveer 10 jaar langer dan nonnen die minder plezier in het leven hadden. Plezier lijkt een beschermende werking te hebben.

Plezier: laat men speels zijn, en nieuwsgierig, exploratief. Het zorgt voor een gevoel van controle, er is geen sprake van angst.

Broaden and build. Men gaat door plezier leren en ontdekken, vaardigheden bouwen en relaties bouwen.

 

Lichaam en gezicht/ emotie:

Gezicht: van glimlachen voelt men zich beter en van fronsen voelt men zich slechter

Lichaam: appraisel- de eigen inschatting van de situatie beïnvloed het lichaam. Het lichaam verstuurd emoties. Hoe hoger een dwarslaesie ( hoe hoger de rug gebroken is) hoe vlakker emoties.

Er zijn vaste gezichtsuitdrukkingen voor emoties. Een onderzoeker is naar een indianen stam gegaan, een van de weinige die niet met blanke mensen in aanraking komen. De onderzoeker in kwestie had foto’s van breed glimlachende, fronsende en verdrietig kijkende Zweden. Allerlei mensen uit de stam konden de gezichtsuitdrukkingen imiteren. Het bleek dat zij dezelfde uitdrukkingen gebruiken.

 

Invloed van cultuur: Front end, cultuur helpt bepalen hoe een situatie wordt ingeschat, en back end, de door cultuur voorgeschreven reacties (response to emotion).

Al het andere is universeel, zoals de uitdrukkingen.

Back end:

  • Er is emotie regulatie in elke cultuur, sommige emoties moeten worden verdrongen of collectief gevierd enz.
  • Zo zijn er ook vertoon regels (display rules)
  • Collectivistisch – een groep is belangrijker dan het individu. Samen worden emoties extreem getoond en individuele emoties zijn minder gewenst dan in individualistische culturen.

Front end:

Collectivistisch, in dit verband schat men de situatie anders in. De vraag is: ‘Wat betekend het voor de groep?’. In collectivistische culturen worden mensen inderdaad gelukkiger van het denken in een groepsverband. Een voorbeeld is dat wanneer iemand van hun team een hardloop wedstrijd wint, maar zij zelf niet, ze toch oprecht gelukkig zijn.

Individualistisch, in dit verband wordt een situatie ingeschat op een persoonlijk niveau.

 

Man- Vrouw

Mannen en vrouwen voelen evenveel emotie. Uit vragenlijsten en fysiologische responses blijkt dat de emoties qua intensiteit niet anders zijn. Het verschil zit niet in front end maar in back end. Dat komt doordat westerse cultuur zegt dat mannen geen emotie mogen tonen en dat vrouwen het moeten uiten. De uitzondering is boosheid. Mannen die boos zijn worden begrepen en krachtig gezien. Vrouwen die boos zijn worden maatschappelijk veroordeeld.

 

Agressie, waarom zijn mensen agressief?

Theorie: agressie is een drift. Frustratie (als wensen worden verhinderd) roept agressie op. Het brein is uit homeostase door frustratie en agressie herstelt de homeostase – theorie van Freud.

Dat idee leeft nog steeds. Criminele jeugd wordt op vecht sporten gezet en gevangenen krijgen ook alle ruimte om agressie te uiten. Het is echter niet zo dat agressie uiten oplucht of homeostase hersteld. Het enige voordeel is dat de jeugd meer controle leert.

Wanneer een rat bij een muis wordt gestopt kunnen ze vreedzaam samenleven. Zet echter een electrode op het hoofd van de rat en de rat eet de muis op. Ook een grotere rat zo de rat met de electrode opeten. Apen zijn echter anders. Een dominante aap reageert als de rat,  maar als het niet een dominante aap betreft dan zoekt de aap een stil hoekje op waar hij zijn agressie onderdrukt. Blijkbaar is er een mechanisme in het hoofd dat weet dat de aap het gevecht zou verliezen.

 

Agressie als geleerde respons:

Agressie is te leren. Zo is er een test gedaan met een kleuter klas, agressie werd niet bestraft, het achterliggende idee was dat negeren beter zou werken dan straffen. Het gevolg was dat de kinderen steeds agressiever werden. Agressie loont (er is geen catharsis)

College 11

25/09/2013

Intelligentie

De feiten

Spreiding/ variatie/ variantie ( WISK is een maat voor spreiding). Spreiding: verschillen in scores. De vraag is ‘hoe ver uit het midden?’.

Correlatie wil zeggen samenhang. Een positieve correlatie betekend dat wanneer x groter wordt, y ook groter wordt (r = +). Wanneer er geen correlatie is dan blijft y constant, ongeacht wat er met x gebeurd (r = 0). Tenslotte is het zo dat als de correlatie negatief is x groter wordt en y kleiner (r =  -). 0.8/-08 is een hoge correlatie, de variabelen meten kennelijk hetzelfde. 0.3/-0.3 is een kleine, weinig zeggende correlatie, de variabelen meten iets anders. Tussen (-) 0.3 en (-) 0.8 is er een middelgrote correlatie.

Hetzelfde meten: factor analyse

Het verband zien tussen observaties en ze in de juiste klasse groeperen is het definiëren van een factor.

Wat is intelligentie?

‘Dar wat een IQ test meet’ . De IQ test batterij bestaat uit subtesten. De eerste is verbaal, die test algemene kennis. De performance subtest toetst het snel denken met nummers en plaatjes. In alle subtesten zijn intelligente mensen beter. Zo is het kiezen van een ringtone ook iets waar intelligent mensen  beter in zijn. Het hoeft niet per se te zijn wat er in de subtest smacht. Het verschil zit in de onderlinge correlatie met de andere testes. Vroeger waren er klassen van +/- 50 kinderen. Als kinderen de stof niet bijhielden dan merkten leraren  dat vaak niet, daarom heeft Alfred Binet een test gemaakt die zou bepalen of kinderen naar het speciale onderwijs moeten.

IQ – Men kijkt hoeveel vragen een kind goed heeft. Het gemiddelde daarvan loopt op met leeftijd. Aan de hand van die grafiek \wordt de mentale leeftijd vastgesteld met behulp van dat gemiddelde

IQ= mentale leeftijd/ echte leeftijd *

In Standford is een variant gemaakt, de Standford-Binet test. In de VS wordt die veel gebruikt maar in Nederland is hij niet vertaald. In Nederland worden de WAIS en WISC gebruikt, een test van Wechsler. Groningen heeft de GIT.

IQ normen. Het gemiddelde van de klok vormige kromme. De standaard afwijking is +/-  15. Minder dan 70 wil zeggen verstandelijk beperkt. Meer dan 130 is hoog begaafd. Het probleem met deze kromme is het Flynn effect., het gemiddelde is nu niet meer  100 maar110. Het Flynn effect zorgt ervoor dat elke generatie =/- 10 punten slimmer is.  Dat heeft te maken met beter eten . Zo is in Tanzenia er een voedsel tekort, die terug te vinden is in de hersen ontwikkeling van de mensen daar. Het heeft natuurlijk ook te maken met scholing. Tot op zekere hoogte is IQ trainbaar. Flynn effect: niets doen is fnuikend voor intelligentie. Sporten helpt ook, want conditie verbeterd concentratie en regelmatig sporten zorgt ook voor een goede doorbloeding.

 

Waarom intelligentie:

De betrouwbaarheid van intelligentie tests is heel erg hoog.  De stabiliteit ook, maar de correlatie van intelligentie met succes is slechts middelhoog.

De relatie van intelligentie met baan is goed, een IQ test is net zo goed als een dag van assessment. De correlatie op succes is klein.

Theorieën van intelligentie

Correlatie van een IQ test in een subgroep is bijvoorbeeld textbegrip en het ordenen van getallen. De onderlinge correlatie is vrij hoog. De correlatie met dingen als een coole ringtone is veel lager. Daarom staat het ook niet in de intelligentie test.

Factor analyse

De 2 subtesten zijn factoren. De relatie/ verband tussen de twee heet g. De vraag is wat voor invloed heeft g op intelligentie.

Theorie0, Spearman & g.  Is g iets dat de hersenen van sommige beter kan doen functioneren.

Dit is getest door denksnelheid te meten, het onderzoek bleek niet te kloppen.

De theorie is of leeg, of waardeloos omdat hij niet testbaar is.

Theorie 1Gardner and multiple intelligenties

Elke intelligentie zou een eigen relatief onafhankelijke brein module hebben. Waarom zouden er 7 intelligenties zijn? Het criterium is hersenbeschadiging, als er een uitvalt doet de reste het nog. Andere redenen om dit aan te nemen is het fenomeen van idiots savants. Vooral autistische mensen die in een ding extreem goed zijn. Het probleem is echter dat idiots savants heel specifieke talenten hebben, veel specifieker dan die 7 (of veel meer) kenmerken. Ook mensen met een hersen beschadiging zijn specifieker in hun abnormaal heden. Tegelijkertijd zijn ze algemener. Het is meer dan 1 aspect dat abnormaal is geworden. Er is dus een correlatie tussen alle intelligenties. Mensen die sociaal sterk zijn zijn het schools vaak ook.

 

Theorie 2 Anderson en modules

Basale processing: het leren van nieuwe dingen en variantie

Modules: Met genoeg oefening wordt een vaardigheid aangeleerd, het wordt automatisch. Cognitief groeien zorgt ervoor dat men steeds meer vaardigheden leert. Men maakt een soort modules die niets te maken heeft met IQ. Er zijn 2 specifieke vaardigheden:

  • Proposistioneel denken is denken met taal. Men is dan ook goed in taal toetsen en logisch nadenken.
  • De andere vaardigheid is visueel/ spatieel denken. Dat houdt in dat er sprake is van ruimtelijk inzicht. Beide zijn een beetje beïnvloed door factor g. Dat is basale processing.

Theorie 3: Steinberg, triarchie

Deze theorie legt uit waarom iemand iets kan oplossen. Wanneer dat wordt uitgezocht komt men op 3 subtheorieën.

  1. Componentiele subtheorie
  • Analytische vermogens- zichzelf controleren en monitoren. Men weet welke denkstappen gemaakt moeten worden (in de war)
  • Creatieve vermogens- nieuwe oplossingen bedenken en analogieën creëren/ oplossen.
  • Praktische vermogens- hoe snel kun je iets aanleren?
  1. Ervaringssubtheorie: Wilt men uitleggen hoe iemand zij/haar taak doet, kijk dan naar zijn/ haar ervaring.
  2. Contextuele subtheorie: Mensen willen in hun omgeving passen, oplossingsmethodes worden op omgeving vast gesteld.

 

Theorie 4: ceci, bio ecologisch.

Deze theorie legt uit waarom mensen succesvol zijn. Of de potentie van een persoon tot uiting komt hangt af van zijn/ haar omgeving, de context waarin iemand opgroeit. IQ voorspelt succes doordat het heel stabiel is. Maar Sociaal Economische Status is ook van belang. Bijvoorbeeld: door lage DED gaat IQ iets naar beneden. Hoge SES brengt IQ iets omhoog. SES heeft een veel grotere invloed op succes dan IQ.

 

Welke lessen moeten hiervan getrokken worden? Intelligentie is slechts 1 onderdeel van succes en er is op dit gebied veel ruimte voor nieuw onderzoek.

 

Retardatie (general learning disability)

Ernst schaal:

  • Mild (IQ van 50-69): iemand kan een beetje voor zichzelf zorgen en kan simpele banen aan.
  • Middel ( 35-49): kunnen niet buiten hun routine treden.
  • Ernstig (20-34) Kunnen niet voor zichzelf zorgen.
  • Diep (19 en lager) Deze mensen hebben constante verzorging nodig.

Er zijn een tal van oorzaken mogelijk maar vaak is het gewoon niet bekend wat de oorzaak nu eigenlijk was. Therapie maakt het IQ ook niet hoger, verstandelijk beperkte mensen krijgen alleen nieuwe gewoontes die ze moeten toepassen.

 

Waar komen die verschillen vandaan?

Opdelen variantie: Variantie= 100% genen+ omgeving

Genetische veschillen zijn te meten, maar de invloed van omgeving niet. Door echter tweelingen te onderzoeken die dezelfde genen hebben moeten de verschillen die overblijven te wijten zijn aan de omgeving. Het blijkt dat:

Eeneiige tweelingen die samen opgroeien voor .85 correleren

Eeneiige tweelingen die apart opgroein zijn voor .68 overeenkomstig.

Dat is veel, in aanmerking genomen dat tweeeiige tweelingen die samen opgroeien minder overeenkomen. Genen bepalen 90% tot 70% van intelligentie

Dit is echter alleen zo in westerse culturen. Dingen als school, voedsel, ziekte zorg dat is vrij homogeen in het westen. In derde wereld landen is er een lager IQ en ook minder verschil doordat de omgeving belangrijk is.

 

College 12

26/09/2013

Persoonlijkheid

Distinctieve (hoe men doet niet wat men kan, dat is intelligentie, maar het gedragspatroon) en karakteristieke patronen van gedachten, emotie en gedrag die iemands individuele stijl vcan interacteren met de omgeving uitmaken.

 

Typologieën- de vloek van het volle midden

Het gaat her om zelf reflectie (wat voor een type ben ik?). Dat komt doordat er geen types zijn maar dementi’s.  Mensen kunnen bij alle types op een schaal aangeven in hoeverre ze ze allemaal zijn, dat zijn dementi’s.

Bij een persoonlijkheidstest krijgt een persoon +/- 400 vragen, daarna wordt factor analyse toegepast. De getallen die uit die vragenlijst komen worden ingedeeld in factoren. Hoe worden die vragen ingedeeld? Uit ervaring blijkt dat mensen scoren op 5 standaard factoren:

  • Openheid voor ervaring (creatief, avontuur)
  • Consensceusheid ( zorgvuldig betrouwbaar)
  • Extraversie (sociaal en spontaan) open voor andere mensen
  • Aardigheid (altruïsme)
  • Neurotiscisme (kwetsbaar, onzeker)

Eysenk, een van de eerst om dit te doen, vond de twee voornaamste: Extraversie en Neuroticisme

 

Valide?

De betrouwbaarheid van persoonlijkheid is redelijk hoog, maar 0.6 is minder betrouwbaar dan intelligentie. MMPI kan op basis van persoonlijkheid een stoornis ontdekken en dan kan men gedrag voorspellen., ook bij gewone mensen. Maar de situatie is ook van grote invloed op gedrag dus in 1 situatie gedrag voorspellen is veel moeilijker dan bijvoorbeeld over 10 van dergelijke situaties.

 

Waar komen verschillen vandaan?

Erfelijkheid in persoonlijkheid

  • Intelligentie: 0.7
  • Persoonlijkheidskenmerken: 0.5
  • Politieke voorkeur:0.3

Broers en zussen hebben veel gemeenschappelijk in persoonlijkheid en dat ligt volkomen aan de genen en niet aan het gezin. Broers en zussen zetten zich niet alleen tegen elkaar af maar er zijn ook nog de 3 interacties:

Reactieve reactie: Omgeving reageert op iemand en die persoon reageert daar anders op, en op die reactie reageert de omgeving weer waardoor men zich meer gaat gedragen in de richting van de eigenschappen die de omgeving benadrukt.

Evocatieve interactie: Uitlokken, wanneer men er permanent verdrietig of boos uitziet dan worden ze meer in dat gedrag geduwd doordat de omgeving reageert alsof het wel een bewust signaal is.

Proactieve interactie

Men zoekt dingen op die goed bij de persoonlijkheid passen, daardoor wordt men extremer in die kenmerken.

 

Theorieën over persoonlijkheid

Psychoanalyse (Freud)

Een groot deel van het gedrag wordt bestuurd door het onbewuste, 10%. Het oudste deel van het brein is het deel waar het kind mee geboren wordt. Dit heet het Id (het onbewuste) en is het dichts bij de natuur. Men wordt gestuurd door plezier de wens voor onmiddellijke bevrediging, wanneer kinderen ouder worden dan vragen ouders meer van hun kinderen, daardoor ontstaat het ego (gedeeltelijk bewust & gedeeltelijk onbewust). Dat past de eigen wensen in met de eisen van de ouders en zorgt dat de wensen reëel zijn. De Super ego is het deel dat de rol van de ouders overneemt en zich ontwikkeld tot een geweten, internalisatienormenouders

De energie van drift wordt geconserveerd, die moet eruit. Daarom heeft het lichaam beschermingsmechanismen. Er kan op verschillende manieren mee om worden gegaan:

Repressie de onderdrukking van de drift, is slechts een versterking van de wil het er niet uit te laten, dus lost het niets op.

Rationalisatie is een manier bedenken om toch aan een drift toe te geven die men eigenlijk ontkend door er, bijvoorbeeld, een andere oorzaak aan te geven.

Verplaatsing is van een enorme lijst de enige acceptabele behandeling van drift. Hem eruit gooien van drift in een maatschappelijk geaccepteerde vorm, zoals literatuur.

Uiteraard is dit een diep pessimistisch beeld van de mens. De jeugd is dan ook een zware tijd. De psychoseksuele stadia:

Oral     0-1      lippen willen zuigen aan de borst   het gaat bijvoorbeeld leiden tot overeten enz,,

                        Maar mogen dat niet

Anus   1-3      mogen niet meer overal poepen                extreem net of slordig

Phalisch 3-6  genitaliën, kinderen verlangen naar

                        Een seksuele relatie met hun ouder & vereenzelvigen zich met jun rivaal

Latent             6-12    even rust

Genitaal 12+             Normale seksuele ontwikkeling

Freud kwam op deze theorieën  door mensen te genezen van hun kwaal. Alleen genas hij ze niet. Verder haalde hij zijn inspiratie uit mythische verhalen.

 

Behaviorisme is het persoonlijk resultaat van leergeschiedenis

resultaat leergeschiedenis

 operant klassiek conditioneren, observationeel leren

 Belang omgeving

 leren specifiek

 leren altijd om te draaien

 

Sociaal lerentheorie

 Bandura, wij bepalen niet zo goed de omgeving

 reciprook determinisme

 meestal gedrag zonder beloning

 Walter Mischel, individuele verschillen

 zelfregulatie

 

  • Humanistische psychologie.
  • Carl Rogers
  • 1962 Associatie Humanistische Psychologie
  •  mensen moeten in hun subjectiviteit begrepen worden
  •  mensen willen groeien, zijn niet slaven driften
  •  bij onderzoek is relevantie belangrijker dan degelijkheid
  •  menselijke waardigheid vooraan, geen controle
  •  actualisatie: groeien en gebruik capaciteiten
  • zelf: zelfconcept vs. realiteit en ideaal
  • Q-sorts: 9 stapeltjes met karaktertrekken
  • Onconditionele positieve houding

 “Ik respecteer dat je jaloers bent, maar je broertje vindt

  • het niet leuk uit het raam gegooid te worden”

 

Abraham Maslow:

Noden hiërarchie, Volgens Maslow waren er verschillende niveau’s, als men die bereikte dan ging men een stapje hoger in zijn/haar potentie. Het probleem hiermee is dat er een waarde oordeel aan de niveaus zegt dat alleen mensen die hun potentie zijn  goede mensen zijn, volkomen los van karakter eigenschappen.

 

College 13

1/10/2013

Stress en stoornissen

Stress is het ervaren van gebeurtenissen die fysiek en/of psychologisch welvaren lijken te bedreigen. Deze gebeurtenissen zijn niet voor iedereen hetzelfde.

Psychopathologie is een grens trekken tussen wat normaal en wat abnormaal is. Dat is tegelijkertijd de moeilijkheid van het vak.

Stress; de gebeurtenissen die hieraan ten grondslag liggen zijn trauma’s, grote veranderingen, interne conflicten en soms zelfs het dagelijks leven. Dat komt doordat het voor die persoon belangrijk is, het gevoel van controle is weg, en het is onvoorspelbaar.

Psychologische reacties zijn onder andere angst, boosheid of agressie, apathie of een depressie en andere cognitieve stoornissen. Bij cognitieve stoornissen moet je denken aan concentratie en geheugen problemen, dit is extra vervelend omdat het in de weg zit van slim stress ontwijkend gedrag.

De reacties van het lichaam zijn een hoge bloeddruk, verwijde pupillen, meer spierspanning, endorfines en ACTH en een vergrote witte en rode bloedcelproductie.

Reacties op langdurige stress: general adaptation syndrome. Het vergroot de bijnieren , het maakt de maag kwetsbaar voor zweren enz. De lage weerstand komt door heftige stress. Een teken van een burn-out is dan ook constante verkoudheid, en verstijfde aders die kunnen lijden tot hart en vaatziektes.

Zo is er ooit een type A ontwikkeld, doordat doctoren zagen dat er een soort type is dat vatbaar is voor hartaanvallen.  Dit type is type A, het zijn gestreste types. Later werd dat nog iets verder gespecificeerd, het zijn vaak gestreste types omdat die vijandig kunnen zijn, en een vijandige houding vergroot de kans op hart en vaat ziektes. Ook een belangrijke oorzaak is ongezond gedrag, slecht eten zorgt voor nog sneller dichtslibbende aderen.

De psychologische reacties op langdurige stress zijn onder andere PTSS. De Post-Traumatische Stressstoornis. Dit ontwikkeld zich maanden na een trauma. Het is te herkennen aan een afgestopt gevoel. De uitzondering op dat gevoel komt op de momenten dat gefragmenteerde herinneringen aan het trauma voorbij komen voor, dat ervaart de persoon in kwestie de gevoelens in dezelfde heftigheid als ten tijde van het trauma. De over alertheid voor tekenen van een herhaling van de traumatische gebeurtenis zorgt voor slaap- en concentratie problemen. Soms is er zelfs sprake van overleversschuld. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een soldaat  zich enorm schuldig voelt over het feit dat hij een traumatische oorlog heeft overleeft terwijl zijn makker is gestorven.

Onderzoek naar PTSS laat zien dat het wisselt in culturen. Zo hebben vrouwen in Mexico wel 3 keer meer last van PTSS dan de mannen. Dat komt doordat het een cultuur is waar mannen zorgen dat het brood op tafel komt, en de vrouwen het huishouden doen. African-American vrouwen hebben ongeveer evenveel PTSS als mannen, dat komt doordat het scheidingspercentage daar heel hoog is, meer dan 50 procent. Het is dus noodzakelijk dat vrouwen daar veel zelfstandiger zijn. Dat betekend dat ze meer controle over hun leven hebben. Het gevoel van gebrek aan controle is een belangrijk onderdeel van stress.

De lichamelijke reacties van PTSS zijn minder cortisol bij een trauma, en er is sprake van een kleinere hippocampus.

Wie lijdt er onder stress?

Pessimisten hebben het gevoel geen controle te hebben en worden passief bij pech.

Psychologische hardheid (hardiness) kan worden opgebouwd door gecommiteerd te zijn , ‘commitment’ geeft een  gevoel van controle. Uitdagingen zijn ook belangrijk. Het is belangrijk bezig te blijven en relaties te onderhouden. Relaties hebben hetzelfde effect als jezelf afleiden. ‘every cloud has a silver lining..’ het helpt om pech een betekenis te geven, bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik ben erdoor gegroeid’.

Wat te doen aan stress

Coping: bezig blijven.

De variaties hierop zijn probleem-georiënteerde coping, de essentie hiervan is het probleem oplossen. Er is ook emotie-georiënteerde coping. Dat houdt in dat men afleiding zoekt, steun zoekt, erover praat of schrijft, een andere optie is het ontkennen, dat is niet een van de beste opties…

Rumineren (malen) wil zeggen dat men kringetjes in het hoofd loopt. Dat gaat in principe nergens heen en moet worden doorbroken.

Wat doet de peut aan stress?

Zowel biofeedback als ontspanningsoefeningen als fysieke inspanning geven rust.

Therapeuten  passen vaak cognitieve gedragstherapie toe. Dat houdt in dat ze het denkpatroon rond stress proberen te veranderen door mensen anders te leren denken, en ook een ander denkbeeld te creëren ter vermijding van stress. Een ander doel is om vijandigheid te verminderen.

Abnormaliteit

Hysterie

Hysterische vrouwen: “Women considered to be suffering from it (hysteria) exhibited a wide array of symptoms including faintness, nervousness, insomnia, fluid retention, heaviness in abdomen, muscle spasm, shortness of breath, irritability, loss of appetite for food or sex, and ‘a tendency to cause trouble’”. Hysterische vrouwen werden in het gekken huis gezet, destijds was het gekkenhuis nog een belangrijke oplossing voor psychische problemen. Daar schijnen de hysterische vrouwen epileptische aanvallen te hebben na gedaan/ overgenomen, waarschijnlijk onbewust. Net als dat hysterie destijds heel veel werd gediagnostiseerd doordat vrouwen zichzelf lieten passen, onbewust, in het ziektebeeld. Op een gegeven moment is de vibrator uitgevonden, die werd als geneesmiddel ingezet voor deze vrouwen. De bedoeling was ze ermee te kalmeren. Dat leek heel goed te werken. Tot doctoren de vibrator in porno zagen terug komen. Daarmee werd hysterie als ziekte bij doctoren heel populair en verdwenen hysterische vrouwen ook. Mensen gaan geloven dat ze symptomen hebben om aan de verwachtingen van de doctoren te voldoen.

Moderne hysteriën

Criteria voor de diagnose DIS

1 aanwezigheid van twee of meer aparte entiteiten of persoonlijkheids-toestanden (elk met een relatief

stabiel patroon waarnemen, denken en voelen over de omgeving en zichzelf)

2 minstens twee identiteiten of persoonlijkheidstoestanden hebben periodiek controle over het gedrag van de persoon

3 onvermogen persoonlijke informatie te herinneren te uitgebreid om door normale vergeetachtigheid

uitgelegd te kunnen worden

4 de symptomen zijn niet te wijten aan de fysiologische effecten van een stof die de patiënt ingenomen heeft of een algemeen medisch probleem

Noot: in het geval van kinderen zijn de verschijnselen niet aan verzonnen speelkameraadjes of ander fantasie-spel toe te schrijven.

 

Abnormaal

Het afwijken van culturele normen. Foucault zei dat gekte het excuus is om mensen die on niet aan staan op te sluiten. Dit was wel een tijd waar in communistisch Rusland. Een andere definitie is afwijken, in negatieve zin van statistische normen. Tegenwoordig is de definitie dat slecht passend gedrag abnormaal is als het negatief is voor de persoon of omgeving. Er is dan sprake van persoonlijk leed.

Normaalheid houdt in dat er een goede perceptie is van de realiteit, dat er controle is over eigen gedrag, dat er sprake is van zelfwaardering en enige waardering van de omgeving en ook dat moeilijkheid in relaties kan worden voorkomen, ten slotte houdt normaalheid in dat mensen productief zijn.

De diagnose           

DSM IV en ICD 10

Diagnostic Statistic Manual en International Classification of Diseases.

Iedereen krijgt 1 of meerdere diagnoses. Het probleem is de manual uit typologieën bestaat. Al die beschreven diseases is een type mens, en bij persoonlijkheid bleek duidelijk dat een mens niet in een type past. Mensen krijgen toch een co-morbiditeit (= je hebt een ziekte) toegewezen, terwijl die overduidelijk niet 100% kan kloppen. Dat komt doordat dit de communicatie veel gemakkelijker maakt en ook het vast stellen van het soort behandeling.

 

Angststoornissen

PTSS is uiteraard een angst stoornis.

Verder zijn er ook paniekaanvallen. Een bijkomstig probleem is de grote angst voor het krijgen van nog een paniekaanval, die angst is best realistisch want er is ook sprake van af en toe een paniekaanval. Soms ( in 20% van de gevallen) zijn daardoor de paniekaanvallen in combinatie met agorafobie (pleinen angst). Wanneer men dan een paniekaanval op een plein heeft gehad dan maakt men een onjuiste oorzakelijke associatie, alsof het plein dan verantwoordelijk is voor de paniekaanval. Men gaat dan de pleinen vermijden.

Een andere angststoornis is de gegeneraliseerde angststoornis. Deze stoornis houdt in dat men altijd gespannen en angstig is zonder dat er een duidelijke oorzaak is.

De laatste angst stoornis is een fobie. Dat is een angst voor een specifieke stimulus of situatie. Agorafobie is dus ook een fobie. Er is ook veel sprake van simpele fobie. Dan heeft men bijvoorbeeld een heel specifieke angst voor spinnen of naalden of claustrofobie enz. Een sociale fobie valt ook onder deze categorie.

Obsessief- compulsieve stoornis is ook een angst stoornis.

Hoe ontwikkelt zich een angststoornis?

Freud was van mening dat het te maken had met verplaatsing. Mensen zijn bang voor hun eigen wensen. De andere theorie is dat angst wordt aangeleerd. Dus bij iemand die een systeem heeft dat vatbaar is voor angst en heftig op angst reageert (dus iemand met de neiging catastrofistisch te denken), zou bij een enge gebeurtenis een paniekaanval krijgen. De omgeving bijvoorbeeld wordt dan met de enge gebeurtenis en de paniekaanval geassocieerd. Het is een onlogisch verband wat dan gelegd wordt. De opluchting van het vermijdende gedrag stimuleert de reactie op de angst, waardoor mensen angstig gedrag blijven vertonen. Dit is waarschijnlijk waar omdat het logisch klinkt en omdat het werkt.

Waarom is OCS een angststoornis?

OCS houdt in dat er sprake is van compulsief gedrag dat niet gestopt kan worden. Er zijn hier 2 types, wassers en checkers. Hierachter zitten obsessies. De angst voor de obsessies zorgt voor de compulsies. Voorbeelden van obsessies zijn: Impulsieve vaak oncontroleerbare gedachten. Er zijn ietwat andere genen en breingebieden betrokken bij OCS dan bij andere angststoornissen.

 

Bipolaire stoornis wil zeggen dat manie wordt afgewisseld met depressie. Manische mensen zijn vol energy en willen alles tegelijk doen, opgewekt. Symptomen van de gevoelens bij een depressie zijn verdriet (maar vooral anhedonie. Anhedonie wil zeggen dat er geen plezier wordt beleeft aan dingen waar normaliter wel plezier wordt beleeft.).

Verder is er sprake van negatieve gedachten, oftewel pessimisme.

Sommigen denken dat depressie wordt veroorzaakt door verandering in slaap (en eetlust).

Wanneer iemand depressief is wordt er ook meer pijn ervaren. Kleine pijntjes gaan dan meer overheersen. Symptomen van depressies duren minstens 2 weken.  Een depressie mag ook geen oorzaak hebben in een recente gebeurtenis.

Een depressie is heel ernstig. Er is altijd heel veel leed en depressies kunnen makkelijk terug komen als iemand ze eenmaal heeft gehad. Er zijn ook vaak zelfmoord gedachten. Toch plegen relatief weinig depressieve mensen zelfmoord.  Ze worden beschermd door hun passiviteit. Daarom is de eerste fase van beter worden zo gevaarlijk.  Ze krijgen dan energie voor ze zich veel beter voelen, dus plegen ze vaak alsnog zelfmoord. Praten helpt.

De oorzaak ligt onder andere in genen. Er is een erfelijk component in depressie.  Er is nog een sterker component in bipolaire stoornis.

Het brein speelt ook een rol, het doet iets met serotonine. Helaas werkt serotonine niet meteen (de bijwerkingen wel…)

Er is ook geen neurale groei in de hippocampus. De hippocampus is een van de weinige plekken waar nieuwe neuronen groeien. Als iemand weer uit depressie komt dan groeien die neuronen wel weer bij.

Vanuit het cognitieve perspectief wordt vaak gezien dat gewone pech geattribueerd wordt als en slechte karakter eigenschap. Er is ook veel sprake ban rumineren bij depressieve mensen. Verder lijkt deze therapie echt zo slecht te werken als pillen.

Interpersoonlijke situatie. Depressieve mensen willen koste wat het kost niet alleen zijn. Dus gaan ze zich een beetje vastklampen aan vrienden en kennissen en familie. Vaak hebbend deze kinderen vaak een vijandige houding van ouders/ gezin.

College 14

3/10/2013

Stoornissen en therapie

Wat is schizofrenie? Wanneer iemand schizofreen is heeft die persoon last van waan ideeën. Waanideeën hebben wil zeggen dat men denkt dat er iets is wanneer dat niet zo is. Bij schizofrenie is er ook sprake van hallucinaties, hallucinaties zijn waarnemingen van dingen die er niet zijn. Mensen die schizofreen zijn hebben een denkstoornis, zo hebben ze bijvoorbeeld moeite met associaties, ze gaan bijvoorbeeld door tellen als ze een nummer noemen want met 23 wordt ook 24 geassocieerd. Dit zijn positieve symptomen, wat wil zeggen dat het symptomen zijn die mensen die schizofreen zijn hebben en andere mensen niet. Negatieve symptomen (hebben mensen die schizofreen zijn niet en andere mensen wel). Schizofrene mensen hebben last van het ‘vlak affect’ ze hebben het gevoel een robot te zijn. Ze hebben ook last van een gebrek aan motivatie en hebben de neiging zich sociaal terug te trekken.

De cognitieve symptomen van schizofrenie.

De aandachtsstoornis word door sommigen gezien als het belangrijkste symptoom van schizofrenie. Het probleem hierbij is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen hoofd- en bijzaken. Een ander cognitief symptoom is de geheugenproblemen bij schizofrenie. Ten slotte spreken schizofrene mensen op een chaotische manier, net als ze denken. Dat is misschien wel het grootste probleem met het leven op de rails houden.  Pillen helpen alleen tegen de positieve symptomen. Schizofrene mensen hebben dus veel last van de overige symptomen. Veel schizofrene proberen zelfmoord te plegen, ongeveer 40%, 10-15% slaagt er uiteindelijk in.

Verloop

In het begin van de adolescentie is er vaak een psychose, de eerste, of anders langzaam sterker wordende negatieve symptomen. Deze mensen waren vaak als kind al ‘vreemd’ en teruggetrokken. Ouders merkten dat niet, maar leeftijdsgenoten wel. Schizofrene kinderen zijn kwetsbaar. Stress initieert de symptomen. Bijvoorbeeld door uit huis te gaan wordt de schizofrenie veroorzaakt, of door THC in marihuana.

Het verdere verloop wordt gekenmerkt door steeds terug kerende psychoses en steeds sterker wordende negatieve en cognitieve symptomen. Uiteindelijk leidt dit tot institutionalisatie. Of toch niet? In 3rde wereld landen gaan schizofrene mensen vaak weer terug naar huis. Daar zijn 2 mogelijke verklaringen voor. De eerste is dat de familie veel warmer is dan in het westen, en dat de familie er daardoor beter mee omgaat en voor zorgt. De ander verklaring geeft aan dat in de 3rde wereld landen veel foute diagnoses maken, waardoor een groot deel van de schizofrene mensen die het thuis zo goed doen helemaal niet schizofreen is. Zo zijn er veel mensen met een eenmalige psychose, en ook mensen met lichte wanen die ‘magisch’ denken.

Wat is er aan de hand

Bij een psychose is er teveel dopamine. In een normale situatie is er te weinig dopamine in de frontale cortex en teveel elders. Breindeformaties, die de dopamine deformaties veroorzaken, zijn onder andere verkleiningen in het midden-gebied cortex. Ook kan het het resultaat zijn van genen of moeilijkheden in de zwangerschap. Het heeft ook te maken met families. Freud dacht dat het kwam door ‘koude moeders’. Nu wordt er gedacht dat het komt door emotionele en vijandige families. Waarschijnlijk is een combinatie van de vijandige familie met de genen reden voor de uiteindelijke psychoses.

 

Persoonlijkheids- en ontwikkelingsstoornissen

Een aantal persoonlijkheidsstoornissen zijn: narcissistische, histrionische (theatraal), afhankelijke, schizotypische, schizoïde (is net als schizotypische een karaktertrek in plaats van ziekte), obsessief-compulsieve (anders dan OCS, er zijn erg veel milde obsessies), paranoïde, vermijdende, antisociale en borderline.

De antisociale persoonlijkheidsstoornis is erg heftig, psychopaat. Er horen veel symptomen bij. Zo hebben deze mensen geen normen of consideratie voor anderen, ze zijn er impulsief en zijn snel geneigd vijandigheid in anderen te zien. Zo wordt een onschuldig ongelukje algauw expres. Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn ook snel geneigd naar agressie. Hoe kan dit? Vanuit het biologische oogpunt tonen observaties dat antisociale mensen last hebben van een hele lage ‘arousal’, arousal is het Engelse woord voor energiek en aandachtig. Deze mensen zijn er ongevoelig voor straf. Ze ervaren straf fysiek precies hetzelfde, stroomstoten geven dezelfde ervaring) maar ze leren er niet onbewust van. Het lijkt samen te hangen met een laag serotonine niveau. Er is een genetische afwijking, het molecuul dat verantwoordelijk is voor het opknippen en weghalen van serotonine is het afwijkende.

Vanuit een sociaal perspectief is geobserveerd dat deze mensen vaak uit vijandige gezinnen komen. De combinatie van het biologische en sociale aspect zorgen dat iemand een psychopaat wordt. Het werkt een beetje als een self-fulfilling prophecy, doordat de ouders van psychopaten waarschijnlijk sociaal niet geweldig zijn als ze zelf geen psychopaat zijn, wat leidt tot vijandige gezinnen enz.

Borderline zit tussen neurose en psychose. Freud deelde ooit alle psychologische problemen op in neuroses en psychoses. De symptomen van borderline zijn extreem instabiele mensen met instabiele relaties, een instabiel zelfbeeld (ideeën die tegen waanzin aan zitten) en impulsiviteit. Zelfbeschadiging geeft hier een gevoel van rust. Borderline schijnt iets te zijn dat men moet overleven. Wanneer mensen jong zijn hebben ze zelfmoordneigingen, maar naarmate ze ouder worden kunnen ze beter met hun emoties omgaan.

Hoe komt dit? Er is een te emotioneel systeem. Denkbeelden veranderen met de emoties mee.

 

Ontwikkelingsstoornissen

Autisme

Autistische kinderen hebben problemen in sociale interacties en communicatie. Hun interesses en activiteiten zijn beperkt. Ze hebben last van details, er is weinig overzicht. Autisme zou een gebrek zijn van theory of mind (egocentrisme), ze zouden heel erg veel moeite hebben dit te begrijpen. Een andere theorie stelt dat autisten extreem mannelijk zijn. Vrouwen zijn erg goed met emoties en theory of mind enz. mannen minder en autisme is extreem mannelijk. Autistische vrouwen zijn anders dan autistische mannen.

ADHD

Is misschien niet 1 aandoening. Attention deficit en hyperactivity disorder lijken wel 2 verschillende dingen te zijn. ADHD zou een term kunnen zijn die diverse stoornissen bevat of het word over gediagnostiseerd.

 

Wat te doen met gekken

In plaats van in de gevangenis in een sanatorium was en hele ontwikkeling, en in de jaren 40 werd het een doel om ze te kunnen laten functioneren in de maatschappij. Dit is een gedeeltelijk succes. Vooral schizofrenie is moeilijk. Er zijn verschillende soorten mensen die zich hier o.a. mee bezig houden: psychiater, psycholoog, en therapeut. Een therapeut is ook een aparte categorie omdat er geen academische diploma voor nodig is. Mogelijke behandelingen zijn psychotherapie, psychoanalyse en medicijnen.

 

Therapie

Psychoanalyse

(wordt niet meer vergoed…) Deze behandeling bestaat uit behandelingen van enkele uren een paar keer per week voor zo lang als het nodig is. In deze behandeling wordt gepraat in vrije associatie, en soms worden zelfs dromen geanalyseerd. De emoties die tijdens deze sessies worden herbeleeft worden getransfereerd naar de psycholoog. Daardoor kan die de oorzaak achterhalen. Er zijn hier ook ‘pop versies’ van, korte versimpelde versies als het ware.

 

Humanistiese

Dit is heel erg cliënt gecentreerd. De psycholoog mag onder geen enkele voorwaarde een oordeel vellen, of concreet advies geven, omdat daar ook een oordeel in zit. Het is dus belangrijk de cliënt te ondersteunen in wat hij of zij wil, door empathie, warmte en begrip te tonen. Elke cliënt wil, ongeacht of die persoon zich ervan bewust is, in contact komen met de ware zelf.

 

Gedragstherapie

Deze therapie is behavioristisch. Het is ook heel idealistisch want het gaat ervanuit dat het goede kan worden aangeleerd en het foute kan worden afgeleerd. Begrip staat hierbij ook absoluut niet centraal. Gedragsveranderingen zijn de essentie.

Dit werkt door mensen te confronteren met hun angsten, als ze een fobie hebben, en vervolgens aantonen dat er niets is om bang voor te zijn door flooding. Daarna komt dan een fase van desensisatie (extinctie). Maar dit zelfde principe kan natuurlijk ook in babystapjes. Bij ongewenst gedrag wordt het beloning-straf systeem toegepast, wat supernanny doet. Een therapeut zou eventueel goed gedrag voordoen en oefenen. Er kan ook zelfregulatie toegepast worden door bijvoorbeeld een situatie om te bouwen en een zelfbeloning/straf systeem te ontwikkelen.

 

Cognitieve gedragstherapie

Bouwt voort op gedragstherapie. Er wordt hier gewerkt met gedrag vanuit het idee dat nothing succeeds like succes. Dus als mensen leren zich leert gedragen dan loont het succes ervan. Maar anders dan de behavioristische versie zijn gedachtenpatronen hier wel degelijk van belang. Bijvoorbeeld bij depressie staat centraal dat de cliënt leert niet zo pessimistisch te denken en zichzelf niet overal de schuld van te geven.

 

Groep, relatie en gezin

Groepstherapie

 soortgelijke patiënten tegelijk

 ook zonder therapeut: AA, WW, . . .

Relatietherapie is er voor

 voor relatieproblemen

 voor psychische problemen die relatie beïnvloeden

Gezinstherapie is er voor/ om

 als er iemand in het gezin problemen heeft

 terugval voorkomen

 interacties in het gezin gezond maken

 

Biologische therapie

Pillen spelen hier een belangrijke rol, zoals:

 antipsychotica: dopamineblokkers

 antidepressiva: serotonine re-uptake inhibitors (o.a. prozac)

 bipolair: lithium

 anti-angst: benzodiazepines

 stimulanten: ritalin

Verder wordt er gebruik gemaakt van elektroconvulsieve therapie, waarbij een soort epileptische aanval in een specifiek deel van het brein wordt gestimuleerd. Dat werkt als een soort ‘reset’ knop. Een andere optie, voor wanhopige mensen, is een stukje hersenen wegsnijden.

 

Werkt het?

Soms is er een spontane remissie. Dat wordt gemeten door  het aantal mensen die binnen een onderzoeksperiode genezen te meten ( 30-60%) en die te vergelijken met de controle groep. Die groep bestaat uit mensen die zo lang op de wachtlijst staan dat het onderzoek uiteindelijk niet meer nodig is, en uit mensen die voor de gek gehouden worden met het placebo effect, door ze een nep pil of nep therapie te geven.

De uitkomst is dat therapie wel werkt bij gedrags- en angststoornissen. Bij andere problemen werken alle therapieën evengoed, matig goed.

 

College 15

 

Sociale groepen

10 000 paren die gaan trouwen (zie foto gebruikt in het hoorcollege). Dit is een massa bruiloft van de Moonies, een sekte van Sun Myung Moon.  Vooral groot in Korea. Moon koppelde de foto’s van mensen van zijn sekte, die gingen trouwen, na 2 jaar gingen ze samenwonen. Waarom doen mensen dit?

Zo is er een experiment gedaan met staafjes. Er waren 4 staafjes getekend, de vraag was welke even lang zijn. 6 acteurs geven dan het foute antwoord. Wat doet de proefpersoon, persoon 7? Die conformeert een paar keer.

Milgram experiment

Een leraar leert een leerling wiskunde. Leraar straft de leerling met een schokje bij foute antwoorden. De leerling is een acteur. De proef leider achterin zegt dat het van belang is dat de leraar doorgaat. Wanneer de leerling doet alsof hij/zij bewusteloos is, gaan de meeste leraren gewoon door. ‘We will do a lot under pressure of authority figures.’

Dit was de toegediende toename in het aantal volts.

150 leerling gaat schreeuwen dat hij/ zij niet vastgehouden mag worden

300 geeft de leerling geen antwoord meer (bewusteloos)

450 het eind-dodelijk

Toen het experiment in 2009 werd herhaald stopte het experiment wanneer leraren een schok van 150 volt hadden gegeven. Dat is zo gedaan omdat men de proefpersonen niet naar huis wilde sturen met de wetenschap dat ze iemand vermoord hadden.

Attributie: zoeken naar oorzaken van gedrag

Er zijn 2 grote oorzaken, de oorzaak ligt in persoon of in situatie. In onze cultuur wordt erg veel toegeschreven aan persoon. Dat is de fundamentele attributiefout, omdat die conclusie vaak onterecht is.

Sociale psychologie zoekt naar het belang van situatie. Het is de studie van de wijze waarop gedrag beïnvloed wordt door echte of vermeende aanwezigheid van anderen.

Waarom is er Homo homini lupus, men is een wolf voor zijn mede mens.

Waarom hebben zoveel mensen zoveel slechte dingen gedaan in de tweede wereld oorlog? Alle landen die tegen Duitsland hebben gevochten hebben concentratie kampen gehad.  Engeland begon, maar alle landen hadden concentratie kampen in hun koloniën.

Veel geïnterviewde nazi’s bleken hele banale burgermannetjes te zijn. Dat komt doordat mensen meedoen, luisteren en beslissen naar/ met een groep. Mensen zijn heel vatbaar voor autoriteit.

Sociale facilitatie: Als er andere mensen in de kamer zijn dan werken mensen harder. In je eentje lach je minder hard om comedy’s dan in een groep. Zelfs kakkerlakken. Een kakkerlak rent weg als je de kamer in komt met een andere kakkerlak erbij rent hij nog harder.

Sociale inhibitie wil zeggen dat mensen meer fouten maken als andere erbij zijn, dus samen schrijven levert minder goede zinnen op.

Waarom presteren mensen zowel beter als slechter als er anderen bij zijn? Dat de oorzaak een dominante respons is, is minder waarschijnlijk. Mensen hebben waarschijnlijk minder aandacht bij eigen gedrag doordat men bezig is met de ander. Mensen gaan daardoor als een robot functioneren. De automatische respons is makkelijker, maar ergens over nadenken is moeilijker. Een vernauwde aandacht is dus de oorzaak.

Meedoen met de groep. Deindividuatie, in een groep doet men wat ze nooit alleen zouden doen. Met een masker op schokken mensen harder dan zonder masker was een onderzoeksvraag, dat experiment bleek een beetje anders. De gemaskerde vrouwen zagen eruit als een deel van de ku klux klan. Ze straften veel harder in de maskers/zakken dan zonder. Dus gedraagt men zich niet als een individu was de conclusie. Dat bleek niet te kloppen, want in een verpleegster pakje, met een masker op, zijn mensen in een zorgzame rol, en straffen we veel minder hard. Dus is het niet zo dat men deindividualiseert, maar mensen gaan mee met waar de groep voor staat, ze gaan mee met de groepsnormen.

Informationele invloed van de groep.

In de massa zit wijsheid die een individu niet heeft. De groep kan je informatie/ zekerheid geven. Maar een gevolg kan pluralistische onwetendheid zijn. De massa weet het antwoord dan niet en doet iedereen in de massa wat ze denken dat de anderen weten, en dan doet de rest die na. Zo zuipen studenten samen veel meer dan individueel.

Normatieve invloed. De lijntjes in het experiment van Asch, die eerder al is beschreven, draait om dez invloed. De vraag is: ‘wat zullen anderen van me denken als ik niet meedoe?’

Dit is terug te zien: Kitty Genovese is in New York vermoord in de bosjes bij een flat gebouw. Een journalist beweerde dat iedereen kon horen wat er gebeurd is, en dat niemand de politie belde. Dat was een broodje aap verhaal want weinigen konden het horen, en die hadden wel de politie gebeld. Maar zo is heb bystander effect beroemd geworden. Het principe blijkt te kloppen. Zo is er later een museum afgebrand, en niemand belde de politie of ambulance. Als mensen anderen zien door lopen gaan ze er bijvoorbeeld vanuit dat de politie of brandweer al is gewaarschuwd. Dit heeft dus te maken met het onthalen van de definitie van de situatie uit de groep.

De situatie moet wel duidelijk zijn. Kindjes zijn verdronken terwijl er mensen eromheen stonden. Verdrinkende kindjes maken geen schreeuwend geluid. Ze lijken te spelen. Hoe duidelijker de situatie is, hoe meer hulp er komt.

BNN  zorgde dat  een vrouw in boerka liet sinaasappels vallen. Bedoeling laten zien dat na 9/11 mensen een vrouw in boerka niet zullen helpen, maar iedereen hielp. Erg vervelend, dus toen hebben ze gewoon iemand anders in de buurt gezet die zei: ‘niet helpen, we zijn aan het filmen!’. Die filmpjes hebben ze uiteindelijk gepubliceerd…

Maar wat wel zo is, is dat wanneer iemand een epileptische aanval heeft die iedereen herkent de kans om hulp kleiner is, als er 3 mensen in een kamer zitten is er 60% kans dat 1 iemand helpt. Bij 6 mensen is er 25% kans dat iemand gaat helpen. Dat komt doordat niemand precies weet wat te doen en wacht tot een ander dat wel gaat doen.  Diffusie van verantwoordelijkheid.

In een groep een beslissing maken is moeizaam.  Bijvoorbeeld,  wanneer men een groep mensen het gewicht individueel laten schatten van een koe, en er het gemiddelde van neemt, dan komt beter uit dan de schatting van experts. Laat ze echter eerst praten dan komen er domme beslissingen uit.

Dat komt doordat een mening een klein beetje overheerst. In een groep erover praten zorgt ervoor dat mensen extreem gaan overhellen naar die helling, en niet het kleine beetje dat de mening overheerst. Dit heet groepspolarisatie. Informatief: de informatie in de groep helt over, de mensen die het er niet mee eens zijn geven hun informatie niet meer, en de groep hoort nog maar een kant. Normatief: hoe meer je dan met de mening mee gaat hoe dominanter, dus gaan mensen ook extreem praten.

Een andere factor is luisteren naar autoriteit. Dit gebeurt best veel in het dagelijks leven, maar goede extreme voorbeelden zijn: In soldaten en bendes. Zo blijkt bijvoorbeeld dat  In oorlogssituaties schoten soldaten expres mis, zonder dat het opvalt, omdat ze mensen niet willen doden. Nu worden soldaten erop getraind dat niet meer te doen. Er zijn ook drive-by-shootings. Dan krijgt een 16 jarige jongen een pistool, en dan wordt er altijd een bendelid meegestuurd. Anders dat doet zo’n jongen het niet. Blijkbaar zijn mensen tot gruwelijke dingen in staat als er maar groepsdruk op staat. Dingen die ze nooit in hun eentje zouden doen.

Milgramexperiment liet dat zien, maar wat maakt gehoorzamen nou zo gemakkelijk?

Proefleider surveilleert over telefoon (van 65% gehoorzaamheid naar 21% gehoorzaamheid)

Buffers: als er geen scherm tussen de leraar en leerling van 65 naar 40%...

Als 1 iemand zich verzet, dan doet de rest ook niet meer mee.

Na pauze gaat niemand meer door, dan hebben ze denk tijd gehad.

Je moet een ideologie hebben, hij mag best raar zijn, maar moet er wel zijn.

De situatie moet ook langzaam ontstaan, mensen geven niet zomaar een schok van 450 volt

Dagelijks leven:

Een zogenaamde dokter belt ’s nachts een vraagt verpleegster een medicijn aan een patiënt te geven. De verpleegster mag geen opdrachten van onbekende opdrachten aan nemen, al helemaal niet telefonisch, en hij vroeg haar de procedure over te slaan, ook een regel die ze overtrad. Ten slotte pakte ze het medicijn, dat erop heeft staan dat de maximum doses de helft is van wat de dokter zei. Toch geeft de verpleegster het medicijn.

Stel iemand zit in een experiment van Milgram, die heeft een straf van 150 volt gegeven, diegene  wil 160 niet meer geven, maar doet het toch. Dat komt doordat het er moeilijk is om zichzelf uit te leggen dat die 150 volt dan eigenlijk ook niet had gemoeten. Als mensen een klein stapje nemen, dan zetten ze de rest ook wel.

Waarom zijn mensen niet hopeloos?

1 opponent tegen autoriteit is genoeg om een groep te stoppen. Een kleine minderheid die tegen de meerderheid in kan gaan, overtuigd de rest. En zo gauw men zich hier bewust van is, dan zijn  mensen er veel minder gevoelig voor.

Conformeren, aanpassen aan sociale druk

Internaliseren: De  normen van de groep worden ook daadwerkelijk overgenomen, door sociale druk. Meningen veranderen door sociale druk om gedrag te rechtvaardigen voor zichzelf. De oorzaak ligt in kleine stapjes nemen, die leiden tot grote stappen, die gerechtvaardigd moet worden met nieuwe ideeën. Cognitieve dissonantie en zelfperceptie vallen hier beide onder.

Cognitieve dissonantie: De theorie is dat men opvattingen aanpast aan gedrag. Mensen rationaliseren gedrag door opvattingen aan te passen.

Zelfperceptie: we vinden niet zo veel. We hebben maar heel weinig principes, en de rest wordt afgeleid uit de omgeving

Het waarschijnlijkst is dat het een heel automatisch proces is, want het zelfde blijkt op te gaan voor apen en patiënten met geheugen problemen.

Identificatie

Iedereen heeft een rol model, daar gaan ze zich naar gedragen, zich mee identificeren. Studenten die van een conservatief gezin naar een liberale universiteit gaan veranderen hun mening gedurende gemiddeld 6 maanden. Ze hebben een nieuwe referentie groep. Mensen die bi cultureel zijn, kunnen (licht) van opvattingen veranderen door de taal waarin ze praten, dat komt door de taal waarin ze denken, die zie identificeren met een andere referentie groep (een andere cultuur).

Dus wat hebben therapieën gemeen (omdat ze even goed werken..): gesprekken in veilige, warme omgeving, desensitisatie en beloning adaptieve responsen en begrip van problemen (beter: een uitleg).

Wat kan men voor zichzelf doen? Gevoelens accepteren. Eigen kwetsbaarheden kennen, ontwikkel talenten en interesses, zorg voor vrienden want die steun hebben mensen nodig en vrienden steun geven hebben mensen ook nodig. Het is ook belangrijk te weten wanneer hulp nodig is.

College 16

Sociale cognitie

Sociale cognitie onderzoekt subjectieve interpretatie van - en manieren van denken over de sociale wereld. Dus de vraag is eigenlijk: welke interpretaties maakt het individu van de groep.

Hoe vormen mensen impressies van de sociale wereld is een van de vraag stukken. Net al attributie- oorzaken zoeken voor wat andere mensen doen, attitudes- opvattingen, en attractie.

In dit vak is een belangrijke tegenstellig gevonden tussen automatisch denken en gecontroleerd denken. Voor een groot deel gaan mensen op de automatische piloot.

Impressies

Automatisch denken is redelijk simpel, het werkt op dezelfde manier als waarnemen en geheugen. Waarneming: iemand ziet iets, en dat categoriseert die persoon. Hoe het gecategoriseerd wordt is het enige dat wordt onthouden. Bijvoorbeeld, wanneer iemand een plaatje te zien krijgt met ruimte voor interpretatie en een week later wordt gevraagd het plaatje te reproduceren, dan tekent hij of zij alleen de interpretatie, oftewel categorisatie.  Geheugen werkt precies zo. De categorieën heten hier schema’s. Een gebeurtenis wordt voornamelijk onthouden naar wat men verwacht. Wanneer iemand bijvoorbeeld naar een restaurant gaat, dan onthoud men hoe het hoort te gaan. Mensen herinneren zich slechts een paar details en hangen dat aan elkaar met een schema.

Zo onthouden mensen ook andere mensen. Allen heeft mensen categoriseren een naam: stereotype. Stel een feit over bijvoorbeeld iemands opleiding wordt bekent, dan zit aan dat feit een hele reeks vooroordelen vast. Dan is diegene gecategoriseerd. Waarom is dit belangrijk? Omdat wanneer men een vreemde tegenkomt, men meteen met die persoon moet interacteren. Tegen ouderen moeten jongere mensen bijvoorbeeld beleeft zijn. Stereotypes leiden heel snel tot het idee van wat men met een persoon moet doen. In welk stereotype mensen worden geplaatst, is een beetje vrij. Daarom is in welk hokje mensen iets plaatsen te primen. Dat werkt ook in de praktijk, mensen die glimlachen naar collecterende mensen, dat zijn de mensen waar men heen moet.

Zo’n categorisatie is de eerste indruk. die mening kan wel veranderen, maar dat gaat best lastig. De eerste zinnen over een karakter in een boek is ook hetgeen dat het langst blijf hangen. Dus wanneer een alinea de zelfde inhoud heeft, en in de eerste zinnen is het positief in de ene en de laatste zinnen negatief, en in de andere zijn de eerste zinnen negatief en de laatste zinnen positief, dan wordt de hetzelfde karakter in de eerste situatie als positiever ervaren dan in de tweede situatie. Dit heeft ook een self-fulfilling prophecy in zich. Dit kan ook het nare effect hebben van slechte evaluaties. Bijvoorbeeld: Docenten die een slechte evaluatie krijgen van hun leerlingen, worden nerveus bij hun volgende les. Dat zorgt ervoor dat ze slecht blijven presteren, als ze het al niet slechter doen.

In America is uitgezocht waar dat dan aan ligt. Ze gingen uit van

Echte sollicitatie commissie is gefilmd hoe mensen bezig waren. Blanke commissie leden waren tegen zwarte sollicitanten kortaffer, minder vragen, norser, glimlachte niet. Maar het zou ook kunnen dat zwarte sollicitanten onvriendelijk zijn. Dus zijn acteurs getraind om zich allemaal als blanke commissie leden te gedragen tegen zwarte sollicitanten. Blanke mensen die voor de getrainde commissie kwamen, presteerden slechter, doordat de commissie onvriendelijker deed. Een blank commissie lid is dus mild racistisch, gedraagt zich anders, waardoor de zwarte sollicitant zich ongemakkelijk voelt en slechter presteert.

Stereotype bedreiging

Bepaalde geroepen mensen zouden ergens slecht in iets, en mensen gaan erin geloven. Voorbeeld is een situatie waar iedereen in America een IQ test werd voorgelegd. Bij de ene groep werd verteld dat het een IQ test was, bij de ander groep was het een sociale cognitie test voor alle etnische groepen gelijk. Blanke studenten presteerde in beide situaties even goed. Zwarte studenten, presteerden veel beter in de tweede categorie. Blijkbaar denken ze dat ze op een IQ test wel slechter zullen scoren, ervaren ze de IQ test als bedreigend en die negatieve gedachten zorgen dan inderdaad voor een slechtere score. Zo werkt het ook gedeeltelijk met meisjes en wiskunde. Tot hun 13de zijn meisjes even goed in wiskunde als jongens. Daarna echter niet meer. Op een meisjes school presteren de meisjes echter even goed in wiskunde als de jongens. In een zaal met alleen maar meisjes presteren meisjes op een toets al beter dan als er jongens bij zitten. Als er jongens zijn dan worden ze er blijkbaar aan herinnerd dat het niet iets is voor meisjes.

Toch zijn stereotypes belangrijk. Als het gecontroleerd loopt moet men bewust enorm lang schema doorlopen. Afleiden van karaktereigenschappen van een persoon gaat enorm vaak ook mis, vooral vanwege de fundamentele attributie fout. De fundamentele attributie fout: gedrag van een persoon komt van persoonlijkheid, zijn of haar dispositie. Mensen kennen maar heel weinig toe aan de situatie. Zo lijken vragenstellers in een soort quiz situatie erg slim. De vragensteller moet lang nadenken over de meest bijzondere weetjes die diegene weet en de ondervraagde niet. Als de ondervraagde de vragen mocht stellen dan was het ongetwijfeld andersom geweest. Alleen de vragensteller beseft dat echter. De fundamentele attributie fout is alleen helemaal niet zo fundamenteel als de afgelopen colleges hebben doen geloven. Het blijkt namelijk vooral zo te zijn in westerse culturen. In Aziatische landen maken mensen deze fout helemaal niet.

Stereotypes zitten met slechts een eerste indruk niet heel erg hoog op de nauwkeurigheidsschaal en gecontroleerd denken stuit op de fundamentele attributie fout. Dus mensen zijn niet bijzonder goed in het inschatten van elkaars karakter.

Opvattingen, daar wordt in psychologie niet over gepraat, men heeft het in plaats daarvan over attitudes. Attitudes zijn vooral positief of negatief?

Dat heeft een cognitief component, gedachtes. Affectieve component, een gevoelscomponent, en een gedragscomponent, want de mening lokt gedrag uit. Bijvoorbeeld een negatief stereotype over mensen. Cognitief wil hier zeggen: de argumenten die men er voor geeft. Gevoelsmatig is het vooroordeel (prejudice), het gedrag is de discriminatie. Hoe men aan die attitudes komt gaat weer via een automatische en een cognitieve route. Hier heet de automatische route echter perifeer, en de cognitieve route centraal. Waarom die namen?

Perifeer, klassiek conditioneren, vertrouwen op autoriteit, en heuristieken (dus gewoon afkortingen gebruiken, als mensen veel argumenten krijgen zal het wel zo zijn).

Centraal betekend dat dingen goed worden doordacht en overwogen.

Als iets belangrijk is voor een individu dan denkt die persoon erover na dan volgt men de centrale route. Is iets niet belangrijk voor die persoon dan denkt die persoon er niet over na, en dan concentreert men zich op heuristieken truckjes en elaboreert men niet. Het model dat dit beschrijft is het elaboration likelihood model.

Wat doen opvattingen? Opvattingen doen veel in het sturen van het gedrag van mensen.

Beroemd tegenargument: meneer LaPierre, een psycholoog, liet een Chinees echtpaar heel Amerika zien. Toen meneer LaPiere terug was in zijn universiteit, heeft hij een brief gestuurd naar alle etablissementen waar ze waren geweest, en er bij zat een enquête waarin de verstopte vraag waar het om ging, was of ze chinezen zouden toelaten. Ze zeiden allemaal nee. Dit was voor de oorlog en het was toen de norm om racistisch te zijn tegenover chinezen. Het rare was dat ze allemaal 2 Chinese klanten hadden gehad en niemand had geklaagd. Blijkbaar make sociale psychologen precies de fundamentele attributie fout die ze anderen verwijten. Is het niet gewoon de situatie die zelfs racisten ertoe brengt om zich heel normaal te gaan gedragen?

Dit is ook terug te vinden in nazi duitsland. Zo is er op een gegeven moment een interne nota rondgestuurd, Zo ook nazis is duitsland over joden, maar niet de concrete joden in hun omgeving. Interne nota doorgestuurd door de top van de nazis waarin werd geklaagd dat zelfs de nazi’s zeiden: ja, alle joden eruit, maar niet de joden die ik ken, want dat zijn gewoon goede mensen. Ze hadden een rasistische opvatting, maar als het dan concreet gedrag moest worden dan is het anders. Kennelijk

Dat is niet helemaal zo. Stemmen is als attitude voorspelbaar &sterke specifieke opvattingen bepalen je gedrag.

 

Perspectieven:

Biologische psychologie, Galton ging schedel meten en kijken naar erfelijkheid (GROOT)

Psychoanalyse met Freud (heel klein)

Behaviorisme de leerwetten (de achterliggende stroming, we gaan namelijk alleen maar af op gedrag een niet op subjectieve speculatieve zelf reflecties)

Subjectivisme: het idee van positieve psychologie(ook een rand gebied)

Cognitieve, Chomsky ( met de taal wetten), theorieën over wat er in het hoofd gebeurd.  (GROOT)

Maar het is ook erg in elkaar overgevloeid.

 

Interpersoonlijke attractie is liefde

Waarom bestaat dat? Vanwege het produceren van nageslacht. Maar dan heb je het over waarom het ingebouwd is, maar niet over waarom mensen ernaar zoeken. verkeerde niveau te zoeken. Zelf-expansie, 2 sets van alles, bijvoorbeeld 2 families, 2 sets carrières. Alles verdubbeld en daar groeien mensen van. Dat komt door experimenten waarin mensen aangeven hoezeer ze met elkaar verenigd zijn. Hoe meer mensen verenigd zijn, hoe langer de relatie duurt.

 

Soorten liefde: zijn alle combinaties van de onderstaande bestandsdelen.

Intimiteit: wat je met elkaar deelt

Passie: dat kent iedereen

Commitment: hoezeer men zich aan elkaar bindt

 

Het schijnt dat passie op een gegeven moment ophoudt. Dus de ideale perfecte combinatie van de drie verdwijnt en in plaats daarvan komt companion love, en dan is er wel intimiteit en commitment

In Japan was er het gearrangeerd huwelijk, maar ze waren na 4 jaar niet veel slechter af dan westerse mensen. Ze beginnen laag en gaan omhoog naar companion love. In het westen begint men heel erg hoog en dan komen ze ook op die companion love uit. Mannen zijn weliswaar een relatief vlakkere lijn dan vrouwen, maar uiteindelijk komen mannen en vrouwen en westerse en Japanse culturen op hetzelfde punt uit.

Op een gegeven moment voelen mensen niet zo heel veel meer als ze bij elkaar zijn. Als geliefden elkaar kwijtraken zijn ze wel enorm van slag. Maar blijkbaar zitten die enorme passievolle emoties het leven van de alledag in de weg, en daardoor wordt het op een gegeven moment uitgeschakeld.

Waar wordt men verliefd op?

Uiterlijk. Fysieke attractiviteit is enorm belangrijk. Niet iedereen kan trouwen met de allermooiste. Waar komen relaties tussen minder aantrekkelijke mensen dan vandaan? Mensen weten wel van zichzelf  hoe aantrekkelijk ze zijn. Dus lelijke mensen zullen bijvoorbeeld niet op Julia Roberts vallen, want ze zijn gewoon te kansloos.

Gegeven dat, er is vast meer. Bijvoorbeeld opposits attract, is dat zo? Nee. Dat is goed te zien bij homo stellen, homostellen zien er vaak uit als een tweeling. Ook bij honden in het terug te zien, mensen kiezen vaak een hond uit die op hen lijkt. Dat heet impliciet egoïsme, we vinden onszelf gewoon leuk. Maar mensen zijn ook aangetrokken door mensen die lijken op geliefden. Zo vallen mensen die lijken op hun exen, of op hun ouders.

De onderliggende factor is dat mensen houden van dingen die ze kennen. Foto’s met gezichten die vaker langs zijn gekomen worden mooier gevonden. In Amerika is onderzoek gedaan in een Dorm, een groot studenten huis, naar welke relaties ontstonden en wat voorspelt of de betrokkenen een relatie zouden krijgen. Nou buiten de bovenstaande factoren werd gevonden dat  ‘in de buurt zijn’ belangrijk werd gevonden.

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
862