Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 10182 reads
Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht – Gemeente de Ronde Venen
HR 17 december 2010, LJN nr. BN6236, RvdW 2011, 7
Casus
Een kade is in de richting van een achterliggende woonwijk verschoven, waardoor grote hoeveelheden water de polder – en daarmee de woonwijk – zijn ingestroomd. De gemeente vordert veroordeling van het hoogheemraadschap tot vergoeding van de door haar geleden schade, nader op te maken bij staat en heeft haar vordering, voor zover in cassatie van belang, gebaseerd op artikel 6:174 lid 1 BW.
Hoge Raad
Bij de eisen als bedoeld in artikel 6:174 lid 1 BW gaat het om de eisen die men uit het oogpunt van veiligheid aan de desbetreffende opstal mag stellen. Daarbij spelen
gedragsnormen,
veiligheidsvoorschriften en
de in het algemeen aan een bezitter of gebruiker van die zaak te stellen zorgvuldigheidsnormen – de Kelderluikfactoren (!) – een belangrijke rol.
De omstandigheid dat een opstal in algemene zin voldoet aan geldende veiligheidsvoorschriften, staat niet in de weg aan het oordeel dat de opstal (niettemin) niet aan bedoelde eisen voldoet en derhalve ‘gebrekkig’ is in de zin van artikel 6:174 lid 1 BW. Het antwoord op de vraag of sprake is van een gebrekkige toestand hangt immers af van verschillende omstandigheden, waaronder
de aard van de opstal (bijvoorbeeld een voor publiek toegankelijk gebouw of werk of een gesloten huis of werk op besloten terrein),
de functie van de opstal,
de fysieke toestand van de opstal ten tijde van de verwezenlijking van het gevaar en
het van de opstal te verwachten gebruik door derden.
Voorts dient in aanmerking te worden genomen
de grootte van de kans op verwezenlijking van het aan de opstal verbonden gevaar alsmede
de mogelijkheid en bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.
Daarbij kan voor het geval de aansprakelijkheid op een overheidslichaam rust mede betekenis toekomen aan
de hem toekomende beleidsvrijheid en
ter beschikking staande financiële middelen.
De gezichtspunten begrenzen de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW; de wetgever heeft immers een te ruime aansprakelijkheid van de bezitter willen voorkomen door bepaalde begrenzingen die in afdeling 6.3.1 aan aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad worden gesteld, ook te laten gelden voor de onderhavige aansprakelijkheid. Van een op de bezitter van ‘een zaak’ rustende garantienorm is dan ook geen sprake. (Zouden de Kelderluikfactoren dus ten aanzien van de gehele afdeling 6.3.2 BW van toepassing zijn?)
Bij het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het derhalve aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.
Toegesneden op de onderhavige vraagstelling betekent het vorenstaande dat rekening moet worden gehouden met factoren als
de aard en bestemming van de kade (een publiek toegankelijke dijk);
de waarborgfunctie van de veendijk (bescherming van omwonenden tegen water);
de fysieke toestand van de kade ten tijde van de verwezenlijking van het gevaar;
de naar objectieve maatstaven te beoordelen kenbaarheid van het gebrek en het daaraan verbonden gevaar van kadeverschuiving;
de bij de uitvoering van zijn publieke taak aan het Hoogheemraadschap toekomende beleidsvrijheid en
de financiële middelen die hem in dat verband ten dienste staan,
een en ander mede gelet op de toenmalige stand van de wetenschap en de techniek en de daadwerkelijke (technische) mogelijkheid van het nemen van afdoende veiligheids-maatregelen.
Het enkele feit van de kadeverschuiving zal in het algemeen voldoende zijn voor het aannemen van het vermoeden dat de kade (dijk) niet voldeed aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen, behoudens door de bezitter ervan te leveren tegenbewijs.
De hierboven genoemde factoren kunnen in voorkomend geval in uiteenlopende richting wijzen, maar daarbij verdient aantekening dat de aard, de bestemming en de waarborgfunctie van de kade zwaarwegende factoren zijn die kunnen meebrengen dat daartegenover aan andere omstandigheden minder gewicht toekomt of ertoe kunnen nopen dat aan de onderbouwing van stellingen met betrekking tot de niet-kenbaarheid van het gevaar van een kadeverschuiving strenge eisen worden gesteld.
Het hof heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het bij de beantwoording van de vraag of de kade voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen, niet aankomt op de toenmalige kennis over faalmechanismen en de toenmalige maatstaven voor belastingsituaties en dat de toenmalige stand van wetenschap en techniek en de financiële kaders waarbinnen het Hoogheemraadschap zijn beleidsdoelstellingen tracht te realiseren niet in de weg staan aan het aannemen van aansprakelijkheid voor de bezitter van de kade.
Anders dan het hof heeft geoordeeld, komt betekenis toe aan genoemde omstandigheden bij de beoordeling of de kade gebrekkig was. Het hof heeft bovendien blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting voor zover het heeft geoordeeld dat voor de beantwoording van de vraag of de kade gebrekkig was, niet van belang is de stelling van het Hoogheemraadschap dat de kadeverschuiving zich heeft voorgedaan ten gevolge van specifieke en uitzonderlijke omstandigheden.
Ook een stelling van een dergelijke strekking kan immers van betekenis zijn voor het antwoord op de vraag of met betrekking tot de kade, gelet op de toenmalige stand van de wetenschap en de techniek, alle nodige veiligheidsmaatregelen waren getroffen. Daarbij verdient opmerking dat het oordeel van het hof dat onbekendheid van het gevaar op grond van de wet voor risico van het Hoogheemraadschap komt in het algemeen niet juist is voor een geval waarin het specifieke gevaar dat zich heeft verwezenlijkt naar de toenmalige stand van de wetenschap en de techniek niet bekend – en dus naar objectieve maatstaven niet kenbaar – was.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing.
N.B. Evenals de rechtbank legt de Hoge Raad het gebreksbegrip dus normatief uit en waardoor dus niet alleen op basis van de tenzij-formule aan kwalitatieve aansprakelijkheid (op grond van artikel 6:174 BW) kan worden ontkomen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
541 |
Add new contribution