Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
Topic 1A: Het ontstaan en het gebruik van psychologische testen
Het meten van persoonlijkheid en intelligentie staan nog steeds aan de basis van psychologische testen. Tegenwoordig zijn er veel andere soorten testen ontwikkeld voor verschillende doeleinden.
Consequenties van testen
Tests worden op veel punten in het leven gebruiken. Denk aan de Apgar test, dit is de eerste test bij een baby nadat hij is geboren, die laat zien hij de baby onmiddellijke medische zorg nodig heeft. Wanneer een kind naar school gaat worden er wel duizenden tests afgenomen voordat iemand slaagt. Volwassenen kunnen tests doen voor een rijbewijs, hersen-disfunctioneren, geschiktheid voor een baan enzovoorts. De lijst van tests is eindeloos.
De kans is groot dat psychologische testen het lot van veel mensen bepalen, ook al hebben ze dit niet door. Dit kan bijvoorbeeld komen door het wel of niet toegelaten worden op een bepaalde school of voor een bepaalde baan, bepaald door de uitslag van een test.
Psychometrie is de kant van de psychologie die zich bezighoudt met het ontwikkelen en evalueren van psychologische testen.
Definitie van een test
Een test is een gestandaardiseerde procedure om gedrag te meten en het te beschrijven met categorieën en scores. De meeste testen hebben normen en standaarden die ervoor zorgen dat bepaalde resultaten ander gedrag kunnen voorspellen.
Verschillende soorten testen zijn: persoonlijkheidstests, intelligentietests, checklists voor bekijken van sociale vaardigheden bij mensen met een mentale retardatie, reactietijd, situationele tests zoals observatie en een individu die een groep helpt bij een opdracht.
De meeste test bevatten de volgende kenmerken:
- Gestandaardiseerde procedure. Een test is gestandaardiseerd als de procedure van het toepassen gelijk is bij de ene examinator en omgeving als bij de ander. Standaardisatie hangt grotendeels af van de competentie van de examinator. Belangrijk is dat de ontwikkelaar van de test duidelijke instructies geeft aan de examinatoren, hoe de test afgenomen moet worden.
- Gedragssample. Een psychologische is een gelimiteerde sample van gedrag. Er is vaak niet genoeg tijd voor een uitvoerig onderzoek. De testen zijn vaak wel uitgebreid genoeg om uitspraken te doen over relevant gedrag.
Test items moeten niet teveel overeenkomsten tonen met het gedrag wat de test beoogt te meten, zodat ander gedrag kan worden voorspeld. - Scores of categorieën. Psychologische testen beschrijven prestaties in nummers of classificaties.
De impliciete assumptie van de psychometrie stelt dat tests individuele verschillen in eigenschappen of karakteristieken meten. iedereen bezit een bepaalde eigenschap, maar ieder in een verschillende hoeveelheid.
2 dingen zijn belangrijk om te noemen: elke testscore bevat een bepaalde error. Dit wordt vaak aangeduid met deze vergelijking: X = T + e. X is hier de geobserveerde score en e is de positieve of negatieve error component. Bij een goede test is de e zo klein mogelijk. Ten tweede wordt een test afgenomen waarbij een abstract begrip wordt gemeten (bv. IQ) aan de hand waarvan je bepaalde verwachtingen of voorspellingen wilt doen. De karakteristiek die je meet moet niet worden beschouwd als een object wat fysiek aanwezig is (IQ kun je niet aanwijzen maar kan wel wat voorspellen, zoals bijvoorbeeld schoolresultaten).
- Normen of standaarden. Een uitslag van een test wordt vaak vergeleken met scores die door anderen zijn behaald. Een norm is een samenvatting van testresultaten van een grote en representatieve groep personen. De norm wordt ook wel de gestandaardiseerde sample genoemd. Normen zorgen ervoor dat de examinator kan bepalen in hoeverre een score afwijkt van de verwachtingen. De gestandaardiseerde steekproef is belangrijk voor gebruik van een test, deze groep moet representatief zijn voor de populatie voor wie de test bedoeld is,
- Voorspelling van gedrag dat niet aan de test is gerelateerd. Voorbeeld is wanneer iemand naar een inktvlek moet kijken en zeggen wat hij ziet. Doel is hierbij niet om te kijken of iemand het plaatje goed kan zien, maar om bepaald gedrag te verklaren of voorspellen.
Deze kenmerken zijn anders voor de ‘’criterion-referenced tests’’, testen die meten wat een persoon kan doen in plaats van resultaten vergelijken met prestaties van anderen.
Verder onderscheid in testen
Bovenstaande kenmerken gelden voor ‘’norm-referenced tests’’, waarbij de prestatie van deelnemers geïnterpreteerd wordt door referentie aan een relevante gestandaardiseerde sample.
Bij een ‘’criterion-referenced test’’, is het doel te bepalen waar de deelnemer staat in een bepaald educatief gebied. Deze testen kunnen geïnterpreteerd worden zonder vergelijking met bepaalde normen, wat wordt gedaan bij norm-referenced tests.
Assessment (beoordeling) is de term die refereert naar het proces waarbij informatie over een persoon wordt verzameld en wordt gebruikt om conclusies te trekken over karakteristieken en gedrag te voorspellen. Deze informatie kan gehaald worden uit observaties, interviews, checklists en ander epsychologische testen. Testen dienen dus als een bron in het assessment proces.
Soorten testen
Testen kunnen ingedeeld worden in twee groepen: groepstesten versus individuele testen.
Voor het gemak, zullen de testen hier in acht categorieën ingedeeld worden:
- Intelligentie testen: meten het vermogen in globale gebieden als verbaal begrip, perceptuele organisatie, redeneren etc. Zo kunnen school- en werkvaardigheden worden bepaald.
- Aptitude tests: meten het vermogen voor bepaalde specifieke taken. Er zijn single en multiple aptidude tests. Een single aptitude test onderzoekt 1 kwaliteit, terwijl de multiple aptitude test een score laat zien voor meerdere kwaliteiten. Voorbeeld is de ‘’Seashore Measures of Musical Talents’’, waarbij muzikaal talent kan worden geïdentificeerd. Ook de SAT is een voorbeeld, waarbij academisch succes kan worden voorspeld.
- Achievement tests: meten de mate van leren, succes of voltooiing van een taak.
- Creativity tests: beoordelen nieuw, origineel denken en de capaciteit om ongewone of onverwachte oplossingen te vinden, vooral voor slecht gedefinieerde problemen. Verschil met de aptitude test zit meer in het gebruik dan in de inhoud.
- Personality tests: meten kenmerken, kwaliteiten of gedrag die de individualiteit van een persoon bepalen. Dit kunnen checlists zijn, vragenlijsten en projectieve technieken.
- Interest inventories: meten de voorkeur voor bepaalde activiteiten of onderwerpen en helpen iemand zo een beroepskeuze te maken.
- Behavioral procedures: objectief beschrijven en bepalen van de frequentie van bepaald gedrag, zodat bepaald gedrag verklaard of voorspeld kan worden. Neuropsychologische tests: meten cognitieve, sensorische, perceptuele en motorische prestatie om de duur, plaats en gedragsconsequenties van hersenschade te bepalen.
Gebruik van testen
Psychologische testen worden vooral gebruikt om beslissingen te maken over mensen. Er worden 5 doelen onderscheiden voor het gebruik van testen:
- Classificatie
- Diagnose en plannen van behandeling
- Zelfkennis
- Evaluatie van een programma
- Onderzoek
Deze doelen overlappen elkaar vaak en zijn soms moeilijk te onderscheiden.
Bij classificatie worden personen in een categorie ingedeeld. Dit kan belangrijk zijn bij het toelaten van personen op een bepaalde school of aannemen van personen voor een baan. Er zijn een aantal soorten classificatie:
- Placement: sorteren van personen in verschillende programma’s die passen bij hun behoeftes of vaardigheden (bv. wiskunde examen om te bepalen of studenten algebra les moeten krijgen, calculus of extra les).
- Screening: snelle en simpele testen/procedures om mensen te onderscheiden met speciale eigenschappen of behoeftes. Vaak resulteert screening is misclassificatie en daarom wordt vaak follow-up onderzoek gedaan bij personen voordat er belangrijke beslissingen worden genomen.
- Certification & Selection: zorgen beide dat je ergens voor slaagt ofwel ergens voor zakt. Bij het halen van een certificatie examen komen bepaalde privileges kijken (bv. besturen van een auto, het mogen studeren van psychologie). Selectie zorgt ook voor privileges, en zorgt er bijvoorbeeld voor dat je de kans krijgt te studeren bij een bepaalde universiteit.
Diagnose bestaat uit 2 taken:
- Bepalen van de bron van iemand zijn gedrag
- Classificeren van het gedragspatroon in een bepaald diagnostisch systeem
Diagnose is vaak de voorloper van een behandeling. Voorbeeld is een intelligentietest die essentieel is bij het vaststellen van mentale retardatie. Een juiste diagnose doet veel meer dan alleen classificeren. Bij een goede diagnose wordt veel informatie duidelijk, zoals de zwakheden, sterke kanten en etiologie van de ziekte en de beste keuze voor herstel en behandeling.
Psychologische testen kunnen zelfkennis van een persoon doen veranderen. Mensen kunnen door bepaalde uitslagen kiezen voor een verandering in carrière. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Vaak weten mensen al wat de uitslag van de test zal zijn.
Psychologische tests worden vaak gebruikt om educatie of sociale programma’s te evalueren. Sociale programma’s zijn gemaakt om sociale condities en het gemeenschapsleven te verbeteren. Deze moeten vaak geëvalueerd worden. Er worden vragen gesteld als ‘’Wat is de impact van dit programma of bijvoorbeeld de ontwikkeling van kinderen?’’. Psychologische testen voorzien in de basis voor het beantwoorden van deze vragen.
Psychologische testen worden veel gebruikt bij onderzoeken. Voorbeeld is het gebruik door neuropsychologen die onderzoek doen naar gedragsproblemen bij kinderen.
Factoren die test beïnvloeden
Vele factoren kunnen de uitkomst van een psychologische test beïnvloeden. Hieronder zullen de volgende factoren worden besproken: de manier van toepassen, kenmerken van de examinator, context van afnemen van de test en de methode van scoring.
- Gestandaardiseerde procedure voor het toepassen van de test
Een test is het meest betrouwbaar wanneer de metingen worden gedaan onder gestandaardiseerde condities, die de uitgever van de test heeft voorgeschreven. Deze procedure is een voorwaarde voor juist testen. Door af te wijken van deze procedure, wordt er eigenlijk een andere test afgenomen. Soms worden uitzonderingen gemaakt voor mensen met een bepaalde handicap, waar kleine aanpassingen in de procedure mogen worden gedaan. Deze aanpassingen ontkrachten niet de normen, maar zorgen in deze omstandigheden juist dat de normen valide blijven. Er is wel veel kennis nodig voordat kan worden bepaald welke aanpassingen gedaan mogen worden.
- Gewenste procedures voor testafname
Bij individuele testen is het belangrijk dat de onderzoeker bekend is met al het materiaal en kenmerken van de test voordat de afname begint. De onderzoeker kan zo goede instructies geven en staat klaar om op onverwachte dingen te reageren.
De examinator moet afwijkingen in gehoor, zicht, spraak of motorische controle op kunnen merken, aangezien deze de resultaten kunnen verstoren. Wanneer deze afwijkingen niet worden opgemerkt, kan een persoon bestempeld worden als intellectueel of emotioneel gehandicapt, terwijl deze mensen een sensorische of motorische afwijking hebben. Deze personen hebben aangepaste testen nodig.
Indicaties die kunnen duiden op gehoorverlies zijn abnormale responsen op geluiden, onoplettendheid, moeilijkheden bij opvolgen bij orale instructies, observatie van lippen spreker, slechte articulatie.
Indicaties die kunnen duiden op gezichtsverlies zijn scheel kijken, overmatig knipperen, ogen niet kunnen fixeren op een punt, teksten dicht bij het hoofd houden, dubbelzien, hoofdpijn en misselijkheid na het lezen.
Spraakproblemen zijn moeilijker vast te stellen. Vaak worden deze mensen als mentaal retardatief gezien.
Er zijn speciale alternatieve instrumenten ontwikkeld voor deelnemers met cerebrale verlamming en andere motorische afwijkingen.
Bij groepstesten denken mensen vaak dat er niet veel fouten gemaakt kunnen worden, maar dit is niet helemaal waar. De grootste bron van fouten bij groepstesten is het incorrect timen van testen die een tijdslimiet hebben. Wanneer er te weinig tijd voor een test wordt gegeven, zijn de uitkomsten niet valide. Ook extra tijd verlaagt de validiteit van een test. Door de extra tijd zouden meer problemen opgelost kunnen worden bij bijvoorbeeld een analogische test.
Ook onduidelijkheid naar de deelnemers toe is een bron van errors. Soms mogen onduidelijke delen opnieuw uitgelegd worden aan deelnemers die het niet begrijpen.
Geluid moet worden gecontroleerd bij groepstesten, want dit kan zorgen voor verminderde prestatie.
Bij veel testen wordt er een ‘’correctie voor gokken’’ toegepast op de test. Dit is gebaseerd op een kansberekening. Wanneer er een item is met 4 antwoordmogelijkheden dan is de kans dat er wordt gegokt op het juiste antwoord ¼. De kans op het kiezen van een fout antwoord is ¾. Voor elk goed gegokt antwoord, verwacht je dus drie foute gokken. Voorbeeld is dat je op zo’n soort vragenlijst 35 goed hebt en 9 fout. De 9 fouten zijn hier de ¾ fout gegokte vragen en dus kan je ervan uit gaan dat 1/3 hiervan goed is gegokt, 3 vragen dus. Van de 35 vragen die goed zijn, zijn er 32 goed door echte kennis. Vaak ken een respondent echter 1 of 2 antwoorden wegstrepen uit de antwoordmogelijkheden, waardoor de kans op goed gokken groter wordt. Om deze reden worden items nu vaak zo geschreven dat elke gok tot een fout antwoord leidt, door een goed antwoord fout te laten klinken en de foute antwoorden goed te laten klinken.
- Invloed van de examinator
Uitgevers van de test dringen aan op een comfortabele, warme atmosfeer die de deelnemers motiveert en medewerking bevordert, dit wordt wel ‘’rapport’’ genoemd in het Engels. Wanneer de examinator dit niet kan creëren, kan er angst en vijandigheid kan ontstaan, en dit kan de testresultaten beïnvloeden. Vooral bij testen van kinderen is dit kameraadschap van belang.
De meeste studies hebben aangetoond dat sekse, ervaring en ras van de onderzoeker weinig tot geen effect hebben om uitslagen van een test. Studies die wel grote effecten laten zien, worden tegengesproken door studies die tegengestelde effecten laten zien. Toch kan niet worden uitgesloten dat deze factoren geen effect hebben.
- Achtergrond en motivatie van de onderzochte
Test angst (test anxiety) is de fysieke en gedragsmatige reactie die komt kijken bij bezorgdheid over mogelijk falen op een test. Uit onderzoeken blijkt dat testangst negatief gecorreleerd is met schoolprestaties, aptitude testen en metingen van intelligentie. Testangst is oorzaak maar ook een effect van slechte testresultaten. Mensen met testangst, waarbij wordt gezegd dat ze een test gaan maken waar ze moeten presteren, presteren slechter. Testen waar er een tijdslimiet is gesteld, versterken de testangst bij veel mensen, en er wordt dan slechter gepresteerd.
Ook kunnen testen vervalst worden, omdat mensen expres foute antwoorden geven.
Topic 1B: Ethische en Sociale Implicaties van Testen
Teststandaarden
Vaak wordt onderzoek op een verantwoorde manier gedaan. Helaas zijn hier soms uitzonderingen op. De uitdaging voor een goede test is om te bepalen wat professioneel is en ethisch verantwoord.
De regels voor verantwoordelijk testgebruik zijn vastgesteld door professionele instellingen zoals de American Psychological Association (APA).
Verantwoordelijkheden van de testuitgevers
Een belangrijke richtlijn is dat een test niet te vroeg wordt uitgegeven. Er wordt ook veel druk gezet op de testen omdat het uitgeven van tests een commerciële onderneming is. Door de APA zijn er standaarden gepubliceerd die te maken hebben met het uitgeven van een test. Deze standaarden zeggen dat de handleiding die bij de test komt helemaal compleet moet zijn.
Bij het op de markt komen van een test moet ook relevante informatie eerlijk worden weergegeven, zelfs als dit het imago van de test schaadt.
Alleen gekwalificeerde gebruikers mogen gebruik maken van de test, daarom zijn psychologische testen maar beperkt toegankelijk. Het verschilt per test voor wie deze beschikbaar is. De APA heeft vastgesteld dat testen in 3 verschillende levels van complexiteit vallen, dit verschillende expertise eisen:
- Level A: papier-pen metingen die met minimale training afgenomen en geïnterpreteerd kunnen worden. Met een handleiding kan deze test gebruikt worden door verantwoordelijke niet-psychologen (vb. beroeps- en schoolprestatie testen).
- Level B: bij deze testen is kennis van testen nodig en training in statistieken en psychologie. Deze testen zijna alleen beschikbaar voor personen die een gevorderde cursus testen hebben gevolgd bij een hogeschool of universiteit (aptitude testen, persoonlijkheids vragenlijsten voor normale populaties).
- Level C: deze testen vereisen begrip van testen en het onderwerp waar het over gaat. Eerdere ervaring onder toezicht is van belang voor gebruik, scoring en interpretatie van deze testen (vb. individuele intelligentietesten, projectieve persoonlijkheidstesten en neuropsychologische testen)
Mogelijke kopers van testen worden geacht registratieformulieren in te vullen om hun training en ervaring in detail te krijgen.
Verantwoordelijkheden van testgebruikers
Verschillende organisaties hebben formele ethische principes gepubliceerd voor het gebruik van testen: de APA, de American Association for Counseling and Development
(AACD), de American Speech-Language-Hearing Association (ASHA) en de National
Association of School Psychologists (NASP).
Ook zijn er praktische richtlijnen gepubliceerd die verantwoordelijk testgebruik beschrijven.
Het is belangrijk dat een examinator zich afvraagt wat het beste is voor de cliënt. Dit houdt in dat de testafname een constructief doel moet hebben voor het individu waar de test van wordt afgenomen.
- Geheimhoudings- en meldingsplicht
Psychologen/examinatoren hebben de plicht om informatie over cliënten geheim te houden, zoals testresultaten. De informatie kan alleen ethisch worden doorgegeven wanneer de cliënt hier toestemming voor heeft gegeven, wat vaak schriftelijk gebeurt. Dit heet de geheimhoudingsplicht.
Uitzondering op de geheimhoudingsplicht is wanneer bepaalde informatie gevaar vormt voor de cliënt of voor andere personen. Wanneer dit het geval is, moet de examinator/psycholoog dreigingen doorgeven aan wettelijke macht en aan mogelijke slachtoffers. Dit wordt de meldingsplicht genoemd.
- Expertise van de testgebruiker
De testafnemers moeten de verantwoordelijkheid accepteren die hij heeft voor het juist en toepasselijk testgebruik. Dit betekent dat hij goed getraind moet zijn in hoe hij de test moet afnemen. Dit is vooral belangrijk als een test een potentiële sterke impact heeft. Psychologen die niet goed getraind zijn kunnen ernstige fouten maken bij de interpretatie van de test, wat de cliënten kan schaden.
Voor het afnemen van een test moet de testgebruiker toestemming krijgen van de deelnemers. Hiervoor moet worden verteld wat de reden van testen is, de type test die gebruikt zal worden, wat de consequenties zijn van het gebruik van de test. Dit wordt informed consent genoemd. Informed consent bevat 3 elementen:
- Disclosure (onthulling)
- Competency (vermogen)
- Voluntariness (vrijwilligheid)
Dit houdt in dat de deelnemer genoeg informatie krijgt over de test, mentaal in staat is om zijn toestemming te geven voor een test en dat de deelnemer vrijwillig deelneemt aan de test. Wanneer iemand niet de mentale capaciteit heeft om toestemming te geven, zal dit worden gedaan door een curator of voogd.
- Verouderde tests en de zorgstandaard
De zorgstandaard is een standaard die ‘’normaal, gebruikelijk en redelijk gedrag’’ beschrijft.
Gebruikers van psychologische testen moeten oppassen voor verouderde testen, aangezien deze de zorgstandaard kunnen schenden. Ook moeten ze oppassen voor testresultaten die niet (meer) relevant zijn. iemand die in de vierde klas een leerachterstand had, hoeft dat nu niet meer per se te hebben aangezien eigenschappen kunnen veranderen.
Na een psychologische test wordt er altijd een geschreven verslag uitgebracht met de testresultaten en de aanbevelingen van de examinator. Dit verslag wordt niet in jargon geschreven zodat de cliënt dit kan begrijpen.
- Communicatie van de testresultaten
De deelnemers van een psychologische test verwachten dat zij de resultaten te horen krijgen bij een gesprek met de onderzoeker. Vaak worden de resultaten niet een op een aan de deelnemer verteld. Dit komt omdat de examinator vaak niet getraind is in het geven van goede feedback. Dit geldt vooral wanneer de resultaten een negatieve lading hebben.
Juiste feedback is wanneer de clinicus bekijkt hoe de cliënt bepaalde informatie ontvangt, en dan op de juiste manier hierop ingaat.
Destructieve feedback is wanneer het de clinicus niet lukt om de onjuiste waarneming van de cliënt over de testresultaten te veranderen.
Kennis van en respect voor individuele verschillen wordt zeer belangrijk geacht door alle professionele organisaties die betrokken zijn bij psychologische testen. Dit is belangrijk zodat testgebruikers weten wanneer een test of interpretatie van een test niet op bepaalde mensen van toepassing is oor hun leeftijd, geslacht, ras, etniciteit, afkomst, religie, seksuele oriëntatie, handicap, taal en socio-economische status.
Testen van culturele minderheden en taal minderheden
Of bestaande testen gepast zijn voor de evaluatie van diversie populaties is niet zeker. In het begin werd de impact van culturele achtergrond op testresultaten vrijwel genegeerd. Begin 1930 werden culturele variabelen belangrijk bij het toepassen van testen.
Onderzoekers moeten weten dat de culturele achtergrond van de deelnemers het proces van de test beïnvloedt. Psychologen moeten daarom enkele kennis van de cultuur hebben om bepaald gedrag te begrijpen.
Naast het erkennen van de impact van cultuur op de uitslag van testen, is het ook belangrijk om stereotypische overgeneralisatie te voorkomen.
Moore (1986) vond bij haar studie dat wanneer je een groep kinderen geadopteerd door middenklasse witte gezinnen, en een groep kinderen geadopteerd door middenklasse Afrikaans Amerikaanse gezinnen, dezelfde test laat doen er verschillen zijn in gedrag tijdens de test. De door Afro-Amerikaanse gezinnen geadopteerde kinderen werkten minder mee bij de test en weigerden sneller te antwoorden op de test.
Terrell, Terrell en Taylor (1981) ontdekten bij hun onderzoek dat de uitslag van een intelligentietest niet anders is wanneer de test afgenomen wordt door een blank iemand dan wanneer deze wordt afgenomen door aan Afro-Amerikaans iemand. Wel ontdekten ze dat de groep die wantrouwen hadden naar blanken toe, slechter scoorden wanneer de examinator een blank iemand was.
Steele (1997) kwam met een theorie die stelde dat stereotypes over groepen invloed hebben op het intellectueel presteren en de identiteitsonwikkeling van de individuen uit die groep.
Stereotype dreiging (stereotype threat) is de dreiging dat mensen de stereotypes die bestaan zelf bevestigen. Voorbeeld is dat Afro-Amerikaanse mensen vaak als minder intelligent worden gezien. Risico is dat zij bij een intelligentietest die stereotype bevestigen. Dit kan komen door angst.
Onbedoelde effecten van testen met een hoge inzet
Veel mensen denken dat er de laatste tijd niet meer veel gefraudeerd kan worden bij een test omdat de risico’s te hoog zijn en de kansen om vals te spelen te klein. Veel mensen moeten testen afleggen om hun school te halen, een baan te krijgen of promotie te krijgen. Omdat de eisen zo hoog liggen, zullen mensen frauderen.
Voorbeeld is dat leraren foute antwoorden van hun studenten veranderen zodat de leraren briljant overkomen. Ander voorbeeld is dat ouders tijdens een examen antwoorden aan hun kinderen doorspelen via geheime oortjes.
Uit onderzoek is gebleken dat bij de meeste testen ongeveer 50% boven het 50ste percentiel moet scoren en 50% hieronder. De meeste staten claimen dat hun scholen boven dit 50ste percentiel scoren. Ze overschatten hun eigen capaciteiten. Dit wordt het ‘’Lake Wobegon Effect’’ genoemd.
Juist testgebruik
Er zijn verschillende moeilijkheden bij juist testgebruik:
- Een raadgevende psycholoog mag weigeren de deelnemers van de test feedback te geven
- Het weigeren van gebruik van de MMPI-2 in plaats van de MMPI is een overtreding
- Er mag niet een bekende/vriend gebruikt worden als vertaler bij afname van een WISC-IV test
- Het hangt af van de rechtsmacht van de psycholoog of hij aan justitie moet melden wanneer een cliënt bijvoorbeeld vertelt dat een overleden broer waarschijnlijk een pedofiel was.
Add new contribution