Hogema c.s./Muhargi - Arrest

Hogema c.s./Muhargi, Hof ’s-Hertogenbosch 17 december 2002, JOR 2003/54

Casus

Bij notariële akte van 17 mei 1993 heeft Hogema alle aandelen in Hokar Holding B.V. aan Financieel Adviesbureau Rogier B.V. verkocht en geleverd. In deze notariële akte was onder andere opgenomen dat de gegeven garanties door de koopster kunnen worden gecedeerd aan haar rechtsopvolgers en dat door Hogema wordt gegarandeerd dat Hokar B.V. niet bij juridische procedures betrokken is. Deze garantie is vatbaar voor cessie.

Op dezelfde dag heeft Rogier vervolgens de aandelen en garanties in Hokar bij notariële akte verkocht en geleverd aan Beheer- en Beleggingsmaatschappij Muhargi B.V.

Echter later blijkt dat Hokar wel in juridische procedures is verwikkeld (met een andere partij). Deze procedure wordt door Hokar verloren en daarom spreekt Muhargi Hogema aan wegens de schending van de garantie. Muhargi heeft Hogema c.s. gedagvaard en gevorderd voor recht te verklaren dat Hogema c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verbintenissen voortvloeiende uit de door hen in de eerste akte verstrekte garantie, en vordert schadevergoeding. Inmiddels is wel duidelijk geworden dat Muhargi al op

12 september 1994 op de hoogte was of kon zijn van de garantieschending, maar heeft pas in mei 1997 aan Hogema laten weten dat zij het voornemen had om een beroep op de garantieschending te doen.

De rechtbank wijst de gevorderde verklaring voor recht toe en veroordeelt Hogema c.s. tot betaling van de schade. De rechtbank Breda oordeelde dat i.c. geen sprake was van enige verjarings- of vervaltermijn.

In hoger beroep hebben Hogema c.s. een beroep gedaan op met name artikel 7:23 lid 1 BW.

Het Hof

Het hof Den Bosch moet zich in dit arrest buigen over de contractuele wijziging van de vervaltermijn en de betekenis van de term ‘bekwame tijd’van artikel 7:23 lid 1 BW.

Het Hof stelt vast dat de notariële leveringsakte geen termijn noemde waarbinnen Rogier op straffe van verval van recht een gebrek in de nakoming moest ontdekken. Ook wordt geen termijn genoemd waarbinnen de koper na ontdekking melding moet maken van de schending van garantie of non-conformiteit. Het Hof oordeelt daarom dat er ruimte is om het termijn van art. 7:23 lid 1 BW toe te passen. Nadat Muhargi op de hoogte was van de garantieschending heeft het nog twee en een half jaar gewacht met het op de hoogte brengen van Hogema dat het een beroep op de schending zou doen. Het Hof stelt dat daarom kan worden geoordeeld dat Muhargi niet binnen bekwame tijd de kennisgeving conform art. 7:23 lid 1 BW heeft gedaan.