Gedrag in Organisaties hoorcolleges 2016/2017
- 1938 reads
Wat is een groep?
Een groep is meer dan 2 individuen die met elkaar interacteren
Je streeft een collectief doel na
Er is sprake van collectieve normen over hoe je je moet gedagen
Je hebt een gedeelde identiteit met de groep (je staat ergens voor)
Gedeelde identiteit: Algemeen beeld van de groep als collectief geheel
Iedereen hecht veel belang aan het groepsbeeld
Onderscheidend, wijkt af van andere groepen.
Gevolg is dat er vereenzelviging is: ik =wij. Ook krijg je een ingroup bias, dus je voelt dat je eigen groep beter is dan anderen.
Ingroup bias verklaart voor een groot deel ook discriminatie.
Groepsfuncties:
Voor de organisatie
Complexe taken kun je niet alleen uitvoeren
Trainen nieuwkomers
Coördinatie tussen partijen
Nieuwe ideeën genereren
Voor het individu
Uitwisseling resources
Testen en delen van percepties sociale wereld
Terugdringen onzekerheid
Bevestigen self-esteem
Tuckman’s theorie van groepsontwikkeling:
Begint met vormen, daarna storming (conflicten), daarna het normeren van gedrag en als laatste presteren.
Gedeelde attitudes, meningen, gevoelens en acties die gedrag voorspellen: Norming
Normen kunnen op verschillende manieren ontstaan. Hieronder een aantal meest voorkomende ooraken voor het ontstaan van normen:
Expliciete statements
Kritieke ervaringen uit verleden
Primacy effect: eerste gedrag bepaalt de rest
De invloed van groepsgrote bij conformiteit gaat als volgt: bij een grootte van 1,2 of 3 personen zijn er redelijke verschillen te zien qua conformiteit. Vanaf 3 is er geen sprake meer van een stijging. Er is ook sprake van een scherpe afname in conformiteit als er een medestander is die dezelfde mening heeft als jou.
Informationele invloeden:
Sociale percepties valideren
Anderen als bron van informatie over de werkelijkheid
Sterker in ambigue situaties
Normatieve invloeden:
Affiliation behouden
Anderen als bron van goedkeuring of afkeuring gebruiken
Sterker naarmate groepscohesie hoger is (groupthink)
Groupthink is:
“A mode of thinking that people engage in when they are deeply involved in a cohesive in-group, when members’ strivings for unanimity override their motivation to realistically appraise alternative courses of action” (Janis, 1972)
Of: Een overdreven neiging tot het zoeken en bewaren van harmonie en consensus binnen de groep (Hart et al.)
Antecedenten hiervan zijn:
Groepscohesie en ‘esprit de corps’
Directief leiderschap
Isolement en afzondering van experts
Homogeniteit
Gebrek aan procedures
Weinig zelfvertrouwen
Hoge stress
En symptomen:
Zelfoverschatting
Onaantastbaarheid
Moraliteit
Collectieve vernauwing
Rationalisatie
Stereotypering
Een team is een groep mensen die:
Complementaire vaardigheden hebben
Een duidelijk doel hebben
Taken moeten verrichten
Zich bij elkaar moeten verantwoorden
Taak: zijn externe partijen tevreden?
Maar ook: zijn de teamleden tevreden? Hoe zien ze een toekomstige samenwerking?
Potentiele prestatie is hoog als de teamleden de KSA’s (knowledge, skills en abilities) bezitten om de taak uit te voeren.
Echter kan de werkelijke prestatie lager liggen door onder andere slechte motivatie en coördinatie verlies.
Er zijn verschillende motivaties om wel of niet samen te werken. Zo kiezen mensen tussen individueel of gezamenlijk belang, het handhaven van een goede sfeer en eigen succes en goede prestatie.
Hoe groter de groep, hoe minder individuele inspanning er is. Dit vloeit uit de Expectancy theory, want het individuen vraagt zich een paar dingen af:
Leidt mijn bijdrage tot een betere prestatie?
Heeft een betere prestatie consequenties voor mij?
Hoe waardeer ik de groepsuitkomsten?
Zijn mijn bijdragen kostbaar?
Door Lim & Klein, 2006. Er is georganiseerde kennis over team en taak.
Er zijn 2 belangrijke termen, namelijk sharedness en accuraatheid. Deze staan voor gelijkheid in organisatie van kennis en in gelijkheid met expert-oordelen.
Aan het eind is er weer iets te zeggen over de connectie van dit college en de 4 principes van OB:
Diversiteit: Teamsamenstelling bepaalt potentiele productiviteit
(ir)rationaliteit: Mixed motive situaties: redenen voor en tegen coöperatie
Multi-causaliteit: Motief om cohesie te behouden vs motief om goed te presteren
Interactiviteit: Het ontstaan van en de invloed van normen, bijvoorbeeld autokenetisch effect
Op de eerste dag krijt de student voornamelijk informatie over de cursus, introductie van 2 cases en we gaan in op OB, en vier basisprincipes van OB (organisational behaviour). Organisational behaviour, 5de editie nodig. Sinding et al. Geen andere boeken/versies gebruiken. Tentamen is hele boek, behalve hoofdstuk 10 en 11, want deze hoofdstukken worden deels al in andere vakken gegeven.
Het vak doet al jaren onderzoek naar studiesucces onder eerstejaars studenten. Succes wordt gemeten in ECTS na 1 jaar. Uit onderzoek blijkt dat een goede planning de beste manier is om succes te bereiken, en daarna de cijfers van de middelbare school.
Elke week college in stadskerk, tot er met week 1 in 2016. Colleges beginnen om 9 uur. Collegestof is ook tentamenstof. Slides staan na college op nestor. Doel van werkgroepen: tentamenvoorbereiding, dus oefenen en verdiepen in de stof, voorbereiding deeltoetsen, vragen stellen. Binnen je werkcolleges zal je in een subgroep 2 presentaties, van 10 en 15 procent geven. Je krijgt een bonus als je bij 6 van 7 werkcolleges aanwezig bent. Je krijgt dan 1 extra goed antwoord extra bij MC-vragen.
1e deeltoets telt voor 30% mee, en de 2e voor 45%. Er wordt aangeraden om op tijd te beginnen omdat de stof voor beide deeltoetsen erg veel is. Bij een eindcijfer onder de 5,5 moet je een herkansing doen. Boven een 5,5 betekent dat je geslaagd bent voor het vak.
Geldt als verplicht practicum. Moet in de periode november december gedaan worden. Bij niet voldoen een aftrek van 0,5 bij eindcijfer. 4 Research points nodig, wat ongeveer een uur werk is. 1 punt moet via een online onderzoek studiesucces behalen, waarvan je een link in week 48 krijgt. Minimaal 3 RP in FEB research lab halen.
ABN-Amro is een bank die rond 1990 is begonnen door een fusie van de banken ABN en AMRO. Deze 2 banken hadden een totaal andere manier van werken, zo was de ABN zorgvuldig, maar de AMRO nam juist risico’s. Verder opereerden ze ook in andere markten. OB haakt hier op in omdat er door de fusie sprake is van een andere organisatiecultuur en een organisatieverandering (hoofdstuk 12 en 16, college 6,7). Verder was er ook onenigheid in de top, waar OB ook om de hoek kwam kijken, namelijk met leiderschap (hoofdstuk 15), teamprocessen (hoofdstuk 7,8), botsende persoonlijkheden (hoofdstuk 2), besluitvorming en macht & politiek (hoofdstuk 13,14)
In totaal zijn alle hoofdstukken van het boek dus relevant.
Te veel bokito’s (Hoofdstuk 2, 7 & 8)
Botsende waarden en emoties (Hoofdstuk 3)
Communicatie problemen (Hoofdstuk 4)
Motivatieproblemen (Hoofdstuk 5 & 6)
Stress en wantrouwen (Hoofdstuk 9)
Botsende culturen (Hoofdstuk 12): ministerie versus politie
Beslissingen worden teruggedraaid (Hoofdstuk 13)
Leiderschapsstijl (Hoofdstuk 15)
Politiek en macht (Hoofdstuk 14)
Organisatieverandering (Hoofdstuk 16)
Ook bij deze casus komen.....read more
Kenmerken van het individu
Persoonlijkheid
Zelfbeeld
Talenten en vaardigheden
Sluit aan bij het thema diversiteit
Perceptie
Basisprincipes
Attributie
Communicatie
Noise
Media
Sluit aan bij het thema irrationaliteit
Heeft behoorlijk stabiele kenmerken: Zichtbaar over tijd, en in verschillende situaties. Vaak moeten ze wel ‘geactiveerd’ worden, zoals extraversie. Differentieert tussen de mensen, er is dus sprake van diversiteit. Persoonlijkheid beïnvloedt je emoties, je motivatie en je gedrag enz.
Kwalitatieve versus kwantitatieve verschillen
Dimensies van Jung:
Analyseren – intuïtief
Objectief – subjectief
Extraversie of introversie (energie of motivatie uit anderen of jezelf)
Door MBTI toegevoegd:
Waarnemen of oordelen
In totaal zijn er dus zestien combinaties mogelijk.
Problemen met MBTI:
Zijn mensen wel zo makkelijk te typeren, dus zijn ze wel helemaal introvert of extravert bijvoorbeeld?
Waarom deze dimensies? De dimensies zijn niet scherp & ze vertonen overlap, zoals subjectief en intuïtief. Verder is er een lage betrouwbaarheid. Verder een slechte voorspeller, dus de conclusie is dat het model niet erg bruikbaar is.
Binnen dit gebied is er een debat gaande over de volgende punten:
Welke dimensies gebruik je? Het Big Five model of het model van Cattell met 16 verschillende persoonlijkheid factoren? Maar ook: is er sprake van Nature of Nurture, oftewel genen of aangeleerd.
Extraversion
Agreeablesness
Conscientiousness
Emotional stability
Openness to experience: bij deze kenmerken valt op dat de verschillen binnen een aspect erg groot kan zijn
Self-esteem, ofwel eigendunk is het geloof van je eigen waarde gebaseerd op een zelf evaluatie
Self-efficacy, het geloof in je eigen kunnen om een taak succesvol af te ronden
Locus of control, de mate waarin een persoon zich verantwoordelijk voelt voor zijn of haar gedrag en zijn consequenties. Hierin wordt internal en external onderscheiden.
Concepten niet onafhankelijk van elkaar.
Hangt samen met persoonlijkheid.
Definitie: de capaciteit voor constructief denken, argumenteren en problemen oplossen.
GMA is de algemene intelligentie. Er zijn ook specifieke dimensies hierin zoals: verbaal, numeriek, ruimtelijk inzicht, interpersoonlijk en analytisch vermogen.
Definitie: ‘The ability to perceive, identify, understand and manage your own emotions and those of others.’ Het blijkt dat de emotionele intelligentie een redelijk goede samenhang heeft met de werktevredenheid.
Het kunnen zien van vormen die er niet echt zijn. Voorbeeld is een hond vinden in een plaatje met allemaal vlekjes. Maar ook als we kijken naar wie we het beste als een groep overkomt. Je kijkt dan naar de gelijkenissen tussen de mensen en de afstand tot elkaar.
Ook kan bijvoorbeeld contrast je perceptie door de war gooien, denk hierbij aan optische illusies zoals 2 lijntjes die even lang zijn maar toch niet dezelfde lengte lijken te hebben.
Drie dimensies door Kelley:.....read more
Attitudes, o.a. werktevredenheid
Determinanten/antecedenten van werktevredenheid: behoeften, waarden, persoonlijkheid, kwaliteit van de arbeid
Deze onderwerpen vallen onder het principe multi-causaliteit.
Beloningstevredenheid en werktevredenheid zijn attitudes.
Attitude is ‘learned predisposition to respond in a consistently favourable or unfavourable manner with respect to a given object’
Er zijn 3 componenten hierbinnen, namelijk:
Cognitief: Beliefs, cognities of kennis over een attitude-object
Affectief: Gevoelens over attitude-object, evaluatief
Gedragsmatig: Hoe iemand van plan is of verwacht te reageren op een attitude-object
Attitude tot bepaald gedrag samen met de subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole leiden tot een intentie en daardoor gedrag, dit valt onder de ‘Theory of planned behaviour’ , door Fishbein & Ajzen, p 98-100. Ook oefenen de bovengenoemde oorzaken een invloed uit op elkaar.
Aantal cognities en daarmee de verankering van een attitude kan per persoon en per object verschillen.
Waargenomen controle in gedrag: waargenomen moeilijkheid om een bepaald gedrag te vertonen.
Attitude-gedragskloof -> er zit een gat tussen intentie en gedrag, zoals het vinden dat je vroeg moet beginnen met leren voor een toets maar het niet doen. Redenen hiervoor zijn: geen vaardigheden, geen controle, gewoontes of te weinig kennis etc.
Werktevredenheid: algemene attitude ten aanzien van je werk
Job involvement: de mate waarin mensen zich persoonlijk betrokken voelen bij hun baan.
Organizational commitment/betrokkenheid: de mate waarin mensen zich met de organisatie identificeren en gecommitteerd zijn aan de doelen van de organisatie. Er zijn 3 soorten commitment:
Affective: Emotionele gehechtheid
Continuance: Kosten en baten bij vertrek
Normative: Je voelt je verplicht
Een erg hoge mate van job involvement en/of organizational commitment is erg riskant, omdat er kans is dat je onethisch gedrag gaat vertonen of een workaholic wordt.
Ze zijn goede voorspellers voor de gevolgen van attitudes, zoals prestaties, motivatie & stress.
Er blijkt een positief verband te zitten tussen de werktevredenheid en prestaties op het werk. Alleen is hier wel sprake van een causale relatie? Er zijn namelijk 4 mogelijkheden: werktevredenheid zorgt voor hogere prestaties, prestaties zorgen voor een hogere werktevredenheid, een andere variabele bepaalt beide of alle 3 de redenen.
Maakt geld bijvoorbeeld gelukkig? Er blijft een correlatie te zijn van 0.71 in een onderzoek waar het GBP en levensgeluk werd gemeten. Landen die welvarender worden stijgen ook in geluk. Alleen blijkt dat de relatie vooral indirect is. Door meer geld zijn er bijvoorbeeld betere voorzieningen of beter onderwijs waarvan mensen gelukkiger worden, niet van het directe geld.
Een soortgelijk onderzoek is uitgevoerd om te kijken of er een verband was tussen het bruto maandinkomen en de werktevredenheid. Er bleek een correlatie te zijn van 0,07. Er was dus geen relatie aanwezig.
Needs zijn ‘psysiological or ppsychological deficincies that arouse behaviour’
De behoefte piramide van Maslow is te combineren met de ERG-maatstaf van Alderfer. Het existence.....read more
Expectancy theorie van Vroom
Goal setting theorie van Locke & Latham
Equity theorie van Adams -> wordt ook gebruikt in de economie.
Motivatie of stress?
Conflict: functioneel of disfunctioneel?
Diversiteit: positief of negatief
Een psychologische kracht dat ons er toe aanzet om een bepaald doel te willen halen, en er voor zorgt dat wij doelgericht gedrag gaan vertonen
Motivatie hebben om het tentamen te halen
Link motivatie & prestaties:
Onderzoek uitgevoerd onder 250 studenten psychologie, motivatie werd gemeten door te kijken naar tevredenheid over de studie en de intelligentie door een Raven-toets. Het bleek dat dat mensen die intelligent waren en tevreden waren over de studie de beste cijfers hadden
Prestaties hangen af van de volgende kenmerken: Motivatie, Vaardigheid/ability, Gelegenheid/opportunity. Deze kenmerken hebben ook invloed op elkaar.
Vroom’s expectancy theory:
Verschillende linken en afwegingen tussen hoe je doelen kan halen en welke je kan halen. Je bent een slim wezen die goed voor en nadelen kan afwegen. Expectancy is het gedeelte tussen de link van effort en Performance. Deze vraagt zich af hoe groot de kans is dat je je doel haalt als je hard werkt. De volgende afweging is instrumentality. Dit zegt iets over de kans van de mogelijke gevolgen als je je doel haalt. De 3de afweging is valence, deze zegt iets over hoe belangrijk je de verschillende uitkomsten vindt.
De formule van motivatie is V*I*E
Expectancy (waarde tussen 0 en 1) kan je verhogen door training, hulp te bieden en goed gereedschap/werkomstandigheden
Instrumentality (waarde tussen -1 en 1), als ik goed presteer, zijn daar dan uitkomsten aan verbonden? Prestatie verkleint of vergroot de kans op een bepaalde uitkomst.
Voor verhoging moet je prestaties duidelijk koppelen aan uitkomsten, goals zetten, feedback krijgen.
Valence (waardes: positief en negatief) hoe waardeer ik mijn uitkomsten? (Hedonisme), Vermijden negatieve uitkomsten en bereiken van positieve uitkomsten.
Valence kan je beïnvloeden door datgene te bieden waar behoefte aan is (needs, values)
Te concluderen valt dat organisaties invloed moeten kunnen uitoefenen op motivatie.
E -> self-efficacy + coaching
I -> Eerlijke behandeling (krijg je vragen over in tentamen)
V -> Extrinsieke of intrinsieke beloning
Goal setting theory:
Heeft veel te maken met de Expectancy. Je moet een doel goed omschrijven qua moeilijkheid en specificiteit. Bij moeilijke + specifieke doelen is er een hoge prestatie nodig. Hierbij is de feedback adequaat. Strategieën zijn ook duidelijk.
Adam’s equity theory:
Heeft te maken met de valence. Hoe waardeer ik mijn uitkomsten? Door deze uitkomsten te vergelijken bijvoorbeeld. Wie is meer tevreden? Een manager met een salaris van 5.000 of een secretaresse met 2.500? En hoe zou men de vraag beantwoorden met de kennis dat managers gemiddeld 6.000 en secretaresses 2.000 verdienen.
Je wilt dat je o/i (outcomes/input) ratio goed is. Dus er moet een overeenkomst zitten in de ratio van hoeveelheid.....read more
Wat is een groep?
Een groep is meer dan 2 individuen die met elkaar interacteren
Je streeft een collectief doel na
Er is sprake van collectieve normen over hoe je je moet gedagen
Je hebt een gedeelde identiteit met de groep (je staat ergens voor)
Gedeelde identiteit: Algemeen beeld van de groep als collectief geheel
Iedereen hecht veel belang aan het groepsbeeld
Onderscheidend, wijkt af van andere groepen.
Gevolg is dat er vereenzelviging is: ik =wij. Ook krijg je een ingroup bias, dus je voelt dat je eigen groep beter is dan anderen.
Ingroup bias verklaart voor een groot deel ook discriminatie.
Groepsfuncties:
Voor de organisatie
Complexe taken kun je niet alleen uitvoeren
Trainen nieuwkomers
Coördinatie tussen partijen
Nieuwe ideeën genereren
Voor het individu
Uitwisseling resources
Testen en delen van percepties sociale wereld
Terugdringen onzekerheid
Bevestigen self-esteem
Tuckman’s theorie van groepsontwikkeling:
Begint met vormen, daarna storming (conflicten), daarna het normeren van gedrag en als laatste presteren.
Gedeelde attitudes, meningen, gevoelens en acties die gedrag voorspellen: Norming
Normen kunnen op verschillende manieren ontstaan. Hieronder een aantal meest voorkomende ooraken voor het ontstaan van normen:
Expliciete statements
Kritieke ervaringen uit verleden
Primacy effect: eerste gedrag bepaalt de rest
De invloed van groepsgrote bij conformiteit gaat als volgt: bij een grootte van 1,2 of 3 personen zijn er redelijke verschillen te zien qua conformiteit. Vanaf 3 is er geen sprake meer van een stijging. Er is ook sprake van een scherpe afname in conformiteit als er een medestander is die dezelfde mening heeft als jou.
Informationele invloeden:
Sociale percepties valideren
Anderen als bron van informatie over de werkelijkheid
Sterker in ambigue situaties
Normatieve invloeden:
Affiliation behouden
Anderen als bron van goedkeuring of afkeuring gebruiken
Sterker naarmate groepscohesie hoger is (groupthink)
Groupthink is:
“A mode of thinking that people engage in when they are deeply involved in a cohesive in-group, when members’ strivings for unanimity override their motivation to realistically appraise alternative courses of action” (Janis, 1972)
Of: Een overdreven neiging tot het zoeken en bewaren van harmonie en consensus binnen de groep (Hart et al.)
Antecedenten hiervan zijn:
Groepscohesie en ‘esprit de corps’
Directief leiderschap
Isolement en afzondering van experts
Homogeniteit
Gebrek aan procedures
Weinig zelfvertrouwen
Hoge stress
En symptomen:
Zelfoverschatting
Onaantastbaarheid
Moraliteit
Collectieve vernauwing
Rationalisatie
Stereotypering
Een team is een groep mensen die:
Complementaire vaardigheden hebben
Een duidelijk doel hebben
Taken moeten verrichten
Hoort bij het principe van (ir)rationaliteit, dus een mogelijke afwijking van rationaliteit. De definitie van besluitvorming is: ‘Het identificeren van oplossingen die tot een gewenst eindresultaat leiden’. En de Engelse en langere definitie is: “… a decision is defined as a moment in an ongoing process of evaluating alternatives for meeting an objective, at which expectations about a particular course of action impel the decision maker to select that course of action most likely to result in attaining the objective.”
Je begint met het probleem definiëren, hieronder moet rekening mee gehouden worden:
Probleemdefinitie (huidige situatie – doel); de ‘wat’ vraag
Criteria en wat is het belang van criteria?
Daarna gaan we oplossingen genereren en dan moet je denken aan de volgende dingen:
Scheppen van alternatieve mogelijkheden (alternatieven, opties, acties); de ‘hoe’ vraag
(mogelijke) consequenties van de alternatieven
Daarna maken we een selectie van de oplossingen:
Beoordelen van alternatieven (voor alle criteria)
Ontwerpen/berekenen van de uitkomst; de beslissing
Daarna gaan we ook daadwerkelijk actie ondernemen:
Implementatie (‘doen’)
Evaluatie (eventueel herstart bij 1)
MAUT: de Multi Attribute Utility Theory
MAUi = som van Wj*Uij
MAUi = multi attribute utility van actie i
Wj = weging van attribuut j
Uij = utiliteit van actie i op attribuut j
Omdat we de som nemen kunnen de beide variabalen compenseren.
Een voorbeeld van het gebruik van deze formule is te vinden op slide 9.
Vooroordelen in besluitvorming:
Anchoring
Availability of information
Representativeness (zoals stereotypes)
Loss averesion and prospect theory: in het geval van verlies neem je meer risico dan in het geval van gewin
Kleine kansen wegen relatief meer mee (van 1 naar 0%, of van 50 naar 49%)
Voor besluitvorming zijn er 3 modellen, met een afloop van rationeel gedrag naar irrationeel.
Het rationele model is het meest rationeel, daarna het Carnegie model en als laatste het vuilnisbakmodel.
Carnegie model: begrensde rationaliteit. Beslissers willen vaak rationeel zijn, maar er is vaak sprake van limieten waardoor dat niet kan. Zo kan zijn dat de beslisser niet alle belangrijke informatie heeft, niet genoeg tijd/geld heeft voor een kwalitatieve beslissing, niet intelligent genoeg is of het onderwerp niet belangrijk genoeg vindt. Er is dan sprake van een vereenvoudigd model. Je gaat dus kijken op bepaalde aspecten die jij belangrijk vind en gaat daar een waarde aan hangen.
Samenvattend is er door gebrek aan informatie en gelimiteerde cognitieve vermogens vaak geen sprake van volledig rationeel zijn waardoor we (onbewust) fouten maken. Er kan daarentegen ook sprake zijn van bewust fouten maken omdat je daar belang bij hebt. Zo kan het lijken door eerst fouten te maken of je jezelf erg verbeterd hebt in een bepaalde tijd, in tegenstelling tot andere die dan sloom lijken te verbeteren in hun werk. Bij het vuilnisbakmodel is er.....read more
Binnen de cultuur zijn er verschillende niveaus waar te nemen. Deze worden ook wel levels genoemd:
Team/groep
Afdeling
Organisatie
Etnische, religieuze of culturele groep
Land, regio, werelddeel (op basis van geografie)
Definitie cultuur volgens het boek:
“A pattern of basic assumptions – invented or developed by a given group as it learns to cope with its problems of external adaptation and internal integration – that has worked well enough to be considered valid and, therefore, to be taught to new members as the correct way to perceive, think and feel in relation to those problems” (p. 451)
Ofwel: gedeelde en geleerde aannames binnen een bepaalde groep, hoe met specifieke zaken wordt om te gaan.
Een model voor cultuur kan worden omschreven door een cirkel te nemen waar aan de buitenkant het gedrag zichtbaar is vanuit een bepaalde cultuur, daaronder liggen de niet-zichtbare normen en waarden waar dat gedrag uitvloeit en daaronder liggen de basis assumpties.
Dat gedrag wordt ook wel artefacten en producten genoemd. Voorbeeld hiervan zijn begrafenissen:
In de UK is het zoals wij het kennen, met zwarte kleding en bloemen.
In Ghana met vrolijke kleuren waar het lijkt of ze dansen
In China zijn er ook bijna geen zwarte kleuren te bekennen
Nog een voorbeeld is trouwen:
In de UK is het met veel bloemen en mooie kleding en redelijk formeel
In India zijn er heel veel bloemen en kleuren, en er is veel symboliek.
In Brazilië wordt veel gedanst en er is veel muziek
Nog een voorbeeld:
Verschil in afstand tot elkaar bij het communiceren met een vreemde, in het westen staan mensen ongeveer op een meter afstand van elkaar, maar bij Arabieren is dat veel dichterbij.
Dit is een voorbeeld van high context, dit betekend dat er bij het communiceren veel meer komt kijken dan alleen wat je zegt. Zo kijken zij ook meer naar wanneer je het zegt, hoe je het zegt en tegen wie je het zegt.
Cultuur in organisaties ontpopt onder invloed van o.a.
Economische en technologische omstandigheden
Politieke en juridische omstandigheden
Religie/levensvisie/waarden
Klimaat
Hofstede heeft een aantal cultuurdimensies geformuleerd (als het goed is heeft de student deze al behandeld gehad bij het vak Organisatie & Technologie)
Machtsafstand, worden machtsverschillen geaccepteerd?
Individualisme-collectivisme, band met de groep?
Mannelijkheid-vrouwelijkheid, prestatie en succes of relaties?
Onzekerheidsvermijding, is onzekerheid bedreigend en wordt het vermeden?
Lange-termijn oriëntatie, toekomstgericht of op korte termijn gericht?
Landen verschillen erg tussen deze dimensies. Zo is te zien dat Nederland hoog scoort op individualisme en gemiddeld op machtsafstand, maar China scoort zeer hoog op machtsafstand en juist erg laag op individualisme. Verder ligt Nederland ook erg onder het wereldgemiddelde in de dimensie van mannelijkheid.
Consequenties:
Gelden bepaalde.....read more
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution