Collegeverslagen Forensische psychiatrie en psychologie (2013-2014)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

College 1 – Forensische wetenschappen

 

Forensisch: waar recht gesproken wordt.

 

Gaat om bijdragen van de psychiatrie of psychologie aan de rechtspleging in brede zin, dus niet alleen toegesneden op het strafrecht (wel in deze cursus) maar ook burgerlijk recht (onder curatele stelling), gedwongen opname in psychiatrisch ziekenhuis.

 

Rapportage Pro Justitia (RPJ): gedragskundige rapportage van een psycholoog of psychiater aan de rechtspraak.

 

Terbeschikkingstelling (TBS) is in eerste instantie voor veiligheid en vastzetten, daarnaast is ook behandeling optioneel.

 

Allemaal 19e eeuwse tekeningen van ‘krankzinnigen’ in de collegesheets.

 

Lombroso: biologisch positivisme. Frenologie, morfologie. Is zich gaan richten op mogelijkheden van erfelijkheid en biologische oorzaken.

 

De forensische wetenschappen zijn op te delen in criminalistiek en de forensische gedragskunde.

 

Forensische wetenschappen doen onder andere onderzoek naar DNA, milieu, brand, statistieken, gesloten systemen, glas, haren, handschrift, drugsfabricage, wapens en munitie, open systemen, pathologie, schotresten, toxics, verkeer, vingerafdrukken, etc.

 

Criminalistiek is onder andere forensische geneeskunde, forensische tandheelkunde, forensische toxicologie, forensische linguïstiek, forensische schriftvergelijking, ballistiek.

 

Forensische gedragskunde is forensische psychiatrie, forensische psychologie, forensische pedagogiek en forensisch maatschappelijk werk.

 

Forensische gedragskunde is op te delen in forensische psychiatrie, forensische psychologie, forensische pedagogiek en forensische maatschappelijk werk.

 

Overeenkomsten tussen criminalistiek en forensische gedragskunde, met het oog op de rapportage:

  • De deskundige is onafhankelijk en onpartijdig: ik ben niet voor u en niet tegen u

  • Deskundig naar de huidige stand van wetenschap kijken

  • Rapporteert aan leken ten behoeve van de openbare rechtspleging, dus moet letten op niet teveel jargongebruik

  • Nadruk op vertalen of verwoorden van de eigen deskundigheid

  • Werkt naar eer en geweten

  • De rechter integreert de deskundigenverklaring in de rechtssfeer

  • Rapportage op basis van empirisch onderzoek

 

Neonaticide: het doden van het kind door de moeder, binnen 24u na de geboorte. Verminderde straf door verzachtende omstandigheden.

 

Casus over neonaticide:
16-jarig meisje, woont bij haar ouders, in goed contact met haar ouders, hield haar zwangerschap geheim en negeerde of ontkende zwanger te zijn, ook naar zichzelf toe.

Verzocht op gedragskundig onderzoek, waaruit bleek: IQ van 89 (beneden-gemiddeld), naïef, oppervlakkig, eerder geneigd om te vluchten dan om te vechten. Tijdens delict sprake van bewustzijnsvernauwing, extreme angst en dissociatie.

Maar hoe schat je zo’n straf en de toerekeningsvatbaarheid daarvoor in?

Ze is nog minderjarig (16 jaar), dus jeugdstrafrecht is van toepassing, een zekere vermindering in de toerekeningsvatbaarheid door jonge leeftijd en lager IQ. De realiteitstoetsing was in tact, maar dat wil niet zeggen dat er geen sprake is van psychische problematiek.

Conclusie: ernstig verminderd toerekeningsvatbaar, bijna geen kans op herhaling. Advies: gecontra-indiceerd om een gevangenisstraf op te leggen, psychotherapie op ambulante basis (individueel en later ouderlijk gezin erbij betrekken).

 

Nederlandse forensische ggz. Enkele karakteristieken:

Neutrale, onafhankelijke, onpartijdige positie van de forensisch gedragskundige.

Veel onderzoek in het PBC, Pieterbaancentrum, daarnaast ook veel rapportage op ambulante basis. Onderzoeken in een huis van bewaring en gesprekken met deze gedetineerden voeren, ook de omgeving spreken.

De kern van toerekeningsvatbaarheid gaat om het eventuele verband tussen een strafbaar feit, indien bewezen, en een psychische stoornis voor zover aanwezig. Niet de psychische stoornis op dit moment, maar ten tijde van het delict. Een retrospectief onderzoek dus, terugkijken op de gebeurtenis. Er kan namelijk ook sprake zijn van een reactieve psychose of depressie, een reactie op het gedane, dus niet ten tijde van de delictspleging, maar achteraf.

 

In een relatief kort tijdsbestek is het aantal gedetineerden verviervoudigd. Het strafrecht is strikter geworden en toename voor zware sanctie. Illustreert een duidelijke verzwaring van het Nederlandse strafrechtelijke klimaat. Dit is echter niks vergeleken met de VS.

 

In TBS-klinieken verblijven voornamelijk mensen met persoonlijkheidsstoornissen, veelal comorbide stoornissen, meervoudige problematiek. Vooral anti-sociale en narcistische persoonlijkheidsstoornissen en psychoses.

 

Zowel de psychische stoornis als het strafbare feit moet gezien worden als een sociale constructie, maar het is belangrijk om die twee elementen los van elkaar te zien. DSM voor psychische stoornissen, wetboek voor strafbare feiten.

 

Soorten forensisch gedragskundig onderzoek zijn op te delen in ambulant en klinisch onderzoek.

Ambulant onderzoek: psychologisch onderzoek, psychiatrisch onderzoek, psychologisch &

Psychiatrisch onderzoek, triple onderzoek .
Klinisch onderzoek: Pieter Baan Centrum (Nationaal Instituut voor de Forensische Psychologie en Psychiatrie, NIFP), Psychiatrische Afdeling van een Academisch Ziekenhuis (PAAZ), Psychiatrisch Ziekenhuis, FPK/FPA

 

Het eigene van de forensische psychologie:

Het is een bijzondere tak van de klinische en/of gezondheidspsychologie.

De attitude van de psycholoog of psychiater is onpartijdig en onafhankelijk en speelt daarnaast een double agent.

Er moet bijdrage worden geleverd aan de rechtspleging.

Specifieke gerichtheid in tijd: Retrospectief, Actueel, prospectief.

Van nature een multidisciplinaire richting.

 

College 2 – Vrije wil als grondslag voor het strafrecht

 

Het recht heeft een ‘Januskop’, Janus is de god van de doorgang, heeft twee gezichten. De oudste god van de Romeinse goden, de stichter van het Romeinse rechtssysteem. Het is nodig het van twee kanten te belichten, het is tweeledig, ambivalent.

In dagelijks gebruik ook een negatieve connotatie, een scheldwoord. Iemand die oneerlijk is, die zijn ware gezicht verbergt of twee gezichten heeft.

 

Klassieke Richting in het strafrecht

Er was daarvoor nog geen wetboek. Wat deden ze dan als er wat gebeurde? Redelijkheid werd toegeschreven aan mensen met een bepaald vermogen of een bepaald aanzien, klasse. De ‘domme burgers’ of onderdanen werden bestraft door de hogere orde.

 

De volgende aannames hebben het strafrecht vanaf toen gevormd en bepaald:

  • De mens is in staat tot zelfinzicht, hij is zich bewust van wat hij doet. Iedereen kan in principe zelf overwegen wat hij doet, tenzij het de gevolgen echt niet kon overzien.

  • De mens is autonoom en beschikt zelf over zijn eigen gedrag. Onredelijk om iemand voor te straffen waar hij niet de oorzaak van is.

  • De mens is verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag en daarom ook aanspreekbaar op dat gedrag.

 

Dus:

De mens dient wilsvrij te worden gehouden, hij heeft een vrije wil.

Daardoor is de dader toerekeningsvatbaar, en kan een straf opgelegd krijgen ter vergelding.

Daadstrafrecht: ongeacht wat je bedoeling was, de ernst van de daad is maatgevend voor de op te leggen straf. Er wordt niet gekeken naar de aard van de misdadiger maar naar de aard van de misdaad.

 

Moderne richting in het strafrecht

Reactie op het verlichtingsidee, op de klassieke richting. Als de mens zelf na kan denken, rationeel is, komen allerlei wetenschappen en theorieën tot bloei. Mensen ontdekken daardoor bepaalde wetmatigheden. Dat leidt tot de gedachte dat niet alleen de dingen om ons heel ontdekbaar zijn , maar wij zelf ook. Wij zijn zelf ook onderhevig aan allerlei natuurwetten. Zo ontstaat de visie dat mensen die misdaden plegen misschien op een verkeerde manier onderhevig zijn aan de natuurwetten, of in ieder geval beïnvloed worden door andere dingen en dus niet per se bewust en uit zichzelf een bepaalde daad plegen.

De mens is maakbaar, net als de wereld om hem heen, omdat hij onderhevig is aan natuurwetten en die je niet kunt sturen of kiezen.

 

Punten:

  • De mens is maakbaar, want onderhevig aan natuurwetten waar hij niet voor heeft gekozen.

  • De menselijke vrijheid kan door biologische, psychische en sociale factoren worden ingeperkt.

  • Schuld is niet alleen een kwestie van ‘het gedaan hebben’, maar ook van ‘verwijtbaarheid’. Verschil tussen willens en wetens of onderhevig aan allerlei factoren.

 

Wat leidt tot de aannames dat:

De mens slecht ten dele wilsvrij is en een straf niet alleen doelmatig moet zijn, maar ook rechtvaardig, kijken of die persoon er echt voor heeft gekozen. Daarnaast dient een straf niet alleen tot vergelding maar ook tot preventie, vooral bij mensen met ontoerekeningsvatbaarheid. Mensen die het bewust zelf deden zijn ‘bad’, mensen die ontoerekeningsvatbaar zijn en iets deden zijn ‘mad’.

Actus reus (de daad en haar gevolgen) en mens rea (de intentie of opzet). Tenslotte is het een daderstrafrecht, specifieke omstandigheden van de individuele dader tellen mee in het bepalen van de strafmaat.

 

In het strafrecht is de mens gedetermineerd door bijvoorbeeld:

  • Familie: vroeger mishandeld, verkracht, etc.
  • Geografie: stad of platteland, Afrika of Europa, etc
  • Klasse: SES, de meeste misdadigers komen uit een lage sociale klasse
  • Sekse: de meeste misdadigers zijn mannen
  • Huidskleur: als je een bepaalde huidskleur hebt wordt je makkelijker gediscrimineerd en dat roept weer reacties op.
  • Talenten: sommigen komen met meer dingen weg dan anderen
  • Gebreken: stoornissen, handicaps, etc.

 

Daar tegenover staat dat de mens vrij is in bijvoorbeeld:

  • Bewustzijn
  • Autonoom: je geweten leidt je autonoom
  • Keuzes kunnen maken: dingen tegen elkaar afwegen
  • Creativiteit
  • Een bepaald streven hebben

 

Boek “De vrije wil bestaat niet”, Lamme.

Onze ideeën over vrije wil, bewuste controle en intentie (het controlecentrum dat het lichaam en moreel verwerpelijke impulsen aan stuurt) zijn sterk cultureel bepaald.

 

Voorbeeld van de kikker die met een snelle schrok een insect naar binnen schrokt met zijn tong. Dit lijkt bewust en bedoeld, maar dat is het niet. Het is gewoon een reflex, iets in de hersenen wat geprikkeld wordt. Gedrag dat er doelbewust uitziet hoeft niet

 

Externe stimuli zetten verschillende modules in werking volgens het winner-takes-all principe. De prikkels bepalen wat de kikker gaat doen.

Refractaire periode..?

 

Mere exposure effect: dingen die je vaak doet worden een ingesleten pad in het brein.

Die laatste twee bepalen verder wie er wint.

Het gaat er niet zozeer om wat wij denken te doen, maar wat ons brein zelf doet op basis van mechanistische principes. Rationalisatie van vrije keuze achteraf (brain interpreter of kwebbeldoos). Mensen verzinnen achteraf redenen voor hun gedrag.

Split brain experimenten, corpus collosum wordt doorgesneden waardoor het geen communicatie meer is tussen beide hersenhelften.

 

Conclusies van Lamme:

Onze redenen beïnvloeden niet onze keuzes, maar onze keuzes beïnvloeden onze redenen

Wat betekent dat voor ons strafrecht? We hoeven niet na te gaan waarom iemand iets heeft gedaan of waarom hij denkt dat hij het deed, maar alleen kijken naar wat hij heeft gedaan en of hij het heeft gedaan. Daadstrafrecht ipv daderstrafrecht/

Heeft implicaties voor de strafmaat: impulsieve acties moet je strenger bestraffen dan voorbedachte rade.

Waarom? Omdat als iemand nog heeft kunnen nadenken over wat hij ging doen, als hij meer tijd heeft gehad voor de daad zoals bij voorbedachte rade het geval is, als hij in staat is om meer tijd te laten verstrijken is dat veel gunstiger, omdat hij meer beinvloedingsmechanismen laat zien. Iemand die impulsief is, reageert op een diep ingesleten pad in het brein wat veel moeilijker te behandelen is, behalve door heftige therapieën of hersenchirurgie.

 

Het hardnekkigste gedrag wordt nu bestraft met TBS, maar dat is vooral psychotherapie en weinig directe gedragsbeïnvloeding, terwijl het niet gaat om het waarom van de daad en je de ingesleten banen wilt beïnvloeden.

 

Het experiment van Libet

Wanneer is een handeling vrijwillig?

De willekeurige, motorische handeling wordt niet van buitenaf beïnvloed. De persoon moet zelf ook het gevoel hebben dat hij of zij op enig moment uit vrije wil voor de handeling kiest.

Persoon zat in een hokje met een klok die milliseconden tikte. Je moet je hand maar bewegen over de knop wanneer je wilt. Op het moment dat je denkt, ik wil mijn hand nu gaan bewegen, kijk dan op de klok waar de wijzer staat.

Als je die resultaten van al die proefpersonen neemt, zie je dat er 150 milliseconde zit tussen het gevoel van ik wil bewegen, en de beweging zelf.

Iedereen die in vrije wil gelooft, denkt dat je de behoefte voelt om iets te gaan doen en dat je het dan pas gaat doen. Eerst nadenken, het overwegen, vervolgens krijgt je brein vanuit dat denken een impuls en dan neem je een stap. Maar zo werkt het niet, eerst komt de impuls in het brein en dan pas de gedachte.

 

Existentiele vrijheid

Vanuit het strafrecht dit soort feiten (moderne richting) integreren, krijgen we veel problemen.

De grondslag van het strafrecht verwerpen: het heeft geen zin om mensen te straffen als ze niet zelf kunnen kiezen.

Als je die natuurwetenschappelijke, existentialistische visie op mensen botviert, heb je het dan nog wel over mensen en niet over dingen?

De mens wordt in de wereld geworpen door het lot. Hij kan door zijn bewustzijn kiezen hoe hij zich tot dit lot verhoudt. Er is een spanning tussen de gedetermineerdheid en de vrijheid, en dat is het mens-zijn juist.

 

Soren Kierkegaard: de kapitein en zijn schip. Stel je voor dat je stuurman bent, op het moment dat je overslag zult gaan. Je bedenkt welke keuze je wilt maken, maar het schip gaat gewoon door. Vergeten mensen rekening te houden met de vaart, dan kont er uiteindelijk een moment dat er geen of/of keuze meer is, omdat je kiezen achterwege hebt gelaten of anderen hebt laten kiezen.

 

College 3 - Rapportage Pro Justitia

 

Het gehele college wordt gedaan aan de hand van een casus: mevrouw A. 47 jaar oud, van Nederlandse afkomst, getrouwd en 2 kinderen uit eerder huwelijk. Op het moment dat de casus start is ze preventief gehecht in een penitentiaire inrichting.

Het ten laste gelegde:
Betrokkene wordt ervan verdacht dat zij op of omstreeks XXXX te B. ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, in ieder geval opzettelijk, een persoon, X geheten van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, in ieder geval opzettelijk, een mes heeft gepakt en/of (vervol-gens) in haar bed is gaan liggen met het mes op een stoel naast haar, wachtend totdat die X naar bed zou gaan en/of (vervolgens), toen dit haar te lang duurde, naar die X is toegegaan en/of (vervolgens) hem een of meermalen in zijn rug heeft gestoken met dat mes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

 

Wanneer komt er een Rapportage Pro Justitia?

Een verzoek voor een rapportage Pro Justitia wordt ingediend via de Rechter-Commissairs (RC), de Officier van Justitie (OvJ) of de Reclassering. Dit verzoek wordt ingediend als de verdachte de indruk geeft dat hij/zij een psychische stoornis heeft, te zien aan het gedrag bij het delict zelf (omdat het een bizar delict is, het onverwacht was of een escalerend beloop had, volledig uit de hand liep), of te vermoeden aan de hand van het gedrag bij de aanhouding of voorgeleiding. Daarnaast moet de RC, OvJ, politie of Reclassering het vermoeden hebben dat deze psychische stoornis verband houdt met het ten laste gelegde. De persoon is niet strafbaar is hij die een feit begaat dat hem niet kan worden toegerekend (art 39 Sr), de persoon is dan niet toerekeningsvatbaar.

 

De vraagstellingen die bij een Rapportage Pro Justitia aan bod komen, zijn bijvoorbeeld:

  • Is door het onderzoek vastgesteld, dat bij onderzochte een psychische stoornis (in de zin van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens) bestaat en tijdens het begaan van het delict, indien bewezen, bestond?
    Dus: is er een stoornis en was die stoornis er ten tijde van het delict?

  • Is er een, eventueel oorzakelijk, verband tussen die psychische stoornis en het gepleegde feit, indien bewezen, daarbij in aanmerking genomen de eventuele en relevant te achten externe omstandigheden en/of bijkomende lichamelijke ziekten, en zo ja, in welke mate?
    Dus: was de psychische stoornis van invloed op het delict? Komt het delict door de stoornis?

  • Heeft de onderzochte, dit verband in aanmerking genomen, voldoende inzicht kunnen hebben in de wederrechtelijkheid c.q. betekenis van het feit, indien bewezen? Heeft zij haar wil overeenkomstig dat inzicht voldoende kunnen bepalen?
    Dus: heeft de verdachte beseft wat hij/zij aan het doen was en wat de gevolgen daarvan waren?

 

Wanneer je een Rapportage Pro Justitia opmaakt en wilt dat de tests betrouwbaar zijn, moet de verdachte

  • Een hulpvraag hebben: hij/zij moet zelf hulp willen en daardoor gemotiveerd zijn om mee te werken aan de testen en mee te werken aan het onderzoek.

  • Intelligent genoeg zijn om de opdrachten of testen te begrijpen. Wanneer hij/zij ze niet begrijpt, kun je uitkomst niet als betrouwbaar zien.

  • Voldoende ‘bij zinnen’ is om een inzichtelijk gesprek mee te voeren

  • Goed Nederlands kunnen spreken en lezen

  • Snappen wat het afnemen van testen inhoudt

Wanneer een Rapportage Pro Justitia wordt opgesteld, wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen.

 

Bron 1: Strafdossier

 

De gegevens over de verdachte kunnen worden opgeslagen, verzameld en opgevraagd uit verschillende systemen:

 

Als eerste het Algemeen Documentatieregister.
Hierin kan de criminele carrière en de eerder opgelegde strafmaatregelen en de naleving daarvan door de verdachte worden ingezien. Hieruit kun je dus opmaken of de verdachte al vaker delicten heeft gepleegd en hoe hij/zij vervolgens met de strafmaat is omgegaan.
Mevrouw A. uit de casus stond nog niet in het Algemeen Documentatieregister en had dus nog geen strafblad.

 

Ten tweede het Proces verbaal.

Hierin staan de omstandigheden waarin het delict is gepleegd, de reactie van de verdachte op aanhouding en indien mogelijk de werkwijze van de verdachte. Hieruit is op te maken in wat voor staat de verdachte was ten tijde van de delictspleging.
Over mevrouw A. uit de casus is het volgende bekend met betrekking tot de delictspleging:

Ze heeft de echtgenoot eenmaal in de rug gestoken met een vleesmes. De echtgenoot vluchtte en belde de politie, die was een half jaar eerder ook al eens op komen dagen vanwege een echtelijke ruzie. Mevrouw A. beweert dat ze bij haar man weg wilde omdat hij haar onderdrukt. De politie adviseerde professionele hulp wegens ernstige relatieproblemen.

 

Ten derde kan informatie worden gehaald uit het verhoor door de Rechter-Commissaris.

Hierin is te zien of je te maken hebt met een bekennende of een ontkennende verdachte, is de eigen verklaring jegens autoriteit te zien en is er een motivatie van de RC voor rapportage bijgevoegd.

Hieruit komen met betrekking tot mevrouw A. de volgende quotes: “ik wilde mijn man niet vermoorden, ik ben blij dat hij nog leeft” en “ik neem wel vaker een mes mee naar bed”.

 

Ten vierde heb je het verslag van de Reclassering of Jeugdzorg.

Hierin staat alle psychische hulp en bijstand die in het verleden is geboden. Daarnaast wordt het verloop van de vrijwillige of desnoods onvrijwillige hulpverlening in kaart gebracht.
De Reclassering stelde in de casus van mevrouw A.: “Het delict van de climax van een slechte relatie met het doel zichzelf los te maken van de partner”

 

Naast de vastgelegde documenten die hierboven beschreven staan, zijn er ook nog overige documenten, zoals informatie verkregen vanuit een hetero-anamnese en door de verdachte geschreven verklaringen of excuusbrieven.

 

Bron 2: Observatie

 

Tijdens de observatie kan een beeld worden verkregen van de persoonlijkheid van de persoon. Er wordt gekeken of iemand zenuwachtig is, hoe de persoon zichzelf verzorgt, hoe de persoon contact maakt met de observant, of er sprake is van overte, grove psychopathologie, die je meteen opmerkt in het contact met de persoon. Daarnaast maak je aan de hand van je observatie hypothesen over persoonlijkheid en het intellect van de verdachte, wat bij de volgende bronnen verder onderzocht wordt.

Let wel op! Een observatie is heel subjectief. Wat je ziet zegt lang niet altijd iets over de persoon die je observeert, maar vaak ook vanalles over jou zelf!

 

Bron 3: Auto-anamnetisch onderzoek

 

Hierbij wordt gekeken naar de levensgeschiedenis en levensvisie van de verdachte (hebben bepaalde gebeurtenissen verband met het delict of de omstandigheden op dat moment?), kijk je naar de persoonlijkheidsontwikkeling (de plaats in het gezin, opvoeding, scholing, carrière, zelfbeeld), let je op belangrijke ervaringen die samenhangen met het ten laste gelegde. Daarnaast maak je een schets van de algehele, subjectieve belevingswereld van de betrokkene: welke onderwerpen snijdt hij/zij aan? Maakt hij/zij veel tijdssprongen? Is er iets opvallends te zien aan de woordkeuze van de verdachte? (bvb heel grof), wordt de verdachte emotioneel, of hoe reageert hij/zij zelf op de dingen die hij/zij vertelt? Daarnaast maak je een klachtenanamnese.

 

In de casus van mevrouw A. kwam tijdens het auto-anamnetisch onderzoek het volgende naar voren: A. had al 8 jaar een relatie met het slachtoffer, deze relatie werd gekenmerkt door toenemende isolatie, psychisch geweld en onvermogen conflicten op te lossen. De partner van A. was jaloers, controlerend en denigrerend.

A vertoonde in de tijd een toenemende hulpeloosheid en pathologie: verlies van werk en vrienden, alcoholmisbruik. De laatste maanden waren er voortdurend slepende ruzies, zonder directe aanleiding. A had geen psychiatrische voorgeschiedenis.

 

Bron 4: Hetero-anamnetische informatie

 

Deze informatie wordt verkregen naast de informatie die die de verdachte zelf geeft. Hierbij worden vrienden, collega’s of familie gevraagd om iets te vertellen. Deze informatie is van extra waarde als de verdachte duidelijk de indruk maakt dat hij/zij niet de waarheid spreekt, of dat hij/zij belangrijke informatie achterwege te laat. Ook kan het zijn dat de verdachte niet wil praten, of niet kán praten.

 

Bij de casus van mevrouw A. hebben de echtgenoot (slachtoffer) en een goede vriendin een brief geschreven. Hieruit komt naar voren dat de echtgenoot geen aangifte doet en zichzelf ook mede schuldig ziet aan wat er gebeurd is. Hij wil graag samen in therapie en de relatie voortzetten. De goede vriendin ziet het delict als totaal niet passend bij A. en zegt dat er veel moet zijn gebeurd, wil A. zoiets doen.

 

Bron 5: Intelligentie-onderzoek

 

Het intelligentie-onderzoek is belangrijk om informatie te verkrijgen over het intellect van de verdachte.

Uit het intelligentie-onderzoek kan opgemaakt worden of de betrokkene uberhaupt intellectueel gezien voldoende bij machte is om het onderzoek te volgen.

Daarnaast kan de intelligentietest zwakbegaafdheid aangeven, wat volgens de DSM-IV als stoornis geclassificeerd kan worden. Naast een te laag IQ, kan ook een te hoog IQ een probleem zijn.

Met de tests worden naast IQ ook het sociale begripsvermogen, het taalbegrip, eventuele geheugenproblemen, concentratieproblemen en een verbaal en non-verbaal redeneervermogen en abstractievermogen getest.

 

Uit het intelligentie-onderzoek bij mevrouw A. blijkt het volgende:

  • opleiding: 2 jaar BS en 2 jaar Huishoudschool

  • geschat IQ benedengemiddeld

  • geschat IQ op basis van gesprek: (boven)gemiddeld

  • gemeten IQ (GIT): bovengemiddeld (125)

  • aandacht en concentratie (WAIS-III): significant lage score tov gemeten IQ als gevolg van verminderd vermogen tot vasthouden van aandacht en concentratie, en geringe scholing

 

Bron 6: Persoonlijkheidsonderzoek

 

Bij persoonlijkheidstests kun je reacties indelen in een aantal categorieën:

states: “Ik ben woedend”

traits: “Ik houd van gezelligheid en feestjes”

klachten: “Ik heb vaak hoofdpijn”

coping: “Bij stress zoek ik afleiding”

interpersoonlijke stijl: “Ik geef mensen vaak complimenten”

afweermechanismen: “Mensen moeten mij altijd hebben, ook als ik niks verkeerd heb gedaan”

sociaal wenselijke presentatie: fake, good/bad

 

 

Persoonlijkheidstest mevrouw A.:

Ze ziet zichzelf als vrolijk, optimistisch, sociaal en spontaan. Dat is ze echter niet. Dat is aanleiding om opnieuw in gesprek te gaan.

Een test velt dus niet het oordeel over een persoon, maar het kan aanwijzingen geven voor verder onderzoek.

Bij haar kun je spreken van een vorm van dissociatie. Alles aan zichzelf wat ze ziet als onwenselijk, negeert ze, ziet ze niet van zichzelf. Een deel van haar is onbewust voor haar.

 

Als je testmateriaal hebt waarbij je ziet dat iemand iets onderdrukt. Dat er meer aan de hand moet zijn maar dat uit geschreven tekst niet tot uiting komt, ga je over op projectieve tests. Plaatjes waarbij men een verhaal moet vertellen over wat ze zien, wat het verhaal erachter is, een verhaal met begin, midden en eind maken. ER is een stimulus, de afbeelding, en er zijn een aantal dingen die duidelijk te zien zijn, maar de rest van de invulling van dat verhaal is ambigue. Als je meerdere platen laat zien, kun je bij mensen misschien een thema ontdekken in de verhalen die ze er bij moeten maken. Daarnaast ook Rorsach vlekkentest.

Als je iemand met zo’n gedrukt profiel (iemand die echte problemen of gedachten onderdrukt) onder druk zet met dit soort ongeschreven testen, kom je veel meer te weten.

 

Overwegingen:

 

De vrouw bekent dat ze het heeft gedaan

 

Er was geen direct aanleiding voor poging tot het vermoorden van haar man

 

Ze heeft het wel gedaan, maar had het niet willen doen. Voorbedachte rade wordt haar ten laste gelegd, maar ze zegt dat dat niet zo is.

 

Kan de specifieke omstandigheden rond het delict niet herinneren

 

Kan alle andere dingen wel herinneren, zoals haar levensgeschiedenis

 

Er is geen sprake van een organische stoornis of een beperkt IQ

 

Er was sprake van alcoholgebruik, maar geen dronkenschap (geen culpa in causa, zelf meehelpen aan de oorzaak van het delict. Bijvoorbeeld cocaine nemen, iemand tegenkomen in de discotheek en die verrot slaan en later zeggen “ ja, maar ik was onder invloed, kan ik niks aan doen”, maar dat heb je zelf genomen)

 

Relatie met het slachtoffer is al jarenlang slecht. Voelt zich gekleineerd, gecontroleerd, heeft geleid tot verlies van contact met familie en vrienden, verlies van werk, etc.

Vrienden, echtgenoot en reclassering bevestigen dit

 

Mw heeft de neiging agressie te onderdrukken en zich te schikken naar de behoefte van anderen om geliefd en gewaardeerd te worden

 

Ontremming door alcohol en maandenlang voortdurende spanning door relatieproblemen onderdrukken en de voortdurende psychische ontkenning daarvan. Er komt dan ineens een impulsdoorbraak, de bom ontploft. Daarbij ook psychogene amnese, dat ze zich er niks van herinnert, buiten zichzelf treedt.

 

Mogelijke stoornis: battered women syndrome. Kenmerkend voor vrouwen die jarenlang psychisch of lichamelijk zijn mishandeld door hun partner en zich jarenlang niet hebben verweerd. Uiteindelijk flippen ze en begaan een ernstige daad tegen die man. De vrouwen in de groep verweren zich nooit op het moment dat het geweld plaatsvindt. Het is een verweer, maar niet op het moment dat er een aanval plaatsvindt. Vaak als de man slaapt of iets dergelijks. Het is een verweer tegen al de toekomstige mishandelingen die nog gaan komen.

 

Uitspraak rechter:

Poging tot doodslag is bewezen. Maar niet moord met voorbedachten rade, die is afgewezen.

De verdachte is strafbaar. Er wordt een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Dit is relatief laag voor zo’n delict, waaraan je kan zien dat er een verzachting is meegenomen wegens de omstandigheden. Er is een proeftijd van twee jaar en de straf is onder bijzondere voorwaarde van begeleiding door de Reclassering en ondergaan van individuele therapie.

 

College 4 - Waarheidsvinding en denkfouten in het strafrecht

 

Onze instincten werken al voordat we het in de gaten hebben. Ze gaan automatisch.

Dit betekent echter niet dat het ook correct is, wat er gebeurt.

 

In het alledaagse leven zijn een aantal valkuilen van waarheidsvinding te bespeuren. Dat is niet erg in het dagelijks leven, maar buiten die context, bijvoorbeeld in het strafrecht, kunnen deze valkuilen van waarheidsvinding problemen opleveren.

 

In dit college worden 17 valkuilen van waarheidsbevinding aangestipt:

 

Valkuil 1 wordt in het college niet behandeld.

 

Valkuil 2: De verleiding van passend bewijsmateriaal.

Dit betreft bewijsmateriaal wat positief past, klopt bij wat je denkt of had verwacht. Het is geen denkfout maar een onvermijdelijk resultaat van je cognitieve instincten.

 

Voorbeeld: Zaak Rozenblad. Er is een lijk gevonden op het kleed, het DNA van zes mensen zit aan de sokken van het lijk, ook dat van meneer Rozenblad. Het idee is dan dat de verdachten het lijk aan de sokken hebben weggetrokken, op het kleed getrokken. Het bleek echter dat het DNA van Rozenblad ook op het kleed zat, en dat zo het DNA op de sokken van het lijk terecht is gekomen.

 

Tweede voorbeeld: Deventer moordzaak. Er zit bloed op de blouse van het slachtoffer. Alleen het DNA van het slachtoffer en van de verdachte is gevonden. Het bleek echter dat de verdachte daar ’s ochtends op bezoek was geweest en met consumptie praatte. Zo is het DNA van de verdachte op de blouse van het slachtoffer terecht gekomen.

Eigenlijk wordt er zelden DNA van de moordenaar gevonden.

 

Crombag, Wagenaar en Van Koppen: Dubieuze zaken. Boek wat daar over gaat.

 

Belangrijk: Je moet niet kijken of het bewijsmateriaal past bij het ene scenario, maar discrimineren tussen alternatieven: past het echt alléén bij dat ene scenario, of bij meerdere scenario’s?

 

Hierna volgen andere redenen waarom passend bewijsmateriaal nog niets zegt op zichzelf:

 

Valkuil 3: We vinden eerder passend bewijsmateriaal

De eigen vraagstelling creeert passend bewijsmateriaal (BM), omdat je daar naar zoekt, je je daar op richt. Bijvoorbeeld: Lucia de B.

 

Valkuil 4: Het brein ‘zoekt’ naar bijpassende ervaring

Stel bijvoorbeeld iemand de vraag of hij introvert is, velen zeggen ja. Vraag of iemand extrovert is, dan zeggen velen ook ja. 80% van de mensen zegt op beide vragen ja, het is maar hoe je het stelt.

 

Valkuil 5: Passend bewijsmateriaal valt beter op

Alle keren dat het klopte herinner je je, alle keren dat het niet zo was, vergeet je. Bijvoorbeeld: toevallig aan iemand denken als die persoon net op dat moment belt. Dan vind je dat helemaal geweldig en speciaal. Maar hoe vaak denk je wel niet aan iemand, en belt diegene niet?

 

Valkuil 6: We herinneren ons passend bewijsmateriaal beter.

Alles wat past bij het scenario wat in je hoofd zit, onthoud je.

 

Valkuil 7: in de strafrechtcontext heerst de mind-set ‘schuldig’, waardoor het belastend bewijsmateriaal wat binnenkomt veel meer indruk maakt, dan niet-passend bewijsmateriaal.

Voorbeeld: iemand heeft de verdachte op de plaats delict gezien, wat men meteen als bewijs voor schuld ziet. Terwijl, als niemand hem heeft gezien, zegt dat nog niks over onschuld.

Er is minder bewijsmateriaal nodig om iemand te veroordelen dan om iemand vrij te spreken. Hoe ervarener de rechercheur of rechter, hoe meer hij hier last van heeft.

Belastende interpretatie is altijd de eerste keuze.

Met kennis van de verdachte wordt een DNA-profiel anders geduid, deze profielen zijn niet zo eenduidig als wij denken.

 

Valkuil 8: In de strafrechtcontext heerst de mind-set ‘schuldig’, waardoor we ook eerder belastend bewijsmateriaal zien.

Voorbeeld: Baby, waarvan je niet kunt zien of het een jongetje of meisje is, reageert op een duveltje uit een doosje. Als je mensen vraagt hoe ze het jongetje vonden reageren daarop, en mensen vraagt hoe ze het meisje vonden reageren daarop, gaven een ander antwoord.

 

Voorbeeld: herkennen van de dader na bekentenis. Als de dader er niet tussen staat, zijn er toch mensen die iemand eruit vissen en zeggen dat dat de dader echt was. Als je zegt dat iemand de daad bekend heeft, zie je nog sneller dat diegene het ook was. Denken dat je weet wie het gedaan heeft, maakt dat je meer ziet dat die persoon de dader is.

Het (denken te) weten van dingen maakt dat je dingen heel anders gaat zien. Je denkt dat je objectief bezig bent maar je wordt toch meegesleept in het idee dat de verdachte die jij in je hoofd hebt, het gedaan heeft.

 

Valkuil 9: Ons brein is heel goed in het vinden van argumenten vóór iets, maar slecht in het vinden van argumenten tegen.

(“je mag alle dieren noemen, behalve de olifant. Gevolg: je kunt alleen maar aan olifanten denken)

 

Valkuil 10: We creeeren passend bewijsmateriaal.

Reconstructing the past. Mensen vullen de gaten zelf in.

 

Valkuil 11: Niet-passend bewijsmateriaal wordt kritischer bejegend en aan de kant geschoven.

Bij goed bericht heb je geen enkele behoefte om het te confirmeren, bij slecht bericht wel. Denk maar aan een uitslag van de dokter dat je niet ziek bent terwijl je je wel zo voelt, dan wil je een second-opinion. Zegt hij dat je wel ziek bent, als jij je ook zo voelt, dan wil je geen second-opinion.

 

Valkuil 12: niet genoemd.

 

Valkuil 13: Bewijsmateriaal past, omdat niet-passend bewijsmateriaal wordt geblokkeerd.

 

Valkuil 14: Wanneer de passende gegevens het eerst worden gezien, hebben ze dor die temporale prioriteit een grote invloed.

Primacy effect: Nederlandse rechters zien eerst het belastende dossier, Duitse rechter krijgt niks van tevoren, kreeg alleen ter zitting het materiaal, waarbij de rechter meteen kan ingrijpen. De Nederlandse rechters die het dossier al kenden, veroordelen veel vaker dan de Duitse rechters, die puur tijdens de zitting moeten beslissen.

 

Valkuil 15: Niet-passende gegevens worden via omkering passend gemaakt.

De OvJ gaat er al vanuit dat de persoon schuldig is en geeft hier geen argument voor.

Vb: Zaak Olof Hamers.

Er van uitgaan dat je het gedaan hebt, en dan de feiten verder aanpassen zodat het een kloppend verhaal wordt.

 

Valkuil 16: We overschatten de kwaliteit van de gebruikte zoekmethode door gewenning.

We letten alleen op succes.

 

Valkuil 17: Passend bewijsmateriaal door immuniseren:

zo ad-hoc je bewijsmateriaal aanpassen zodat je scenario immuum wordt tegen weerlegging.

Voorbeeld: morgen kan het gaan regenen, maar het kan ook niet gaan regenen. Wat de verdachte ook doet, je ziet het altijd als een aanwijzing voor schuld. Vertoont hij het gedrag, dan is dat bewijs, laat hij het gedrag juist, dan is dat ook bewijst, via een andere gedachtekronkel.

 

 

College 5 – De rol van de forensisch gedragskundige in het strafproces

 

Gastcollege van Jos van Mulbregt

 

Gaat door op het college van vrijdag (18 valkuilen van waarheidsvinding) maar dan juridischer.

Wat is nou de rol van de gedragskundige binnen het strafproces?

 

Is een psychische stoornis strafrechtelijk relevant?

Strafrecht en hulpverlening matchen niet helemaal met elkaar, een haat-liefdeverhouding. Aan de ene kant is het de bedoeling als iemand een straf opgelegd krijgt, die persoon hier van leert. Maar tegelijkertijd weet zo’n rechte goed dat de meeste straffen die we paraat hebben, met name heel veel schade toebrengen aan de persoon. Iemand moet last hebben van een straf. En dat moet ook een reden zij nom af te zien van komende delicten.

Maar dat heeft vervolgens wel consequenties. Huis kwijt, relatie loopt stuk, geen werk vinden, niet kunnen verzekeren. Heel veel factoren werken mee dat mensen hun leven na detentie heel moeilijk weer op poten krijgen. Heel veel criminologische redenen dat mensen dan toch weer in de criminaliteit terugvallen. Omdat mensen minder te verliezen hebben en er een grotere spanning tussen middel en doel komt.

Strafrecht helpt mensen soms dus ook van de regen in de drup. Hulpverlening in het strafrecht is dan ook nodig.

 

Primair gaat het in het recht om het delict wat hij heeft gepleegd, verdere psychische, medische mankementen en omgevingsfactoren doen er niet toe voor een rechter. Als psychologisch deskundige in het strafrecht moet je een reden hebben om je er in te mengen.

 

Onderscheiden drie factoren waarbij een psychische stoornis wel relevant is voor het strafrecht:

  • Eerlijk proces. Reden voor schorsing van de vervolging:
    Nog voordat de rechter inhoudelijk aan de beoordeling van een strafzaak toekomt, kan de vervolging geschorst worden. Verdachte is zodanig buiten de werkelijkheid of niet aanspreekbaar, dat het eigenlijk geen eerlijk proces is. Fitness to trial. (dementie, heel laag IQ, etc) Juridische basis zit in de basis van het recht op een eerlijk proces.

  • Ontoerekeningsvatbaarheid:

 

Geen reden tot schuld, iemand die ontoerekeningsvatbaar is draagt geen schuld voor wat hij heeft gedaan, dus er kan geen straf via het strafrecht aan worden vastgesteld. Verminderd toerekeningsvatbaar kan wel straf krijgen, maar daarbij is dus inmenging van gedragswetenschapper noodzakelijk.

  • Recht op zorg. Zorg/executiefase (bijvoorbeeld detentieongeschiktheid)

Zorg voor mensen die in detentie verblijven, staat los van strafproces, er is al een straf die je uitzit maar er is binnen dat uitzitten van de straf gedragsdeskundige hulp nodig. Ook bij de tenuitvoerlegging van sancties zelf zijn gedragskundigen betrokken.

 

Formele vragen die een strafrechter moet beantwoorden, waarbij de gedragskundige maar bij één vraag van toepassing is:

  • Bewijsvraag

  • Kwalificatievraag

  • Strafuitsluitingsgronden

    • Schulduitsluitingsgronden

    • Rechtvaardigingsgronden

  • Straf en/of maatregel

 

Alleen bij strafuitsluitingsgronden is de deskundigheid van de gedragskundige van toepassing.

Delict vertekent het beeld van de persoon vaak. Probeer het delict dan ook los te zien van de persoon.

 

Punten waarop gedragskundige rapportage van invloed kan zijn:

Bij stoornissen en de bewijsvraag.

Opzet: Delicten zoals doodslag. Juridische vorm van opzet. Gedragswetenschapper gaat dan kijken of iemand vrijgesproken kan worden van opzet.

 

Voorbedachte rade:

 

Tolbert-zaak. Man die in amfetaminepsychose de kinderen van zijn vriendin heeft gedood. Culpa in Causa discussie werd gevoerd. Discussiepunt daarnaast was: is dit nou moord of doodslag?

 

Voorbereidingshandelingen: poging. Begin van de uitvoering van een delict wat niet voltooid is, maar dan nóg een stadium eerder. Mes kopen in de winkel met kwade bedoelingen, de intentie die je hebt met de aanschaf van een mes wordt al als delict gezien.

 

Psychotische waan: niet anticiperen op dingen die niet verenigbaar zijn met die waan. Bvb man die verliefd was op mevrouw Balkenende. Die man beweert met haar te gaan trouwen, en denkt er niet aan dat zij misschien helemaal niet hetzelfde wil.

 

College 6 - Medisch en psychiatrisch onderzoek

 

5G-model: gebeurtenis, gevoelens, gedachten, gedrag, gevolg. Ook in die volgorde normaal.

Maar kijken wat voor persoon jij bent. Loop jij altijd via gevoelens (emoties) naar een gedrag en gevolg, of via gedachten (ratio) naar een gedrag en gevolg, of weer anders? Mensen zijn denkers of doeners.

Reflectie van hoe jij in het leven staat, hoe jij omgaat met dingen die zich voordoen.

Metafoor van een water met ijsschotsen. Je kunt er overheen lopen maar je moet wel snel lopen.

 

Gedrag, gevoelens en gedachten moet je eigenlijk in balans brengen.

 

Gastspreker heeft ervaring met trauma’s en vluchtelingen.

 

BPS-model. Bio-psychosociale model. Is van groot belang.

Als je als rechter of jurist in strafzaken gedragsdeskundigen voor je krijgt, realiseer je dan dat diegene zijn of haar onderzoek altijd vanuit dit model doet. Je moet daar dan je kritische blik of afstemmen.

Biologische, psychologische en sociale interacteren met elkaar, vormen de persoon.

Wat is belang voor een psychiatrisch beeld met betrekking tot biologisch? Erfelijkheid, neurologische, lichamelijke afwijkingen, IQ, Niet aangeboren hersendefecten, Foetaal Alcohol Syndroom. Veel aandacht voor problemen met de schildklier.

Psychologisch: persoonlijkheid, karakter (heel dynamisch begrip, niet statisch)

Sociaal: familie, Sociaal-Economische Status (SES)

 

FFFF-model. Fight or flight or fuck or freeze. Reactie op stress. Is dit hormonaal bepaald?

 

Forensisch onderzoek. Hier wordt gekeken naar gedrag maar ook naar biologische aspecten. Gestructureerde gesprekscontacten geven richting aan het sociale en psychologische aspect.

 

Alexitimie: iemand die bijna niet handelt vanuit gevoelens.

 

Heroine, andere drugs en alcohol zijn forensisch geen probleem. Heeft een anti-psychotische werking bij mensen met schizofrenie. Maar als je opgenomen bent en geen toegang hebt tot je drugs, is het wel erg. Maar nu gaat het over het forensische aspect voorafgaande aan de inverzekeringstelling. De problematiek die het ten laste gelegde mede verklaart, daarbij kun je je afvragen of je de drugs mee moet laten spelen als schulduitsluitingsgrond (culpa in causa).

 

College 7 - Seksuele delicten en brandstichting

 

Thema’s op het gebied van de forensische seksuologie

 

Seksuele delicten:

 

Delictscenario. Kijken naar het gedrag tov het slachtoffer:

In hoeverre was er sprake van het proberen aan te gaan van een relatie met het slachtoffer? In hoeverre verontschuldigde de dader zich voor hetgene wat hij deed, ten tijde van deze daad? In hoeverre houdt hij rekening met het slachtoffer, is er sprake van enige empathie?

 

Wat is de aard van de bevrediging die voorkomt uit het delict?

Seksuele bevrediging, machtsgevoel, wraak, intimiteit of gedwongen sociaal contact (vaak vanuit sociaal onvermogen)?

 

Verkrachting naar typologie: (bovenste gunstigste prognose, onderste somberste prognose)

De opportunistische verkrachter is de verkrachter waarbij sprake is van een date-rape. Ze zijn samen uit geweest en hij neemt dat meisje (dronken) mee naar huis nemen en haar daar verkrachten.

De seksualiserende verkrachter is een verkrachter waarbij het leven van de dader in het teken van de seksualiteit staat, welke geobsedeerd is. Houdt van seks en voert veel handelingen uit.

De wraakzuchtige verkrachter doet het uit wraakgevoelens, voor het slachtoffer of iemand anders.

De boosheidsverkrachter handelt vanuit woede.

De sadistische verkrachter is een persoon met sadisme de belangrijke uitingsvorm van seksuele voorkeur (SM).

 

Brandstichting:

 

Pyromanie staat in de DSM. Staan insluitingscriteria en uitsluitingscriteria bij. Pyromanie wordt als diagnose heel weinig gesteld, deels vanwege de strenge insluitingscriteria en de ruime uitsluitingscriteria.

 

Brandstichting kan volgens drie motieven, drie typen worden gepleegd:

Sociaal onvaardige: de minkukel, iemand met een beperkt IQ. Vaak verminderd toerekeningsvatbaar.

 

Als wraakoefening: het recht in eigen hand nemen, uit boosheid op de eigenaar van het gebouw

 

(Jeugdige) vandalen: meestal in een groep. Moeilijk om de individuele verantwoordelijkheid naar voren te halen.

 

Als criminele actie: vaak om sporen van een delict uit te wissen. Volledige mate van toerekeningsvatbaarheid.

 

Zuchtig en vertoon: meer dwangmatige brandstichting, serieel, symbolisch, demonstratief of uit voldoening.

 

Psychotische daders. Groep staat niet in de lijst op de sheets maar hoort er wel bij. Brandstichting die gekenmerkt wordt door spullen van anderen en van zichzelf in brand te zetten. Kampvuur maken in de eigen woning.

 

 

College 8 - Behandeling in de forensische geestelijke gezondheidszorg

 

Forensische behandeling heeft als doel het minimaliseren van het recidiverisico.

Er zijn drie behandeldoelen om dat te bereiken:

 

  1. Externe motivatie ombuigen naar interne motivatie

Motivatie om te veranderen moet van een externe motivatie omgezet worden in een interne motivatie. Je moet zelf willen veranderen, in plaats van veranderen omdat dat opgelegd is van buitenaf. Agressieclienten en zedencliënten willen niet altijd zelf van het gedrag af.

 

Het is moeilijk om teleurstellingen te verdragen. Vooral agressieve cliënten hebben vaak weinig frustratietolerantie en copingsmechanismen aangeleerd. Daardoor is het heel erg moeilijk om een dergelijke behandelroute positief te ontvangen.

 

  1. Accepteren dat je werkt met smalle marges

Besef je dat je altijd werkt met hele smalle marges. Je verandert iets kleins aan het gedrag en hopelijk als mensen dat gedrag dat praktiseren, het de persoon zelf verandert. Maar over het algemeen zijn de veranderingen heel klein.

 

  1. Afleren of vermijden is hetzelfde als straffen, je moet ze vervanging geven

Je moet als therapeut zorgen dat je wat ruimte krijgt. Je moet zorgen dat de cliënten niet steeds dezelfde fout weer begaan, in dezelfde valkuil trappen. Je zult ze bepaalde situaties of omgang met mensen leren te vermijden. Is dat niet hetzelfde als wat reclassering of de directe omgeving doet?

 

Aanleren van zelfcontrole procedures.
Dit wordt toegepast bij mensen die reactief agressief zijn, mensen die agressief zijn als reactie op iets anders, vaak vanuit een gevoel van vernedering of machteloosheid. Zelfcontroleprocedures zijn belangrijk om überhaupt met de cliënt te kunnen beginnen aan verdere behandeling. Hierbij zijn drie procedures gangbaar.

De eerste is de Time-Out procedure. Zorgen dat deze cliënt niet steeds overprikkeld raakt door de situatie. Zo vroeg mogelijk ingrijpen in de situatie is nodig, om te voorkomen dat de persoon overprikkeld raakt. Hierbij is het aanleren van basale psychologische processen effectief,. Vaak zijn irrationele gedachtes of misinterpretaties de basis van de agressieve uitbarstingen.

 

De tweede procedure is de spanningsbarometer. Hierbij moet de omgeving en de jongere zelf inzicht krijgen in hoe hoog de spanning oploopt. Hier moet op ingespeeld worden.

 

De derde procedure is allergieën. Kijken hoe het lichaam van deze jongere werkt. Kijken wat de zwakke en sterke plekken zijn. Welke situaties leiden tot uitbarstingen en welke situaties ze goed kunnen handelen. Vooral kijken naar de levensgeschiedenis: wat is er vroeger gebeurd en heeft dat zijn doorwerking in het uit de hand lopen van situaties in het heden? Mensen hebben dan als het ware een ‘allergie’ voor bepaalde situaties, uitspraken of mensen.

 

Het behandelen van het morele aspect

Dit kan via drie dingen:

De rol van goedpraters. Je weet dat de dingen die je doet echt niet kunnen, maar toch blijf je het doen. Je hebt ‘goedpraters’ nodig, hierbij ga je de dingen externaliseren. Bijvoorbeeld: “het ligt niet aan jou, het ligt aan… “

Denkfouten. Hier moet de jongere inzicht in krijgen, zodat hij ze kan herkennen als ze voorkomen en kan leren dat hij daar niet naar moet luisterne of die fouten niet moet maken.

Het leren maken van afwegingen.

 

Het aanleren van nieuwe vaardigheden
Je moet mensen leren om op andere manieren hun conflicten op te lossen, dan de manieren die ze nu hanteren. Je moet hierbij ontzettend oppassen dat je niet belerend wordt en ze niet afrekent of de les leest, wat überhaupt bij het gehele proces moet als therapeut.

Het aanleren van nieuwe vaardigheden kan op vier manieren:

Ten eerste als een soort conflictmanagement, daarnaast met het verbeteren van sociale omgangsvaardigheden. Vaak door angst.

Daarnaast de relationele vaardigheden verbeteren. Tenslotte inzicht geven in hun eigen basale psychologische processen. Je moet ze nieuwsgierig maken naar zichzelf en hun eigen gedachtegangen.

 

De houdingsaspecten van de therapeut

  • De inspecteur Colombo manier. Heel nonchalant vragen stellen, vragen wat de link nou is tussen twee gedragingen.

  • Boekhouder/accountant: kosten-batenanalyse maken. Laten inzien dat de voordelen van het wenselijke gedrag groter zijn dan de voordelen van het onwenselijke.

  • Onderhandelaar. Je bent als therapeut eigenlijk altijd een onderhandelaar. Constant met de jongere onderhandelen over de te bereiken doelen en de informatie die de jongere aan jou verstrekt.

  • Cave: inquisiteur. Je bent aan het onderhandelen, je bent geen inquisiteur. Je kunt het je niet permitteren om arrogant te zijn, dan kijk je op ze neer, dan kom je vaak over als een soort politieagent: iemand die hoger staat en je vertelt wat wel en niet mag.

  • Dennis van de Geest. Een goede judoka. Je bent altijd een beetje aan het judoen met de jongere. Afweren, aanvallen en omgaan met angst.

 

De impact van deze behandelingen op de therapeut

De therapeut leert wantrouwen aan, omdat hij constant wordt geconfronteerd met het constante wantrouwen van de jongeren van alles en iedereen.

De smalle marges, zoals al gezegd. Altijd rekening mee houden met hoeveel je ook doet, de veranderingen zijn klein,

De springende motivatie.

De scoringsdrift van de therapeut. Hier is de gastcollegedocent het echt niet mee eens. Je weet dat je weinig effect hebt.

A rolling stone gathers no moss. De beklijfde omstandigheden moeten goed blijven, de interne motivatie moet blijven, de jongere moet het echt willen, echt voelen, doorhebben dat het echt beter voor hem is, etc. Meestal lukken niet al deze factoren, waardoor de jongere vaak toch terugvalt.

 

Maar waar gaat het nou om als je het beste resultaat wilt bereiken?

Een warm-dominante houding. Je moet de jongere met warmte tegemoet komen, maar wel de touwtjes in handen blijven houden.

De rol van schaamte en schuld.

De rol van het proces verbaal. Lees je dat vooraf, tijdens of na de behandeling? Het beinvloedt de manier van behandelen en de houding die je hebt tegenover de jongere.

De slachtofferrol . Deze moet je echt niet aannemen, daar wordt de behandeling niet beter van en het levert je niks op. Op het moment dat je een hekel aan je clienten krijgt, moet je er mee ophouden.

 

College 9 - Dertien ongelukken - het leven als ex-gedetineerde

 

Ex-gedetineerde Rein Gerritsen. Bankoverval gepleegd. Gastcollege over detentieschade.

 

Wat moet je doen als je uit detentie komt, hoe kom je weer de maatschappij in? Boek geschreven: ‘ Dertien ongelukken’, waarin hij beschrijft hoe hij terug de maatschappij in probeerde te komen, vele baantjes nam en studies volgde. Probeert nu op allerlei manieren de belangen van gedetineerden en ex-gedetineerden te behartigen.

 

Vergelding:

Vergeldingsrecht: ‘We sturen mensen naar de gevangenis voor straf, niet als straf.’

Herstelrecht: ‘We sturen mensen naar de gevangenis als straf, niet voor straf.’

Wordt je in de gevangenis gestraft, of is de vrijheidsbeneming de straf?

 

Wat is detentieschade?

Raad van strafrecht stelt (Nederlands): de schade voor de gedetineerde die voortkomt uit de vrijheidsbeneming of vrijheidsbeperking. Heel erg gericht op het individu

J. DuPont (Belgisch): de detentieschade is geen fenomeen dat alleen de veroordeelde zelf treft, maar ook derden: zijn naastbestaanden en zijn affectief milieu, de slachtoffers van de misdrijven en zelfs de gehele gemeenschap. Deze Belgische view richt zich vooral op systeemdenken:

 

Maar: Belgische definitie heeft het over veroordeelde, Nederlandse over gedetineerde. Gedetineerde houdt ook verdachte in, en je kunt ook als verdachte al detentieschade opdoen.

 

Interne detentieschade:

  • Verregaand verlies van identiteit

  • Hospitalisatie

  • Verlies van tijdsbesef

  • Criminele besmetting

Weten bijvoorbeeld niet wat een ov-chipkaart is, of snappen niet meer wat boven en onder is omdat de gehele gevangenis gelijkvloers was.

 

Externe detentieschade:

  • Verlies van drie W’s: Werk, wonen en wijf/wederhelft

  • Nawerking strafblad: training die geleerd wordt, sluit vaak niet aan bij de omgeving waarin hij weer terug terecht komt na detentie.

  • Criminogene omgeving

  • Gebrekkige sociale vaardigheden

 

Oplossingen:

Raad van strafrecht: we moeten afstemmen op resocialisatie, dat is het hoofddoel. Goede humanitaire bejegingen.

Dienst justitiële inrichtingen: het gaat om gemotiveerde bejegeningen van gedetineerden en daarbij is maatwerk belangrijk om detentieschade te bewerken.

Wetboek van strafrecht gaat ook uit van een resocialisatie-aanpak als doel van de straf

Ketenpartners zorgen voor een sluitende aanpak van nazorg, maar de manier is niet goed.

Reclassering streeft naar veel intensievere begeleiding, zoals bvb buddyprojecten, één-op-één begeleiding.

 

Doel van al die oplossingen is het terugdringen van recidive van 70% naar 45% in 2020 en het terugdringen van de onkosten van criminaliteit. Daarnaast het streven naar minder leed en minder slachtoffers. Het ideaal is een veilige samenleving.

 

Convict criminology: mensen die zelf ooit vastgezeten hebben, daarna gestudeerd hebben en nu hun blik op criminaliteit en detentie de maatschappij inwerpen. Hoogleraren met een verleden.

Geeft een heel andere blik op het doel van straffen en het leven in een gevangenis.

Gebruiken vaak de inzichten van Goffman. Hij bedacht het idee van totale instituties, zoals gevangenissen, inrichtingen, kloosters, kazernes, etc. Een totale institutie onderscheidt zich vaak door de geografische ligging en de opvallende structuur, het optreden van de echelonautoriteit (zelfs het laagst geplaatste staflid heeft de macht van de organisatie. Volg je deze niet op, dan volgen er sancties, worden er verschillende eisen opgelegd, dan volg je degene waar de hoogste sanctie op staat) en de externe maatstaf over wat ethiek is, moraliteit, die daar geldt en anders is dan buiten de totale institutie.

 

Het gevangenisexperiment van Zimbardo liet zien hoe snel groepsdruk een effect kan hebben op de gedragingen van mensen. Mensen gaan zich heel snel anders gedragen dan ze van zichzelf verwacht hadden. Laat zien dat om het kwade te doen, is het niet per se een vereiste om een kwade opzet of bedoeling te hebben.

 

Conceptuele bezwaren standaardbenaderingen

Het is onduidelijk wat de goede bejegening is. Mensen de kans geven om iets te doen, of mensen zeggen dat ze iets moeten doen.

Vanwege spraakverwarring over verschillende begrippen zitten de ketenpartners niet op een lijn qua strategie.

Er is weinig opleiding. PIW’ ers zijn LBO’ers die een enorm laag opleidingsniveau hebben.

 

De schuld wordt opgevat in de betekenis waarvan de ketenpartner vindt dat die het zou moeten betekenen. Vaak kijken ze alleen naar geldschuld, maar het gaat over andere schuld, als in schaamte.

Daarnaast werken de ketenpartners elkaar tegen.

 

Resocialisatie is minder effectief tegenwoordig, oppervlakkiger.

 

RISK-meting: alleen gekeken naar kenmerken die duiden op een recidiverisico, niet gekeken naar de persoon zelf.

 

Detentieschade begint al in de politiecel! Heel veel gevangenissen zitten met het probleem dat ze in het huis van bewaring veel agressieproblemen hebben, die worden veroorzaakt door de schade in de politiecel. Veel meer zelfmoord in huis van bewaring dan in gevangenis. In gevangenis is de druk er vanaf, is de persoon veroordeeld, weet hij waar hij aan toe is en krijgt hij andere zorg.

De manier waarom iemand in Nederland staande wordt gehouden kan al zorgen voor detentieschade. Dit komt o.a. door dubieuze verhoormethodes, prestatiedruk onder de verhoorders, het opstellen van het proces-verbaal, etc.

 

Detentieschade leidt tot achterdocht, wanhoop, onbegrip, woede. Naar andere mensen toe en naar jezelf.

 

Zimbardo: het lucifer effect. Vertaald door Pleun van Vliet en Rein Gerritsen.

Documentaire: door schade en schande

 

College 10 - De rol van de forensisch deskundige in het strafrechtproces

 

Vroeghulpcontact is naar zijn aard niet bedoeld om op grond daarvan iemand te veroordelen. Vroeghulpcontact is niet de bedoeling dat dat als bewijsvoering gebruikt worden. Het mag wel gebruikt worden.

 

Een verdachte is niet strafbaar wanneer het ten laste gelegde feit hem, ten gevolge van een psychische stoornis, niet kan worden toegerekend.

 

Verschillende mogelijkheden om een onderzoek naar indicatiestelling te laten doen:
 

Monodisciplinaire rapportage: Psycholoog of psychiater gaat een aantal gesprekken voeren met de verdachte en rapporteert daarover. Het gesprek wat daar aan vooraf gaat zorgt voor een inschatting van of er een psycholoog (bvb uitlokken, bepaalde gespreksvoering nodig?) of juist een psychiater (bvb medicijnen nodig?) moet komen.

 

Dubbelrapportage: zowel een psycholoog als psychiater gaan rapporteren. Vaak als ze al in voorlopige hechtenis zitten. Twee losse onderzoeken.

 

Triple rapportage: Meer willen weten over milieu of voorgeschiedenis, maar niet zo’n zware zaak dat er een klinisch onderzoek naar nodig is. Een psycholoog, een psychiater en iemand van reclassering. Reclasseringsambtenaar gaat praten met referenten: werkgevers, slachtoffer, familie, exen, kinderen, etc. Om het functioneren in kaart te brengen en de context waarin het delict is gepleegd, te begrijpen. Bijvoorbeeld bij delicten die gepleegd zijn in de familiesfeer. Moet je toestemming vragen aan de verdachte voor het navragen bij referenten? In de praktijk wordt er vanuit gegaan dat zo’n toestemming per se noodzakelijk is, maar het is wel belangrijk wat de verdachte er van vindt. Pijlen bij de verdachte, welke referenten kunnen we benaderen? Wat denken mensen over jou?
In PBC of andere gedwongen plaatsingen ligt het weer anders, hoef je nog minder toestemming te vragen. Altijd afwegen of de informatie die iemand kan geven opweegt tegen de schade die het aanbrengt.

 

Klinische rapportage:

In driekwart van de zaken wordt er niet gerapporteerd. In ongeveer 25% dus wel: 6,7% is psychologisch, 9,35% psychiatrisch, 7% dubbel of triple en 1,15% klinisch

 

Discussie heeft ertoe geleid dat er een instrument is ontwikkeld dat door verschillende rechtbanken wordt gehanteerd, waardoor landelijk mbv een puntensysteem is gekeken wat belangrijke redenen zijn voor rechters om te laten rapporteren en in welke variant dan. Soort richtlijn waarbij punten worden toebedeeld aan de verdachte aan de hand van de volgende opties:

Indicatiestelling BOOG BeslissingsOndersteuning Onderzoek Geestvermogens) ontstaan. Bedoeld om enige uniformiteit te krijgen in de indicatiecriteria zodat verschillende arrondissementen dezelfde afwegingen maken voor het aanvragen van een rapportage.

  • Gericht tegen de persoon

  • Wijze van delictpleging

  • Eerder veroordeeld voor dezelfde soort delicten

  • Aanwijzingen voor psychische problematiek

  • Agressief gedrag

  • Twijfels aan detentiegeschiktheid

  • Optie TBS of PZ

  • Optie van een strafdreiging van meer dan vier jaar

 

College 11

Eerste deel college: schema.

Gelieve het schema naast deze aantekening te leggen bij het doornemen van het college.

 

In het begin wordt uitgegaan van het burgerlijk recht. Er wordt dan gekeken of er een psychische stoornis is. Is die niet aanwezig, dan stopt het schema. Is die wel aanwezig, dan moet je kijken of de persoon door die psychische stoornis een gevaar veroorzaakt voor zichzelf of anderen. Vormt die persoon nog geen gevaar, maar heeft hij wel een psychische stoornis, dan valt de behandeling onder de GGZ, geestelijke gezondheidszorg.

 

Onder de GGZ valt alle psychische hulpverlening die buiten het strafrechtelijk kader valt. Ambulante zorg is als je tussendoor naar huis mag, een psychiatrisch ziekenhuis verzorgt klinische/residentiele zorg.

Verder heb je nog specialistische zorg, zoals in een verpleeginrichting en een zwakzinnigen inrichting.

 

Veroorzaakt de persoon w’el een gevaar voor zichzelf of anderen, dan geld de wet BOPZ, waarbij je mensen tegen hun eigen wil op mag nemen in een psychiatrisch ziekenhuis, ALS de persoon een gevaar is.

Er wordt dan gekeken of er sprake is van een delict.

Is er geen sprake van een delict, dan valt de persoon nog onder het burgerlijk recht. Er wordt dan overgegaan tot een voorwaardelijke machtiging, voorlopige machtiging, machtiging tot voortgezet verblijf, inbewaringstelling (IBS), observatiemachtiging, machtiging op eigen verzoek of een zelfbindingsregeling. De volgorde is van minst tot meest ingrijpend. De sterretjes links staan voor het aantal weken dat zo;n machtiging van kracht mag zijn, de sterretjes rechts gaan over de eventuele aantal weken (overal 1) van dwangbehandeling.

 

De O+/- staat voor of er wel of niet observatie aanwezig/mogelijk is.

De B+/- staat voor of er wel of niet behandeling aanwezig/mogelijk is.

De D+/- staat voor of er wel of niet dwangbehandeling plaats mag vinden. Dit mag dan wel alleen bij een noodsituatie waarbij de persoon in de inrichting een acuut gevaar vormt voor zichzelf of anderen.

 

 

Alleen voorwaardelijke machtiging is niet gedwongen, is ambulant niet residentieel.
Alle andere zijn gedwongen opnamen.

 

Dwangbehandeling is niet gesprekken voeren oid. Mag alleen bij een acute noodsituatie, de persoon levert acuut gevaar voor zichzelf of anderen in de inrichting.
Machtiging tot voortgezet verblijf is verlenging van RM (voorlopige machtiging) voor een periode van een jaar.

 

De inbewaringstelling kan heel acuut aangevraagd worden, toestemming van de burgemeester.

Voorwaardelijke machtiging, voorlopige machtiging of machtiging tot voortgezet verblijf kost tijd om aan te vragen. IBS wordt dus gebruikt bij spoed, anders die bovenstaanden.

 

Observatiemachtiging is een tussenpositie. Er is hier geen dwangbehandeling mogelijk. We weten niet wat er aan de hand is met de persoon, maar de persoon wil niet meewerken. We laten die persoon gedwongen opnemen met als doel diagnostiek te plegen om te kijken of er inderdaad een stoornis is en of daar dan gevaar uit voortvloeit. Er is geen sprake van behandeling of dwangbehandeling, alleen observatie. Kort traject, drie weken.

 

Machtiging op eigen verzoek: iemand verzoekt zelf tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis, die verwacht dat er iets gaat komen en die weet dat een residentiele behandeling niet helpt, dus vastgehouden moet worden. De persoon wil zelf gedwongen opgenomen worden. Het bijzondere is dat daar ook dwangbehandeling kan plaatsvinden.

 

Mensen die een psychiatrische stoornis hebben, dat weten en daar inzicht in hebben en zelf weten dat ze daar geregeld mee uit de bocht kunnen vliegen en dan gevaarlijk kunnen vinden. Met een zelfbindingsregeling geven ze dan van tevoren aan in een beschikking wat er mag gebeuren

(qua dwang, behandeling, soort arts, etc) bij bepaalde symptomen. Ondertekenen door persoon in kwestie en eigen psychiater. Geen dwangbehandeling mogelijk.

 

Al deze bovenstaande maatregelen vinden ook plaats binnen een GGZ, alleen dan wel vanuit het gevaarscriterium.

 

Is er WEL een delict gepleegd, dan valt de persoon vanaf daar onder het strafrecht, niet meer het burgerlijk recht.

Hierbij wordt de vraag van de toerekeningsvatbaarheid gesteld.

Stel dat de persoon ontoerekeningsvatbaar wordt gesteld, dan valt de persoon onder de maatregel TBS. TBS kan ook voorwaardelijk worden opgelegd.

 

Bij een TBS-maatregel, zijn er drie varianten:

FPC = behandeling kan niet worden gedwongen maar er kan wel dwangbehandeling worden opgelegd.

FPK = hoog beveiligingsniveau. Meestal mensen met een laag intelligentieniveau.

FPA = forensisch psychiatrische afdeling (van een psychiatrisch ziekenhuis), wat de functie heeft om mensen van een justitieel naar een reguliere ggz over te laten gaan, zodra het gevaar niet meer zo prominent is.

 

De vraag is daarna of er recidive plaatsvindt. Is er recidive, terwijl je al een TBS-behandeling hebt gehad, dan kan overgegaan worden op een long-stay behandeling. Je krijgt dan meestal niet nog een keer een hele TBS-behandeling. Afhankelijk van het beveilingingsniveau wat je nodig hebt, kun je ok in een long care behandeling worden opgenomen (lage beveiliging, long stay is hoge beveiliging)

 

Long stay kun je ook komen als je niks doet met de behandeling en gevaarlijk blijft en daar heel lang blijft. Dan wordt iemand onbehandelbaar verklaard en doorgeschoven naar een long stay afdeling.

 

Stel je recidiveert niet, maar je bent nog wel ‘een beetje in de war’ maar niet gevaarlijk, dan kun je weer terecht in een gewone GGZ (ambulante zorg, psychiatrisch ziekenhuis, verpleeginrichting, zwakzinnigen inrichting)

 

Bij recidive wordt opnieuw gekeken of je toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict.
Dan kom je weer bovenaan in het schema terecht. Dan kom je ook weer bij deze vraag:

 

Stel je was WEL toerekeningsvatbaar, dan wordt je overgeleverd aan de Penitentiaire beginselenwet.

 

Je krijgt dan een maatregel ISD, eventueel voorwaardelijk, of je komt terecht in detentie, ook eventueel voorwaardelijk.

 

Het kan natuurlijk zijn dat je tijdens detentie weer veel last van je psychische gesteldheid krijgt. Dat kan überhaupt, door de omstandigheden in detentie, of omdat je wel last van je psychische stoornis had al, maar deze niet doorwerkte in het delict. Hierbij is detentie ongeschikt op basis van je psychische stoornis. Van minst ernstig tot meest ernstig:

 

BZA = bijzondere zorg afdeling. Een aparte afdeling in iedere penitentiaire afdeling, waar mensen die wat minder weerstand tegen het detentieleven hebben, op basis van hun psychische gesteldheid kunnen worden geplaatst.

IBA = Individuele BegeleidingsAfdeling. één-op-één begeleiding, op basis van de psychische stoornis die je hebt, binnen detentie.

FOBA = Forensische Observatie en Begeleidings Afdeling, tegenwoordig de PPC. Als je in een crisissituatie belandt als gevolg van je psychische gesteldheid.

 

Dan heb je nog:

FSU = Forensische Schakel Unit. Daar bereiden ze je terugkomst op je plek in detentie voor, of naar een ander regime of terug naar de GGZ als je detentieperiode op dat moment is uitgezeten. De schakelklas voor mensen met een TBS naar iets anders.

 

 

Tweede helft college:

 

Ervaringsdeskundige in TBS-praktijk.

 

Waarom ga je in een TBS-instelling werken?

Interessant om mensen die een delict hebben gepleegd terug te krijgen in de maatschappij.

 

De slechte beeldvorming van TBS-klinieken en over TBS’ers is stigmatiserend en brengt moeilijkheden mee voor medewerking aan de onderzoeken en slechte opneming in de maatschappij.

 

Wat gebeurt er in een TBS-instelling?

Als eerste en als belangrijkste:
Behandeling (op de groep).

Klinische (residentiele) opname. 24 uur per dag. Behandeling op de groep is het grootste gedeelte van hun dagbesteding. Oefenen om met elkaar om te gaan, om te leren wat je in training hebt geleerd.

 

Dagbesteding:
vaardigheden leren. Daarnaast ook gewoon dagbesteding opbouwen: leren om een baan te hebben, je dag in te delen. Zijn ze vrij om zelf te beslissen wat ze willen doen? Ten dele. Ze mogen aangeven wat de voorkeuren zijn. Maar, zoveel mogelijk afgestemd op wat ze buiten de instelling ook gaan doen, pretpakket is niet handig. Kijken welke vaardigheden iemand nodig heeft om buiten de inrichting hun leven op een goede en passende manier in te vullen.

 

Zoprgrprogramma’s

Gebaseerd op het gepleegde delict of op de psychotische problematiek. (op gebied van seks, sociale vaardigheden, agressietraining, etc.)

 

Individuele behandelingen

 

Sociale ondersteuning en netwerk

Netwerk wat ze moeten leren opbouwen om buiten de instelling goed opgevangen te kunnen worden. Een ondersteunend netwerk zoeken. Leren hoe je nieuwe vriendschappen sluit en wat handig is om mee in te laten.

Veel narcistische persoonlijkheidskenmerken of borderline. Moeilijk op een afdeling om samen te laten leven. Daarom ook veel psychoeducatie gegeven. Om ze te leren hoe de stoornis werkt, wat de gevolgen zijn en hoe men er het beste mee om kan gaan.

 

Multidisciplinair

Psychologen, vaktherapeuten, muziektherapie, psychomotorische therapie, drama, psychiaters, individuele therapie, verpleegkundigen, groepsleiders, groepsbegeleiders, artsen etc.

 

Verlof

Bij TBS niet meteen zomaar vrij, eerst op verlof. Ze kunnen zo leren hoe ze weer deel moeten nemen aan de samenleving.

 

(Feestdagen)

Opvangen van die mensen tijdens feestdagen en ook leren hoe zoiets ‘normaal’ wordt gevierd (bijvoorbeeld bij een in de jeugd verwaarloosd persoon wat nooit een normale verjaardag heeft meegemaakt)

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
746