Collegeaantekeningen Inleiding Europees Recht week 1-4

Bevat de aantekeningen van de colleges 'Inleiding Europees Recht' van week 1 t/m 4.

  • De exacte Stad (Utrecht/Leiden?) en jaartal (tussen 2014 - 2016) van deze samenvatting is onbekend

Week 1

Hoorcollege

Historie van de EU

De rol van het recht in de EU is erg groot, omdat de EU geen de machtsmiddelen minder of niet tot zijn beschikking heeft (geld of leger). Daarom is het recht van essentieel belang. Het bindt de lidstaten, het legt de ondernomen stappen vast in verdragen, het wordt gebruikt om de doelen van de EU na te streven, conflicten op te lossen, rechtsbescherming te bieden en handel, welvaart en solidariteit te bevorderen.

EGKS: De EGKS kwam tot stand bij het verdrag van Parijs in 1951. Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg waren hier de stichterstaten. De EGKS had als doel om de markt van kolen en staal gemeenschappelijk te maken, zodat niet meer een land dit voor zichzelf kon houden. Kolen en staal waren essentieel voor de wapenindustrie, en omdat de tweede wereldoorlog net voorbij was, en daar was men nog van in naschok, wilde men dat op alle mogelijke manieren voorkomen. Dus de essentiële delen van de oorlogsindustrie werden over zes landen verdeeld. De EGKS kende een Raad, een Hof van Justitie en een vergadering.

De EEG (Europese Economische Gemeenschap) zorgde ervoor dat er meer markten dan alleen die van kolen en staal gemeenschappelijke markten werden. Ook deze institutie, gesticht in 1957 in het Verdrag van Rome, bracht vrij verkeer van goederen, personen, diensten, kapitaal en werknemers.

De EEG moest een vorm krijgen. Daarvoor moest er gekozen worden voor een supranationaal of een intergouvernementeel Europa. Frankrijk, de belangrijkste speler in dit verdrag, wilde intergouvernementeel of hij stopte ermee. Alle andere lidstaten wilden wel een supranationaal Europa. Bij de stemming bleef Frankrijk weg, en omdat Frankrijk zo’n belangrijke speler is, kon er niet gestemd worden. Dit was de crisis van de lege stoel in 1965.

De oplossing van de Empty Chair Crisis waren de Luxembourg Accords uit 1966. Dit was de regel dat elk land het eens moet zijn, en als er nationale belangen spelen voor dat land, mag dat land die inroepen om verder te onderhandelen. Waar dit in feite op neerkwam, was dat elk land een de facto veto had. Elk land kon elke onderhandeling stoppen. De Luxembourg Accords zijn overigens nooit gecodificeerd.

Het gevolg hiervan was stagnatie van de EU. De EU kon niks meer, omdat elke actie welke lidstaat dan ook niet beviel, niet uitgevoerd kon worden. De Luxembourg Accords werden in 1987 vervangen door de Single European Act. Hier werd afgesproken dat de EU supranationaal zou worden en dat er soms ook zaken moesten gebeuren die de lidstaten niet aanstonden. Het beëindigen van de Luxembourg Accords was zo eenvoudig omdat deze nooit zijn gecodificeerd. Dit was ook het einde van de EU-stagnatie.

Verdrag van Maastricht in 1992 stichtte de EU zoals we die nu kennen met de Raad, de Europese Raad, het Europees Parlement en de Commissie. De doelen waren een gemeenschappelijke markt, een gemeenschappelijke munt en een justitiële unie. De EU heeft alle oude losse verbanden samengetrokken in de EU, met uitzondering van Euratom.

De voormalige oostbloklanden wilden bij de EU horen, dus in het Verdrag van Nice van 2001 werd er voorbereid op hun komst in 2004, waarin 10 landen in een keer EU-lidstaat worden.

De doelstellingen van de EU staan in art. 3 VEU. Dat zijn vrede, veiligheid en welvaart, al sinds de EGKS.

 

Instellingen van de EU

Europese Comissie: De Europese Commissie staat in art. 17 VEU en 247-250 VWEU. De Commissie bestaat uit een persoon per lidstaat, die vervolgens het Europees belang behartigen. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief voor EU-wetgeving.

Europese Raad: De Europese Raad staat in art. 15 VEU en 235 en 236 VWEU. De Europese Raad is geen wetgever, maar hun taken bestaan uit ontwikkeling van de Unie bevorderen.

De Raad: De Raad (van ministers) bestaat uit de ministers van elk vakgebied van elke lidstaat. Zo zitten bijvoorbeeld in de Raad elke minister van financiën van elke lidstaat. De voorzitter is een land, dat houdt in dat de minister van dat land de vergadering voorzit.

Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid: dit is een soort van minister van buitenlandse zaken, maar dan voor de EU. De hoge vertegenwoordiger staat in art. 18 VEU

Hof van Justitie: HvJ, Gerecht, gespecialiseerde rechtbanken. Dit staat in art. 19 VEU en 251-281 VWEU. Dit bestaat uit het Hof van Justitie, wat uit een rechter per lidstaat, bij het Gerecht is ten minste een rechter per lidstaat. Alle zaken zijn genummerd. HvJ-zaken beginnen met een C, Gerecht met een T. Daarnaast zijn er ook gespecialiseerde rechtbanken.

Europees Parlement: de volksvertegenwoordiging van de EU, die in art. 14 VEU en 223-234 VWEU staat. Zij hebben de wetgevingstaak en de begrotingstaak.

 

Rechtsbronnen

Schumanverklaring: Schuman was de minister van BuZa van Duitsland, die samen met de minister van BuZa van Frankrijk de EGKS gesticht, had verklaard dat hij met Europa een systeem van feitelijke solidariteit wilde.

Primair: VEU & VWEU
Secundair: Bindende rechtshandelingen, en literatuur, uitgelegd in het licht van het primaire recht. Zo niet, dan wordt het vernietigd of onverbindend verklaard.

 

Werkgroep

Het verdrag van Maastricht bestaat niet meer. Alles daarvoor ook niet. De enige rechtsbronnen van de EU zijn het VEU en het VWEU.

In het VEU staat het kader waarin de wetten moeten functioneren. Dit is voornamelijk de formele wetgeving, met uitzondering van het buitenlandse beleid.

In het VWEU staat de organisatie (de werking) van de EU. Hier staat wat elk orgaan doet. Dit is voornamelijk de materiële wetgeving, met uitzondering van de uitwerking van de procedures, waarvan het kader in de VEU staat.

Positieve integratie: aannemen van nieuwe, geharmoniseerde wetten.
Negatieve integratie: tegenstrijdige wetten van twee of meer landen buiten werking stellen.

De EU is gebonden aan de beginselen, geregeld in de eerste twee afdelingen van de VEU. Een daarvan is het attributiebeginsel. Dat is het legaliteitsbeginsel van de EU, want volgens het attributiebeginsel mag de EU alleen werkzaamheden verrichten die aan de EU geattribueerd zijn.

De Commissie behartigt het belangen van de EU. Ieder lid heeft zijn eigen portefeuille en ze vergaderen in Brussel.

Het Parlement zijn de volksvertegenwoordigers. Hun zetelaantal is gebaseerd op het aantal inwoners en de verdeling is degressief. Een land met 4 keer zo veel inwoners heeft minder dan 4 keer zo veel zetels. Dit is een relatief voordeel voor de kleine staten. Minimum is 6 zetels en maximum is 96.

Het Hof van Justitie is geen hoger beroep voor de lidstaten, maar is specifiek op de EU. Als de EU iets doet of besluit wat jij aan wil vechten, dan kan dat bij het HvJ of het Gerecht. Het Europese Hof van Justitie doet ook geen uitspraken in nationale zaken.

Als in een nationale zaak een EU-verdrag gebruikt gaat worden, moet de rechter een prejudiciële procedure starten. Daarin vraagt hij uitleg van de EU-wettekst, die vervolgens teruggaat naar de nationale rechter, want die moet in een nationale zaak wel de einduitspraak doen.

 

Week 2

Hoorcollege

Wat mag de EU?

Dit is de centrale vraag van dit hoorcollege. De logische wedervraag hierop luidt ook: wat mogen de lidstaten niet meer? De EU kent namelijk wel bevoegdheden, maar alleen die bevoegdheden die de staat heeft opgegeven.

 

Kernvragen

ECB koopt (op de private markt) staatsobligaties op van particulieren om zo de economie op gang te helpen. Economen betwijfelen of dit gaat helpen, terwijl juristen betwijfelen of dit wel mag. Voor de bevoegdheden van de EU zijn vijf kernvragen.

1. Heeft de EU bevoegdheid? De EU mag immers alleen datgene doen wat aan de EU geattribueerd is (attributiebeginsel).
2. Mag de EU deze bevoegdheid gebruiken? De EU heeft een bepaalde bevoegdheid, maar mag deze vervolgens optreden?
3. Hoe mag de EU deze bevoegdheid aanwenden? Hier zien de arresten van deze week op.
4. Wie bepaalt en controleert? Wie hakt de knopen door en wie toetst de legitimiteit van die besluiten?
5. Wat zijn de complicaties in casu?

Een staat heeft Kompetenz-Kompetenz. Een staat kan zelf zijn eigen bevoegdheden bepalen. Vervolgens is dat weer beperkt door de grondrechten, maar een staat kan zelf bepalen of het bepaalde dingen al dan niet mag doen. De EU is geen staat en beschikt dus niet over een Kompetenz-Kompetenz. De EU kent waarden, doelen en bevoegdheden.

 

Waarden, doelen, bevoegdheden

Waarden is wat de EU (- lidstaten) belangrijk vinden. Dit dient als het vertrekpunt.

Doelen is waar de verdragsbepalingen van de EU naartoe moeten leiden.

Bevoegdheden gaat het uiteindelijk om. Bevoegdheden zijn uiteindelijk bepalend in wat de EU mag. Er zijn drie categorieën bevoegdheden.
1. Exclusief (3 VWEU) Hierover beslist de EU en de lidstaten zijn hun zeggenschap hierover dus kwijt.
2. Gedeeld (4 VWEU) De EU heeft zich maar deels over een onderwerp uitgelaten. Daar waar de EU niets bepaald heeft, hebben de lidstaten zeggenschap.
3. Aanvullend (6 VWEU) De EU staat hierbij op de achtergrond. De lidstaten hebben het hier primair voor het zeggen, maar de EU mag bijzaken regelen.

Welke bevoegdheid er verkregen wordt, hangt af van het onderwerp. De EU is exclusief bevoegd omtrent douanebeleid, maar mag maar aanvullend te werk gaan op het gebied van onderwijs. Beslissend in de bevoegdheidstoekenning is welk onderwerp van de wet de hoofdzaak is. Onderwerpen waarover de EU zich mag uitlaten zijn de verdragstitels van het VWEU.

Wat als er twee of meer hoofdzaken zijn?

In sommige zaken zijn er meerdere zaken hoofdzaak. Hierover gaan ook de arresten. Bijvoorbeeld het tabaksreclame-arrest, waarin de EU zei dat het tabaksreclameverbod ging over de interne markt, waarover de EU exclusieve bevoegdheid heeft. Duitsland, van mening dat het ging over een harmonisatie van de gezondheidswetgeving, waarop de EU een stuk beperktere bevoegdheiden had.

Als er twee hoofdzaken zijn, die los van elkaar zijn, zoals in dit feitencomplex genoemd, dan gaat het Hof eerst goed ten rade welk doel er nu meer relevant blijkt. Niet uit wat er gezegd wordt, maar uit wat er feitelijk gebeurd is.

Als dat niet bepaald kan worden, wordt er gekozen voor de procedure waarin het Europees Parlement het meeste zeggenschap in heeft. Dit in het kader van de democratische legitimatie.

 

Stemmodaliteit Raad

Stemmen kan op drie manieren gebeuren. Met een gewone meerderheid (50% +1) een gekwalificeerde meerderheid (meer dan 50 procent voor) en unanimiteit (iedereen voor).

Gewone meerderheid is vrijwel alleen voor procedurele kwesties een rol.

Onder gekwalificeerde meerderheid wordt sinds 1 november 2014 verstaan 55% van de leden van de Raad, mits zij 65% van de bevolking van de EU vertegenwoordigen (art. 238 lid 3 sub a VWEU).
Het oude systeem van elke staat die stemmen heeft, blijft beroepbaar tot maart 2017 voor elke staat die dit gewenst acht. Dit oude systeem staat in het verdrag van Lissabon. Die staat niet in de wettenbundel en is geen tentamenstof.

Unanimiteit, ook wel “eenparigheid van stemmen” genoemd, is te zien als de zwaarste vorm van meerderheidskwalificatie. Alle partijen moeten het hierover dus eens zijn. Echter, door de enorme toename van leden van de EU is dit niet meer haalbaar en vooral op zijn retour.

 

Stemmodaliteit Europees Parlement

Het Europees stemt met de volstrekte meerderheid van stemmen (gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen) of de volstrekte meerderheid van leden. Omdat vrijwel nooit alle leden bij elkaar komen voor een enkele stemming, is dit dus een zwaarder criterium. Je moet namelijk het aantal stemmen bereiken van (aantal leden ÷ 2 +1).

 

Gebruik van de bevoegdheden

Hiervoor gelden de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Maar deze vraag is zeer politiek getint. Elke staat mag voor elk gebruik van een bevoegdheid van de EU hun eigen subsidiariteitstoets verrichten. Als het bevoegdheidsgebruik niet door de subsidiariteitstoets heen komt, dan mag de lidstaat hiermee naar het Hof. Het Hof kan moeilijk toetsen aan politieke beslissingen, dus ze toetsen alleen aan de beginselen.

 

Rechtsbronnen

Primair recht: VEU, VWEU, Handvest EU, toetredingsverdragen.

Secundair recht: onder andere wetgevingshandelingen ex 289 VWEU. Die bestaan uit wetgevingshandelingen ex 290 VWEU en niet-wetgevingshandelingen, ex 291 VWEU. Soft law geldt ook. Het heeft alleen geen juridische gevolgen voor de lidstaten.

 

EU-verdragen wijzigen

Om het verdrag toch een beetje kracht te geven moet voor een verdragswijziging unanimiteit zijn, op grond van art. 48 VWEU. Hiervoor houdt het verdrag enige bindende kracht voor de lidstaten, zodat lidstaten ook op elkaar kunnen rekenen dat de afspraken nagekomen worden.

 

Gewone wetswijzigingsprocedure

De gewone wetswijzigingsprocedure staat in 294 VWEU. Dit bestaat uit twee lezingen en de derde lezing vereist een bemiddelingscomité. Het begint bij het initiatief van de Commissie. De Raad en het Europees Parlement kunnen beide in de tweede lezing gebruik maken van het recht van amendement. Het bemiddelingscomité bestaat uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Raad, het Parlement en de Commissie. Zij hebben als doel om binnen zes weken het eens te zijn. Zo niet, geen wetgeving.

 

Werkgroep

Rechtsbronnen

De rechtsbronnen van de EU zijn primair de VEU, de VWEU en het Handvest van de EU. Vlak daaronder staat de jurisprudentie.
Secundair recht zijn de algemene rechtsbeginselen, de literatuur, de oude verdragen als (gemeenschappelijke) rechtsgeschiedenis, de wetgevingshandelingen en de niet-wetgevingshandelingen.

Secundair recht dient uitgelegd te worden in het licht van het primaire recht. Indien er strijd is, gaat het primaire recht voor.

 

Rechtsbasis

Voor al het EU-handelen is een rechtsbasis vereist. Dat is het attributiebeginsel. Er kan beroep worden gedaan op het attributiebeginsel als er geen rechtsgrond is. Rechtsgrond kan variëren per onderwerp dat de wet regelt.

 

Structuur arrest

Deze alinea is een handleiding: hoe arresten te lezen.

Partijen: Welke partijen er in geschil zijn.
Kwestie: De rechtsvraag die speelt en de actoren die bijdragen tot het vormen van deze rechtsvraag.
Beoordeling: Als je tijdgebrek hebt, zoek dan naar dit onderdeel. De beoordeling is wat het Hof zegt over de zaak.
Richtlijn: De richtlijn is een soort van uitkomst.

 

Wetswijziging ex. art. 294 VWEU

De wetswijziging begint bij het initiatief van de Commissie.

Bij de eerste lezing stellen het Europees Parlement en de Raad afzonderlijk hun standpunten vast. Als deze overeenkomen, dan komt de wet tot stand. Zo niet, dan stelt de Raad hun afwijkende standpunt vast.

In de tweede lezing buigt het Parlement zich over het standpunt van de Raad. Het EP kan hierin meegaan, dit afkeuren of dit amenderen. Bij geamendeerde tekst gaat de tekst naar de Raad en de Commissie (art. 294 lid 7 sub c VWEU).

Voor de derde lezing wordt een bemiddelingscomité samengesteld conform art. 294 leden 10, 11 en 12 VWEU. Deze houdt zich bezig met de goedkeuring van de wettekst.

Informeel is er een andere procedure tot stand gekomen. Deze staat niet in het wetboek. In deze procedure is gelijk al bij de eerste lezing een bemiddelingscomité dat de heikele punten uit de nieuwe verdragstekst zo snel mogelijk al op moet lossen, zodat de wet liefst in de eerste lezing aangenomen kan worden.

 

Verordening en richtlijn

Beiden zijn geregeld in art. 288 VWEU.

Een verordening mag niet worden omgezet in nationale wetgeving. Deze is verbindend in al haar onderdelen.

Een richtlijn moet worden omgezet in nationale wetgeving. Het enige wat verbindend is, is het doel wat de Europese wetgever voor ogen heeft. Daarin worden alleen de lidstaten getroffen.

Omzetting van verordening of (direct) beroep op een (Europese, onomgezette) richtlijn zijn dus niet mogelijk.

 

Week 3

Hoorcollege

Het Hof van Justitie van de Europese Unie

In artikel 19 van het VEU staat de omschrijving van het Hof vermeld. Zij moet waken over de toepassing van het Europese Unie recht (EU-recht). Dit doet zij door het interpreteren van de verdragen en het secundaire recht. Door het secundaire recht aan het primaire recht te toetsen, kan het Hof het secundaire recht ook nietig verklaren. Daarnaast moet het Hof prejudiciële vragen van nationale rechters beantwoorden.

Het Hof werkt als de hoogste rechter, want zij heeft het laatste woord in conflicten en zij interpreteert het recht. Het Hof van Justitie is een internationaal rechtscollege, bestaande uit het Hof van Justitie, het Gerecht en het Gerecht voor ambtenarenzaken. De eerste twee hebben één rechter uit elke lidstaat. Het Gerecht voor ambtenarenzaken telt 7 rechters, waaronder op dit moment één Nederlander.

 

Samenstelling

De 28 rechters werken heel soms samen in een voltallige zitting, bij belangrijke arresten. Normaalgesproken zijn ze gegroepeerd in verschillende Kamers. Ze worden bijgestaan door 9 advocaat-generaals, zij geven hun mening (conclusies genaamd, maar dit is een misleidende term want het is geen conclusie) en adviseren op die manier de rechters.

Daarnaast werken er ook nog referendarissen, elke rechter en advocaat-generaal heeft zijn eigen referendaris die hen ondersteunt door middel van vertaaldiensten en documentatie.

De rechters en advocaat-generaals van het Hof worden, in tegenstelling met Nederland, niet voor het leven benoemd, maar voor zes jaar. Hun ambt kan wel steeds verlengd worden. Voordat een rechter wordt aangesteld moet hij op gesprek komen bij het advies comité. Vaak worden hoge ambtenaren die werkzaam waren bij het ministerie van buitenlandse zaken, professoren Europees Recht en hoge rechters in de lidstaten ervoor gekozen.

 

Taak

Het Hof heeft het laatste woord wanneer het gaat over de toepassing van het EU-recht. Zij vindt als het ware algemene rechtsbeginselen in de wetten en interpreteert de verschillende rechtsbronnen. Het Hof heeft het EU-recht ook tot supranationaal recht gemaakt in verschillende uitspraken. De leerstukken om dit te verzekeren zijn uniformiteit en effectiviteit. Bij uniformiteit gaat het erom dat het recht in alle lidstaten hetzelfde geïnterpreteerd wordt. Bij effectiviteit gaat het erom dat de lidstaten het EU-recht niet mogen tegenwerken.

 

Arresten

De volgende arresten die tijdens de Europese stagnatie werden gewezen, hebben gezorgd voor de Europese integratie, negatieve integratie welteverstaan (zie week 2). Deze arresten kwamen voort uit concrete problemen die burgers en ondernemingen ondervonden, aangezien de lidstaten zich aan hun verplichtingen van het EU-recht wilden onttrekken.

Van Gend & Loos, 1963

Kort samengevat gaat het in dit arrest om een transportbedrijf dat opeens hogere importtarieven moest gaan betalen, terwijl in een EU-verdrag stond dat de tarieven niet verhoogd mochten worden. Volgens Nederland mocht een burger zich niet op een EU-verdrag beroepen, want het is een gemaakte afspraak tussen lidstaten. Hier heeft het Hof bepaald dat wanneer een verdragsbepaling aan bepaalde voorwaarden voldoet, ook EU-burgers het EU-recht mogen inroepen. Deze voorwaarden zijn dat een verdragsbepaling duidelijk, onvoorwaardelijk (het moet een specifiek recht toekennen aan burgers) en voldoende nauwkeurig moet zijn. In het arrest zelf werden de voorwaarden anders omschreven, maar in de loop der tijd hebben ze zich tot deze drie voorwaarden ontwikkeld. Het Hof is de enige die kan bepalen of aan de voorwaarden is voldaan. Uit dit arrest vloeit de rechtstreekse werking van het supranationale EU-recht voort.

Defrenne, 1976

Kort samengevat gaat het over Defrenne, een vrouwelijke stewardess die op haar 40e werd ontslagen wegens haar leeftijd en zij kwam er ook achter dat haar mannelijke collega die hetzelfde werk deed, meer verdiende. In dit arrest heeft het Hof bepaald dat verdragsbepalingen zowel een verticale als een horizontale rechtstreekse werking kunnen hebben. Een verticale werking werkt tussen overheid en burger en een horizontale werking tussen privaten – in dit geval dus tussen een werknemer en haar werkgever.

 

Rechtstreekse werking

Het Hof heeft dus bepaald dat verdragsbepalingen rechtstreekse werking kunnen hebben, onder voorwaarden. Voor verordeningen en besluiten geldt precies hetzelfde; het moet aan de genoemde voorwaarden voldoen, dan heeft het horizontaal én verticaal rechtstreekse werking.
Onthoud hierbij goed dat rechtstreekse toepasselijkheid iets anders is dan een rechtstreekse werking/inroepbaarheid. Rechtstreeks toepasselijk betekent namelijk dat bijvoorbeeld een verordening niet om hoeft te worden gezet in nationaal recht. Rechtstreekse werking betekent dat burgers zich erop kunnen beroepen voor de rechter.

Richtlijnen zijn een ander verhaal, omdat richtlijnen dienen te worden omgezet in nationaal recht waar een omzettingstermijn van twee jaar bij komt kijken, daarnaast zijn lidstaten vrij in het interpreteren. Voordat de termijn is verstreken, heeft de richtlijn dan ook geen rechtstreekse werking. Na het termijn is het in principe niet nodig, omdat het dan is omgezet in nationaal recht en burgers zich daarop kunnen beroepen.
Alleen wanneer het niet, foutief of te laat is omgezet, kunnen burgers zich op de richtlijn zelf beroepen. Toch is deze werking beperkt, want hoewel in het Marshall arrest is bepaald dat je een richtlijn ook kunt inroepen tegen een publieke instelling (in dit geval een staatsziekenhuis), toch heeft een richtlijn geen horizontale werking. Dit volgt uit het Fuccini Doci arrest.

 

Costa/ENEL arrest

Uit dit arrest is het leerstuk van de voorrang van het EU-recht boven het nationale recht voortgekomen. Nationaal recht dat strijdig is met EU-recht moet wijken. Dit biedt mogelijkheden voor burgers en ondernemingen om de toepassing van nationaal recht te omzeilen. Het leerstuk van de voorrang is in een verklaring opgesteld. Maar let op, want een verklaring is niet bindend, een protocol heeft wel dezelfde werking als het verdrag, maar een verklaring niet.

 

Buitentoepassing verklaring nationaal recht

Een nationale rechter is verplicht om nationaal recht dat strijdig is met het EU-recht buiten toepassing te verklaren en het rechtstreekse EU-recht toe te passen. Of de nationale wet eerder of later komt maakt niet uit en ook strijdige grondwetten moeten buiten toepassing worden verklaard. In het Simmenthal arrest is dit leerstuk van buitentoepassing verklaring nationaal recht bepaald.

 

Richtlijn conforme interpretatie

In het Marleasing arrest mocht een foutieve richtlijn (die te laat, niet of foutief is omgezet) niet horizontaal worden ingeroepen. Maar hier heeft het Hof iets slims op bedacht en gezegd dat de nationale rechter het nationale recht altijd zoveel mogelijk moet uitleggen naar het EU-recht. Door deze ruime bevoegdheid van de rechter om te interpreteren, kan een richtlijn toch horizontale werking hebben, ook al mag een burger zich er niet zelf op beroepen. De rechter mag bij deze richtlijn conforme interpretatie niet contra legem uitleggen – dus niet tegen de wet in.

 

Week 4

Hoorcollege

Introductie

Deze week gaan we het hebben over rechtsbescherming en rechtsgang. Rechtsbescherming houdt in dat burgers EU-rechten hebben die beschermd moeten worden, dit kan verwezenlijkt worden door toegang tot de rechter. Dit is niet altijd even vanzelfsprekend, want je kunt niet zomaar naar het Hof van Justitie gaan. Sowieso moet je je in de eerste plaats bij een nationale rechter op het EU-recht beroepen.

 

Effectieve rechtsbescherming

Het beginsel van effectieve rechtsbescherming is een hele belangrijke. Het Hof heeft in arresten bepaald dat je op grond van het EU-recht naar de rechter moet kunnen. De EU is namelijk een supranationale organisatie met een zekere soevereiniteit en het is belangrijk dat een soevereine staat zijn burgers rechtsbescherming biedt. De EU als rechtsgemeenschap is gebaseerd op de rule of law. Wat zoveel betekent dat niemand zich aan het recht kan onttrekken en anders op het matje geroepen wordt.
Op basis van deze rechtsregels wordt de integratie bevorderd, de rechtsregels moeten zo democratisch mogelijk zijn en zo transparant als de lidstaten zelf willen. Ook zorgt deze rule of law voor een controle op de naleving van de Europese wetgeving. Daarnaast kent het EU-recht rechten toe aan individuen. Toch zijn de rechtsmiddelen om deze rechten te erkennen voor een EU-rechter beperkt.

 

Nationale rechter als tussenschakel

Daarom fungeert de nationale rechter als tussenschakel om het afgeleide EU-recht toe te passen. Het Hof heeft de nationale rechter verplicht om dat te doen, want anders zouden zij strijdig handelen met de effectieve rechtsbescherming. Het Hof biedt wel verschillende hulpmiddelen zodat de uniformiteit wordt behouden. Want als nationale rechters in alle verschillende lidstaten het EU-recht anders interpreteren, bevordert dat de uniformiteit van het EU-recht niet. Door middel van het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof en de verplichting om verscheidene rechtsmiddelen in te stellen, oefent het Hof toch enige controle uit. Als het in het verdrag bepaald is, kan men zich ook rechtstreeks tot het Hof wenden.

 

Prejudiciële vraagstelling

In artikel 267 VWEU staat de prejudiciële vraagstelling beschreven. Het Hof heeft twee functies, zij moet het verdrag uitleggen en beslist over de geldigheid van de handelingen van de instellingen van de Unie. In de eerste functie interpreteert het Hof dus de primaire en secundaire wetgeving, rechters zijn niet verplicht om een vraag over de uitleg te stellen, tenzij er geen hoger beroep meer mogelijk is voor de burger die erom vraagt. Toch is het natuurlijk moeilijk rechters te dwingen een vraag te stellen.

Er bestaan ook twee uitzonderingen op de verplichting, namelijk de acte clair, wat betekent dat als een bepaling heel duidelijk geformuleerd is, er geen vraag gesteld hoeft te worden. Bij acte éclairé gaat het erom dat als een bepaling al door een eerdere vraag is verduidelijkt, de rechter dat antwoord mag gebruiken en geen nieuwe vraag hoeft te worden gesteld. Deze twee uitzonderingen moeten volgens het Hof echter restrictief geïnterpreteerd worden en worden niet zomaar aangenomen. Het niet stellen van een vraag kan dan ook leiden tot een schadevergoedingsactie tegen een lidstaat. Het antwoord van het Hof is bindend, niet alleen voor de rechter die hem gesteld heeft, maar voor alle rechters in de EU. De nationale rechter moet alleen wel verder werken met het antwoord van het Hof, want het Hof lost de casus niet voor hem op.

 

Schadevergoedingsactie

Wanneer een lidstaat het EU-recht niet goed toepast, kan hij daarvoor aansprakelijk worden gesteld. In het Francovich arrest is vastgesteld dat een te laat omgezette richtlijn, waardoor burgers geen aanspraak konden maken op een uitkering, reden kan zijn voor een schadevergoeding. Dit vloeit voort uit artikel 4 lid 3 VEU, de loyale samenwerking. Er zijn wel voorwaarden aan het recht op schadevergoeding gesteld, in het Brasserie du Pecheur arrest.

  • De schending van het recht moet particulieren wel een specifiek recht toekennen (rechtstreekse werking hebben) en de bepaling moet voldoende gekwalificeerd zijn

  • Uit die schending moet schade voortvloeien

  • En er moet een causaal verband bestaan tussen de schending en de schade

Het Hof zelf kent geen schadevergoeding toe, alleen de nationale rechter kan dat doen. Toch stelt de rechter vaak een prejudiciële vraag aan het Hof – het is namelijk lastig te bepalen of een bepaling voldoende gekwalificeerd is. De lidstaten hebben een schadebeperkingsplicht, wat zoveel inhoudt dat als ze erachter komen dat ze een schending hebben begaan, ze zo snel mogelijk een oplossing moeten vinden om de schade voor hun burgers te beperken. Het belang van het toekennen van schadevergoeding door de nationale rechter is dat hij zo de handhaving van het EU-recht beter kan garanderen en controle op de wetgever kan uitoefenen.

 

Toezicht op de toepassing van het EU-recht

Het Hof en de Commissie hebben samen de taak om het recht in de lidstaten te harmoniseren. Dit kunnen zij bewerkstelligen door een zogenoemde inbreukprocedure. Dit houdt in dat ze boetes op kan leggen aan lidstaten wanneer zij het EU-recht schenden. De Commissie neemt hiervoor het initiatief, nadat een burger een klacht heeft ingediend. De Commissie heeft echter een discretionaire bevoegdheid, ze is niet verplicht de klacht van de burger in behandeling te nemen. Doet ze zich wel dat begint de administratieve fase, waarin een met redenen omkleed advies naar de lidstaat wordt gestuurd, waar hij gehoor aan kan geven. Doet de lidstaat dat niet, dan begint de rechterlijke fase: de Commissie maakt de zaak bij het Hof aanhangig die vervolgens vaststelt of er inderdaad sprake is van een schending. Mocht dat het geval zijn, heeft de lidstaat een bepaald termijn om de schending ongedaan te maken. Doen zij dit nog steeds niet, dan kan de Commissie opnieuw naar het Hof stappen die in die tweede fase dan een geldboete en/of dwangsom kan opleggen.
Bij het niet omzetten van een richtlijn zijn die twee fases niet nodig en mag het Hof al gelijk een boete opleggen.
Let goed op dat er in het verdrag staat dat het Hof een boete of dwangsom mag geven, maar het Hof zelf heeft geconcludeerd dat je dat moet interpreten als en/of. Een boete is overigens een geldsom die men moet betalen over de schending in het verleden, bij een dwangsom moet je een bedrag betalen, zolang de schending niet ongedaan gemaakt wordt – in de toekomst dus.
Het Hof mag bij deze procedure dus het nationale recht toetsen aan het EU-recht.
Ook een lidstaat kan een andere lidstaat voor het Hof roepen, maar dit gebeurt zelden omdat het veel geld kost en het politiek niet wenselijk is.

 

Rechtstreekse toegang tot de rechter

Je kunt ook een vernietigingsberoep tegen handelingen van EU-instellingen bij het Hof aanhangig maken – zo kan secundair recht nietig verklaard worden. Deze nietigverklaring werkt erga omnes en ex tunc (jegens allen en met terugwerkende kracht). Als burger kom je dan als eerst bij het Gerecht terecht, aangezien het Hof werkt als een hoger beroep.

Er gelden wel strikte ontvankelijkheidsvoorwaarden.

  • Wat van wie: hierbij is de vraag welk instrument door welke instantie aangenomen, mag vernietigd worden. Wetgevingshandelingen mogen vernietigd worden en daarnaast ook handelingen die rechtsgevolgen beogen (behalve als ze door het Hof of de Rekenkamer zijn aangenomen).

  • Wie: er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten eisers.

Geprivilegieerde eisers: de Commissie, de Raad, het Parlement en de lidstaten. Zij mogen altijd en tegen alles procederen.
Semi-geprivilegieerde eisers: de Rekenkamer, de ECB, de comité van de regio’s. zij mogen alleen procederen tegen bepalingen die hen rechtstreeks raken.
Niet-geprivilegieerde eisers: regionale en lokale autoriteiten, natuurlijke en rechtspersonen. Zij mogen procederen wanneer de bepalingen tegen hen gericht zijn, of niet tegen hen gericht maar hen wel rechtstreeks en individueel raken. In het Plaumann arrest zijn die voorwaarden bepaald. Je moet bij een gesloten groep horen, als beroepsgroep wordt het vaak niet goedgekeurd, want iedereen kan kiezen een bepaald beroep uit te gaan oefenen. Als derde bestaat er ook beroep open tegen regelgevingshandelingen die je rechtstreeks raken en geen uitvoeringsmaatregelen nodig hebben. Maar deze laatste optie is heel vaag en het Hof snapt het zelf ook niet helemaal. Je hoeft dit dan ook niet te kennen.

  • Wanneer: binnen twee maanden moet er een procedure worden gestart, daarna is de termijn verstreken.

Daarna komt het Hof pas toe aan de gegrondheidsvoorwaarden. Dit komt erop neer dat er inderdaad sprake moet zijn van een schending van hoger EU-recht. Wordt er aan al deze voorwaarden voldaan, dan kan de bepaling succesvol nietig worden verklaard.

 

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1540 1