
Collegeaantekeningen Inleiding Criminologie
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.
Basiscollege FSW 1 13-09-2012
Rechtsgebieden
In de basiscolleges worden de rechtsgebieden publiekrecht en privaatrecht behandelt. Privaatrecht, ook wel civiel recht, regelt de verhouding tussen burgers onderling, waarbij het procesinitiatief bij beide partijen ligt. Publiekrecht regelt de verhouding tussen de overheid en de burgers, en tussen overheidsorganen onderling. Bij publiekrecht ligt het procesinitiatief bij de overheid. Bij privaatrecht zijn beide partijen dus gelijkwaardig en bij publiekrecht niet.
Publiekrecht kan onderverdeeld worden in staatsrecht, bestuursrecht en strafrecht. Staatsrecht is de juridische basis voor bevoegdheden van overheidsorganen, een voorbeeld is de grondwet. Bestuursrecht geeft regels aan overheidsorganen (Algemene Wet Bestuursrecht). Tegenwoordig kun je in Nederland als burger ook gestraft worden via het bestuursrecht in de vorm van een boete. Strafrecht houdt het sanctioneren van bepaald gedrag in, de overheid heeft het recht om burgers te straffen op grond van normschendingen: het OM heeft de vervolgingsmonopolie. De strafdoelen hierbij zijn 1) vergelding (‘wraak’), 2) generale preventie: normbevestiging en afschrikking, 3) sociale preventie: beveiliging en resocialisatie, en 4) reparatie: genoegdoening voor het slachtoffer, herstel in de oude toestand. De middelen die hiervoor gebruikt worden zijn straffen, wat een gevolg kan zijn van vergelding, generale preventie en speciale preventie, en maatregelen, wat een gevolg kan zijn van speciale preventie en reparatie. Strafrecht moet gezien worden als een ultimum remedium, een laatste redmiddel. Men moet terughoudend zijn met straffen, strafrecht geldt grotendeels als waarschuwing.
Rechtsbronnen
Het recht in Nederland bevat van nationale oorsprong de wet, de belangrijkste bron, onder te verdelen in de formele ‘hoge’ wet en de materiële ‘lage’ wet, en jurisprudentie, een verzameling van alle rechtelijke uitspraken gedaan in het hoogste rechtsprekende orgaan van Nederland: de Hoge Raad. Het recht in Nederland bevat ook verdragen van internationale oorsprong (waarvan de belangrijkste de EVRM is, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) en jurisprudentie van het hoogste internationale rechtsprekende organen: de internationale gerechten, zoals bijvoorbeeld het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Materieel en formeel strafrecht
Strafrecht valt uiteen in het materiële strafrecht en het formele strafrecht. Het materiële strafrecht bepaalt welke gedragingen onder welke omstandigheden strafbaar zijn en welke personen daarvoor kunnen worden gestraft. Materieel strafrecht vind je in het Wetboek van Strafrecht (afgekort Sr), de Opiumwet, de Wegenverkeerswet, de Algemene Wet ter Inzake de Rijksbelasting, de Wet Wapens en Munitie, etc.. Er bestaat een onderscheid tussen het algemene / commune en het bijzondere strafrecht. Het formele strafrecht, ook wel het strafprocesrecht, bevat de voorschriften die bepalen langs welke weg het strafrecht zich dient te verwerkelijken: opsporing, vervolging en berechting. Het formele strafrecht is opgenomen in het Wetboek van Strafvordering (afgekort Sv).
Opbouw strafbepaling
De strafbepaling bestaat uit 1) de delictsomschrijving: welke materiële norm moet worden nageleefd, deze mag niet worden geschonden, 2) de normadressaat: voor wie het geldt, en 3) de strafbedreiging: de straf die erop staat.
Voorbeeld: Art. 289 Sr (Moord): Hij die opzettelijk en met voorbedachte rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Delictsomschrijving: hij die opzettelijk en met voorbedachte rade een ander van het leven berooft. Normadressaat: hij. Strafbedreiging: levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Een strafbaar feit moet aan 4 voorwaarden voldoen, ook wel het vierlagenmodel.
1) Het moet een menselijke gedraging zijn. Menselijke gedragingen kunnen uitgevoerd worden door natuurlijke personen, maar ook door rechtspersonen. Een gedraging is handelen, een commissiedelict, of nalaten, een omissiedelict.
2) Het moet binnen een delictsomschrijving vallen. Het legaliteitsbeginsel, art. 1 Lid 1 Sr: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Hierbij geldt de term lex scripta, het moet in de wet staan. In tegenstelling tot zogenaamde “common law” landen (VS, UK), kan gewoonterecht of jurisprudentie geen ‘directe’ bron zijn van strafrecht. Ook geldt lex certa hier: de wet moet duidelijk zijn. Dit is lastig door het gebruik van vele ‘open’ termen. De jurisprudentie bepaalt de reikwijdte van deze termen, zoals bijvoorbeeld “mishandelen”, “uitlokken”, “samenspannen” en “opzet/schuld”. Hiernaast bestaat er een verbod op analogie, wat betekent dat men niet grondregels mag destilleren. Extensieve interpretatie is echter wel toegestaan via grammaticale, wethistorische, wetsystematische of teleologische interpretatie. Grammaticale / taalkundige interpretatie betekent dat de tekst van de wet zo letterlijk mogelijk genomen wordt. Wethistorische interpretatie betekent dat wordt teruggegrepen op de totstandkoming van een wet, zodat de ‘bedoeling’ van de wetgever kan worden gevolgd. Systematische interpretatie betekent dat de precieze betekenis van een bepaalde bepaling kan worden achterhaald door deze te bekijken in samenhang met andere bepalingen in dezelfde wet. Teleologische interpretatie betekent dat het doel van een wet als richtsnoer genomen wordt waarbij ook rekening kan worden gehouden met nieuwe omstandigheden waar de wetgever geen weet van had of niet aan gedacht had. Voorbeelden van extensieve interpretatie zijn te vinden bij het Elektriciteitsarrest in 1921 en het Veemarktarrest in 1919. Ook mag er geen sprake zijn van terugwerkende kracht, op het moment dat je het doet moet het strafbaar zijn. Een uitzondering hierop is terugwerkende kracht in het voordeel van de verdachte. Dit is wel toegestaan volgens art. 1 lid 2 Sr.: Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast. Dit geldt bijvoorbeeld bij oorlog en genocide. Er zijn vier typen delictomschrijvingen: misdrijven, dit zijn vaak rechtsdelicten; overtredingen, dit zijn vaak wetsdelicten en minder strafbare feiten; commissiedelicten, handelen is strafbaar (materieel rechtelijk); en omissiedelicten, nalaten is strafbaar (materieel rechtelijk).
3) Het moet wederrechtelijk zijn: in strijd met het recht. En 4) aan schuld te wijten.
Basiscollege FSW 2 20-09-2012
Uit basiscollege 1: een strafbaar feit is 1) een menselijke gedraging 2) die valt binnen een wettelijke delictsomschrijving, 3) die wederrechtelijk is, en 4) aan schuld te wijten.
Strafuitsluitingsgronden
Wederrechtelijkheid gaat over de daad, deze kan soms gerechtvaardigd zijn. Een rechter kan dan besluiten geen straf op te leggen: rechtvaardigingsgronden, of omdat het niet aan schuld te wijten is: schulduitsluitingsgronden.
Rechtvaardigingsgronden
De wettelijke rechtvaardigingsgronden zijn:
1) Noodweer. Art. 41 lid 1 Sr: Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Vereisten hierbij zijn dat het onmiddellijk dreigend gevaar betreft; het om verdediging tegen aantasting van lijf, eerbaarheid of goed gaat (echter niet als het goed meegenomen wordt, alleen als het vernield wordt); en geboden of noodzakelijke verdediging betreft, wat betekent dat de de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden mogen worden. Proportionaliteit houdt in dat er geen wanverhouding mag bestaan tussen de intensiteit van de aanval en de intensiteit van de verdediging. Subsidiariteit betekent dat er voor de minst schadelijke weg gekozen moet worden. Waar ook rekening mee wordt gehouden is of er sprake is van dolus of culpa in causa. Als je jezelf opzettelijk of verwijtbaar in een positie brengt waarbij noodweer voorzienbaar is, bijvoorbeeld het op zoek gaan naar een groep mensen waar je ruzie mee hebt en daarmee uitlokken dat ze je aanvallen, kun je toch vervolgd worden omdat je schuld aan de oorzaak hebt.
2) Overmacht door noodtoestand (volgt uit jurisprudentie).
Art. 40 Sr: Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedwongen.
Vereisten hierbij zijn dat het acute of concrete nood betreft; het een conflict van plichten betreft, het naleven van de strafwet versus de rechtvaardigende norm; dat de verdachte de juiste keuze in het conflict van plichten maakt: proportionaliteitseis, (kiezen voor het zwaarstwegende belang); en er geen goed alternatief voorhanden was: subsidiariteit. Ook hier wordt bekeken of er sprake is van dolus of culpa in causa, zoals dronken in een auto stappen.
3) Bevoegd gegeven ambtelijk bevel.
Art. 43 lid 1 Sr: Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag.
Bij een bevoegd gegeven ambtelijk bevel gaat het om een structurele of incidentele zeggenschapsrelatie, bijvoorbeeld tussen directeur en werknemer. MAAR de bevolen persoon houdt ten allen tijde zijn / haar eigen verantwoordelijkheid en mag nooit klakkeloos een bevel volgen zonder na te denken over de urgentie en de gevolgen.
4) Wettelijk voorschrift.
Art. 42 Sr: Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.
Rechtsnormen kunnen botsen. In dat geval kan men denken aan proportionaliteit en subsidiariteit. Mag je bijvoorbeeld schieten op een vluchtende dief? Bij diefstal is het misschien niet noodzakelijk, moord zou wel een reden kunnen zijn. Volgens de subsidiariteitseis: schieten of kun je er niet gewoon achteraan rennen?
Ongeschreven: 5) Het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Dit is een ongeschreven rechtvaardigheidsgrond. Door een artikel te overtreden tegemoet komen aan dat wat aan ten grondslag ligt aan de wet.
Schulduitsluitingsgronden
De wettelijke schulduitsluitingsgronden zijn:
1) Noodweerexces.
Art. 41 lid 2 Sr: Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.
Deze schulduitsluitingsgrond kan alleen als verdediging worden gebruikt bij overschrijding van de proportionaliteitseis. Ook moet er sprake zijn van dubbele causaliteit: door de aanranding ontstaat een hevige gemoedstoestand waardoor je disproportioneel reageert. Er zijn 3 typen van noodweerexces:
Intensief exces, wat betekent dat je te overdreven reageert.
Extensief exces, wat betekent dat je te lang doorgaat.
Tardief exces, wat betekent dat je pas begint als de aanranding afgelopen is.
Daarnaast houdt garantenstellung in dat persoonlijke omstandigheden van de dader een belangrijke rol spelen, zoals leeftijd, functie, geslacht enzovoort. Een militair is er bijvoorbeeld op getraind en op voorbereid om aan te vallen en zou rustig moeten kunnen reageren. Ook bij noodweerexces wordt gekeken naar dolus of culpa in causa.
2) (Overmacht in de zin van) psychische overmacht (volgt uit jurisprudentie).
Art. 40 Sr: Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedwongen.
Overmacht betekent een kracht, drang of dwang waartegen men redelijkerwijs geen weerstand hoeft te bieden onder de aanwezigheid van nijpende externe omstandigheden. Ook bij psychische overmacht wordt gekeken of er sprake is van culpa in causa, of er wordt voldaan aan de proportionaliteit- en subsidiariteiteis en geldt de garantenstellung.
3) Ontoerekeningsvatbaarheid.
Art. 39 Sr: Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend.
Om erachter te komen of er sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid worden er drie vragen gesteld: 1. Heeft de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis ten tijde van het strafbare feit?
2. Is het strafbare feit daarvan geheel of gedeeltelijk een uitvloeisel?
3. Moet op die grond het feit aan de verdachte niet worden toegerekend?
Dit wordt onderzocht op basis van forensische gedragskundige. Verminderde toerekeningsvatbaarheid is geen schulduitsluitingsgrond.
4) Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel.
Art. 43 lid 2 Sr: Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het door de ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming daarvan binnen de kring van zijn ondergeschiktheid was gelegen.
“Befehl ist befehl“ is een veelgebruikte uitspraak na WOII en betekent dat men niet klakkeloos moet volgen maar kritisch moet blijven.
Ongeschreven: 5) AVAS. Dit is een ongeschreven schulduitsluitingsgrond en geldt bij afwezigheid van alle schuld. Een voorbeeld is het luisteren naar foute informatie van een autoritair persoon, waarbij je je niet bewust bent of kan zijn van de fout die je maakt.
Bijzondere strafuitsluitingsgronden
Bijv. Art. 280 Sr: 1. Hij die opzettelijk een minderjarige die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergt of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Het voorgaande is niet van toepassing op
A. hem die de raad voor de kinderbescherming onverwijld de verblijfplaats van de minderjarige meedeelt; of
B. de zorgaanbieder, bedoeld in artikel 1, onder g, van de Wet op de jeugdzorg, die op grond van artikel 41 van die wet van de provincie subsidie ontvangt en handelt overeenkomstig de krachtens artikel 3, vijfde lid gestelde regels;
C. hem die handelt in het kader van zorgvuldige hulpverlening aan de minderjarige.
Deelnemingsvormen
Plegen: de pleger is de dader.
Medeplegen: er is sprake van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking en er is sprake van dubbel opzet: de opzet om mee te doen en dit met hetzelfde doel. Hierbij zijn er 3 vormen mogelijk. Plegen-plegen, waarbij beide personen schuldig zijn aan hetzelfde feit; plegen-medeplegen, waarbij de ene het strafbare feit uitvoert en de ander erbij aanwezig is; en medeplegen-medeplegen, waarbij de ene dader bijvoorbeeld heeft ingebroken en de andere dader vervolgens spullen heeft gestolen.
Uitlokking: art. 47 lid 1 sub 2 en lid 2 Sr:
Zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
2. Ten aanzien van de laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt, benevens hun gevolgen.
Bij uitlokking moet er sprake zijn van een uitlokkingsmiddel, zoals bijvoorbeeld een huurmoordenaar, en van psychische causaliteit, wat inhoudt dat de uitvoerder ertoe is aangezet door de uitlokker. Daarnaast moet er sprake zijn van dubbel opzet van de auctor intellectualis, de uitlokker. “Benevens hun gevolgen”: de uitlokker is niet verantwoordelijk voor een moord door de uitvoerder als de uitlokking om beroving ging, maar in dat geval wel schuldig aan de uitlokking zelf. De straf van de uitvoerder wordt niet lager als het om uitlokking gaat, tenzij de uitvoerder minderjarig is, het om bedreiging gaat etc..
Doen plegen: iemand teweegbrengen dat een ander een strafbaar feit uitvoert waarbij sprake is van dubbel opzet. Het verschil met uitlokking is dat de uitvoerder niet strafbaar is (maar een willoos werktuig in handen van een ander was) en niet gebonden was aan bepaalde middelen.
Medeplichtigheid: valt niet onder het begrip ‘dader’, er is wel sprake van dubbel opzet.
Art 49 lid 1 Sr: Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd.
Er zijn 3 soorten medeplichtigheid:
Medeplichtigheid tot: ervoor, bijvoorbeeld inlichtingen / wapens.
Medeplichtigheid bij: bijvoorbeeld de ladder vasthouden bij brandstichting.
Medeplichtigheid na: bijvoorbeeld de bestuurder van de vluchtauto zijn.
Basiscollege FSW 3 27-09-2012
Procesdeelnemers
De procesdeelnemers zijn de verdachte; de raadsman; de getuige; de deskundige; de benadeelde partij; het slachtoffer; de rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad; het Openbaar Ministerie; de opsporingsambtenaar; de reclassering en de rechter-commissaris.
Verdachte
De onschuldpresumptie is een grondbeginsel van het Nederlandse strafrecht, dat bepaalt dat je onschuldig bent tot het tegendeel is bewezen.
Artikel 27 lid 1 en 2 Sv: 1. Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit.
2. Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wien de vervolging is gericht.
Een verdachte mag alleen vervolgd worden bij redelijk vermoeden van schuld.
Rechten van de verdachte
Art. 29 lid 1 en lid 2 Sv: 1. In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de verhoorende rechter of ambtenaar zich van alles wat de strekking heeft eene verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd. De verdachte is niet tot antwoorden verplicht.
2. Voor het verhoor wordt de verdachte medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.
Het zwijgrecht heeft 2 uitvloeisels, omdat het behalve het zwijgen zelf ook het pressieverbod inhoudt (art. 29 lid 1 Sv), wat betekent dat niemand kan worden gedwongen om tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te leggen. Dit staat in de juridische praktijk bekend als het 'verbod op zelfincriminatie' (nemo tenetur se ipsum accusare).
De cautie (art. 29 lid 2 Sv) is de mededeling aan een verdachte dat deze het recht heeft om te zwijgen. Volgens art. 30 e.v. Sv heeft de verdachte recht op inzage van de processtukken.
Procesfasen
Er wordt begonnen met een voorbereidend onderzoek. In week 4 vindt het onderzoek ter terechtzitting plaats, en in week 5 en 7 de beraadslaging en uitspraak hiervan. Rechtsmiddelen worden in week 7 toegepast. De procesfasen vanaf week 4 maken deel uit van de eindonderzoek.
Voorbereidend onderzoek
Het voorbereidend onderzoek begint met een verkennend onderzoek, waarna een opsporingsonderzoek volgt.
Art. 132a Sv: Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Binnen een gerechtelijk vooronderzoek kunnen een aantal handelingen door de rechter-commissaris worden verricht. De rechter-commissaris kan getuigen horen, of deskundigen benoemen die een rapportage over de verdachte op moeten stellen.
De opsporingsambtenaren die bij het voorbereiden onderzoek te pas komen zijn de algemene opsporingsambtenaren (art. 141 Sv) en de buitengewone opsporingsambtenaren (art. 142 Sv).
Opsporingsbevoegdheden
Ten aanzien van personen: staande houden, aanhouden, inverzekeringstelling, voorlopige hechtenis, onderzoek aan de kleding, onderzoek aan en in het lichaam en DNA-onderzoek.
Ten aanzien van voorwerpen: inbeslagneming.
Ten aanzien van plaatsen: betreding van plaatsen en doorzoeking van plaatsen.
Bijzondere opsporingsbevoegdheden: infiltratie, pseudo-koop en pseudo-dienstverlening, stelselmatige observatie en opnemen van telecommunicatie en van vertrouwelijke communicatie
Proceshandelingen
Legaliteitsbeginsel → Art. 1 Sv: Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.
Art 126h lid 1 en 2 Sv (infiltratie in criminele organisatie):
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, deelneemt of medewerking verleent aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd.
De opsporingsambtenaar mag bij de tenuitvoerlegging van het bevel een persoon niet brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.
Bestanddelen
- Handeling
- Bevoegde
- Bevoegdheidsvoorwaarden
Beginselen van een behoorlijke procesorde
Beginsel van redelijke en billijke belangenafwijking
Proportionaliteit en subsidiariteit
Beginsel van zuiverheid oogmerk
Verbod van détournement de pouvoir
Vertrouwensbeginsel
Gelijkheidsbeginsel
Rechter-commissaris
De rechter commissaris leidt het gerechtelijk vooronderzoek. Daarnaast is hij de enige met autoriteit die de bewaring van een verdachte kan bevelen. Hij mag een woning of een kantoor van een verschoningsgerechtigde doorzoeken of in beslag nemen (‘getrapte’ bevoegdheid)
Machtiging van bepaalde bevoegdheden
Bijv. telefoontap
Het project van aanhouden naar strafzitting
- Ophouden voor onderzoek 15 uur (6 + 9 uur)
- Inverzekeringstelling 6 dagen (3 + 3 dagen)
- Inbewaringstelling 14 dagen
- Gevangenhouding 90 dagen (3 keer 30 dagen)
Documentaire: verdacht en voorlopig vast.
Basiscollege FSW 4 04-10-2012
Dagvaarding
Een dagvaarding is een schriftelijke oproep om voor de rechtbank te verschijnen en is het scharnierpunt tussen voorbereidend en afsluitend onderzoek.
Een dagvaarding heeft 4 functies:
1) Aanduiding persoon van de verdachte;
2) Oproep van de verdachte om te verschijnen voor de rechter op de aangegeven plaats en op het aangegeven tijdstip;
3) Beschuldigen van de verdachte;
4) Informeren van de verdachte omtrent een aantal strafprocessuele rechten die hem toekomen.
Een dagvaarding moet tijdig afgeleverd worden, het liefst persoonlijk.
De eisen van artikel 261 Sv:
De dagvaarding behelst een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn; verder vermeldt zij de wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld.
Zij behelst tevens de vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.
De beschuldiging van de verdachte (functie 3) is de tenlastelegging. Deze heeft een dubbele verwijzingsfunctie: naar een bepaalde historische gebeurtenis en naar een wettelijke delictsomschrijving. De inzet van het geding wordt hiermee grotendeels gefixeerd, de rechter kan het niet veranderen. De speelruimte van de rechter wordt dus vastgesteld door de officier van justitie en volgt uit jurisprudentie. Er wordt lang niet altijd maximale duidelijkheid in een tenlastelegging bereikt omdat de misdaad zo ruim mogelijk omschreven moet worden. Bijvoorbeeld als er een fiets wordt gestolen. Misschien is het wel een veelpleger, en welke fiets dan? De tijd die in de dagvaarding moet staan hoeft niet al te specifiek te zijn, ’16:05’ kan niet precies bewezen worden.
Samengestelde tenlasteleggingen
In een cumulatieve tenlastelegging staan meerdere strafbare feiten (delicten) omschreven. Als dit allemaal in 1 tenlastelegging staat is het een impliciete cumulatieve tenlastelegging. Als het opgesomd wordt in meerdere tenlasteleggingen is het een expliciete tenlastelegging. Bijvoorbeeld 1. diefstal, 2. vandalisme.
De primair-subsidiair-tenlastelegging houdt in dat er bijvoorbeeld primair moord ten laste wordt gelegd, maar omdat dit niet zeker is subsidiair doodslag ten laste wordt gelegd. Er bestaat ook nog meer / meest subsidiair: is er sprake van opzet? Zo niet, is het dood door schuld. Is er niet eens sprake van schuld? Dan wordt de verdachte vrijgesproken.
In een alternatieve tenlastelegging wordt de verdachte beschuldigd van of de ene misdaad, of de andere misdaad. Bijvoorbeeld diefstal en heling. Hierbij wordt de volgorde aangehouden van primair en subsidiair.
Het onderzoek ter terechtzitting
Te vinden in Art. 268 e.v. Sv. Volgens de wet van Openbaarheid (art. 121 Grondwet, art. 6 EVRM) moet er sprake zijn van externe openbaarheid, waarbij de rechtszaal toegankelijk is voor publiek als ‘controle’ en interne openbaarheid, wat betekent dat procesdeelnemers toegang tot het dossier moeten hebben. Hiernaast moet er een equality of arms bestaan. Dit houdt in dat de verdachte recht heeft op een juridisch arsenaal, dezelfde ‘wapens’ als de officier van justitie. Het onmiddellijkheidsbeginsel betekent dat getuigen wel moeten kunnen spreken in de rechtszaal. De rechter heeft een actieve / leidende rol, hij of zij is actief op zoek naar de materiële waarheid.
Verloop van de zitting
Uitroepen van de zaak art. 270 Sv
Identiteit, oplettendheid, cautie art. 273 Sv
OvJ draagt de zaak voor art. 284 Sv
Ondervraging van de verdachte art. 286 Sv
Verhoor getuigen art. 287 Sv e.v
Deskundigen art. 299 Sv
Spreekrecht slachtoffer/nabestaande art. 302 Sv
Requisitoir art. 311 lid 1 Sv
Pleidooi art. 311 lid 2 Sv
Repliek en dupliek art. 311 lid 3 Sv
Laatste woord art. 311 lid 4 Sv
Sluiting van het onderzoek ` art. 345 Sv
Cautie = het recht om te zwijgen.
Repliek = van de verdachte.
Dupliek = van de advocaat.
Laatste woord = van de verdachte.
Basiscollege FSW 5 11-10-2012
Beslissingsschema (art. 348/350 Sv)
Formele vragen
Art. 348 Sv: De rechtbank onderzoekt op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting de geldigheid der dagvaarding, hare bevoegdheid tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de ontvankelijkheid van den officier van justitie en of er redenen zijn voor schorsing der vervolging.
1) Geldigheid dagvaarding:
Externe geldigheid: houdt de dagvaarding zich aan de betekenisvoorschriften? Is de dagvaarding goed aangekomen bij de verdachte?
Interne geldigheid: bevat de dagvaarding op juiste manier de vier functies? Draait om de inhoud van de tenlastelegging (art. 261 Sv). Als de dagvaarding niet op geldige wijze uitgereikt is weet de verdachte misschien niet waar en wanneer hij verwacht wordt. Als de dagvaarding niet feitelijk genoeg is kan de verdachte zich niet goed voorbereiden op de verdediging. In deze gevallen wordt de dagvaarding nietig verklaard. Als de dagvaarding geen tijd of plaats bevat of deze niet juist is, wordt de dagvaarding opnieuw geschreven maar is de inhoud nog steeds geldig. Als er ergens in de dagvaarding sprake is van een kennelijke typefout (bijvoorbeeld Ansterdam in plaats van Amsterdam), verliest de dagvaarding haar geldigheid niet.
2) Bevoegdheid rechtbank: de absolute competentie heeft betrekking op wat voor soort rechter de zaak krijgt, de relatieve competentie bepaalt op welke plaats de zaak wordt behandeld. Dit gebeurt meestal op de plaats waar feit is begaan of de woonplaats van de verdachte (art. 2-6 Sv), maar kan ook in een andere stad plaatsvinden.
3) Ontvankelijkheid Officier van Justitie: er bestaan enkele vervolgingsbeletselen die de Officier van Justitie kunnen beletten om de verdachte te vervolgen:
- Ne bis in idem: dit betekent dat een verdachte niet twee keer voor hetzelfde feit vervolgd of gestraft mag worden.
- Leeftijd: onder de 12 mag je niet vervolgd worden in Nederland, kinderen van jongere leeftijden kunnen nog niet in strafrechtelijke zin verantwoordelijk gehouden worden.
- Verjaring: in Nederland gebeurt verjaring naar ernstigheid van de misdaad, moord kan bijvoorbeeld niet meer verjaren.
- Overlijden: doden kunnen niet vervolgd worden.
- Transactie: een boete in plaats van een straf, in dit geval mag de verdachte ook ervoor kiezen deze boete niet te accepteren en bijvoorbeeld in hoger beroep te gaan. Over een tijdje komt hiervoor strafbeschikking in de plaats.
- Klacht: als er geen klacht ingediend is mag de Officier van Justitie niet vervolgen. Niet alleen het slachtoffer mag aangifte doen, ook omstanders etc..
4) Schorsing vervolging: komt bijvoorbeeld voor als de verdachte een zodanige geestelijke stoornis heeft dat hij de gevolgen van zijn eigen daden niet begrijpt (art. 14-16 Sv).
Komen er bij deze 4 vragen geen problemen naar voren? Dan wordt verdergegaan met de materiële vragen.
Materiële vragen
Art. 350 Sv: Indien het onderzoek in artikel 348 bedoeld, niet leidt tot toepassing van artikel 349, eerste lid, beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de vraag of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan, en, zoo ja, welk strafbaar feit het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert; indien wordt aangenomen dat het feit bewezen en strafbaar is, dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van den verdachte en over de oplegging van straf of maatregel, bij de wet bepaald.
1) Bewijs: is de tenlastelegging bewezen? De zogenaamde grondslagleer houdt in dat de rechter ook tot de tenlastelegging is beperkt. Hij onderzoekt waar en wanneer de diefstal heeft plaatsgevonden, en ook of de verdachte de diefstal heeft gepleegd. De officier van justitie draagt de bewijslast: hij moet bewijzen dat het strafbare feit zich heeft afgespeeld volgens de tenlastelegging. Als dit door een fout in de tenlastelegging mislukt mag hij eventueel een wijziging van de tenlastelegging vorderen (art. 313 Sv). Dit gaat om fouten als de verkeerde plaatsnaam, bijvoorbeeld als in de tenlastelegging staat dat het delict in Rotterdam plaatsvond, maar dit vond plaats in Amsterdam dan mag het gewijzigd worden. Deze wijzigingen mogen tot in Hoger Beroep. Het strafbare feit zelf mag niet gewijzigd worden, de Officier van Justitie kan dus niet een verdachte die beschuldigd werd van diefstal niet opeens beschuldigen van mishandeling. Het vonnis bevat de beslissing dat het ten laste gelegde feit bewezen is of de einduitspraak is vrijspraak.
2) Kwalificatie: valt het bewezen verklaarde binnen een wettelijke delictsomschrijving? De tenlastelegging moet alle bestanddelen van een wettelijke delictsomschrijving bevatten. Dit is volgens het legaliteitsbeginsel dat inhoudt dat een persoon alleen gehouden kan worden aan wetsbepalingen die al bestonden op het moment dat die persoon datgene doet waarop die wet betrekking heeft. Voorbeeld: Hij op of omstreeks 10 maart 2010 te Dordrecht opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] (met een riem) gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. Artikel 289 Sr.
Het vonnis bevat de beslissing dat bewezen feit binnen een wettelijke delictsomschrijving valt of de einduitspraak is ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR).
3) Strafuitsluitingsgronden: zijn feit en verdachte strafbaar? Is het wederrechtelijk? Is het verwijtbaar? ‘Wederrechtelijk’ als bestanddeel en ‘culpa’ als bestanddeel. Het vonnis bevat de beslissing dat feit en dader strafbaar zijn of de einduitspraak is ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR). Uitzondering: indien de delictsomschrijving het bestanddeel wederrechtelijkheid of schuld bevat volgt er vrijspraak!
Doodslag:
Art. 287 Sr: Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Bestanddelen:
- Opzettelijk
- Een ander van het leven beroven
Diefstal:
Art. 310 Sr: Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Bestandelen:
Enig goed
Dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort
Wegnemen
Met het oogmerk van toe-eigening
Wederrechtelijk
4) Straf of maatregel:
Volgt in het basiscollege van week 7
Einduitspraken
N.a.v. formele vragen art. 348 Sv → art. 349 lid 1 Sv:
Nietigheid dagvaarding
Onbevoegdheid rechter
Niet-ontvankelijkheid OvJ
Schorsing vervolging
N.a.v. materiële vragen art. 350 Sv → art. 351-352 Sv:
Vrijspraak
Ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR)
Oplegging straf/maatregel
Basiscollege FSW 6 18-10-2012
Film: Bella Bettien.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1701 |
Add new contribution