BEN AMRAN - SILVERSTEYN - Arrest

BEN AMRAN - SILVERSTEYN, NJ 1989/251, HR 15 april 1988

CASUS
Uitingen van de werknemer die door de werkgever als een ontslagneming mochten worden opgevat. Onderzoeksplicht van werkgever? Feitelijke oordelen. Aan een beroep op nadeelsvereiste door de werknemer moet ten grondslag worden gelegd dat hij op het moment van deze uitingen niet in staat was zijn wil te bepalen.

ONTSLAG-PROBLEMATIEK
Met betrekking tot de opzegging bij arbeidsovereenkomsten overweegt de HR onder meer:
'Zoals hiervoor is gebleken, heeft de Rb in het midden gelaten of Ben Amran de bedoeling had op staande voet ontslag te nemen, maar wel geoordeeld dat Silversteyn zijn uitlatingen als zodanig heeft opgevat en heeft mogen opvatten.

In verband met de ingrijpende gevolgen die een dergelijke eenzijdige ontslagneming voor een werknemer heeft, kunnen de eisen van de goede trouw meebrengen dat de werkgever, hoezeer hij de desbetreffende uitingen als een ontslagname heeft opgevat en heeft mogen opvatten, de werknemer toch niet aan de ontslagneming mag houden indien hij niet in gerechtvaardigd vertrouwen op die uitingen iets heeft gedaan of nagelaten waardoor hij bij de ongedaanmaking van een ontslag in een ongunstigere toestand zou zijn gekomen dan waarin hij zonder die ontslagneming zou hebben verkeerd. Of dat het geval is, hangt af van de omstandigheden van het gegeven geval. De Rb heeft dat miskend. Blijkens hetgeen zij onder 4 heeft overwogen, is de rechtbank immers uitgegaan van de regel dat indien sprake is van een ontslagneming door de werknemer, op voorstel van de werkgever, de werkgever de werknemer aan die ontslagneming mag houden, onverschillig of hij in het vertrouwen daarop iets heeft gedaan of nagelaten waardoor hij bij ongedaanmaking in een nadeligere positie zou komen. Die regel kan in zijn algemeenheid niet als juist worden aanvaard'