Aspiratiereferentiegroepen | We zouden van deze groep graag lid zijn, maar zijn het nog niet. Celebrities zijn vaak zo’n voorbeeld, qua levensstijl en eigenschappen |
Associatieve referentiegroepen | Dit zijn de groepen waar we daadwerkelijk bij horen. Denk hierbij aan familie en vrienden, maar ook aan leeftijdsgenoten. Een voorbeeld is een merkgemeenschap. Dit is een groep die elkaar gevonden heeft, omdat ze van hetzelfde merk houden |
Bekendheid | In sommige groepen ken je bijna alle leden, zoals je familie. Andere groepen zijn minder bekend, zoals de individuen waarmee je op de universiteit zit |
Coercive power | De macht om te belonen en te bestraffen. De groepscohesie en de homogeniteit van de groep zijn een indicator voor deze vorm van macht |
Conformeren | Houdt in dat het individu zich gedraagt net zoals de groep |
Consumentensocialisatie | Het proces waarbij we leren hoe we consument worden, de waarde van geld leren kennen, het belang van sparen en uitgeven leren en leren hoe en waar we welke producten moeten kopen. Dit proces functioneert als een bron van kennis voor de consument |
Dissociatieve referentiegroepen | Dit zijn groepen waar we juist niet bij willen horen |
Door in the face-techniek | De verkoper doet hierbij eerst een zeer groot, buitensporig verzoek, waartegen de consument “nee” zal zeggen. Daarna volgt een kleiner, meer realistisch verzoek, waartegen de consument dan moeilijk “nee” kan zeggen |
Even a penny helps-tactiek | De consument een zeer klein verzoek doen en hem er vervolgens van overtuigen dat hij een waardevolle bijdrage heeft geleverd |
Foot in the door-techniek | Dit houdt in dat de verkoper eerst de consument overhaalt om een klein product te kopen of een klein beetje toe te geven en vervolgens een steeds groter verzoek doet |
Formaliteit | Sommige groepen zijn officieel in het leven geroepen en kennen regels die bij het groepslidmaatschap horen. Andere groepen ontstaan spontaan |
Homogeniteit | De gelijkheid van groepsleden kan sterk variëren. Wanneer de groep homogeen is, is de invloed van deze referentiegroep het grootst |
Identificatie | Wanneer de identificatie met de groep laag is, zal het individu deze niet zo snel gebruiken als referentiegroep |
Mate van contact in groep | Het contact kan direct en intensief, maar ook indirect en zeldzaam zijn. Met primaire referentiegroepen hebben we face-to-face contact, met secundaire referentiegroepen alleen indirect |
Mond-tot-mondreclame | Geeft de meest persoonlijke niet-marketingboodschap en heeft dan ook veel invloed op de beslissing van de consument, want dit wordt als geloofwaardig gezien |
Normatieve invloed | Zorgt ervoor dat groepsleden vaak dezelfde merken kopen als hun groepsgenoten. Normatieve invloed brengt voor groepsleden een druk met zich mee om zich te conformeren |
Normen | Collectieve beslissingen over welk gedrag goed- of afgekeurd wordt. Het gevolg van normatieve invloed is dat consumenten gestraft worden als ze zich niet aan de norm houden |
Opinieleiders | De schakel tussen massamedia en de mening van het individu. Ze hebben expertise en kunnen informatie uit de eerste hand geven over hun expertisegebied. Ze hoeven niet bekend te zijn |
Sterkte van de band | Met sommige groepsleden heb je een sterke band, met andere een minder sterke |
Valentie van informatie | Geeft aan of informatie positief of negatief is |
Verkoper | Geeft een meer persoonlijke boodschap dan massamedia, kan gebruikt worden om kennis te vergaren en om begeleiding bij de aankoop te geven. Dit geeft dus de mogelijkheid om de communicatie twee kanten op te laten verlopen |
Add new contribution