Recht en bestuur - Thema
- 13264 reads
Een personenvennootschap is een samenwerkingsovereenkomst die wettelijk drie vormen kan hebben, namelijk de maatschap, de vennootschap onder firma (hierna: VOF) en de commanditaire vennootschap (hierna: CV). De wettelijke regeling van de maatschap staat in Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek en die van de VOF en de CV staan in het Wetboek van Koophandel.
Een personenvennootschap is een samenwerkingsovereenkomst tussen twee partijen, ook wel vennoten genoemd. Op een VOF zijn ook de bepalingen van de maatschap van toepassing, met de gedachte dat de regeling over de VOF afwijkende en/of aanvullende bepalingen bevat voor de VOF die dan voorgaan boven de bepalingen van de VOF. Ook op een CV zijn de bepalingen van de maatschap van toepassing. De partijen bij een overeenkomst van maatschap, VOF of CV kunnen rechtspersonen zijn, maar ook natuurlijke personen of een combinatie hiervan. Een maatschap wordt in art. 7a:1655 BW gedefinieerd, de VOF in art. 16 WvK en de CV in art. 19 lid 1 WvK.
Er zijn twee categoriseringen in het personenvennootschapsrecht die een grote rol spelen, namelijk het verschil tussen bedrijf en beroep en het verschil tussen de uitoefening van dat beroep of bedrijf die stil gebeurt en de uitoefening van dat beroep of bedrijf die openbaar gebeurt. Wanneer de samenwerking in een personenvennootschap stil gebeurt, er wordt niet onder één naam naar buiten getreden, er is dan sprake van een maatschap. Als de samenwerking openbaar gebeurt, er wordt dan onder één naam naar buiten getreden, en er wordt een beroep uitgeoefend, dan blijft er sprake van een maatschap. Maar wordt er een bedrijf uitgeoefend, dan is er sprake van een VOF of CV.
Van beroepsuitoefening is sprake als bij de ‘afnemers’ de persoonlijke kwaliteiten van de vennoten een belangrijke rol spelen en er tussen hen een vertrouwensband bestaat. Van bedrijfsuitoefening is sprake in alle gevallen waarin niet gesproken wordt van beroepsuitoefening.
Om te kunnen spreken van een maatschap in welke vorm dan ook, moet er wel zijn voldaan aan de voorwaarden gesteld in art. 7a:1655 BW. Deze voorwaarden zijn:
Overeenkomst
Samenwerking op voet van gelijkheid
Verdeling van voordeel
Inbreng
Gericht op het behalen van voordeel
Een personenvennootschap is dus een overeenkomst en niet een als in rechtspersoon opgerichte rechtspersoon, zoals een bv of nv. De vennoten moeten samenwerken op voet van gelijkheid, waardoor er bijvoorbeeld geen sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst. Het begrip ‘voordeel’ moet ruim worden opgevat. Het kan inhouden het streven naar winst, maar ook het streven naar het beperken van het verlies of de kosten. De inbreng is geregeld in art. 7a:1662 BW. De vennoten kunnen geld, goederen, genot van goederen en/of arbeid inbrengen. Het mag niet zo zijn dat alle voordelen maar aan één of enkele vennoten toekomen. Alle vennoten moeten meedelen in het voordeel. Zo is er geen sprake van een personenvennootschap als twee of meer personen wel iets inbrengen, maar niet meer doen dan de opbrengsten en verliezen hiervan delen.
Een personenvennootschap is een in de wet ‘gekwalificeerde’ overeenkomst. Een rechtsbetrekking is dus een personenvennootschap als de elementen hiervan kunnen worden gekwalificeerd als een personenvennootschap. Het is uiteindelijk in een gerechtelijke procedure de rechter die beslist of een rechtsbetrekking gekwalificeerd kan worden als een maatschap, VOF of CV.
HR 2 september 2011 Astense dierenartsenpraktijk (het bestaan van een maatschap): De Hoge Raad bevestigde dat er tussen een aantal dierenartsen die samenwerkten, in de loop van de tijd stilzwijgend een maatschap was ontstaan. De Hoge Raad constateert eerst dat een overeenkomst van maatschap niet schriftelijk aangegaan hoeft te worden. Het is een consensuele, vormvrije overeenkomst. Deze kan dus stilzwijgend, op grond van de gedragingen van partijen, tot stand komen. Verschillende gedragingen en verklaringen werden in aanmerking genomen en hierbij is nagegaan wat de partijen over en weer uit hieruit hebben afgeleid en redelijkerwijze mochten afleiden. De partijen hebben zich hier jegens elkaar verbonden als vennoten in een maatschapsverband.
Art. 7a:1655 BW stelt dat een vennoot geld, goederen, genot van goederen en arbeid kan inbrengen in de vennootschap. Er zijn verschillende vormen van inbreng van (genot van) goederen. Ten eerste kan je het zuivere genot van een goed inbrengen. De vennoot stelt dan het gebruiksrecht van het goed ter beschikking van de gezamenlijke vennoten, terwijl de juridische gerechtigdheid bij de inbrengende vennoot blijft. Waardeveranderingen van het goed komen hierbij voor rekening van de inbrengende vennoot. Bij beëindiging van de personenvennootschap houdt het gebruiksrecht van de gezamenlijke vennoten op en komt het goed weer ter beschikking van de inbrengende vennoot.
Ook kan een vennoot de (juridische en economische) gerechtigdheid tot een goed inbrengen. De vennoot stelt dan niet alleen het gebruiksrecht van het goed ter beschikking van de gezamenlijke vennoten, maar draagt ook het goed ook over aan de gezamenlijke vennoten. Waardeveranderingen van het goed komen hierbij voor rekening van de gezamenlijke vennoten. Bij beëindiging van de personenvennootschap houdt het gebruiksrecht van de gezamenlijke vennoten op en moeten zij het goed ‘terug’ overdragen aan de inbrengende vennoot. Inbreng van juridische gerechtigdheid tot een goed impliceert vaak ook inbreng van de economische gerechtigdheid.
Als laatste kan een vennoot ook alleen de economische gerechtigdheid tot een goed inbrengen. De vennoot telt dan het gebruiksrecht van het goed ter beschikking van de gezamenlijke vennoten. Zij draagt het goed ook niet over aan de gezamenlijke vennoten, maar de waardeveranderingen van het goed komen toch voor rekening van de gezamenlijke vennoten. Bij beëindiging van de personenvennootschap houdt het gebruiksrecht van de gezamenlijke vennoten op.
De inbreng in de vorm van geld, goederen of genot van goederen behoort toe aan de gezamenlijke vennoten in de vorm van een gemeenschap. Deze gemeenschap is omgeschreven in art. 3:166 lid 1 BW. Deze gemeenschap kan ook een ‘vennootschappelijke gemeenschap’ worden genoemd. De vennootschappelijke gemeenschap is een ‘gebonden’ gemeenschap en niet een ‘vrije’ gemeenschap, waardoor een individuele vennoot niet beschikkingsbevoegd is over haar aandeel in de gehele gemeenschap en ook niet over haar aandeel in een tot de gemeenschap behorend goed. Een vennoot kan haar aandeel daardoor niet overdragen aan een ander.
HR 9 april 2010 Faanse veehouderijmaatschap (het moment van afrekening): Bij inbreng van de juridische en economische gerechtigdheid tot een goed en bij inbreng van economische gerechtigdheid tot een goed moeten de waardeveranderingen van het goed bij beëindiging van de personenvennootschap worden verrekend tussen de vennoten. De vraag is wat de peildatum is waarop de grootte van deze verandering vastgesteld moet worden. Bij inbreng van juridische en economische gerechtigdheid tot een goed, dan is het peilmoment vaak het moment van daadwerkelijke afwikkeling. Uit dit arrest blijkt dat het peilmoment bij inbreng van alleen de economische gerechtigdheid tot een goed, het moment van ontbinding is.
Als de vennoten geen afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de winst en het verlies, gaan de artikelen 7a:1670 en 1671 BW op.
Art. 7a:1661 BW stelt dat een maatschap begint op het ogenblik van de overeenkomst, als er geen ander tijdstip is bepaald. De art. 7a:1683-1684, 1686 en 1688 BW gaan over de beëindiging van een personenvennootschap. Er worden vier manieren genoemd waarop een personenvennootschap kan eindigen:
Door verloop van de tijd voor welke de vennootschap is aangegaan.
Door het tenietgaan van een goed of de volbrenging van een handeling, die het onderwerp van de maatschap is.
Door opzegging van een van de vennoten aan de andere vennoten.
Door de dood of de curatele van een vennoot, of als hij in staat van faillissement is verklaard dan wel de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.
De vennoten kunnen voorkomen dat de personenvennootschap eindigt door middel van een voortzettingsbeding. De vennootschap blijft dan bestaan tussen de overblijvende vennoten. Er zijn vermogensbedingen mogelijk ten aanzien van de goederen die de uittredende vennoot heeft ingebracht. Een verblijvensbeding regelt dat de overgebleven vennoten tot en goed gerechtigd worden waarvan de juridische en economische gerechtigdheid is ingebracht. Bij een overnemingsbeding wordt geregeld dat de voortzettende vennoten gerechtigd worden tot een goed waarvan alleen de economische gerechtigdheid of het genot is ingebracht. Het goed moet bij beide bedingen aan de voortzettende vennoten worden overgedragen.
De rechter kan op grond van art. 7a:1684 BW een personenvennootschap ontbinden op vordering van een vennoot ‘wegens gewichtige redenen’. Deze ontbinding heeft dan terugwerkende kracht. Een VOF en CV kunnen ook zelf failliet worden verklaard. Zie hiervoor art. 1 van de Faillissementswet. De Hoge Raad heeft beslist dat faillissement van een VOF automatisch het faillissement van de vennoten inhoudt, en ook dat faillissement van een CV met één gewone vennoot hetzelfde is als faillissement van die vennoot. Faillissement van de vennoten van een VOF en de gewone CV, wanneer de VOF of de CV failliet wordt verklaard, hangt samen met het feit dat iedere vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de verbintenissen van de vennootschap.
Art. 22 van het Wetboek van Koophandel stelt dat een VOF moet worden aangegaan bij authentieke of onderhandse akte. De VOF wordt dus aangegaan bij een schriftelijke overeenkomst, maar het ontbreken van zo’n overeenkomst heeft geen gevolgen naar buiten toe. Art. 29 WvK bepaalt dat derden beschermd worden in het geval dat de vennoten van een VOF de personenvennootschap niet hebben ingeschreven in het handelsregister.
Bij een CV gaat het om de uitoefening van een bedrijf onder gemeenschappelijke naam. Een CV wordt aangegaan tussen één of meer gewone vennoten en één of meer commanditaire vennoten. Een commanditaire vennoot is verplicht tot inbreng, maar mag zich maar beperkt met de CV bemoeien. Het element ‘samenwerking’ heeft dan dus maar beperkte betekenis. Een commanditaire vennoot hoeft niet bij te dragen in het verlies van de CV, terwijl de commanditaire vennoot wel een deel van de winst ontvangt.
Er zijn twee bepalingen in het Wetboek van Koophandel die ervoor moeten zorgen dat de commanditaire vennoot niet verward wordt met de gewone vennoten en dus vooral de positie van ‘geldschieter’ inneemt. Zo bepaalt art. 20 lid 1 WvK dat het verboden is de naam van de commanditaire vennoot te gebruiken in de gemeenschappelijke naam van de CV. Het beheersverbod is neergelegd in art. 20 lid 2 WvK. Schending van één van beide bepalingen heeft tot gevolg dat de commanditaire vennoot ook hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de CV wordt.
Hof Arnhem 21 juli 2009 Sport Shop Actief CV (het beheersverbod): P. Rike was de beherend vennoot van Sport Shop Actief CV (hierna: SSA). Zijn oom, C.W. Rike en diens echtgenote waren commanditaire vennoten. Voorheen waren C.W. Rike en diens echtgenote de vennoten. P. Rike en SSP zijn failliet verklaard op 3 januari 2007. De curator heeft een vordering ingesteld tegen C.W. Rike tot betaling van het faillissementstekort van SSA dan wel tot voldoening van de schulden van SSA. De curator was van mening dat C.W. Rike het beheersverbod van art. 20 lid 2 WvK had overtreden en daardoor hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van de CV. De Rechtbank had de vordering van de curator toegewezen. Vervolgens heeft het Hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het Hof was dus ook van mening dat C.W. Rike het beheersverbod van art. 20 lid 2 WvK had overtreden.
Ondernemingen en rechtspersonen moeten worden ingeschreven in het handelsregister. De handelsregisterwet 2007 bevat echter geen zelfstandige verplichting voor de personenvennootschap. De inschrijving van een personenvennootschap in het handelsregister is dus afhankelijk van de vraag of een personenvennootschap een onderneming is of niet. Dit is vrijwel altijd het geval, omdat het Handelsregisterbesluit in art. 2 een zeer ruimte omschrijving hanteert van het begrip onderneming. Als een personenvennootschap een onderneming tot stand houdt, staat in art. 17 en 18 van het Handelsregister aangegeven welke gegevens er opgenomen moeten worden in het handelsregister.
Het besturen van een personenvennootschap komt neer op het uitoefenen van een beroep of bedrijf waarvoor de personenvennootschap is aangegaan of het geven van leiding aan die uitoefening. Hiervoor wordt ook wel de term ‘beheren’ gebruikt. De art. 7a:1673-1676 BW gaat over dit beheer. In beginsel zijn de vennoten gezamenlijk belast met het beheer, maar de individuele vennoot is ook beheersbevoegd. De beheersbevoegdheid van een individuele vennoot tot onroerende zaken wordt verboden in art. 7a:1676 BW. In het algemeen kan je dus zeggen dat een individuele vennoot beheersbevoegd is, maar niet beschikkingsbevoegd. Een individuele vennoot mag geen handelingen verrichten die het doel van de vennootschap te buiten gaan of die het karakter of de identiteit van de vennootschap belangrijk zou veranderen. Onderling kunnen de vennoten overeenkomen dat slechts één vennoot belast is met het beheer of dat enkele vennoten hiermee belast zijn. Als er maar één vennoot hiermee belast is, dan is hij op grond van art. 7a:1673 BW bevoegd tot alle beheershandelingen. Als enkele vennoten met het beheer belast zijn, bepaalt art. 7a:1674 BW dat deze vennoten dan individueel tot alle beheershandelingen bevoegd zijn.
De commanditaire vennoten in een CV zijn niet beheersbevoegd. Dit blijkt uit het beheersverbod van art. 20 lid 2 WvK.
Een vennoot van een maatschap is alleen vertegenwoordigingsbevoegd als hij van de andere vennoten een volmacht heeft gekregen. Dit vloeit voort uit art. 7a:1679 BW. Deze volmacht kan een doorlopende volmacht, maar ook een incidentele voormacht zijn.
Een vennoot van een VOF kan wel zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd zijn. Dit vloeit voort uit art. 17 lid 1 WvK.
Als een vennoot de personenvennootschap onbevoegd vertegenwoordigt, geldt de regel dat deze vennoot zelf gebonden is aan de overeenkomst die zij gesloten heeft (art. 7a:1681 BW). De vertegenwoordigingsbevoegdheid van een vennoot van een VOF wordt in de wet beperkt. De vennoot mag alleen rechtshandelingen verrichten die binnen de normale uitoefening van de bedrijfsuitoefening van de VOF vallen. Dit vloeit voort uit art. 17 lid 2 WvK. Art. 7a:1681 BW stelt dat er geen sprake is van een onbevoegde vertegenwoordiging als een rechtshandeling voor de personenvennootschap tot een voordeel heeft geleid. Ook kan onbevoegde vertegenwoordiging worden gecorrigeerd door de opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegd door de andere vennoten en door bekrachtiging van de andere vennoten.
De commanditaire vennoten in een CV zijn niet vertegenwoordigingsbevoegd. Dit blijkt uit art. 20 lid 2 WvK. De ‘gewone’ vennoten zijn wel vertegenwoordigingsbevoegd.
Bij een maatschap zijn de vennoten aansprakelijk voor gelijke delen. Dit staat in de artikelen 7a:1679 en 1680 BW. De vennoten zijn hierdoor dus niet hoofdelijk verbonden. Een schuldeiser van een maatschap kan niet iedere vennoot voor het geheel aanspreken, maar slechts voor gelijke delen. Deze delen zijn niet gerelateerd aan de grootte van de inbreng van de verschillende vennoten. Het is echter wel mogelijk om bij het sluiten van de overeenkomst met de wederpartij overeen te komen dat de aansprakelijkheid wel gerelateerd is aan de grootte van de inbreng van de vennoten. Ook kan een vennoot van de maatschap met de andere vennoten overeenkomen dat er sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Dat een vennoot van een VOF hoofdelijk aansprakelijk is, staat in art. 18 WvK. De commanditaire vennoten in een CV zijn niet aansprakelijk voor vennootschapsschulden, maar bij schending van art. 20 lid 1 of lid 2 WvK worden zij wel hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de CV.
Bij een personenvennootschap is er sprake van een afgescheiden vermogen. Een schuldeiser van de vennootschap kan dan een verhaal nemen op de privévermogens van de vennoten, maar ook op de vennootschappelijke gemeenschap. De schuldeiser kan dus twee rechtsvorderingen instellen als de personenvennootschap een verbintenis niet nakomt. Ten eerste een rechtsvordering tegen de vennoten persoonlijk. De schuldeiser heeft dan als doel om verhaal te nemen op de privévermogens van die vennoten. Ten tweede kan de schuldeiser verhaal nemen op de vennootschappelijke gemeenschap. De rechtsvordering wordt dan ingesteld tegen de vennoten of de personenvennootschap als zodanig. Het afgescheiden vermogen van een personenvennootschap is zolang de personenvennootschap bestaat een exclusief verhaalsobject voor schuldeisers.
HR 15 maart 2013 Advocatenmaatschap M (aansprakelijkheid voor de verbintenissen van personenvennootschappen): Advocatenmaatschap M was aangegaan tussen vijf vennoten, waaronder een advocaat waarvan Biek Holdings BV, Bouw- en Exploitatiemaatschappij Roham BV en Wide Alley Properties BV van mening waren dat hij beroepsfouten had gemaakt. Het ging erom dat Biek Holdings Bv de advocatenmaatschap en de vijf vennoten aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die het gevolg was van de te late betekening van de dagvaarding.
De Hoge Raad maakt een onderscheid tussen het aansprakelijk stellen van een maatschap en het persoonlijk aansprakelijk stellen van de vennoten zelf. De vordering die wordt ingesteld tegen de maatschap kan worden ingesteld tegen de gezamenlijke personen die de maatschapsovereenkomst zijn aan gegaan of tegen de maatschap als zodanig als de maten onder die naam op een voor derde kenbare wijze deelnemen aan het rechtsverkeer. Zo’n vordering maakt het mogelijk om verhaal te nemen op de vennootschappelijke gemeenschap. Een vordering die wordt ingesteld tegen de vennoten in privé moet worden ingesteld tegen elk van die personen, want een dergelijke vordering heeft betrekking op hun persoonlijke aansprakelijkheid.
Dan maakt de HR bij de vorderingen die worden ingesteld tegen de personen die de overeenkomst van maatschap zijn aangegaan in privé nog een onderscheid. Namelijk tussen de persoonlijke aansprakelijkheid op grond van het maatschapsrecht en op een andere grond.
Wanneer alle of een aantal vennoten zijn gedagvaard, kan er onduidelijkheid bestaan over de vraag of de vordering bedoeld is als een vordering tegen de maatschap of tegen elk van de personen die de overeenkomst zijn aangegaan. De rechter moet hier vervolgens duidelijkheid aan geven.
Een vennoot is op grond van het maatschapsrecht aansprakelijk als hij maat is op het tijdstip dat de schuld van de maatschap ontstaat en een persoon die de maatschapsovereenkomst is aangegaan is op een andere grond aansprakelijk wanneer hij maat is op het tijdstip dat de in de zin van art. 7:407 lid 2 BW bedoelde opdracht is aanvaard.
Uiteindelijk beslist de Hoge Raad dat er geen omstandigheden in de weg stonden voor persoonlijke aansprakelijkheid.
Hof Arnhem 15 maart 2011 Montaklus VOF (aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad): De persoonlijke aansprakelijkheid van vennoten strekt zich ook tot de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad.
In dit arrest is bepaald dat het onrechtmatig handelen van de vennoot zich had voorgedaan binnen de vennootschapssfeer. Er was daardoor sprake van een vennootschapsschuld, waarvoor de vennoten hoofdelijk verbonden zijn op grond van art. 18 WvK. Hiernaast is ook nog verhaalsrecht op het afgescheiden vennootschapsvermogen mogelijk.
Een BV-CV-constructie is een constructie waarin geprobeerd wordt de persoonlijke aansprakelijkheid uit te sluiten, hoewel er wel gebruik wordt gemaakt van de rechtsvorm van een personenvennootschap. Die personenvennootschap is een CV met een besloten vennootschap als gewone vennoot. De bestuurders van de BV zijn ook de commanditaire vennoten.
De beherend vennoot van BVL Bouw CV was Bass(f)ield Limited (hierna: Limited). De bestuurder van Limited was Van Leest. BVL Bouw CV en P.M.A. Verhespen hebben op 23 mei 2007 een aannemingsovereenkomst gesloten. BVL Bouw CV werd hier vertegenwoordigd door Van Leest. Hij was gevolmachtigde. De voorzieningenrechter heeft BVL Bouw CV en Limited hoofdelijk veroordeeld tot betaling van 12.000 euro aan P.M.A. Verhespen wegens wanprestatie. Uit vrees dat zijn vordering onverhaalbaar zou zijn, sprak P.M.A. Verhespen vervolgens Van Leest aan op grond van onrechtmatige daad. De Rechtbank Dordrecht heeft deze vordering uit onrechtmatige daad toegewezen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1857 | 1 |
Add new contribution