Over Recht Gesproken: Een Inleiding tot het Recht
- 1904 reads
Deze samenvatting van arresten bij Inleiding tot de rechtswetenschap is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
De HBU had Saladin een buitenkansje in het vooruitzicht gesteld, indien deze via de bank bepaalde aandelen zou kopen. Saladin laat zich overhalen en geeft opdracht tot de aankoop van maar liefst 6000 van die aandelen. In de door Saladin voor akkoord getekende orderbevestiging had de bank de clausule opgenomen dat zij voor de transactie geen enkele aansprakelijkheid aanvaardde. Het loopt natuurlijk slecht af. de transactie resulteert in een aanmerkelijk verlies. Saladin spreekt de bank aan tot schadevergoeding, maar krijgt genoemd exoneratie clausule tegengeworpen.
Rb en Hof achten beroep op de clausule niet in strijd met de goede trouw en wijzen dus de vordering van Saladin af. Niet wordt bewezen of de bank onrechtmatig heeft gehandeld.
Uitleg is een feitelijke kwestie, de beslissing is dus niet aantastbaar (van Dunné merkt hierover op dat de Hoge Raad in het Kelderluik-arrest wel dieper op de feiten ingaat, maar dit terzijde). Wel geeft de Hoge Raad antwoord op de vraag in welke gevallen geen beroep kan worden gedaan op de clausule. Dit hangt af van: (de opsomming die nu volgt is niet uitputtend)
1. zwaarte van de schuld
2. aard en ernst van de betrokken belangen
3. aard en inhoud van overeenkomst
4. de maatschappelijke positie en onderlinge verhouding van procespartijen
5. de wijze waarop het beding tot stand is gekomen
6. of de wederpartij zich van de strekking bewust is geweest.
Opmerking: voor het eerst erkend de Hoge Raad dat de goede trouw het overeengekomen opzij zou kunnen zetten. Wanneer dan? Dat hangt van de omstandigheden van het geval af.
Opmerking: Van Dunné merkt op dat de rechtspraak belang hecht aan de aard van de schade, dat wil zeggen materiële of persoonsschade. In het laatste geval is men terughoudend in het vrij toestaan van allerlei exoneraties. De ratio hierachter? Men zou kunnen denken aan het beleid van de rechter om de kans op ongevallen met persoonlijk letsel en daarmee leed te verkleinen. Van Dunné vindt het arrest Saladin - HBU ook interessant qua methode van rechtsvinding ('tal van omstandigheden-formule'). De Hoge Raad is 'om' gegaan na de Sarong- en Weefgetouwen-arresten. Van Dunné vraagt zich alleen af of de toepassing in de praktijk op concrete gevallen wel zo goed zal lopen.
Over het vaststellen van een leemte in een contract en de rol van duidelijke woorden daarbij. Normatieve uitleg.
Langerwerf & Ermes verkochten en leverden in februari 1976 aan Haviltex een machine voor het snijden van steekschuim voor bloemen, ad f 35.000,--. Waarvan f 20.000,-- contant te betalen en de rest in termijnen, bestaande uit 10% van de winst die met de machine gemaakt wordt. In de overeenkomst is o.a. bepaald dat Haviltex de machine tot eind 1976 terug mag geven, met daarbij een terugbetalingsregeling.
In Juni deelt Haviltex, zonder opgave van redenen, mede de machine terug te willen geven. Eind November, nadat op de eerste brief geen reactie was gekomen, deelt Haviltex mee: 'Uiteraard blijft de machine ons eigendom totdat deze volkomen betaald is. Tevens zijn wij niet meer bereid u de machine te overhandigen zonder garanties Uwerzijds omtrent de betaling.
Met andere woorden, wij maken gebruik van ons overeengekomen recht tot garanties'.
Rb. en Hof wijzen de vordering toe (1378/79 BW), ondanks het betoog van de verkopers dat dit nooit de bedoeling geweest kan zijn van de betreffende passage in de overeenkomst.
Of er een leemte is in het contract kan niet bepaald worden aan de hand van alleen een zuiver taalkundige uitleg. 'Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die pp. in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen pp. behoren en welke rechtskennis van zodanige pp. kan worden verwacht'.
Een arts vergeet na een operatie het spiraaltje bij een vrouw terug te plaatsen. De vrouw raakt zwanger en spreekt de arts aan tot vergoeding van:
1. De opvoedkosten van het kind.
2. Gederfde inkomsten als gevolg van het feit dat zij na de bevalling het kind wilde opvoeden daardoor niet kon werken.
3. Smartengeld.
Komen deze 'schadeposten' voor rekening van de arts?
Ten aanzien van de opvoedkosten: Hier is sprake van een medische fout als gevolg waarvan de arts schadeplichtig is voor vermogensschade dientengevolge geleden (art. 6:7 u jo 6:96 jo 6:98).
Voor toerekening aan de arts is al voldoende dat door de desbetreffende fout een risico is geschapen, dat zich heeft verwezenlijkt. Dat geval heeft zich hier onmiskenbaar voorgedaan. De kosten van de opvoeding van het kind zijn onmiskenbaar vermogensschade. Een en ander brengt mee dat in een geval als het onderhavige de aansprakelijkheid van de arts voor de hier bedoelde schade in het stelsel van de wet past en de wet zelf geen grondslag biedt om vergoeding van dergelijke schade in beginsel af te wijzen.
Ten aanzien van de gederfde inkomsten: “Ter beantwoording van de vraag of de vrouw aanspraak kan maken op vergoeding van inkomensderving als gevolg van haar zwangerschap en de geboorte van het kind zal moeten worden beoordeeld of haar keuze om tijdelijk niet te werken in de gegeven omstandigheden als redelijk kan worden beschouwd. Daarbij zal enerzijds gewicht moeten worden toegekend aan de vrijheid van de vrouw om haar leven met het oog op het belang van het kind zodanig in te richten als haar met het oog daarop goeddunkt, terwijl anderzijds in het oog moet worden gehouden dat de vrouw haar schade voor zover haar dit mogelijk is en redelijkerwijs van haar kan worden gevergd, dient te beperken.
Voorts zullen bij de beoordeling van voormelde keuze onder meer een rol kunnen spelen de specifieke gezinsomstandigheden, zoals het aantal en de leeftijd van de andere kinderen, het al dan niet ingeschakeld zijn van de echtgenoot in het arbeidsproces en de financiële middelen van het gezin.'
In dit geval is geoordeeld dat hier weliswaar sprake is van sterk psychisch onbehagen, maar dat dit geen psychisch letsel met zich mee heeft gebracht die een vordering tot vergoeding van immateriële schade rechtvaardigt.
Cohen haalt een bediende van een concurrent-drukker Lindenbaum over om tegen betaling inlichting over het bedrijf van Lindenbaum aan hem te verschaffen. Vooral in informatie over gedane offertes en klantenlijsten is Cohen geïnteresseerd. Door deze spionageactie lijdt Lindenbaum schade en vordert hij schadevergoeding.
Is onder onrechtmatig slechts te verstaan onwetmatig of is een ruimere opvatting mogelijk?
Onrechtmatig handelen omvat naast onwetmatig handelen nu ook:
een handelen of nalaten dat indruist tegen de goede zeden of de zorgvuldigheid, die men in het maatschappelijke verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed.
Aan deze beslissing heeft men zich gehouden en in artikel 6.3.1.1.lid 2, 162 lid 2 boek 6 NBW is deze rechtspraak gecodificeerd. (vastgelegd).
Onder onrechtmatige daad is te verstaan: een handelen of nalaten, vat of inbreuk maakt op eens anders recht, of in strijd is met de rechtsplicht van de dader of indruist tegen de goede zeden of de zorgvuldigheid welke in het maatschappelijke verkeer betamelijk is.
Art.4: 959 BW, art.7a:1725
L. is in 1983 met de 72 jarige hulpbehoevende mevr. van Wylick, die hij tegen betaling verpleegde en verzorgde, gehuwd. Zij was een vermogende vrouw. Het huwelijk werd in het geheim gesloten en zonder vooraf huwelijkse voorwaarden op te maken. De 34 jaar- jongere L. had sinds 1976 een homofiele relatie, die hij na het huwelijk niet verbrak. Zowel L. als mevr. van Wylick wisten dat het huwelijk een aanzienlijke vermogensverschuiving teweeg zou brengen.
Vijf weken na het huwelijk heeft L. mevr. van Wylick op geraffineerde en sinistere wijze en met grof misbruik van het door het slachtoffer in hem gestelde vertrouwen van het leven beroofd.
Kan L. , ervan uitgaande dat tussen hem en mevr. van Wylick algehele gemeenschap van goederen is ontstaan in de gegeven omstandigheden in het kader van de scheiding en deling daarvan aanspraak maken op de helft van het tot die gemeenschap van goederen behorende vermogen voor zover dat is aangebracht door mevr. van Wylick?
Toepassing van de algemene rechtsbeginselen, verwoord in art.4:959, art 7a;1725 en art.4:885, leidt tot de slotsom dat L. geen aanspraak kan maken op de bevoordeling, ontstaan door het huwelijk.
Sluit zich aan bij de mening van het hof met de uitdrukkelijke vermelding dat een beroep op de redelijkheid en billijkheid er toe strekt de uitoefening van de aanspraken van L. geheel te verhinderen.
In de literatuur die daarop volgt wordt deze reden van de HR becommentarieerd.
A. Soeteman stelt in deze noot dat de 'redelijkheid en billijkheid' als rechtsnorm, alleen gebruikt dient te worden wanneer men in een specifiek geval af moet wijken van een artikel omdat toepassing van het artikel in het gegeven geval niet rechtvaardig zou zijn.
A. Soeteman stelt dat de 'redelijkheid en billijkheid' als onafhankelijke norm een gevaar voor het privaat recht is. De rechter wordt met deze norm in toenemende mate overgelaten aan zijn eigen inzichten. Want wat is immers 'redelijk en billijk'?
Ruiz is exploitant van een loterij, genaamd Catoochi. Op een door Gomez gekocht Lot is een prijs gevallen. Dergelijke loterijen zijn echter bij wet op Aruba verboden. Gomez heeft terzake uitbetaling van de prijs te garanderen, beslag laten leggen op zaken van Ruiz. Ruiz is echter van mening dat, nu hier sprake is van een verboden handeling, hij tot niets gehouden is en vordert derhalve opheffing van het conservatoire beslag.
Ruiz dagvaart Gomez tot opheffing van het gelegde conservatoire beslag voor het Gerecht in Eerste Aanleg, welke na beraadslaging weigert over te gaan tot opheffing. Hierop gaat Ruiz in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof, die het bestreden vonnis bekrachtigd. Ruiz tekent daarop cassatie aan bij de HR.
Het Gemeenschappelijk Hof heeft geconcludeerd, dat maatschappelijke ontwikkelingen in brede lagen van de Arubaanse samenleving hebben bewerkstelligd, dat dergelijke als door Ruiz gehouden loterijen niet als onwenselijk, strafbaar of illegaal worden beschouwd en derhalve ook door de overheid worden gedoogd. Het enkele feit derhalve, dat een dergelijke loterij bij wet is verboden, kan dan ook niet leiden tot nietigheid van de overeenkomst van verkoop van een lootje. Geconcludeerd dient te worden, dat de overeenkomst rechtsgeldig is.
Een bezoeker (Duchateau) van een café te Amsterdam tuimelt onverhoeds in de bierkelder, waarvan het luik was opengezet door personeel van de NV Coca-Cola. Voor het gat waren drie kistjes opgestapeld. Het slachtoffer spreekt de NV Coca-Cola, als werkgeefster, aan tot vergoeding van de schade.
Bij een normale voorzichtigheid had men het gat gezien.
Wijst vordering voor de helft toe: slachtoffer had medeschuld aan het ongeval, beter opletten! Cola had ook schuld, omdat deze meer rekening had moeten houden met de onoplettendheid van de bezoekers.
Alleen in het licht van de omstandigheden van het gegeven geval kan worden beoordeeld, of en in hoeverre iemand die een voor onoplettende derden gevaarlijke situatie schept, rekening moet houden met de mogelijkheid, dat die derden de nodige oplettendheid niet zullen betrachten en in hoeverre met het oog daarop van zo iemand bepaalde voorzorgsmaatregelen kunnen worden gevergd. (rechtsvinding).
Bij deze beoordeling moeten de volgende feiten in aanmerking worden genomen:
1. de mate van waarschijnlijkheid dat derden niet goed opletten
2. de grootte van de kans dat onoplettendheid tot ongelukken leidt
3. de ernst van de gevolgen van een eventueel ongeval
4. de mate van bezwaarmogelijkheid om veiligheidsmaatregelen te nemen.
Er is nog een vijfde maatstaf:
is de mate van onvoorzichtigheid van het slachtoffer niet in strijd met het recht; door eventueel onrechtmatig handelen van het slachtoffer kan de eigen schuld zo groot worden, dat de schepper van de situatie vrijuit gaat.
3:303 en 3:12 lid 2 BW
Jeffrey verdrinkt in een zwembad waar hem therapie wordt gegeven. De ouders stellen de vereniging waarvoor de begeleidend therapeute werkzaam was aansprakelijk. Zij vorderen 2500 gulden en een verklaring voor recht dat de vereniging aansprakelijk is. De vordering voor betaling van 2500 gulden is niet deugdelijk gespecificeerd; de ouders volstaan met korte omschrijvingen als 'kleren voor Jeffrey', etc. Over deze feitelijke zaak heeft het Hof geoordeeld dat de schade onvoldoende is gespecificeerd.
Kan een vordering tot verklaring voor recht ook op zuiver emotionele gronden worden toegewezen, of is een emotioneel belang niet voldoende belang om zo'n vordering toe te wijzen.
Het belang van de ouders bij de 'verklaring voor recht' dat de vereniging aansprakelijk is, is zuiver emotioneel. Hoe zwaar zo'n emotioneel belang ook weegt, het is niet aan te merken als 'voldoende belang' zoals vereist in 3:303 BW. Daarom wordt de vordering tot verklaring voor recht dat de vereniging aansprakelijk is afgewezen.
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
Samenvatting Over het recht gesproken: Inleiding tot het recht
gebaseerd op de meest recente druk
verkrijgbaar in het JoHo center Amsterdam
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.
Vragen 1-10
Antwoorden 1-10
In Meesterlijk recht wordt het arrest Ontvanger-Hamm besproken als voorbeeld van een arrest dat later - in vergelijkbare gevallen - geen navolging heeft gekregen in de rechtspraak:
‘Sindsdien is vele malen geprobeerd om de Hoge Raad hetzelfde oordeel te ontlokken in vergelijkbare gevallen, maar tevergeefs. In zijn annotatie bij weer zo'n gestrande poging schrijft Vranken dan ook: 'Ontvanger-Hamm reikt niet verder dan zichzelf (…). Wanneer het ondanks vele, vele pogingen niet lukt om een ratio decidendi van een arrest vast te stellen die verder reikt dan het concrete (type) geval, kan de conclusie geen andere zijn dan dat die ratio er niet is. Onvanger-Hamm is Einzelfallgerechtigkeit, een arrest dat volkomen op zichzelf staat'.’
Geef aan wat de functie van een annotatie is.
Vrankens kritiek komt er op neer dat dit arrest nooit precedentwerking heeft gehad. Kennen wij in ons Nederlandse rechtssysteem precedentwerking van rechterlijke uitspraken?
Geef aan wat het belangrijkste bezwaar is dat aangevoerd wordt tegen Einzelfallgerechtigkeit of casuïstische rechtsvinding..
Geef aan wat het belangrijkste bezwaar is dat aangevoerd wordt tegen Normgerechtigkeit of rechtsvinding aan de hand van `hard and fast rules'.
Geef aan wat de stelling van het contextualisme inhoudt met gebruikmaking van uw antwoorden op de onderdelen c. en d.
Deze samenvatting van arresten bij Inleiding tot de rechtswetenschap is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
De HBU had Saladin een buitenkansje in het vooruitzicht gesteld, indien deze via de bank bepaalde aandelen zou kopen. Saladin laat zich overhalen en geeft opdracht tot de aankoop van maar liefst 6000 van die aandelen. In de door Saladin voor akkoord getekende orderbevestiging had de bank de clausule opgenomen dat zij voor de transactie geen enkele aansprakelijkheid aanvaardde. Het loopt natuurlijk slecht af. de transactie resulteert in een aanmerkelijk verlies. Saladin spreekt de bank aan tot schadevergoeding, maar krijgt genoemd exoneratie clausule tegengeworpen.
Rb en Hof achten beroep op de clausule niet in strijd met de goede trouw en wijzen dus de vordering van Saladin af. Niet wordt bewezen of de bank onrechtmatig heeft gehandeld.
Uitleg is een feitelijke kwestie, de beslissing is dus niet aantastbaar (van Dunné merkt hierover op dat de Hoge Raad in het Kelderluik-arrest wel dieper op de feiten ingaat, maar dit terzijde). Wel geeft de Hoge Raad antwoord op de vraag in welke gevallen geen beroep kan worden gedaan op de clausule. Dit hangt af van: (de opsomming die nu volgt is niet uitputtend)
1. zwaarte van de schuld
2. aard en ernst van de betrokken belangen
3. aard en inhoud van overeenkomst
4. de maatschappelijke positie en onderlinge verhouding van procespartijen
5. de wijze waarop het beding tot stand is gekomen
6. of de wederpartij zich van de strekking bewust is geweest.
Opmerking: voor het eerst erkend de Hoge Raad dat de goede trouw het overeengekomen opzij zou kunnen zetten. Wanneer dan? Dat hangt van de omstandigheden van het geval af.
Opmerking: Van Dunné merkt op dat de rechtspraak belang hecht aan de aard van de schade, dat wil zeggen materiële of persoonsschade. In het laatste geval is men terughoudend in het vrij toestaan van allerlei exoneraties. De ratio hierachter? Men zou kunnen denken aan het beleid van de rechter om de kans op ongevallen met persoonlijk letsel en daarmee leed te verkleinen. Van Dunné vindt het arrest Saladin - HBU ook interessant qua methode van rechtsvinding ('tal van omstandigheden-formule'). De Hoge Raad is 'om' gegaan na de Sarong- en Weefgetouwen-arresten. Van Dunné vraagt zich alleen af of de toepassing in de praktijk op concrete gevallen wel zo goed zal lopen......read more
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution