Access options

The full content is only visible for Logged in World Supporters.

More benefits of joining WorldSupporter

  • You can use the navigation and follow your favorite supporters
  • You can create your own content & add contributions & comments
  • You can save your favorite content and make your own bundles
  • See the menu for more benefits

Full access to all pages on World Supporter requires a JoHo membership

  • For information about international JoHo memberships, read more here.

 

Support JoHo and support yourself by becoming a JoHo member

 

Become a Member

 

 

Title: Begrippenlijst bij het boek Principles of marketing van Kotler (14e druk)
Begrippenlijst bij het boek Principles of marketing van Kotler (14e druk)
Media of Business and Economics Supporter
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Supporting content
Begrippenlijst bij het boek Principles of marketing van Kotler (14e druk)

Begrippenlijst bij het boek Principles of marketing van Kotler (14e druk)


Deze begrippenlijst is gemaakt naast de 14e druk van het boek

Hoofdstuk 1 - Marketing

Marketing: Het proces waarbij bedrijven waarde creëren voor consumenten en sterke klantrelaties opbouwen, zodat ze daar waarde terug voor krijgen. Marketing is niet alleen adverteren, maar ook klanten tevreden stellen.

Het simpele model van het marketingproces:

Zie fig.1 in de bijlage voor de illustratie

In de eerste vier stappen wordt er waarde gecreëerd voor de klanten, in de vijfde stap wordt de waarde van de klanten bemachtigd.

Consumenten hebben behoeften (needs), eisen (demands) en hun wil (wants.) Het verschil tussen deze drie is vrij simpel: een persoon heeft behoefte aan eten, maar wil graag een Whopper. Eisen kunnen gesteld worden wanneer de consument de afnemersmacht heeft. Dan verandert de wil in een eis. Bedrijven moeten dit verschil goed begrijpen en hierop inspelen. De behoeften en wensen kunnen beantwoord worden door de aanbiedingen van de markt: producten, diensten, informatie of ervaringen (market offerings.)

Marketing myopia: De fout om meer aandacht te besteden aan het specifieke product, dan aan de voordelen en ervaringen van dit product. Een onderneming moet een product aanpassen op de behoeften en eisen van klanten.

Market: Het geheel van de actuele en potentiële kopers van een product of dienst.

Het moderne model van het marketingproces:

Zie fig.2 in de bijlage voor de illustratie  

Marketing management: De kunst en wetenschap van het kiezen van markten en het bouwen van winstgevende relaties.

Een bedrijf moet een doelgroep kiezen, door de markt te verdelen in segmenten (consumentengroepen.) Uit deze segmenten kiest het bedrijf één of meer doelgroepen (target marketing.)

Waardevoorstel (proposition): De voordelen of waardes die het bedrijf belooft te gaan leveren aan haar klanten.

Productieconcept: Het idee dat consumenten producten die beschikbaar en goed betaalbaar zijn eerder kiezen. De organisatie moet zich daarom focussen op het verbeteren van de productie en de efficiëntie.

Productconcept: Het idee dat consumenten producten die de meeste kwaliteit, prestaties en functies bieden eerder kiezen. De organisatie moet zich daarom focussen op het continu verbeteren van het product.

Selling concept: Het idee dat consumenten een product of dienst niet genoeg kopen, als daar niet genoeg massaproductie en reclame voor is. Dit concept wordt vaak gebruikt voor goederen die consumenten niet zo snel zouden kopen: verzekeringen bijvoorbeeld. Het bedrijf moet de voordelen goed duidelijk maken. Inside-out perspectief.

Marketing concept: Het behalen van organisatorische doelen hangt sterk samen met de kennis over behoeften en de wil van doelgroepen. Vervolgens moeten deze behoeften en wensen van consumenten beter tevreden gesteld worden dan dat de competitie doet. Dit concept is erg gericht op de klant en minder op het product. Er wordt eerst gekeken wat de behoeften zijn en vervolgens wordt het product daarop ontworpen. Outside-in perspectief.

The selling concept:

Zie fig.3 in de bijlage voor de illustratie

The marketing concept:

Zie fig.4 in de bijlage voor de illustratie         

  • Societal marketing concept: Het idee dat de marketingbeslissingen van een bedrijf consumentenbehoeften, de bedrijfeisen, consumenten lange termijn interesses en de maatschappelijke lange termijn interesses in acht moeten nemen.

Zie fig.5 in de bijlage voor de illustratie

Marketing mix: Het geheel van marketinghulpmiddelen die een bedrijf gebruikt om hun marktstrategie toe te passen. De vier P’s: product, prijs, plaats en promotie. Een bedrijf moet elk hulpmiddel gebruiken en mengen om een samenhangend en geïntegreerd marketing programma te krijgen.

Customer relationship management: Het gehele proces van het bouwen en onderhouden van winstgevende klantrelaties door superieure klantwaarde en tevredenheid af te leveren.  De bedoeling is om de loyaliteit van klanten te verhogen.

Customer-perceived value: De evaluatie van klanten over het verschil tussen alle voordelen en kosten van een marktvoorstel vergeleken met die van de concurrenten. Deze is meestal niet objectief, doordat niet alle klanten bijvoorbeeld de prijs het belangrijkste vinden, maar de kwaliteit. De waarde van een product kan dus van alles zijn en is relatief.

Customer satisfaction: De match tussen de verwachtingen van de klant en de ontvangen prestaties/waardes. Hoe beter de verwachtingen en de prestaties op elkaar lijken, hoe hoger de voldoening. Bedrijven moeten dus goed opletten dat ze geen verwachtingen scheppen die ze niet waar kunnen maken. Als er lagere verwachtingen zijn, zal de consument minder snel teleurgesteld zijn. Hieraan zitten natuurlijk ook nadelen, want lagere verwachtingen zorgen voor een andere doelgroep dan misschien bedoeld.

Customer-managed relationships: Het marketing van relaties waarin klanten communiceren met ondernemingen en met elkaar. Hierdoor ontstaan relaties en deze worden versterkt door digitale technologie.

Ondernemingen moeten hun marketing niet meer aan de klanten opdringen, maar de klanten betrekken bij het bedrijf door social media o.a. Ze moeten zorgen voor aantrekkingskracht.

Consumer-generated marketing: Uitwisselingen door consumenten zelf over hun merkervaringen en die van andere consumenten. Hierdoor speelt de consument een steeds grotere rol in het vormgeven van merkervaringen. Ondernemingen vragen steeds vaker consumenten om een actievere rol te spelen in het creëren van producten en merkberichten.

Partner relationship management: Het dichtbij elkaar werken met partners van andere afdelingen en van buiten de onderneming om zo de waarde voor consumenten te vergroten. Tegenwoordig moeten alle afdelingen van een onderneming samenwerken aan de marketing, niet alleen de marketingafdeling.

Customer lifetime value: De waarde van alle aankopen die een consument wil doen in een leven.

Share of customer: Het deel van de aankoop van de klant die een bedrijf krijgt in de productiecategorieën. Banken willen bijvoorbeeld hun ‘share of wallet’ vergroten, terwijl supermarkten hun ‘share of stomach’ willen vergroten.

Customer equity: De totale, gecombineerde customer lifetime value van alle klanten. Hoe groter de equity, hoe loyaler de winstgevende klanten dus zijn. Equity = billijkheid = evenredige verdeling van de baten van een economische activiteit.

Niet alle loyale klanten zijn winstgevend. Ondernemingen moeten daarom goed uitkijken met het bouwen van relaties met klanten. Er zijn vier soorten klanten:

1. Vreemdelingen: Nauwelijks loyaal en nauwelijks winstgevend.

2. Vlinders: Mogelijk winstgevend, maar niet erg loyaal.

3. Ware vrienden: Winstgevend en loyaal.

4. Zeepokken (barnacles): Heel loyaal, maar niet erg winstgevend.

De verschillende soorten klanten hebben allemaal een andere soort relatie met de onderneming. Het doel is om de juiste relaties met de juiste klanten op te bouwen (ware vrienden.)

De omgeving van ondernemingen verandert continu: economische crisis, de komst van internet en vooral social media, globalisatie, etc. Daarnaast vinden steeds meer klanten het belangrijk dat een onderneming duurzaam is.

* Op bladzijde 53 van het boek staat het hele model van marketing in een schema.

Hoofdstuk 2 - Strategie

Strategisch plannen: Het proces om een strategische match tussen organisatorische doelen, vaardigheden en veranderende marktkansen te ontwikkelen en te onderhouden.

Vier stappen in het strategisch plannen:

Zie fig. 6 in de bijlage voor de illustratie

Mission statement: Een statement die het doel van de organisatie laat zien. Wat ze willen bereiken in een grotere omgeving. Ze moeten

1. Markt georiënteerd zijn.

2. Geformuleerd zijn naar de behoeften van de klant.

3. Zinvol zijn.

4. Specifiek, maar ook motiverend.

5. De krachten van het bedrijf duidelijk maken.

6. Niet gericht zijn op verkopen, maar op het creëren van waarde voor consumenten.

Er is een verschil tussen een product georiënteerde statement en een markt georiënteerde statement.* In tabel 2.1 op bladzijde 63 staan een paar voorbeelden.

Business portfolio: De verzameling van bedrijven en producten die samen de onderneming maken. Het plannen van zo’n portfolio bestaat uit twee stappen:

1. Het analyseren van de huidige portfolio en het bepalen welke bedrijven meer, minder of geen investeringen moeten krijgen.

2. Het ontwikkelen van de toekomstige portfolio dankzij strategieën voor groeien en krimpen.

Portfolio analyses: Het proces waarbij het management de bedrijven en producten evalueren.

SBU: Strategische bedrijfsunits. Een divisie, een productlijn of een enkel product.

Growth-share matrix: Een manier van evalueren waarbij er gekeken wordt naar de marktgroei en relatief marktaandeel van de SBU. De Boston Consulting Group Approach definieert vier typen SBU’s:

1. Sterren: Hoge groei en een hoog marktaandeel.

2. Cash cows: Nauwelijks groei, maar wel een hoog marktaandeel.

3. Vraagteken: Hoge groei, maar een laag marktaandeel. In de toekomst kan er nog wel veel veranderen.

4. Hond: Nauwelijks groei en ook een laag marktaandeel.

* Figuur 2.2 op bladzijde 67 laat de BCG growth-share matrix zien. De stippen in het figuur zijn de SBU’s.

Het is uiteraard het beste om zoveel cash cows en sterren te hebben, maar ook vraagtekens kunnen gezien worden als kansen die gefinancierd kunnen worden met de cash cows. Een groot nadeel van de matrix is dat het veel tijd en geld kost om alle SBU’s in het schema te plaatsen. Daarnaast kun je weinig zeggen over de toekomst, het geeft wel een duidelijk beeld van de huidige situatie.

Product/market expansion grid: Een hulpmiddel om de groei van een bedrijf te identificeren. Er wordt gekeken naar de marktpenetratie, marktontwikkeling, productontwikkeling of de diversificatie.

Marktpenetratie: Groei van de onderneming dankzij een groeiende verkoop van huidige producten in een huidig marktsegment, zonder dat het product veranderd wordt.

Marktontwikkeling: Groei van de onderneming dankzij het identificeren en ontwikkelen van een nieuw marktsegment voor bestaande producten.

Productontwikkeling: Groei van de onderneming dankzij het aanbieden van gewijzigde of nieuwe producten in bestaande marktsegmenten.

Diversificatie: Groei van de onderneming dankzij het opstarten van nieuwe bedrijven in andere marktsegmenten of producten.

Ondernemingen kunnen ook kleiner worden, door het afstoten van niet winstgevende producten. Dit geld kan dan weer gebruikt worden voor bestaande of nieuwe producten. Downsizing hoeft dus niet altijd slecht te zijn.

De product/markt uitbreidingrooster

Zie fig. 7in de bijlage voor de illustratie

Value chain: Waardeketen. De reeks van interne afdelingen die samen waarde creëren dankzij het ontwerpen, produceren, commercialiseren, afleveren en ondersteunen van de producten van een bedrijf. Een waardeketen is alleen zo sterk als zijn zwakste schakel.

Value delivery network: Waarde afleveringsnetwerk. Het netwerk van een bedrijf: de leveranciers, distributeurs en klanten die samen de prestaties van het systeem proberen te verbeteren.

Marketing strategie: De marketing logica waarmee het bedrijf waarde hoopt te creëren en winstgevende klantrelaties hoopt op te bouwen.

* Figuur 2.4 op bladzijde 72 laat marketing strategieën en de marketing mix zien.

Markt segmentatie: Het verdelen van de markt in verschillende groepen. Deze groepen bestaan uit kopers met verschillende behoeften, kenmerken of gedrag en kunnen aparte producten of marketing programma’s vereisen.

Marktsegment: Een consumentengroep die op eenzelfde manier reageert op marketing inspanningen.

Marktdoel: Het proces waarbij elk marktsegment wordt geëvalueerd op aantrekkingskracht. Vervolgens worden één of meer segmenten gekozen. Een bedrijf kan er voor kiezen om in deze segmenten toe te treden. Soms kiest een bedrijf er voor om maar in één segment te opereren, omdat ze niet genoeg middelen hebben voor meerdere markten.

Positionering: Een bedrijf zorgt er voor dat hun product een duidelijke, onderscheidende en wenselijke plaats in de hoofden van de doelgroep (consumenten) heeft.

Differentiatie: Het overnemen van leveranciers, zodat er meer waarde gecreëerd kan worden voor klanten. De MacDonalds die zijn eigen broodjes bakt en tomaten kweekt.

In hoofdstuk 1 kwam de marketing mix al aan bod: product, prijs, promotie en plaats. * Figuur 2.5 op bladzijde 76 laat de 4 P’s zien.

Tegenwoordig kun je de 4 P’s beter zien als de 4 C’s: Customer solution, customer cost, convenience en communication (oplossing, kosten, gemak en communicatie voor de klant.)

Zie fig. 8 in de bijlage voor de illustratie

SWOT analyses: Een complete evaluatie die kijkt naar de krachten (Strengths), zwakheden (Weaknesses), kansen (Opportunities) en bedreigingen (Threats.)

Krachten: Bestaan uit interne vaardigheden, middelen en positieve omgevingsfactoren.

Zwakheden: Bestaan uit interne beperkingen en negatieve omgevingsfactoren.

Kansen: Gunstige factoren of trends in de omgeving die de onderneming misschien kan uitbuiten.

Bedreigingen: Ongunstige factoren of trends in de omgeving die uitdagingen voor de onderneming zijn.

* In figuur 2.7 op bladzijde 78 staat de SWOT analyse.

Managing marketing:

1. Analyseren.

2. Plannen (het ontwikkelen van strategische/marketing plannen.)

3. Implementatie (het uitvoeren van je plannen.)

4. Control (meet de resultaten, evalueer de resultaten en verbeter waar nodig.)

Return on marketing investment (ROI): De netto omzet uit een marketinginvestering gedeeld door de kosten van de investering.

* Figuur 2.8 op bladzijde 82 laat de ROI zien.

Hoofdstuk 3 – De omgeving

Marketing omgeving: De actoren en krachten die van invloed zijn op de vaardigheden van het marketing management om succesvolle klantrelaties op te bouwen en te onderhouden.

Micro-omgeving: Actoren, zoals: klanten, bedrijven, leveranciers, marketing intermediairs, klantmarkten, concurrenten en doelgroepen.

Macro-omgeving: De grotere krachten die effect hebben op de micro-omgeving: demografische, economische, natuurlijke, technologische, politieke en culturele krachten.

Marketing intermediairs: Bedrijven die andere bedrijven helpen om hun producten te promoten, verkopen en af te leveren. Wallmart is een voorbeeld hiervan.

Public (doelgroep): Elke groep die mogelijke interesse of impact heeft op de vaardigheid van organisaties om doelen te behalen:

1. Financiële publics.

2. Media publics.

3. Overheid publics.

4. Burgeractie publics.

5. Lokale publics.

6. Algemene publics.

7. Interne publics.

Demografie: Een studie over menselijke populatie: hoeveelheid, dichtheid, locatie, leeftijd, geslacht, ras, beroep en andere statistieken.

Baby boomers: Alle mensen die geboren zijn tussen WW2 en 1964 (78 miljoen mensen.)

Generation X: Alle mensen die geboren zijn tussen 1965 en 1976 (45 miljoen mensen.)

Millennials (generation Y): Alle mensen die geboren zijn tussen 1977 en 2000 (83 miljoen mensen.)

Economische omgeving: Alle economische factoren die consumenten beïnvloeden.

Industriële economieën: Rijke markten die veel verschillende goederen maken.

Levensonderhoudende economieën (subsistence): Zij consumeren het grootste gedeelte van hun productie (agricultuur en industrie). Zij bieden weinig marktkansen.

Ontwikkelende economieën: Deze markten zitten tussen de bovenstaande in. Zij bieden grote kansen voor de juiste producten.

Natuurlijke omgeving: Natuurlijke middelen die nodig zijn als inputs voor marketing of die beïnvloed worden door marketing activiteiten.

1. Natuurlijke middelen worden steeds schaarser.

2. Lucht en water is al in veel steden vervuild, maar dit zal ook toenemen in andere steden.

3. De overheid bemoeit zich steeds meer met het managen van de natuurlijke bronnen.

Duurzame omgeving: Het ontwikkelen van strategieën en oefeningen waardoor de planeet oneindig lang gebruikt zou kunnen worden voor de economie. Elektrische auto’s zorgen er bijvoorbeeld voor dat schaarse goederen als olie minder nodig zijn.

Technologische omgeving: Krachten die nieuwe technologieën, producten, markten en kansen creëren.

Politieke omgeving: De wet, vertegenwoordigingen van de overheid en groepen die druk uitoefenen, hebben invloed op organisaties en individuen.

De wet is gemaakt om bedrijven tegen elkaar te beschermen, bedrijven tegen consumenten te beschermen en om de interesses van de maatschappij te beschermen tegen bedrijven. Er zijn echter ook sociale ‘wetgevingen’, zoals ethiek en verantwoordelijkheid. Een bedrijf moet zich tegenwoordig steeds meer inzetten voor maatschappelijke zaken om zo geen vijanden te krijgen. De Mac verkoopt bijvoorbeeld salades, zodat mensen daar ook gezond kunnen eten. Andere bedrijven geven aan goede doelen of werken samen aan projecten (cause-related marketing.)

Culturele omgeving: Instellingen en andere krachten die effect hebben op de waarden, percepties, voorkeuren en gedrag van de maatschappij.

Kernovertuigingen en waarden: Hardnekkig en worden overgedragen van ouders op kinderen en worden versterkt door scholen, kerken, bedrijven en de overheid.

Secondaire overtuigingen en waarden: Deze staan meer open voor veranderingen en bestaan uit hoe mensen zichzelf, anderen, organisaties, de maatschappij, de natuur en het universum zien.

Hoe organisaties reageren op de omgeving is op te delen in drie groepen:

1. Organisaties die zelf dingen laten gebeuren. Proactief.

2. Organisaties die zich af vragen wat er gebeurt. Passief.

3. Organisaties die kijken naar de veranderingen. Reactief.

Hoofdstuk 4 - Consumenten

Consumentenkoopgedrag: Het koopgedrag van consumenten (individuen en huishoudens) die goederen en diensten kopen voor hun persoonlijke consumptie.

Consumentenmarkt: Alle individuen en huishoudens die goederen of diensten kopen/verwerven voor persoonlijke consumptie.

Zie fig.9 in de bijlage voor de illustratie

Cultuur: Het geheel van basis waarden, percepties, behoeften en gedrag geleerd door leden van de maatschappij, zoals familie en andere belangrijke groepen.

Factoren die invloed hebben op koopgedrag:

Zie fig.10 in de bijlage voor de illustratie

Subcultuur: Een groep van mensen met hetzelfde waardesysteem, gebaseerd op levenservaringen en situaties. Nationaliteiten, religies, etc.

Sociale klasse: Relatief permanent en geordende groepen in de maatschappij. Elke groep heeft dezelfde waarden, interesses en gedrag.

Groep: Twee of meer mensen die samenwerken/communiceren om individuele of gezamenlijke doelen te behalen.

Opinieleider: Een persoon binnen een referentiegroep die sociale invloed uitoefent op anderen, doordat deze speciale vaardigheden, kennis, persoonlijkheid of andere kenmerken heeft. Influentials of leading adopters worden ze ook wel genoemd.

Buzz marketing: Ervoor zorgen dat opinieleiders jouw product of dienst gaan ‘promoten’ in de groep.

Online sociale netwerken: Online sociale groepen/gemeenschappen, blogs, sociale netwerking websites of virtuele werelden waar mensen socialiseren of informatie en meningen uitwisselen.

Leefstijl: Een leefpatroon van activiteiten, interesses en meningen van een persoon.

Persoonlijkheid: De unieke psychologische kenmerken die een persoon of groep onderscheidt van de rest.

Motief: De druk om aan een behoefte te voldoen.

- Perceptie: Het proces waarbij mensen informatie selecteren, organiseren en interpreteren om daar vervolgens een zinvol beeld van te maken.                                                                    

Maslow’s behoeftehiërarchie

De laagste behoeften zijn het belangrijkste. Wanneer je geen eten hebt, zul je je weinig aantrekken van de kunstwereld. Wanneer je aan een belangrijke behoefte voldaan hebt, komt de volgende behoefte in beeld.

Zie fig.11 in de bijlage voor de illustratie

Leren: Veranderingen inRead more

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]