Geneeskunde - Bachelor & Master - Rijksuniversiteit Groningen - Magazine

Geneeskunde - Bachelor & Master - Rijksuniversiteit Groningen - Magazine

Op deze startpagina zijn samenvattingen, oefenmaterialen en aantekeningen samengevoegd voor het eerste studiejaar van de opleiding Geneeskunde, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Heb je zelf samenvattingen, aantekeningen en/of oefenmaterialen? Deel ze hier met je medestudenten!

Ook vind je hier andere leuke en relevante blogs, events, etc.

Studie & Kennisgebieden Geneeskunde

Op JoHo.org vind je met name (online en geprinte) samenvattingen van de kernboeken voor je studie Geneeskunde. Deze boeken worden gedurende je studie bij veel vakken gebruikt en dienen daarna nog regelmatig als naslagwerk. Wil je de boeksamenvattingen gebruiken om te studeren voor je tentamen, houd dan je blokboek bij de hand om te zien welke pagina's relevant zijn. Hier vind je ook recentere edities van kernboeken.

Kijk voor meer informatie:

Celbiologie - Geneeskunde - Bundel

Celbiologie - Geneeskunde - Bundel

Bevat collegeaantekeningen, oefenmateriaal e.d. bij het blokken van verschillende universiteiten van de afgelopen studiejaren. Gebaseerd op vergelijkbare onderwerpen

KNO - Geneeskunde - Bundel
Oogheelkunde - Geneeskunde - Bundel
Stofwisseling - Geneeskunde - Bundel

Stofwisseling - Geneeskunde - Bundel

Bundel met diverse samenvattingen op het gebied van stofwisseling, metabolisme, regulatie.

Infectie & Immuniteit (afweer) - Geneeskunde - Bundel

Infectie & Immuniteit (afweer) - Geneeskunde - Bundel

Bevat collegeaantekeningen en oefenmateriaal bij het onderwerpen betreffende het immuunsysteem, infectie en afweer - gebundeld uit blokken van diverse Geneeskunde-curricula van diverse universiteiten (UU, UL, etc).

Welke persoonstype is geschikt voor het werk in een ontwikkelingsland en welke competenties komen hierbij van pas?

Jezelf slim eten voor je tentamen!

Jezelf slim eten voor je tentamen!

31-10-2018

Wanneer je googelt naar gezonde snacks tijdens examenvoorbereidingen, kom je van alles tegen. Als je hard aan het studeren bent, vergeet je soms gezond te eten, en heb je geen tijd om uitgebreid te koken? Herkenbaar? Op de volgende website kun je handige tips vinden hoe je ervoor zorgt om je hersencellen een extra boost te geven tijdens de tentamenperiode: Eet jezelf slim voor je examen.

Check ook de recepten pagina

...
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 1

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 1


 

Algemeen

  1. Een 50-jarige man komt op de polikliniek interne geneeskunde in verband met een groter wordende lymfeklier in de hals. Voor de diagnose wordt een lymfklierbiopt genomen. Analyse van het lymfeklierbiopt in het laboratorium laat binucleaire cellen zien met prominente nucleoli, de zogenaamde ‘uilenogen’. Op grond van de gevonden cellen in het lymfklierbiopt denkt de internist aan een Hodgkin-lymfoom. Naar welke cellen wordt hier gerefereerd?

A. Kupffer-cellen

B. Micromegakaryocyten

C. Plasmacellen

D. Reed-Sternberg cellen

 

  1. Een patiënt heeft zijn arts verzocht om euthanasie. Aan welke voorwaarde moet ten minste worden voldaan voordat kan worden overgegaan tot euthanasie? Die voorwaarde is:

A. Handgeschreven wilsverklaring

B. Terminale fase van de ziekte

C. Uitzichtloos lijden

 

  1. Hyperkaliëmie kan aanleiding geven tot hartritmestoornissen, omdat een verhoogde kaliumconcentratie een effect heeft op de membraanpotentiaal. Zo leidt een kaliumconcentratie hoger dan 7mM tot een vertraagde:

A. Depolarisatie

B. Hyperpolarisatie

C. Repolarisatie

 

  1. In ‘public health’ onderscheidt men diverse vormen van preventie van ziekten en aandoeningen. Secundaire preventie is gericht op:

A. De inzet van tweedelijnsvoorzieningen

B. Het tegengaan van recidieven

C. Het zo vroeg mogelijk opsporen en behandelen

 

  1. Voor het ontstaan van een kwaadaardige tumor zijn een aantal fundamentele veranderingen in cellen noodzakelijk. Welke van deze fundamentele veranderingen wordt met een p53 mutatie bereikt?

A. Het in stand houden van de angiogenese

B. Een defect in een DNA-herstelproces

C. Het ontsnappen aan apoptose

D. Het ongevoelig worden voor externe groei stimuli.

 

  1. Met het begrip continue gegevens (continuous data) wordt bedoeld:

A. Gegevens die over langere tijd gelijk blijven

B. Gegevens die continu in vaste klassen blijven, zoals sekse

C. Gegevens die alleen bij benadering gemeten kunnen worden

 

  1. Voor het herkennen van ethische problemen is het belangrijk een onderscheid te maken tussen verschillende soorten uitspraken. De uitspraak ‘Bij auscultatie drukt u met de klok van de stethoscoop niet te sterk op de huid’ is een voorbeeld van een:

A. Descriptieve uitspraak

B. Expressieve uitspraak

C. Normatieve uitspraak

  1. Op het spreekuur van de huisarts komt een patiënt van 21 jaar me klachten van keelpijn. Het blijkt dat hij al twee dagen eerder een andere huisarts heeft geconsulteerd en dat het advies was om af te wachten tot de pijn vanzelf overging. Hoewel het beter gaat met de keelpijn, wil de patiënt toch verwezen worden naar de KNO-arts. De huisarts besluit de vraag van de patiënt te exploreren aan de hand van het SCEGS-model. De patiënt heeft vaker keelpijn, ongeveer 5 maal per jaar. Dan duurt het twee dagen. Steeds is er dan koorts tot 39 graden Celsius. Het afgelopen jaar heeft hij door de keelpijn tweemaal een tentamen gemist. De amandelen zijn groot en er zitten vaak witte stippen op. Misschien moeten ze wel geknipt worden. Hij heeft op internet opgezocht wanneer het knippen van amandelen uitkomst biedt, maar hij vond geen duidelijk antwoord. Zijn moeder had gezegd dat hij het met de KNO-arts moest bespreken. Welk aspect van het SCEGS-model ontbreekt?

A. Cognitief aspect

B. Emotioneel aspect

C. Gedragsmatig aspect

D. Sociaal aspect

 

  1. Een huisarts stelt het overlijden vast van een 83-jarige vrouw. De vrouw is een natuurlijke dood gestorven. De doodsoorzaak was een hartritmestoornis. De nabestaanden vragen of mevrouw nog voor weefseldonatie in aanmerking komt. Zij had zich actief als donor geregistreerd. Is weefseldonatie, gezien de leeftijd van de vrouw, nog mogelijk volgens de gangbare criteria voor donatie?

A. Ja, alleen donatie van cornea is mogelijk.

B. Ja, alleen donatie van huid is mogelijk.

C. Ja, zowel donatie van huid als cornea is mogelijk.

D. Nee, donatie is in deze situatie niet mogelijk.

 

  1. In Nederland wordt cervixcarcinoomscreening verricht bij vrouwen van 30 tot 60 jaar. Wat is bij deze groep de in Nederland aanbevolen frequentie voor cervixcarcinoomscreening?

A. Ieder jaar

B. Eens in de 2 jaar

C. Eens in de 5 jaar

D. Eens in de 10 jaar

 

  1. In een metaalverwerkingsfabriek is een nieuwe machine in gebruik genomen die de hele dag veel geluid produceert. De Arbodienst komt langs om de medewerkers advies te geven over gehoorbescherming. Om de kans op lawaaidoofheid te verminderen adviseert de Arbodienst om gehoor-beschermende maatregelen te nemen vanaf een geluidsniveau van:

A. 45 dB

B. 85 dB

C. 115 dB

 

  1. Een wegenbouwer heeft door zijn werk frequent contact met polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Op welke van de volgende tumoren heeft hij een verhoogd risico?

A. Blaaskanker

B. Leukemie

C. Longkanker

D. Prostaatkanker

 

  1. Een 17-jarig meisje komt bij de kinderarts. Ze is de laatste tijd enorm moe. Ze slaapt goed maar wordt niet uitgerust wakker. Anamnestisch blijkt er sprake te zijn van hevige menstruaties, elke maand heeft ze gedurende 5 dagen fors bloedverlies waarbij ze elk uur moet verschonen. Bij onderzoek valt op dat de patiënte bleek ziet. De arts besluit aanvullend onderzoek te doen. Het labonderzoek laat de volgende waarden zien: Hb 5.9 mmol/l, MCV 74 fl. De arts stelt de diagnose ferriprieve anemie. Wat is op dit moment de juiste volgende stap met betrekking tot de anemie?

A. Aanvullend labonderzoek naar ferritine en ijzervoorraad

B. Sigmoïdoscopie

C. Starten met ferrofumaraat

 

  1. Prostaatcarcinoom wordt bij autopsie in een bepaald percentage gevonden. Bij welk percentage ligt dat het dichtst in het geval van mannen boven de 70 jaar?

A. 5%

B. 30%

C. 70%

 

  1. Een man van 86 jaar heeft longkanker. Hij is in de terminale fase van de ziekte en heeft veel pijn. De huisarts besluit te starten met pleisters met een morfinederivaat. Welk type medicament moet de huisarts direct starten naast deze pleisters?

A. Anti-emeticum

B. Antipsychoticum

C. Laxans

D. Luchtwegverwijder

E. Maagbeschermer

 

  1. Wat is de meest voorkomende oorzaak van een neusbloeding bij jongeren?

A. Allergische rhinitis

B. Groei van de neus

C. Hormonale veranderingen in de puberteit

D. Trauma

 

  1. Een buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (community-acquired) kan verschillende verwekkers hebben. Welk van onderstaande verwekkers komt het meest frequent voor?

A. Legionella Pneumoniae

B. Pseudomonas aeruginosa

C. Streptococcus pneumoniae

 

Genetica

  1. Bij een patiënte wordt een coloncarcinoom gevonden. De mogelijkheid van een Lynch syndroom (Hereditaire non-polyposis colon carcinoom, HNPCC) wordt overwogen. Welke andere bevinding maakt dit het meest waarschijnlijk?

A. Ovariumcarcinoom

B. Endometriumcarcinoom

C. Melanoom

D. Longcarcinoom

 

  1. Een 45-jarige man heeft een urotheelcelcarcinoom. Zijn familieanamnese vermeldt diverse gevallen van coloncarcinoom op betrekkelijk jonge leeftijd. Dit patroon past het beste bij:

A. Familiaire adenomateuze polyposis syndroom

B. Juveniele poliposis

C. Lynch syndroom

 

  1. De telomeren van een gemiddelde zestigjarige persoon in een normale populatie worden vergeleken met de telomeren van een gemiddelde twintigjarige persoon in een normale populatie. De telomeren van een zestigjarige zijn dan:

A. Korter

B. Even lang

C. Langer

 

  1. Erfelijke kiembaanmutaties bevinden zich in alle lichaamscellen en kunnen gelden als een risicofactor voor het ontwikkelen van maligniteiten. Kiembaanmutaties in welk gen zijn een risicofactor voor het ontwikkelen van een ovariumcarcinoom?

A. VHL

B. BRCA-1

C. RET

4. CDH-1

 

  1. DNA-onderzoek bij een vrouw toont een Leber’s opticusatrofie, een erfelijke aandoening van de oogzenuw. Deze mutatie is van het mitochondrieel DNA (mtDNA). Via welke ouder is deze mutatie overgeërfd?

A. Moeder

B. Vader

 

Interne geneeskunde

  1. Een meisje van 18 maanden is via de jeugdgezondheidszorg verwezen naar de kinderarts. Dit in verband met het achterblijven van de groei, terwijl ze goed eet. Opvallend bij het lichamelijk onderzoek is een bolle buik en een droge schilferende huid. Haar lengte en gewicht zitten op -1 SD. De kinderarts vermoedt de diagnose coeliakie en laat een gastroduodenoscopie met biopten verrichten. Welke afwijking bevestigt de diagnose?

A. Adenomateuze poliepen

B. Dysplasie

C. Pseudomembraneuze plaques

D. Ulcera

E. Vlokatrofie

 

  1. Welk hormoon stimuleert de testis tot productie van testosteron?

A. FSH

B. HCG

C. Inhibine

D. LH

 

  1. Een tekort aan het hormoon leptine resulteert in:

A. Gewichtsafname

B. Gewichtstoename

 

  1. In de testis wordt testosteron geproduceerd door:

A. Muller-cellen

B. Leydig-cellen

C. Sertoli-cellen

D. Wolff-cellen

 

  1. Feces zijn meestal bruin van kleur. Dat komt door aanwezigheid van:

A. Bilirubine

B. Biliverdine

C. Haem

D. Urobiline

 

  1. Wat is de meest voorkomende oorzaak van anemie in patiënten met coeliakie?

A. Foliumzuur deficiëntie

B. Hemolyse

C. Tekort aan intrinsic factor

D. Vitamine B12 deficiëntie

 

  1. Welke pijn past het beste bij een klassieke appendicitis?

A. Pariëtale pijn, gevolgd door viscerale pijn

B. Viscerale pijn, gevolgd door pariëtale pijn

C. Enkel pariëtale pijn

D. Enkel viscerale pijn

 

  1. De term struma (Engels: goitre) betekent:

A. Algehele vergroting van de schildklier

B. Hyperfunctie van de schildklier

C. Solitaire nodus van de schildklier

D. Zwelling in de hals

 

  1. Een patiënte die coumarine gebruikt heeft een doorgeschoten INR zonder teken van bloeding. Welk van de volgende middelen is eerste keus om het effect van coumarine te couperen?

A. Ciclocapronzuur

B. Protamine

C. Vitamine K

 

  1. Een 70-jarige Vietnamese vrouw heeft levercirrose. Ze is bang voor het ontstaan van een levercarcinoom. Met welke van de onderstaande methoden kan bij haar het ontstaan van zo’n tumor het beste vastgesteld worden? Regelmatige controle van het:

A. Alkalisch fosfatase (AF)

B. α1-foetoproteïne (AFP)

C. Carcino-embryonale antigeen (CEA)

D. Kankerantigeen 125 (CA-125)

 

  1. Bij oudere mensen kan men, ter voorkoming van bijwerkingen, geneesmiddelen het beste lager doseren dan bij jongere mensen. Waarom is dat? Omdat in het algemeen bij oudere mensen ten opzichte van jongeren:

A. De compliance met betrekking tot inname lager is

B. De gastro-intestinale opname hoger is

C. De receptorgevoeligheid hoger is

D. De renale excretie lager is

 

  1. Bij een huisarts komt een 56-jarige vrouw, die last heeft van ‘dode vingers’. Ze had wel vaker dat bij extreme kou een vinger helemaal ‘dood’ en wit werd, maar sinds een paar maanden trekt uit drie vingers van beide handen al het bloed weg, als ze in aanraking komt met kou, zelfs al als ze haar handen onder de koude kraan houdt. Deze klachten krijgt ze nu ook aan haar tenen. Er wordt aanvullend onderzoek gedaan, om de onderliggende oorzaak op te sporen. Welke ziekte kan dit fenomeen veroorzaken?

A. Sarcoïdose

B. Systemische lupus erythematodes (SLE)

C. Ziekte van Marfan

D. Ziekte van Bechterew

 

  1. Een 26-jarige vrouw heeft last van malaise, vermoeidheid en pijn in haar rechterknie en linker pols. Bij lichamelijk onderzoek valt op dat ze een erytheem op haar wangen en neusbrug heeft. Bij navraag blijkt dit toe te nemen na blootstelling aan zonlicht. Het laboratoriumonderzoek toont een trombocytopenie en de antinucleaire antistoffen (ANA) en anti-ds-DNA zijn beiden sterk verhoogd aanwezig in het serum. Wat is nu de meest waarschijnlijke diagnose?

A. Granulomatose met polyangiitis (ziekte van Wegener)

B. Reumatoïde artritis

C. Sarcoïdose

D. Systemische lupus erythematodus (SLE)

 

  1. De huisarts onderzoekt de longen van een 50-jarige man wegens benauwdheid. Bij inspectie is hij tachypnoeïsch. Bij palpatie is de stemfremitus rechtsboven afwezig. De percussie rechtsboven is hypersonoor. Bij auscultatie is er opgeheven ademgeruis rechtsboven, er zijn geen bijgeluiden. Welke diagnose past bij bovenstaande bevindingen?

A. Bronchuscarcinoom

B. Longemfyseem

C. Pleuravocht

D. Pneumonie

E. Pneumothorax

 

  1. Waar wordt antidiuretisch hormoon (ADH) afgegeven?

A. In de adenohypofyse

B. In het bijniermerg

C. In de bijnierschors

D. In de neurohypofyse

 

  1. Vooral tijdens vasten en sporten is het voor het lichaam van belang dat de concentratie van glucose in het bloed op peil blijft. Het hormoon dat er voor zorgt dat de glucoseconcentratie in het bloed niet te laat wordt door de mobilisering van glycogeen, is:

A. Insuline

B. Glucagon

C. Leptine

 

  1. Een patholoog bestudeert met behulp van de lichtmicroscoop een longbiopt van een patiënt. De patholoog constateert dat op een aantal plekken cilindrisch epitheel overgaat in plaveiselepitheel. Hoe wordt dit proces genoemd?
    A. Atrofie
    B. Hypertrofie
    C. Hyperplasie
    D. Metaplasie
     

  2. Er zijn verschillende typen kraakbeen. Uit welk type kraakbeen bestaat het kraakbeenskelet van de trachea hoofdzakelijk?
    A. Elastisch kraakbeen
    B. Hyalien kraakbeen
    C. Vezelig kraakbeen

 

  1. Atherosclerose is een veelvoorkomende ziekte in ontwikkelde landen. De ziekte wordt gekenmerkt door afwijkingen in de arteriële vaatwand. Welke laag van de arteriewand is bij atherosclerose initieel aangedaan?
    A. Adventitia

B. Intima
C. Lamina elastica interna
D. Media

 

  1. Een 26-jarige loopt ongetraind de Zevenheuvelenloop van 15km. Tijdens de wedstrijd merkt hij verzuring in zijn benen. Dit is een gevolg van een toegenomen lactaatconcentratie. Deze toegenomen lactaatconcentratie wordt veroorzaakt door het tekortschieten van de capaciteit van de:

A. Citroenzuurcyclus

B. Glycogenolyse

C. Ureumcyclus

D. Vetzuurafbraak

 

  1. De groei van pathogene soorten zoals Gardnerella vaginalis en Candida spp. wordt in de vagina geremd door melkzuurbacteriën. Hoe remmen melkzuurbacteriën deze groei?

A. Ze verlagen de pH

B. Ze produceren toxines

C. Ze remmen specifiek de celdeling van de pathogenen

D. Ze sporuleren

 

  1. Een 21-jarige man komt op de eerste hulp vanwege hevige pijn op de borst sinds 3uur. Bij lichamelijk onderzoek wordt een bleke lange magere man gezien. Hij heeft een bril vanwege bijziendheid. Zijn bloeddruk is 85/40 mmHg, ademhalingsfrequentie van 20/min en een pols van 120 bpm. Zijn familiegeschiedenis vermeldt sudden death bij een 25-jarige broer. Welke van onderstaande diagnoses is het meest waarschijnlijk?

A. Longembolie

B. Hartinfarct

C. Aortadissectie

D. Pneumothorax

E. Pericarditits

 

  1. Bij lichamelijk onderzoek van een patiënt wordt het volgende gevonden: verplaatsbare demping bij de percussie van de onderzijde van de linkerlong, verminderd ademgeruis en een verminderde stemfremitus over hetzelfde gebeid. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze bevindingen?

A. Atelectase

B. Pleuravocht

C. Pneumothorax

D. Tuberculose

 

  1. Een patiënt ondergaat een longfunctieonderzoek. Hierbij blijkt de vitale capaciteit (VC) verlaagd ten opzichte van normaal en de FEV1 verhoogd. De meest waarschijnlijke verklaring van de bevindingen bij deze patiënt is:

A. Neuromusculair

B. Niet pathologisch

C. Obstructief

D. Restrictief

 

  1. Op de spoedeisende hulp ziet de arts een 32-jarige vrouw. Zij voelt zich sinds vanmiddag kortademig met pijn links op de borst die vast zit aan de ademhaling. Zij hoest al sinds 1 week geel sputum op. Ze is de nacht tevoren teruggekomen uit Australië en is bang dat ze daar iets heeft opgelopen. Patiënte gebruikt als medicatie ongeveer 2 keer per week 1dd 400mg ibuprofen tegen hoofdpijn en een derde generatie anticonceptiepil. Bij lichamelijk onderzoek is sprake van een snelle en oppervlakkige ademhaling met een ademhalingsfrequentie van 20/min, temperatuur 37,7 graden C, een hartslag van 90/min en een bloeddruk van 105/60 mmHg. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van haar klachten?

A. Decompensatio cordis

B. Longembolie

C. Myocardinfarct

D. Pneumonie

 

  1. Waar in het hart bevindt zich de sinusknoop?

A. Linker atrium

B. Linker ventrikel

C. Rechter atrium

D. Rechter ventrikel

 

  1. Patiënten met diabetes mellitus hebben een verhoogd risico op ‘silent ischemia’. De lokalisatie van de ischemie betreft in dit geval:

A. De alvleesklier

B. De hartspier

C. De perifere bloedvaten

D. De retina

 

  1. De meest frequente oorzaak van myocarditis is een virale infectie. Welke van onderstaande virussen is de meest frequente oorzaak van virale myocarditis bij een volwassene?

A. Coxsackievirus

B. Epstein-Barr virus

C. Hepatitis-A virus

D. Influenzavirus

 

  1. Een 76-jarige vrouw heeft een niersteenaanval. Ze vertelt ook koorts en koude rillingen te hebben. Welke van onderstaande complicaties is het vaakst gerelateerd aan koorts en koude rillingen?

A. Levensbedreigende hematurie

B. Postrenale obstructie

C. Ureter ruptuur

D. Urosepsis

 

  1. De maag wordt onder anderen geïnnerveerd door de nervus vagus. Op welke manier beïnvloedt de nervus vagus de maagsapsecretie? De nervus vagus:

A. Remt de secretie

B. Stimuleert de secretie

C. Beïnvloedt de secretie niet

 

Gynaecologie en obstetrie

  1. Een 30-jarige vrouw is zwanger. De amenorroeduur is 7 weken. Zij wordt op de afdeling spoedeisende hulp onderzocht wegens acute heftige buikpijn. Er zijn tekenen van hypovolemische shock. De meest waarschijnlijke verklaring voor dit beeld is:

A. Ectopische zwangerschap

B. Placenta loslating

C. Spontane abortus

 

  1. Bij het vaginale toucher van een barende patiënte wordt de indaling beoordeeld met behulp van de vlakken van Hodge. Het vlak dat door de spinae ischiadicae loopt is:

A. Het eerste vlak van Hodge

B. Het tweede vlak van Hodge

C. Het derde vlak van Hodge

D. Het vierde vlak

Read more
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 2

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 2


Oefenvragen: deel A

Algemeen

 

  1. Een paralyse van een van de koepels van het diafragma is te herkennen op een röntgenfoto van de thorax, tijdens inspiratie, door een hoogstand van het betreffende hemidiafragma. Door welke zenuw wordt het diafragma geïnnerveerd?

 

A. Nervus hypogastricus

B. Nervus intercostalis

C. Nervus laryngeus recurrens

D. Nervus phrenicus

E. Nervus vagus

 

  1. Een deel van de klachten die een arts gepresenteerd krijgt zijn zogenaamde functionele klachten. Welk van de onderstaande presentaties is meestal GEEN functionele klacht?

 

A. Chronische vermoeidheid

B. Hyperventilatie

C. Lage rugpijn

D. Oorpijn

 

  1. Binnen de menselijke embryonale ontwikkeling onderscheiden we de buizen van Müller en Wolff. Hieruit ontstaan verschillende anatomische structuren. Ten aanzien van deze structuren is een van de onderstaande stellingen waar. Dit is:

 

A. De uterus en tuba uterina ontstaan uit de buizen van Müller en de epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan uit de buizen van Wolff

B. De uterus en tuba uterina ontstaan uit de buizen van Wolff en de epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan uit de buizen van Müller

C. De uterus, tuba uterina, epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan allen uit de buizen van Müller

D. De uterus, tuba uterina, epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan allen uit de buizen van Wolff

  1. Antimüllerhormoon (AMH) wordt geproduceerd door de:

 

A. Buizen van Müller

B. Buizen van Wolff

C. Mannelijke foetale gonaden

D. Vrouwelijke foetale gonaden

 

  1. De voorkeursleeftijd voor het osteosarcoom ligt in de:

 

A. 2e decade

B. 4e decade

C. 6e decade

 

  1. Sikkelcelziekte is een afwijking van de:

 

A. Erytrocyt

B. Leukocyt

C. Lymfocyt

D. Trombocyt

 

  1. Wat moet men vermijden bij de opvang van een patiënt met epiglottitis?

 

A. Antibiotica toedienen

B. Een thoraxfoto maken in liggende houding

C. Vernevelen met adrenaline

D. Zuurstof toedienen

 

Genetica

 

  1. Duchenne spierdystrofie is een progressieve spierziekte. Het progressieve karakter van deze ziekte is het gevolg van een afname van de cellen die nodig zijn voor de regeneratie van de spieren. Welke cellen dragen door deling en/of differentiatie bij tot de regeneratie van het skeletspierweefsel?

 

A. Skeletspiercellen

B. Satellietcellen

C. Fibroblasten

 

  1. Een driejarig jongetje heeft de ziekte van Duchenne. Zijn kuitspieren zijn opvallend fors, hij vertoont een waggelgang en valt vaak. Het eiwit dat een schakel vormt tussen actine en fibronectine is afwezig. Dit complex geeft onmisbare steun aan de spiervezel en voorkomt scheuring tijdens een spiercontractie. Welk eiwit ontbreekt?

 

A. Dystrofine

B. Myosine

C. Fibrine

D. Troponine

 

Interne geneeskunde

 

  1. Septische- of bacteriële artritis is een ernstig ziektebeeld. Bij volwassenen is de meest voorkomende verwekker van een septische artritis:

 

A. Borrelia burgdorferi

B. Neisseria gonorrhoea

C. Staphylococcus aureus

D. Streptococcus pyogenes

 

  1. Zwarte ontlasting op basis van een maagbloeding heet:

 

A. Diarrhea gastricum

B. Haematemesis

C. Haematocolon

D. Melaena

 

  1. Diabetes Mellitus is een ziekte waarbij schade gezien wordt in weefsels van vele organen. In welk weefsel wordt microscopisch GEEN schade gezien?

 

A. De exocriene klieren van de pancreas

B. De glomeruli van de nieren

C. De perifere zenuwtakken in de benen

D. De retinale bloedvaten van het oog.

 

  1. Op de SEH meldt zich een 16-jarige jongen die na een flinke val ernstige ademhalingsproblemen heeft. Aan de rechterzijde staat de thoraxwand in maximale inspiratiestand, er is een hypersonore percussietoon, het ademgeruis is opgeheven, en er is veneuze stuwing in de hals. Wat is nu het eerste aangewezen beleid?

 

A. Bronchoscopie

B. Decompressie rechter hemithorax

C. CT-thorax

D. X-thorax

 

 

  1. Er zijn obstructieve en restrictieve ademhalingsstoornissen. De ademhalingsstoornis is het vaakst obstructief bij:

 

A. Acute respiratory distress syndrome (ARDS)

B. Asbestosis

C. Emfyseem

D. Sarcoïdose

 

Gynaecologie en obstetrie

 

  1. Bij een zwangere vrouw reikt de uterus bij lichamelijk onderzoek tot de navel. De meest waarschijnlijke zwangerschapsduur bij deze bevinding is:

 

A. 16 weken

B. 24 weken

C. 32 weken

 

  1. Welk micro-organisme is de belangrijkste verwekker van salpingitis?

 

A. Chlamydia trachomatis

B. Escherichia coli

C. Neisseria gonorrhoeae

D. Ureaplasma urealyticum

 

 

Neurologie

 

  1. Bij ongeveer 20 procent van de patiënten met migraine is er sprake van een aura. De meest typische vorm van zo’n aura bij migraine is:

 

A. Dubbelzien

B. Flikkerscotoom

C. Homonieme hemianopsie

 

  1. Jan de Jong, 22 jaar, komt op het spreekuur omdat hij zijn linkerhand niet meer kan heffen (zogenaamde ‘dropping hand’). Hij heeft de afgelopen nacht met zijn vriendin in de armen geslapen. De arts legt uit dat deze verlamming is ontstaan door langdurige druk op een armzenuw. Het betreft in dit geval de:

 

A. Nervus axillaris

B. Nervus medianus

C. Nervus radialis

D. Nervus ulnaris

 

Dermatologie

 

  1. Bij een patiënt ziet u een vrij uitgebreide huiduitslag, waarbij u differentiaal diagnostisch aan psoriasis vulgaris denkt. Welke van de onderstaande combinaties van klinische en histopathologische bevindingen ondersteunt dit vermoeden het best?

 

A. Klinisch: Een monomorfe eruptie. Histopathologisch: Kernhoudende keratinocyten in de hoornlaag.

B. Klinisch: Een monomorfe eruptie. Histopathologisch: Verruiming van de intercellulaire ruimte tussen keratinocyten in de hoornlaag.

C. Klinisch: Een polymorfe eruptie. Histopathologisch: Kernhoudende keratinocyten in de hoornlaag.

D. Klinisch: Een polymorfe eruptie. Histopathologisch: Verruiming van de intercellulaire ruimte tussen keratinocyten in de hoornlaag.

 

  1. Wat is van klinische relevantie bij een dysplastische naevus naevocellularis?

 

A. Het is een potentiële marker of precursor voor melanoom

B. Het is een maligne aandoening

C. Het is al aanwezig bij de geboorte

 

 

Oogheelkunde

 

  1. Bij fundoscopie van de retina is de aanbevolen volgorde van onderzoek:

 

A. macula, bloedvaten, papil

B. papil, bloedvaten, macula

 

  1. Bij een 74-jarige vrouw met staar wordt een cataractextractie uitgevoerd. Daarbij wordt via faco-emulsificatie de troebele lenskern verwijderd en een kunststof lens ingebracht. Waar in het oog wordt de lens geplaatst? Dat is in:

 

A. de achterste oogkamer

B. de voorste oogkamer

C. het achterste lenskapsel

 

Chirurgie

 

  1. Het femur, de patella, de tibia en de fibula vormen samen de benige begrenzing van:

 

A. Elleboog

B. Enkel

C. Heup

D. Knie

 

  1. Fracturen veroorzaken soms zenuwletsel. Dit kan resulteren in motorische uitval. Van welke spieren komt uitval het meest frequent voor bij een humerusschachtfractuur?

 

A. Mm. Extensores carpi en extensor digitorum

B. Mm. Extensores en flexores carpi

C. Mm. Triceps en biceps brachii

D. Mm. Triceps brachii en extensor digitorum

 

Huisartsgeneeskunde

 

  1. Een vrouw van 20 jaar oud heeft veel last van acne in haar gezicht. Zij wil er graag vanaf en wil er nu iets voor hebben. Bij onderzoek blijkt zij inderdaad een aantal ontsierende papels en pustels in haar gezicht te hebben. Naast de niet-medicamenteuze adviezen is het geneesmiddel van eerste keus:

 

A. Antibiotica lokaal: Clindamycine of erytromycine

B. Antibiotica oraal: Doxycycline

C. Benzoylperoxide of retinoïde lokaal

D. Isotretinoïne oraal

 

  1. Een huisarts ziet een man van 25 jaar met hoesten en sinds twee dagen koorts. Welk van de onderstaande bevindingen rechtvaardigt een snelle doorverwijzing naar een longarts het meest?

 

A. Intrekkingen van de thorax bij ademen

B. Piepende ademhaling

C. 40 graden Celcius koorts

D. Een verlengd expirium

 

  1. Het afkappunt voor het stellen van de diagnose diabetes mellitus aan de hand van de nuchtere veneuze plasmaglucose ligt het dichtst bij:

 

A. 6.1 mmol/L

B. 6.9 mmol/L

C. 7.8 mmol/L

D. 11.0 mmol/L

 

  1. Een 31-jarige vrouw die 30 weken zwanger is, bezoekt haar huisarts omdat zij sedert een dag frequente aandrang en pijn bij het plassen heeft. Zij voelt zich niet koortsig; haar temperatuur is 37.2 graden Celsius, axillair gemeten. Onderzoek van de urine met een teststrip op leukocyten en nitriet is voor beiden positief. Wat is de meest geschikte antimicrobiële therapie?

 

A. Amoxicilline

B. Cefuroxim

C. Nitrofurantoïne

D. Trimethoprim

 

  1. Op het ochtendspreekuur ziet de huisarts een vrouw van 45 jaar oud die klaagt over moeheid, tintelingen aan de handen en een zwaar gevoel in de benen. Er zijn geen aanwijzingen voor chronische infectie of maligniteiten. De huisarts vermoedt alchoholmisbruik (foetor ex ore van patiënte). De huisarts doet bloedonderzoek: Hb 7.1 mmol/L (verlaagd), MCV 113 fl (verhoogd). Welke vorm van anemie is het meest waarschijnlijk?

 

A. Anemie door vitamine-B12-deficiëntie

B. Aplastische anemie

C. Thalassemie

D. Ijzergebreksanemie

 

Psychiatrie

 

  1. Bij welke van de onderstaande psychiatrische stoornissen past het symptoom van een wisselend gedaald bewustzijn het best?

 

A. Borderline stoornis

B. Delirium

C. Depressie

 

  1. Psychische klachten moeten worden onderscheiden van somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. Tot de psychische klachten behoort:

 

A. Hoofdpijn

B. Jeuk

C. Moedeloosheid

 

  1. Stel, er is aan de voorwaarden voor een gedwongen opneming in een psychiatrisch ziekenhuis voldaan. Als een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht, dan is een inbewaringstelling mogelijk. Artikel 20 van de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) regelt de beschikking tot inbewaringstelling. Deze beschikking wordt in eerste instantie afgegeven door een bepaald persoon. Deze persoon is de:

 

A. Burgemeester

B. Geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis

C. Huisarts

D. Officier van Justitie

E. Rechter

 

  1. In de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) staan de negen diagnostische criteria van een depressie beschreven. Volgens deze handleiding moet er voor het diagnosticeren van een eenmalige depressieve episode tenminste één van de twee volgende symptomen aanwezig zijn:

 

A. Depressieve stemming of gevoelens van waardeloosheid

B. Depressieve stemming of verlies van interesse en plezier

C. Gevoelens van waardeloosheid of suïcidegedachten

D. Verlies van interesse en plezier of suïcidegedachten

 

  1. Op de afdeling chirurgie worden geregeld patiënt opgenomen ten gevolge van ernstige verkeersongevallen. Velen van hen komen terug op de polikliniek. Bij een aantal van hen wordt na verloop van tijd een posttraumatische stress-stoornis gediagnosticeerd. Wat is het eerste wat deze patiënten dan geadviseerd dient te worden:

 

A. Debriefing in groepsverband

B. Een expectatief beleid

C. Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR)

D. Start van een serotonine heropname remmer (SSRI)

 

  1. Een waan is een voorbeeld van een stoornis in een van de onderstaande mentale functies. Het betreft een stoornis in:

 

A. Bewustzijn

B. Denken

C. Executieve functies

D. Oordeelsvermogen

E. Perceptie

 

 

Oefenvragen: deel B

 

Algemeen

 

  1. Een vrouw heeft aan één borst een mamma-amputatie ondergaan wegens borstkanker. Zij is nu tumorvrij, maar blijkt bij een test drager te zijn van een mutatie in het BRCA-gen en heeft daarom een hoge kans op recidief. Zij besluit ook de niet-aangedane borst te laten amputeren. Dit is een vorm van:

 

A. Curatieve geneeskunde

B. Palliatieve geneeskunde

C. Preventieve geneeskunde

D. Transformerende geneeskunde

 

  1. Een wetenschappelijke studie onderzoekt een nieuw geneesmiddel bij volwassen proefpersonen met gemetastaseerde solide tumoren. Het onderzoek is nu in de fase ter beoordeling van de veiligheid, verdraagbaarheid, farmacokinetiek en farmacodynamiek. Hoe wordt deze fase genoemd?

 

A. Fase 1

B. Fase 2

C. Fase 3

D. Fase 4

 

  1. Welk bloedvat vormt de verbinding tussen de arteria iliaca externa en de arteria poplitea?

 

A. Arteria iliaca interna

B. Arteria femoralis

C. Arteria profunda femoris

D. Arteria saphena

 

  1. Bij de initiatie van transcriptie moet het RNA-polymerase zich hechten aan een bepaald deel van het betrokken gen. Hoe heet de locatie waaraan het RNA-polymerase zich hecht?

 

A. Activator

B. Initiator

C. Enhancer

D. Promoter

 

  1. Tijdens de skeletspiercontractie binden calciumionen aan:

 

A. Actine

B. Calmoduline

C. Tropomyosine

D. Troponine

 

Genetica

 

  1. Hemofilie A is een X-gebonden recessieve aandoening. Wanneer een vrouw draagster is van hemofilie A, wat betekent dat dan voor haar kinderen?

 

A. Alle dochters zullen draagster zijn van hemofilie-A.

B. Alle zonen zullen hemofilie-A hebben.

C. 25% van haar dochters zal draagster zijn van hemofilie-A.

D. 50% van haar zonen zal hemofilie-A hebben.

 

 

Interne geneeskunde

 

  1. Een 70-jarige man wordt rectaal getoucheerd vanwege een verdenking op benigne prostaathypertrofie (BPH). Hierbij wordt een onregelmatig gevormde prostaat gevoeld die niet pijnlijk is, plaatselijk zeer vast aanvoelt en aan alle zijden goed af te grenzen is van de omgeving. Deze bevindingen ondersteunen de diagnose BPH.

 

A. Juist

B. Onjuist

 

  1. Coumarinen remmen de synthese van stollingsfactoren door antagonisme van vitamine. Welke vitamine?

 

A. B

B. C

C. K

 

  1. Bij ijzergebrek kan zich een bloedarmoede ontwikkelen. Deze heeft een kenmerkende morfologie, namelijk:

 

A. Microcytair

B. Normocytair

C. Macrocytair

 

  1. Een man van 24 jaar overlijdt plotseling tijdens het joggen. Onder de werkdiagnose ‘acute hartdood’ wordt obductie verricht. Welke bevinding is bij deze patiënt het meest waarschijnlijk?

 

A. Acuut myocardinfarct

B. Hypertrofe cardiomyopathie

C. Thoracaal aorta aneurysma

D. Virale myocarditis

 

 

Gynaecologie en obstetrie

 

  1. De gynaecoloog ziet een 25-jarige vrouw, G0P0, in verband met pijn laag links in haar buik. De pijn is sinds een jaar vrijwel altijd aanwezig en verergert tijdens de menstruatie. Haar cyclus is regelmatig. Bij het vrijen is er een diepe dyspareunie. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

 

A. Cervicale poliepen

B. Endometriose

C. Pelvic inflammatory disease (PID)

D. Submuceus myoom

 

  1. Hoeveel bloedvaten bevat de navelstreng van een pasgeborene in de meerderheid van de gevallen?

 

A. Twee

B. Drie

C. Vier

 

 

Neurologie

 

  1. De neuroloog test bij een 48-jarige man de pupilreacties. Bij het beschijnen van het linkeroog is er geen directe reactie, het rechteroog reageert wel indirect. Bij het beschijnen van het rechteroog is er een normale directie reactie rechts, links is er geen indirecte reactie. Welke hersenzenuw is hier aangedaan?

 

A. Nervus oculomotorius links

B. Nervus oculomotorius rechts

C. Nervus opticus links

D. Nervus opticus rechts

 

  1. Een 48-jarige man heeft sinds eergisteren hevige uitstralende pijn vanuit zijn rug naar de laterale zijde van zijn rechterbeen tot in de laterale voetrand. De klachten worden erger wanneer hij hoest en hij heeft moeite met traplopen. Bij lichamelijk onderzoek valt op dat hij niet goed op zijn tenen kan lopen rechts en dat de achillespeesreflex rechts lager is dan links. Welke zenuwwortel is het meest waarschijnlijk aangedaan?

 

A. L4

B. L5

C. S1

 

 

Dermatologie

 

  1. Een 32-jarige man komt bij de huisarts vanwege jeukende plekken op beide ellebogen. Bij inspectie ziet de huisarts scherp begrensde erythematosquameuze plaques op de strekzijde van beide ellebogen. Wanneer hij langs de laesie schraapt ontstaan er witte schilfers. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?

 

A. Constitutioneel eczeem

B. Eczema seborrhoicum adultorum

C. Pityriasis rosea

D. Psoriasis vulgaris

 

  1. Chris, 16 jaar, komt bij de huisarts vanwege zijn puistjes. In zijn gezicht en op zijn schouders heeft hij verschillende efflorescenties, in zijn gezicht vooral comedonen en op zijn rug en schouders naast comedonen ook papulopustels en noduli met korstvorming en littekens. Hoe wordt deze ernstige vorm van ‘jeugdpuistjes’ genoemd?

 

A. Acne conglobata

B. Acne vulgaris

C. Folliculitis

D. Impetigo

 

  1. Een 47-jarige man ontwikkelt twee dagen na een insectenbeet een rode, scherp gedemarqueerde plek met een doorsnede van 20 cm. Hij heeft daarbij hoge koorts en braakt. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

 

A. Erysipelas

B. Erythema multiforme

C. Impetigo vulgaris

D. Urticaria

 

Oogheelkunde

 

  1. Een 25-jarige man heeft sinds vijf dagen in toenemende mate last van een pijnlijk, rood oog. Nadat er fluoresceïne in het oog is gedruppeld en het oog wordt beschenen met blauw licht, wordt een takvormige beschadiging van de cornea zichtbaar. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

 

A. Keratitis herpetica

B. Recidiverende cornea-erosie

C. Thygeson superficial keratitis

D. Adenovirale keratoconjunctivitis

 

 

Chirurgie

 

  1. De ureter kruist de a. iliaca communis bij de ingang van het bekken. Waar ligt de ureter hier ten opzichte van de a. iliaca communis?

 

A. Dorsaal

B. Ventraal

 

 

Huisartsgeneeskunde

 

  1. Bij een vrouw met klachten van vaginale afscheiding worden de volgende bevindingen gedaan: homogene fluor, pH van de fluor >4.5, positieve aminetest en cluecellen in het fysiologisch-zoutpreparaat. Wat is op basis van deze gegevens de meest waarschijnlijke diagnose?

 

A. Bacteriële vaginose

B. Candida-infectie

C. Chlamydia-infectie

D. Trichomonasinfectie

 

  1. Een jongen van 9 jaar heeft acute keelpijn en 39 graden koorts op basis van een keelontsteking. In de voorgeschiedenis van de jongen komen geen ernstige of chronische aandoeningen voor. De meest waarschijnlijke oorzaak is

Read more
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 3

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 3


Deel A: oefenvragen bij voortgangstoets februari 2016

Algemeen

  1. Welke van de volgende typen bias wordt door randomisatie tegengegaan?

A. Confounding by indication

B. Differentiële misclassificatie

C. Exception bias

C. Recall bias

 

  1. Bij geneesmiddelenonderzoek onderscheidt men een aantal fasen. Met een fase III studie duidt men aan:

A. Een postmarketing surveillance study bij patiënten

B. Een randomized controlled trial (RCT) bij patiënten

C. Een studie bij patiënten om de juiste dosering vast te stellen.

D. Een studie bij vrijwilligers.

 

Genetica

  1. Bij de cellulaire veroudering treden veranderingen op in de lengte van DNA-sequenties. Deze sequenties zijn gelegen in:

A. Telomeren van chromosomen

B. Centromeren van chromosomen

D. Repeat sequenties over het totale chromosoom

 

  1. Cystic Fibrosis (CF) is een autosomaal recessief erfelijke ziekte. Een man (met fenotypisch gezonde ouders) vraagt de arts wat zijn kans is om drager te zijn van CF, gegeven het feit dat zijn broer de ziekte heeft en hij niet. Deze kans bedraagt:

A. 1 op 2

B. 1 op 3

C. 1 op 4

D. 2 op 3

 

  1. Het meest bekende bloedgroepsysteem is het AB0-systeem. Hoeveel verschillende genoytpen zijn het mogelijk in dit systeem? Dat zijn er:

A. 3

B. 4

C. 5

D. 6

 

  1. Vroeg in de ontwikkeling van een vrouwelijk embryo wordt een van de X-chromosomen geïnactiveerd. Dit geïnactiveerde X-chromosoom is in het karyogram zichtbaar als een:

A. Barrlichaampje

B. Polyploïdie

C. Translocatie

 

  1. Bij personen met testiculaire feminisatie is het karyotype:

A. 45 X0

B. 46 XX

C. 46 XY

D. 47 XYY

 

Interne geneeskunde

  1. Een patiënt heeft sinds 6 weken diarree met bloedbijmenging. Een van de volgende condities is de meest waarschijnlijke oorzaak van de diarree. Dat is:

A. Colitis ulcerosa

B. Lactose intolerantie

C. Laxantiamisbruik

 

  1. Een 52-jarige man, 35 “pack-years” en een onbehandelde hypertensie, klaagt over aanvallen van kortademigheid bij inspanning. Om te differentiëren tussen een longziekte en hartfalen besluit de arts een bloedbepaling te laten verrichten. Het beste onderscheid wordt gemaakt door bepaling van:

A. Arteriële zuurstofspanning

B. Brain natriuretic peptide

C. Kreatinine

D. Troponinen

 

  1. Bij een bepaald type atrioventriculaire geleidingsstoornis wordt iedere P-top gevolgd door een QRS-complex. De PQ-tijd bedraagt hierbij echter, bij normaal frequentie, meer dan 0,20 seconde. Dit type blok is een:

A. Eerstegraads AV geleidingsstoornis

B. Type 1 tweedegraads geleidingsstoornis

C. Type 2 tweedegraads geleidingsstoornis

D. Derdegraads AV geleidingsstoornis

 

  1. Boezemfibrilleren is een:

A. Regelmatige supraventriculaire tachycardie

B. Onregelmatige supraventriculaire tachycardie

C. Regelmatige ventriculaire tachycardie

D. Sick-sinus syndrome

 

  1. De symptomen van myasthenia gravis worden veroorzaakt door een verstoorde signaaloverdracht tussen neuronen en spieren als gevolg van beschadiging van acetylcholinereceptoren door specifieke autoantilichamen. Waarom vertonen pasgeboren kinderen van moeders met myasthenia gravis tijdelijk symptomen van deze ziekte?

A. Acetylcholinereceptoren komen bij de partus in de bloedcirculatie van het kind

B. De auto-immuun reactie van de moeder stimuleert ook het immuunsysteem van het kind

C. IgG-antilichamen tegen acetylcholinereceptoren kunnen de placenta passeren

D. Immuuncomplexen met acetylcholinereceptoren komen bij de partus in het bloed van het kind terecht.

 

  1. De meerderheid van de coloncarcinomen ontstaat uit:

A. Adenomateuze poliepen

B. Bloedende hemorroïden

C. Diverticulitis

D. Ulcera bij de ziekte van Crohn

 

  1. Pepsine en trypsine zijn enzymen die een rol spelen bij de spijsvertering. Voor deze enzymen geldt:

A. Beide splitsen polysacchariden

B. Beide splitsen eiwitten

C. Pepsine splitst polysacchariden, trypsine splitst eiwitten

D. Trypsine splitst polysacchariden, pepsine splitst eiwitten

 

  1. Een man komt op het spreekuur met dikke benen en gewichtstoename. De urine bevat veel eiwit. Welk van onderstaande gegevens geeft de meeste ondersteuning aan de diagnose nefrotisch syndroom?

A. Hematurie

B. Hypertensie

C. Hypercholesterolemie

D. Nierfunctieverlies

E. Leeftijd <50 jaar.

 

  1. Bij een therapeutische pericardpunctie wordt een laag van het sereuze pericard doorboord om toegang te krijgen tot de pericardholte. Dat is de:

A. Pariëtale laag

B. Viscerale laag

 

  1. Bij welk van onderstaande vormen van anemie is behandeling met humaan erytropoiëtine het meest geïndiceerd?

A. Anemie bij chronisch bloedverlies

B. Anemie bij chronisch nierfalen

C. Anemie bij hemodilutie na vochttoediening

D. Aplastische anemie

 

Gynaecologie en obstetrie

  1. Het baringskanaal wordt ingedeeld aan de hand van de vlakken van Hodge. Wanneer het achterhoofd (of hoofd in kruinligging) een van deze vlakken gepasseerd is, dan is de grootste omvang van het hoofd door de bekkeningang heen. Dit vlak is:

A. Hodge 1

B. Hodge 2

C. Hodge 3

D. Hodge 4

 

  1. Progesteronproductie is essentieel voor het in stand houden van een zwangerschap. De structuur die rond 12 weken na de conceptie voor deze progesteronproductie zorgt is:

A. De placenta

B. Het corpus luteum

 

Neurologie

  1. Van welke zenuwen wordt de functie onderzocht bij het testen van de corneareflex?

A. Nervus trigeminus en nervus facialis

B. Nervus trigeminus en nervus oculomotorius

C. Nervus trigeminus en nervus ophtalmicus

D. Nervus trigeminus en nervus opticus

 

  1. Welke neurologische aandoening is geassocieerd met neuritis optica?

A. Epilepsie

B. Multipele sclerose

C. Tumor cerebri

D. Ziekte van Parkinson

 

  1. Een man van 25 jaar, rechtshandig, heeft gisteren een aangezichtsverlamming rechts gekregen waarbij zijn mondhoek hangt en zijn oog niet dichtgeknepen kan worden. Welk symptoom is het meest waarschijnlijk eveneens aanwezig?

A. Afasie

B. Dubbelzien

C. Gehoorverandering

 

  1. De huisarts doet lichamelijk onderzoek bij een patiënt met het lumbosacraal radiculair syndroom. Bij welke bevinding dient de huisarts met spoed te verwijzen naar het ziekenhuis voor nadere diagnostiek? Dit is bij:

A. Links-rechts verschil in kniepeesreflex

B. Positieve proef van Lasegue

C. Positieve proef van Romberg

D. Rijbroekanesthesie

 

  1. Een 85-jarige man heeft loopproblemen. Uit het neurologisch onderzoek van de positiezin en bewegingszin van de tenen komt een gestoorde propriocepsis naar voren. Om de propriocepsis verder te testen wilt u de proef volgens Romberg verrichten. U vraagt de patiënt de voeten naast elkaar te zetten. Wat is nu de eerstvolgende instructie aan de patiënt om de proef volgens Romberg juist te verrichten?

A. Buig uw knieën

B. Buig uw nek

C. Houd uw armen in de lucht

D. Sluit uw ogen

 

Dermatologie

  1. Een vrouw van 35 heeft in het gelaat gelokaliseerde huidafwijkingen met name op en rond de neus. Zij klaagt over een branderig gevoel en een verergering van de klachten bij het drinken van een glaasje wijn. Bij welke aandoening past deze anamnese het beste?

A. Chronische discoïde lupus erythematodes

B. Rosacea

C. Seborroïsch eczeem

D. Systemische lupus erythematodes

 

Oogheelkunde

  1. Onderzoek met fluoresceïne wordt in de oogheelkunde gebruikt om epitheelbeschadiging aan te tonen van de:

A. Conjunctiva

B. Cornea

C. Oogleden

D. Retina

 

  1. Een babyhandje grijpt per ongeluk in het oog van de moeder. De moeder heeft meteen pijn en gevoel dat er iets in het oog zit. Ze heeft moeite om haar oog open te houden en traant veel. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A. Aanval van acuut glaucoom

B. Contusio bulbi

C. Erosio cornae

D. Perforatio bulbi

 

Chirurgie

  1. Een 56-jarige vrouw wordt op de spoedeisende hulp gezien in verband met sinds 1 dag bestaande koliekaanvallen in de rechter bovenbuik, verminderde eetlust en icterus. De meest waarschijnlijke diagnose is:

A. Acute pancreatitis

B. Galsteen in de ductus choledochus

C. Pancreaskopcarcinoom.

 

  1. Een 27-jarige automobiliste is met hoge snelheid tegen een betonnen muur gereden. De arts constateert diepe shock met insufficiëntie van circulatie en een lage zuurstofsaturatie van het bloed. Bij percussie is de linker hemi-thorax hypersonoor. Dit beeld past het beste bij:

A. Massieve hematothorax

B. Spanningspneumothorax

 

  1. Wat doet men als eerste bij verdenking op een spanningspneumothorax?

A. Intubeert de patiënt endotracheaal

B. Plaatst een dikke infuusnaald in de 2e intercostaalruimte

C. Plaatst een thoraxdrain in de 5e intercostaalruimte

D. Vraagt met spoed een thoraxfoto aan

 

Huisartsgeneeskunde

  1. De meest voorkomende verwekker van een cystitis (blaasontsteking) in de huisartsenpraktijk is:

A. Escherichia coli

B. Proteus mirabilis

C. Trichomonas vaginalis

D. Klebsiella species

 

Psychiatrie

  1. Zowel bij een psychose als bij een obsessief compulsieve stoornis kunnen mensen ideeën hebben die niet in overeenstemming zijn met de realiteit. Een patiënt geeft aan dat hij deze ideeën niet als wezensvreemd (egodystoon) ervaart, maar als passend binnen zijn belevingswereld (egosyntoon). Welke van de twee aandoeningen is bij deze patiënt het meest waarschijnlijk?

A. Een obsessief compulsieve stoornis

B. Een psychose

 

Antwoorden deel A

  1. Antwoord A

Bouter L. e.a., Epidemiologisch onderzoek: opzet en interpretatie, 2005, 5e herz. dr., Blz. 153-154.

Randomiseren is het verdelen van de deelnemers aan een bepaald onderzoek in de verschillende onderzoeksgroepen. Dit gebeurt op een onwillekeurige manier, bijvoorbeeld aan de hand van een computerprogramma. Zo kan een deelnemer terecht komen in de groep waarin een placebo wordt toegediend, of juist in de groep waarin een nieuw geneesmiddel wordt getest. Randomisatie voorkomt dat deelnemende patiënten een bepaalde behandeling krijgen toegewezen waarop zij bij voorbaat een hogere kans hebben om goed op te reageren (confounding by indication), hetgeen de resultaten van het onderzoek ongeldig zou maken.

 

  1. Antwoord B

Haynes R. e.a., Clinical epidemiology: how to do clinical practice research (3e ed. 2006) Blz. 180-183.

Een fase I studie wordt uitgevoerd op gezonde vrijwilligers nadat studies op dieren zijn uitgevoerd om de veiligheid te testen. In een fase II studie wordt de juiste dosering vastgesteld. In een fase III studie wordt een geneesmiddel met andere bestaande middelen of placebo vergeleken, veelal in de vorm van een RCT. Een fase IV studie wordt uitgevoerd nadat een geneesmiddel is goedgekeurd om op de markt te komen, om de veiligheid te monitoren.

 

  1. Antwoord A

Alberts B., Essential cell biology, 2009/2010, 3e ed., Blz. 210 en 722.

Telomeren zijn de repetitieve DNA sequenties aan het uiteinde van chromosomen. Tijdens de celdeling gaat er genetisch materiaal verloren omdat de enzymen in het DNA replicatie-systeem niet in staat zijn om het laatste gedeelte van de DNA-streng te repliceren (synthese van Okazaki fragmenten vereist immers een RNA primer die “voor” de te repliceren sequenties van de lagging strand moet liggen). Dus hoe hoger het aantal celdelingen, hoe korter de telomeren.

 

  1. Antwoord D

Leschot N. e.a. (red.), Klinische genetica in de praktijk, 1998, 1e dr., Blz. 107-109.

Het is altijd handig om hierbij een tabelletje te maken. Omdat CF een recessieve aandoening is, en de broer van de man de ziekte heeft, moeten beide ouders drager zijn van het defecte gen. Uit de tekst van de casus blijkt dat de man fenotypisch gezond is, hij heeft dus drie mogelijke genotypen: CFv/Nm, Nv/CFm en Nv/Nm. De kans dat hij drager van het CF gen is, bedraagt dus 2 op 3.

Moeder

 

Vader

CFm

 

Nm

 

CFv

CFv/CFm

CFv/Nm

Nv

Nv/CFm

Nv/Nm

CF is de abnormale variant van het gen, N is de normale variant.

 

  1. Antwoord D

Turnpenny P. e.a., Emery's elements of medical genetics, 2005, 12e ed., Blz. 199.

De AB0 bloedgroep wordt overerft via beide ouders. De bloedgroep wordt bepaald door één gen waarvan 3 allelen bestaan: I, IA en IB. IA en IB zijn co-dominant. Tevens zijn IA en IB dominant over I. Alleen mensen met genotype II hebben dan ook bloedgroep 0. Mogelijke genotypen zijn dus: II (groep 0), IIA (groep A), IAIA (groep A), IAIB (groep AB), IIB (groep B) en IBIB (groep B). Onderstaand tabel laat de overerving in het AB0-bloedgroepsysteem zien.

Blood type

 

O

A

B

 

Genotype

ii (OO)

IAi (AO)

IAIA(AA)

IBi (BO)

IBIB(BB)

O

ii (OO)

O

OO OO OO OO

O or A

AO OO AO OO

A

AO AO AO AO

O or B

BO OO BO OO

B

BO BO BO BO

A

IAi (AO)

O or A

AO AO OO OO

O or A

AA AO AO OO

A

AA AA AO AO

O, A, B or AB

AB AO BO OO

B or AB

AB AB BO BO

IAIA(AA)

A

AO AO AO AO

A

AA AO AA AO

A

AA AA AA AA

A or AB

AB AO AB AO

AB

AB AB AB AB

B

IBi (BO)

O or B

BO BO OO OO

O, A, B or AB

AB BO AO OO

A or AB

AB AB AO AO

O or B

BB BO BO OO

B

BB BB BO BO

IBIB(BB)

B

BO BO BO BO

B or AB

AB BO AB BO

AB

AB AB AB AB

B

BB BO BB BO

B

BB BB BB BB

AB

IAIB(AB)

A or B

AO AO BO BO

A, B or AB

AA AO AB BO

A or AB

AA AA AB AB

A, B or AB

AB AO BB BO

B or AB

AB AB BB BB

  1. Antwoord A

Turnpenny P. e.a., Emery's elements of medical genetics, 2011/2012, 14e ed., Blz. 104.

Het DNA in het geïnactiveerde X-chromosoom is gecondenseerder dan het DNA in het actieve X-chromosoom zodat genen niet tot expressie kunnen komen. Dit densere DNA is zichtbaar als het Barrlichaampje in het karyogram. Polyploïdie is de aanwezigheid van meer dan twee gepaarde (homologe) chromosomen, bijvoorbeeld in het syndroom van Down waarbij drie kopieën van chromosoom 21 aanwezig zijn. Translocatie duidt op de uitwisseling van chromosoomfragmenten tussen twee verschillende chromosomen.

 

  1. Antwoord C

Heineman M. e.a., Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens, 2007, 6e herz. dr., Blz. 599.

Testiculaire feminisatie wordt ook wel androgeenongevoeligheidssyndroom genoemd. Personen met deze aandoening hebben een mannelijk karyotype (46, XY). Door een genetische mutatie is er echter sprake van ongevoeligheid voor androgenen (testosteron) waardoor de mannelijke geslachtskenmerken zich niet ontwikkelen. De uiterlijke kenmerken zijn vrouwelijk. 46 XX is het normale vrouwelijke karyotype. 45 X0 is het karyotype van het syndroom van Turner. 47 XYY is een zeldzaam karyotype waar een normaal mannelijk fenotype bij past.

 

  1. Antwoord A

Kasper D., Harrison's principles of internal medicine, 2005, 16e ed., Blz. 228-229.

Colitis ulcerosa is een inflammatoire darmziekte. Door ontsteking van de mucosa van het colon kunnen de volgende symptomen zich voordoen: diarree met bloedbijmenging, buikpijn, vermoeidheid en koorts. Lactose intolerantie geeft andere symptomen: opgeblazen gevoel, krampen, flatulentie, diarree zonder bloedbijmenging, misselijkheid. Bij laxantiemisbruik kan er sprake zijn van diarree, echter zonder bloedbijmenging.

 

  1. Antwoord B

Kumar P. e.a., Kumar & Clark, Clinical Medicine, 2005, 6e ed., Blz. 789.

Troponinen worden bepaald wanneer verdenking bestaat op een myocard infarct, hetgeen hier niet het geval is gezien de symptomen. Troponine C, troponine I en troponine T zijn eiwitten die een complex vormen in dwarsgestreepte spiercellen en betrokken zijn bij spiercontractie. Het myocard is een vorm van dwarsgestreepte spier. Wanneer ischemie in het myocard optreedt, komen troponinen vrij uit de ischemische myocardcellen in de circulatie. Een stijging in de troponinenwaarden in het bloed kan daarom op een myocardinfarct duiden. Troponine T en troponine I zijn het meest specifiek voor myocardinfarct. Kreatinine geeft een beeld van de nierfunctie. De arteriële zuurstofspanning wordt bepaald door arterieel bloed te onderzoeken. Hiermee kan de gasuitwisseling ter hoogte van de alveoli beoordeeld worden. Het beste onderscheid wordt gemaakt door het brain natriuretic peptide (BNP) te bepalen. BNP is een eiwit dat in de cardiomyocyten van de ventrikels wordt gesynthetiseerd en vrijkomt in respons op excessief rekken, zoals bij hartfalen wanneer het volume in de ventrikel toeneemt. NT-proBNP is een precursor van BNP en kan evenals BNP gebruikt worden om hartfalen te diagnosticeren. Hiervoor gelden echter andere referentiewaarden dan voor BNP.

 

  1. Antwoord A

Fauci A., Harrison's principles of internal medicine, 2008, 17e ed., Blz. 1420-1421.

In de eerstegraads

Read more
11. Wat voor persoon moet je zijn en welke competenties moet je hebben voor werk in de medische sector?
6. Wat heb je nodig voor werk in de sector?
Medische sector en gezondheidszorg in het buitenland

In dit artikel worden de voor- en nadelen van e-health voor de verpleegkundige en zorgvragers beschreven.

Article about e-health
Bloggende artsen in spe
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Pixabay, doctor
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount] 1
Last updated
02-11-2018
Search