Begrippenlijst Hoofdlijnen Nederlands Recht

Alfabetische lijst met de belangrijkste begrippen uit Hoofdlijnen Nederlands Recht van Loonstra (10e duk)

Kern begrippen

  • Aandelen zijn het bewijs dat je deel uit maakt van het eigen vermogen van de nv of de bv.

  • Aanhouden is de bevoegdheid van de politie om verdachten mee te nemen en te verhoren.

  • Aanvullend recht is het recht dat wel in de wet is opgenomen, maar alleen geldt als partijen er onderling geen andere afspraken over hebben gemaakt.

  • Aanvullende schadevergoeding is het eisen van vertragingsschade of gevolgschade.

  • Abbb is een afkorting voor 'algemeen beginsel van behoorlijk bestuur', beginselen die horen bij het ongeschreven recht, maar waarvan de bestuursorganen wel verplicht zijn deze in acht te nemen.

  • Absolute bevoegdheid gaat over de vraag welk soort gericht bevoegd is een geschil te behandelen.

  • Absoluut recht is een recht dat in principe tegenover iedereen handhaafbaar is.

  • A-contrarioredenering is de redeneervorm waarbij de rechter ervan uit gaat dat een rechtsregel uitsluitend is bedoeld voor de gevallen die zijn genoemd in de wet en dus niet voor de gevallen die niet worden genoemd.

  • Actief kiesrecht is het recht om op iemand te stemmen.

  • Adequatieleer betekent dat de omvang van de schade wordt vastgesteld door te kijken naar welke schade redelijkerwijs was te voorzien.

  • Administratief beroep is een situatie waarin tegen een beschikking kan worden opgekomen bij een ander overheidsorgaan dat diegene die de beschikking in eerste instantie heeft goed- of afgekeurd.

  • Administratieve rechtspraak is rechtspraak waarbij er wordt opgekomen tegen een beschikking.

  • AMvB is een afkorting voor 'Algemene Maatregel van Bestuur', een wet of regel die afkomstig is uit de regering.

  • Algemeen verbindende voorschriften zijn besluiten die zijn vastgesteld door organen die daarvoor hun bevoegdheid ontlenen aan de Grondwet of een wet in formele zin.

  • Algemene voorwaarden zijn voorwaarden die op voorhand worden opgesteld en gelden voor iedereen die een overeenkomst met die partij aangaat.

  • Attributie is de toekenning van wetgevende bevoegdheden aan verschillende staatsorganen.

  • Arrest is een uitspraak van het gerechtshof of van de Hoge Raad.

  • Beheersdaden zijn de activiteiten die binnen een onderneming verricht worden binnen de doelstelling van de onderneming.

  • Beleidsregels zijn regels die door een bestuursorgaan in acht moeten worden genomen bij het goed- of afkeuren van een beschikking. Dit vormt een beperking op de discretionaire bevoegdheid.

  • Beperkt recht is het recht dat is afgeleid uit een moederrecht, een meer omvattend recht. Beperkte rechten zijn altijd absolute rechten.

  • Beschikking is een besluit dat afkomstig is van een bevoegd overheidsorgaan, dat gericht is op een bepaald aantal personen en gericht is op een rechtsgevolg. Een beschikking wordt afgegeven op grond van een publiekrechtelijke bevoegdheid.

  • Beschikkingsbevoegdheid: We noemen iemand beschikkingsbevoegd als deze persoon eigenaar of rechthebbende is van een goed. Dit is van belang bij eigendomsoverdracht.

  • Beschikkingshandelingen zijn alle activiteiten van ondernemingen die niet als beheersdaden kunnen worden aangemerkt.

  • Besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, waarin een publiekrechtelijke rechtshandeling wordt vermeldt.

  • Bestuursrecht is het recht tussen overheid en burger.

  • Bezitsverschaffing is het verschaffen van het bezit van een goed is een vereiste voor de overdracht van een zaak.

  • Blote rechtsfeiten zijn gebeurtenissen waaruit een rechtsgevolg volgt zonder dat iemand in staat is daar invloed op uit te oefenen.

  • Burgerlijk recht is het recht tussen burgers onderling. Wordt opgesplitst in het personen- en familierecht en het vermogensrecht.

  • Cassatie is het na het hoger beroep aanhangig maken van een zaak bij de Hoge Raad.

  • Causaal verband houdt in dat er een rechtstreeks verband moet zijn aan te wijzen tussen de onrechtmatige daad en de daaruit voortgevloeide schade.

  • Cautie is de mededeling aan de verdachte voor het verhoor waarin wordt vermeldt dat de verdachte niet verplicht is te antwoorden.

  • Commanditaire vennootschap is een onderneming waar naast beherende vennoten ook stille vennoten aanwezig zijn.

  • Concern is een aantal rechtspersonen die onder gemeenschappelijke leiding staan.

  • Concurrentiebeding is een clausule in de arbeidsovereenkomst waarbij de werkgever de mogelijkheden voor de werknemer te gaan werken bij concurrerende bedrijven beperkt.

  • Constitutum possessorium is de situatie waarin een eigenaar van een roerende zaak hiervan houder wordt.

  • Collegiale rechtspraak is rechtspraak die door drie tot vijf rechters wordt gedaan.

  • Constitutieve beschikking is een beschikking die recht schept, waarbij nieuwe rechten en plichten in het leven worden geroepen.

  • Coöperatie is een vereniging die is opgericht bij notariële akte met als doel winst uit te keren naar de leden.

  • Dagvaarding is het schriftelijk stuk waarmee de gedaagde wordt opgeroepen op een bepaalde plek en tijd voor de rechter te verschijnen. De dagvaarding wordt opgesteld door de advocaat van de eisende partij en wordt afgeleverd door de deurwaarder.

  • Decentralisatie is de situatie waarin de staatsmacht niet bij één centrale overheid ligt, maar verdeeld is over verschillende niveaus.

  • Delegatie is het overdragen van een wetgevende bevoegdheid door een staatsorgaan aan een ander orgaan dat de bevoegdheid onder eigen naam en verantwoordelijkheid gaat uitvoeren.

  • Delict is een strafbaar feit, wordt opgesplitst in overtredingen en misdrijven.

  • Delictsomschrijving bevat de bestanddelen die zijn neergelegd in de wet waarin een verdachte moet voldoen voordat er gestraft kan worden.

  • Discretionaire bevoegdheid houdt in dat een bestuursorgaan zelf mag beslissen wat de voorwaarden zijn om een vrije beschikking af te geven. Dit valt onder beleidsvrijheid.

  • Doelmatigheidstoets is het juridisch beoordelen van beschikkingen op beleidsmatig, economisch en financieel gebied.

  • Doen plegen is de vorm van deelneming waarbij de pleger van feit zelf niet strafbaar is.

  • Dwingend recht is recht waarvan partijen onderling niet mogen afwijken.

  • Eenmanszaak is een onderneming waarbij er sprake is van één eigenaar en kapitaalverschaffer.

  • Eenzijdige overeenkomst is een overeenkomst waarbij er slechts één verbintenis ontstaat die niet wederkerig is.

  • Eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat iemand op een zaak kan hebben.

  • Eis van conformiteit betekent dat een verkochte zaak de eigenschappen moet hebben die je als koper mag verwachten.

  • Europese Raad is de instelling van de Europese Unie die bestaat uit alle staats- en regeringsleiders van de lidstaten.

  • Exoneratiebeding is de clausule waarbij één van de partijen haar aansprakelijkheid uitsluit.

  • Formeel recht is het recht dat betrekking heeft op het proces.

  • Garantieverplichting is de clausule waarin één van de partijen zich verplicht tot het vergoeden van eventuele schade.

  • Gebonden beschikking is een beschikking waarvan een wet in materiële zin wel heeft bepaalt wanneer de beschikking moet worden goed- of afgekeurd. Dit in tegenstelling tot bij de vrije beschikking.

  • Gedeputeerde Staten is het dagelijks bestuur van de provincie.

  • Gelede normstelling is de toepasselijkheid van een rechtsregel is in meerdere, met elkaar samenhangende, regelingen te vinden.

  • Gelijkheidsbeginsel is de algemene maatregel van behoorlijk bestuur, bij besluiten van een overheidsorgaan dienen gelijke gevallen gelijk behandeld te worden.

  • Genuszaak is een zaak die niet geïndividualiseerd is.

  • Gewoonterecht is een rechtsbron die bestaat uit ongeschreven recht, waar men naar handelt omdat ze het zien als een rechtsplicht zich zo te gedragen.

  • Grondwet is de wet die de inrichting van de staat regelt.

  • Grijze lijst is een opsomming in de wet van algemene voorwaarden waarvan vermoedt wordt dat deze onredelijk bezwarend zijn.

  • Handelingsonbekwaamheid houdt in dat minderjarigen, onder curatele gestelden en mensen die op rechterlijk bevel in een psychiatrische inrichting zitten geen onaantastbare rechtshandelingen kunnen verrichten.

  • Handelsregister is een overzicht van alle ondernemingen in een bepaalde regio, zoals bekend bij de kamer van koophandel.

  • Hoger beroep is het rechtsmiddel waarbij men opkomt tegen een rechterlijke uitspraak in eerste aanleg.

  • Horizontale werking van grondrechten is de situatie waarin grondrechten ook werken tussen burgers onderling en niet alleen in de relatie overheid – burger.

  • Ingebrekestelling is de schriftelijke mededeling aan de debiteur om binnen een bepaald termijn het contract na te komen.

  • Intergouvermentele organisatie is een internationale organisatie die in tegenstelling tot de supranationale organisatie niet in staat is lidstaten tegen hun wil in te binden aan een bepaald besluit.

  • Internationale organisatie is een organisatie die is ontstaan door middel van een verdrag.

  • Interpretatiemethode zijn methoden die de rechter helpen een deel van de wet uit te leggen.

  • Jurisprudentie betekent rechterlijke uitspraken.

  • Kettingbeding is een clausule in een contract waarbij twee partijen overeenkomen dat bij een toekomstig nieuwe eigenaar van een zaak het contract zal blijven gelden. Valt vaak samen met een boetebeding.

  • Klassieke grondrechten zijn de basisrechten die de grenzen voor de staat aangeven.

  • Kort geding is de rechtsprocedure die wordt gebruikt bij spoedeisende zaken.

  • Kwalitatieve verbintenis is een verbintenis die ontstaat uit wet of uit overeenkomst en werkt niet alleen tegen diegene met wie je een contract hebt gesloten, maar ook tegen derden.

  • Legaliteitsbeginsel is het beginsel in het strafrecht dat bepaald dat een feit alleen strafbaar is als er voor het begaan van het feit een wet bestond die het feit strafbaar stelde.

  • Mandaat is de bevoegdheid van een lager bestuursorgaan om in naam en onder verantwoordelijkheid van een hoger bestuursorgaan beschikkingen uit te geven.

  • Marginale toetsing houdt in dat de rechter alleen beoordeeld of een bestuursorgaan in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.

  • Materieel recht zijn alle rechten en plichten die een rechtssubject heeft.

  • Medeplegen is de vorm van deelneming waarbij het strafbare feit door meerdere personen wordt begaan.

  • Medeplichtigheid is de vorm van deelneming waarbij de medeplichtige enkel behulpzaam is geweest.

  • Ministeriele regeling is een wet die is uitgevaardigd door een minister.

  • Moederrecht is een recht dat met een beperkt recht is bezwaard. Het gaat hierbij om een eigendomsrecht, een ander absoluut recht of een geldvorderingrecht.

  • Monarchie is een staatsvorm waarbij het staatshoofd via vererving wordt aangewezen.

  • Monistisch stelsel is het stelsel waarin een democratisch gekozen orgaan en een bestuursorgaan nauw samenwerken.

  • Monopoliepositie betekent dat alleen de staat straffen mag opleggen, er heerst een verbod van eigenrichting.

  • Motie is een oordeel van de Kamer over het beleid van een minister.

  • Motiveringsbeginsel is de algemene maatregel van behoorlijk bestuur, bestuursorganen moeten hun besluit deugdelijk motiveren.

  • Nakoming is het vorderen van datgene dat in het contract is opgesteld.

  • Nachtwakersstaat is een staat die zich zeer terughoudend opstelt.

  • Nietige rechtshandeling is een rechtshandeling die wordt geacht nooit te hebben bestaan.

  • Objectief recht is de verzameling van het positieve recht dat voortkomt uit de wet, het verdrag, de jurisprudentie en de gewoonte.

  • Onderlinge waarborgmaatschappij is een vereniging die met haar leden verzekeringsovereenkomsten afsluit.

  • Ondernemingsraad is het vertegenwoordigende orgaan van de werknemers binnen een bedrijf. Moet verplicht worden ingesteld wanneer er meer dan 50 werknemers zijn.

  • Ondernemingsrecht is het recht wat betrekking heeft op bedrijven.

  • Ongerechtvaardigde verrijking is de situatie waarin er wel sprake is van een rechtsverhouding en waarbij iemand ten koste van een ander op onredelijke gronden voordeel behaald.

  • Onrechtmatige daad betekent iets doen of nalaten dat in strijd is met een wettelijke plicht of het ongeschreven recht, of een inbreuk maken op een recht van een ander.

  • Onverschuldigde betaling is het betalen aan een ander zonder dat daar een juridische verplichting voor bestond.

  • Opportuniteitsbeginsel is het recht dat de officier van justitie heeft om af te zien van vervolging.

  • Passief kiesrecht is het recht om zelf gekozen te worden.

  • Personeelsvergadering is het afgeleide van de ondernemingsraad bij bedrijven die tien tot vijftig werknemers in dienst hebben.

  • Personeelsvertegenwoordiging wordt ingesteld op initiatief van de werknemers binnen een bedrijf dat tussen de tien en de vijftig werknemers heeft.

  • Plan is een overzicht van toekomstige plannen van de overheid.

  • Poging is de situatie waarbij de dader het voorgenomen strafbare feit niet volledig heeft uitgevoerd door een gebeurtenis die losstaat van de wil van de dader.

  • Privaatrecht is een ander woord voor burgerlijk recht.

  • Procederen is het geschil voor de rechter brengen.

  • Procureur-generaal is degene die werkzaam is voor openbaar ministerie en adviezen schrijft voor de civiele kamer van de Hoge Raad.

  • Provinciale Staten is het orgaan op provinciaal niveau dat wordt samengesteld door de inwoners van die provincie.

  • Publiekrecht is het recht tussen overheid en burgers.

  • Raad van Europa is de internationale organisatie waarbij alle landen in Europa zijn aangesloten om de culturele, sociale en juridische banden te verstevigen.

  • Raad van de Europese Unie is het orgaan van de Europese Unie die bestaat uit alle ministers van de lidstaten.

  • Raadsheer is een rechter die werkzaam is bij het gerechtshof of de Hoge Raad.

  • Rechtmatigheidstoets is het toetsten van beschikkingen aan de wet en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

  • Rechtshandeling is een rechtsfeit met een rechtsgevolg dat ook beoogd is. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtshandelingen en eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen.

  • Rechtspersoon is een rechtssubject, een zelfstandige drager van rechten en plichten. Hieronder vallen de nv, de bv, de vereniging, de coöperatie, de stichting en de onderlinge waarborgmaatschappij.

  • Rechtvaardigingsgrond betekent dat een daad door noodweer, overmacht, een wettelijk voorschrift of een ambtelijk bevel niet onrechtmatig is.

  • Redenering naar analogie is de redeneervorm waarbij de rechter bepaalt dat een geval wel onder een wettelijke regeling valt, ook al wordt het specifieke geval niet in de wet genoemd.

  • Registergoed is een zaak of vermogensrecht dat bij overdracht ingeschreven moet worden in de openbare registers.

  • Relatief recht is een recht dat tegen een bepaald aantal personen kan worden gehandhaafd, zoals een verbintenis.

  • Relatieve bevoegdheid heeft betrekking op in welke plaats men moet procederen. Gaat dus om de bevoegdheid van de rechter.

  • Relativiteitsvereiste is de norm die geschonden is, moet wel het belang van de benadeelde beschermen voordat deze in aanmerking komt voor schadevergoeding.

  • Richtlijn is een besluit dat gericht is aan de lidstaten een besluit op te nemen in de nationale wetgeving.

  • Risicoaansprakelijkheid betekent dat ook als iemand zelf geen verwijt te maken valt, deze persoon toch aansprakelijk is voor een onrechtmatige daad voor verschillende groepen personen. Het gaat hierbij om jongeren tot 14 jaar waarbij de ouders aansprakelijk zijn, en werknemers waarvoor de werkgever aansprakelijk is.

  • Schade wordt opgesplitst in vermogensschade en ander nadeel, wat bestaat uit immateriële schade.

  • Schuldaansprakelijkheid betekent dat iemand alleen aansprakelijk is als diegene een verwijt valt te maken ten aanzien van het ontstaan van een bepaalde gebeurtenis.

  • Schulduitsluitingsgronden houdt een vorm van strafuitsluitingsgrond in waardoor de verdachte geen schuld heeft aan het begane strafbare feit. De schulduitsluitingsgronden zijn overmacht, noodweerexces, niet-toerekeningsvatbaarheid en een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel.

  • Sociale grondrechten zijn de basisrechten die de overheid niets verbiedt, maar juist stelt dat de overheid op deze gebieden actie moet ondernemen.

  • Staatsrecht is het recht van de staat.

  • Staten-Generaal is het overheidsorgaan dat bestaat uit de Eerste en de Tweede Kamer.

  • Statuten: Hierin liggen de regels omtrent de organisatie en de organen van een rechtspersoon in opgesteld.

  • Strafrecht is het recht dat ervoor zorgt dat de staat actief kan optreden tegen burgers die de wet overtreden.

  • Strafuitsluitingsgronden houdt in dat hoewel er aan alle bestanddelen van een delict voldaan is, zijn er een aantal gronden waarop de verdachte geen straf kan worden opgelegd. Valt uiteen in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden.

  • Subjectief recht is een recht dat een rechtssubject in concreto bezit.

  • Supranationale organisatie is een internationale organisatie waaraan aangesloten lidstaten vrijwillig een deel van hun soevereiniteit opgeven.

  • Tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding waarin staat wat er is gebeurt en welke strafbare feiten daaruit voorkomen.

  • Traditio brevi manu is de situatie waarin de houder van een roerende zaak hier eigenaar van wordt.

  • Traditio longa manu is de situatie waarin de eigenaar van een zaak deze overdraagt aan een derde in eigendom, terwijl de houder dezelfde persoon blijft.

  • Trias politica is de leer van Montesquieu, die een onderscheid maakte tussen de wetgevend, uitvoerende en rechterlijke macht.

  • Uitlokking is een vorm van deelneming waarbij de initiatiefnemer tot het strafbare feit niet zelf het strafbare feit begaat. De feitelijke pleger is in dit geval ook strafbaar.

  • Uitvoerbaarheid bij voorraad is de situatie waarin de rechter bepaalt dat een executiemiddel zonder schorsing mag worden gebruikt, ook als de tegenpartij een rechtsmiddel instelt.

  • Unusrechtspraak is rechtspraak die wordt uitgevoerd door één rechter.

  • Verbod van analogie is een verbod aan de rechter om feiten die niet in de wet staan vermeldt tot als strafbare feiten aan te merken.

  • Verbod van constitutionele toetsing betekent dat de rechter wetten in formele zin niet mag toetsen aan de Grondwet.

  • Verbod van détournement de pouvoir is een algemene maatregel van behoorlijk bestuur, een overheidsorgaan mag een bevoegdheid voor niks anders gebruiken dan waarvoor de bevoegdheid is afgegeven.

  • Verbod van willekeur is een algemene maatregel van behoorlijk bestuur, een overheidsorgaan moet in redelijkheid tot een besluit zijn gekomen.

  • Verdachte is de persoon waarvan een redelijk vermoeden van schuld bestaat aan een strafbaar feit.

  • Verdrag is een overeenkomst tussen twee (bilateraal) of meer (multilateraal) staten.

  • Verkrijging onder algemene titel houdt alle vormen van eigendomsoverdracht in waarbij niet alleen de rechten maar ook de plichten van het ene naar het andere vermogen overgaan.

  • Verkrijging onder bijzondere titel houdt alle vormen van eigendomsverkrijging in waarbij er enkel rechten overgaan van het ene naar het andere vermogen.

  • Verordening is een besluit van een supranationale organisatie wat alle aangesloten lidstaten bindt.

  • Verstek is de situatie waarin de gedaagde geen gehoor heeft gegeven aan de oproep voor de rechter te verschijnen en ook geen procesvertegenwoordiging heeft gestuurd.

  • Verzet is het rechtsmiddel om in beroep te gaan tegen een verstekvonnis.

  • Vermogensrecht is het recht dat een financiële waarde heeft, zoals een geldvorderingrecht.

  • Vertrouwensbeginsel is een algemene maatregel van behoorlijk bestuur, er dient gehandeld te worden volgens de gewekte verwachtingen van de overheid.

  • Vonnis is de uitspraak van de rechtbank

  • Voorzieningenrechter is de rechter van de sector civiel die optreedt bij een kort geding.

  • Vrije beschikking is een beschikking waarover de wet in materiële zin geen voorwaarden geeft waarop het bestuur kan beslissen of de beschikking gehonoreerd zou moeten worden of niet.

  • Wanprestatie betekent een niet of ondeugdelijke nakoming van het contract.

  • Wet in formele zin is iedere wetgeving die is uitgevaardigd door de regering en de Staten-Generaal.

  • Wet in materiële zin is een besluit dat niet gericht is op een specifiek aantal personen en is uitgevaardigd door een bevoegd orgaan.

  • Wilsdefect houdt in dat er iets verklaard is wat niet is gewild waardoor er geen overeenkomst tot stand is gekomen.

  • Wilsgebrek houdt in dat de wil op gebrekkige wijze is gevormd waardoor een overeenkomst vernietigd kan worden. Het gaat hier om dwaling, bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden.

  • Zaak is een voor mensen vatbaar stoffelijk object, wat wordt onderverdeeld in roerende en onroerende zaken.

  • Zaaksgevolg is een van de kenmerken van een absoluut recht wat ervoor zorgt dat een recht op het betreffende goed blijft rusten.

  • Zaakwaarneming is het behartigen van belangen van anderen, zonder dat dit op de wet of een overeenkomst berust.

  • Zorgvuldigheidsbeginsel is een algemene maatregel van behoorlijk bestuur wat het bestuur oplegt zorgvuldig te zijn bij de voorbereiding, inhoud en uitvoering van een besluit.

  • Zwarte lijst is de opsomming in de wet van algemene voorwaarden die als onredelijk bezwarend worden aangemerkt.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount] 2
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Samenvatting Hoofdlijnen Nederlands Recht (Loonstra)

Samenvatting Hoofdlijnen Nederlands Recht (Loonstra)

Samenvatting bij Hoofdlijnen Nederlands Recht van Loonstra, geschreven in 2014


Deel 1: Inleiding

Rechten studeren houdt meer in dan alleen het uit je hoofd leren van wetsteksten, hoewel de wet uiteraard veel gebruikt wordt bij het toepassen van het recht. Het recht is verworven met bijna alle handelingen die we in ons dagelijks leven uitvoeren. Denk hierbij onder meer aan het krijgen van een verkeersboete. Stel dat je zeker weet dat je wel gestopt bent voor het rode stoplicht, wat kan je dan voor verweer aanvoeren? Of als je iets koopt in een winkel wat later niet blijkt te werken, welke rechten heb je dan? Het recht beslaat dan ook verschillende maatschappelijke terreinen, van vermogensrecht tot strafrecht en van belastingrecht tot internationaal recht.

Vier functies van het recht
Binnen het recht kunnen we vier functies onderscheiden:

  1. Normatieve functie
    Het recht beslaat gedragsregels waarvan het grootste gedeelte van de samenleving vindt dat deze opgevolgd moeten worden. De regels, ook wel normen genoemd, worden zo belangrijk gevonden dat er straf staat op het overtreden van deze regels.

  2. Geschiloplossende functie
    Een gestructureerde rechterlijke organisatie zoals we die nu in Nederland kennen bestaat niet in ieder land. In sommige culturen is het gebruikelijk het heft in eigen hand te nemen als er een regel werd overtreden. In Nederland is er een verbod op het gebruik van eigenrichting, omdat het recht als middel gebruikt wordt om het probleem op te lossen.

  3. Additionele functies
    Vaak maak je niet over alles afspraken. Stel dat je geld leent aan vriend, dan kunnen jullie afspreken dat hij je elke maand 50 euro terugbetaald, totdat de schuld is afgelost. Maar wat als die vriend ineens zijn baan verliest en een aantal maanden niet kan afbetalen? Voor dit soort gevallen, dus gevallen waarin de partijen samen niet hebben voorzien, zijn er rechtsregels opgesteld. Deze hebben een aanvullende functie op wat er tussen partijen zelf is afgesproken. Hebben partijen wel regels opgesteld voor een bepaald geval, dan gaan deze in de meeste gevallen voor op de wet.

  4. Instrumentele functie
    Voor sommige zaken is het niet handig als de regeling ervan aan de bevolking wordt overgelaten. Daarom bepaalt de wetgever dat we bepaalde dingen op een bepaalde manier doen. Zo moeten we bijvoorbeeld allemaal stoppen voor een rood stoplicht en mogen we bij groen doorrijden. Dit heeft niks met normbesef te maken, maar het zijn wel belangrijke regels om de maatschappij in goede banen te kunnen leiden.

Waar staat het recht?
Het recht is op verschillende plekken te vinden. Deze plekken noemen we ook wel rechtsbronnen. Een van de belangrijkste rechtsbronnen is de wet. Daarnaast kent Nederland nog drie rechtsbronnen: het verdrag, de jurisprudentie en de gewoonte.

 

De wet:
Er zijn verschillende soorten wetten te onderscheiden die op verschillende rechtsgebieden toezien.

  1. Wetten met betrekking tot privaatrecht
    Het privaatrecht is eigenlijk het recht tussen burgers onderling en wordt onderverdeeld in personen- en familierecht en vermogensrecht. Het personen- en familierecht wordt geregeld in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en omvat onder meer het huwelijk, geboorte en echtscheiding. Onder het vermogensrecht verstaan we alle handelingen tussen burgers onderling die op geld waardeerbaar zijn en die juridische gevolgen hebben. Ook gaat het om ongelukken die in het dagelijks leven voorkomen, zoals een botsing of het kapot stoten van een kostbaar antiek stuk tijdens een familiebezoek. De meeste wetten omtrent het vermogensrecht staan in de boeken 3, 5 en 6 BW. Verder zijn er een aantal specifiekere wetgevingen wat betreft het vermogensrecht, zoals de Pachtwet.

  2. Wetten met betrekking tot het ondernemingsrecht
    Naast het personen- en familierecht en het vermogensrecht, bestaat het privaatrecht ook uit ondernemingsrecht. Hierbij gaat het om alle regelgeving omtrent bedrijven en ondernemingen. Het grootste gedeelte van het ondernemingsrecht is neergelegd in boek 2 BW.

  3. Wetten met betrekking tot het burgerlijk procesrecht
    Als laatste kan aan het privaatrecht het burgerlijk procesrecht worden toegevoegd. Dit is het rechtsonderdeel dat van toepassing is het op daadwerkelijk procederen, wat inhoudt dat een partij een geschil voor de rechter brengt. De meeste regels die hierop van toepassing zijn liggen vastgelegd in het Wetboek voor burgerlijke rechtsvordering (Rv).

  4. Wetten met betrekking tot het strafrecht
    Bij het privaatrecht is het zo dat de burger zelf actie moet ondernemen om bijvoorbeeld schadevergoeding te krijgen. De staat kan echter ook, via het openbaar ministerie (OM) actief optreden om straffen te eisen bij overtreden normen. De staat bezit hierbij een monopoliepositie: alleen zij kunnen tot vervolging overgaan. De bepalingen die van toepassing zijn op het strafrecht staan in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en in een groot aantal specifieke wetten, zoals de Opiumwet.
    Een enkel geval kan zowel in aanmerking komen met het privaatrecht als het strafrecht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een ongeval als gevolg van het niet voorrang verlenen door A aan B, terwijl B op een voorrangsweg reed. Daarbij had A ook nog eens het nodige gedronken. In dit geval zal niet alleen de schade vergoedt moeten worden, maar is er ook een strafrechtelijk probleem, omdat het verboden is te rijden met een bepaald alcoholpromillage in het bloed.

  5. Wetten met betrekking tot het staatsrecht
    Het staatsrecht regelt hoe Nederland als staatsbestel in elkaar zit en functioneert. Denk hierbij aan het stemrecht, maar ook aan de vaststelling dat Amsterdam de hoofdstad is van Nederland. Een van de belangrijkste wetten van het staatsrecht is de Grondwet.

 

  1. Wetten met betrekking tot het bestuursrecht
    Het bestuursrecht regelt de mogelijkheden voor de overheid om regulerend op te treden in de maatschappij. Waar de staat eerst een terughoudende rol had, heeft de staat tegenwoordig een meer actieve rol. Men zegt ook wel dat we van nachtwakersstaat naar een sociale verzorgingsstaat zijn gegaan, waarin de overheid steeds meer regelt. De belangrijkste wet voor het bestuursrecht is de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtsgebieden die niet onder het privaatrecht vallen, dus het strafrecht, staatsrecht en bestuursrecht en al het procesrecht wat hierbij hoort vallen onder de noemer publiek recht.

De wetgever
In Nederland zijn verschillende instanties op verschillende niveaus belast met wetgeving. We maken een onderscheid tussen wetgevers op centraal niveau en wetgevers op decentraal niveau. Op centraal niveau is de belangrijkste wetgever de nationale wetgever die is samengesteld uit de regering en de Staten-Generaal (Tweede en Eerste Kamer). Op decentraal niveau staan de provincies en gemeenten, die geen wetten, maar verordeningen afkondigen. Op provinciaal niveau gebeurt dat door de Provinciale Staten, op gemeentelijk niveau door de gemeenteraad.
De nationale, of centrale, wetgever heeft een veel grotere rol dan de decentrale wetgevers. Dit komt ten eerste doordat regels die worden vastgesteld door de nationale wetgever meestal voor heel Nederland gelden, maar ook omdat deze regels vrijwel ieder rechtsgebied kunnen betreffen. Decentrale wetgevers kunnen meestal enkel verordeningen afkondigen op het gebied van bestuurs- en strafrecht en enkel voor hun eigen provincie of gemeente.
Er zijn ook nog andere instanties bevoegd om wetten uit te vaardigen, zoals de Sociaal-Economische Raad of de waterschappen. In plaats van wetten of verordeningen worden dit ‘keuren’ genoemd.

Met alle verschillende organen die wetten of verordeningen afvaardigen is het belangrijk te weten welke wet eerst komt, als er twee wetten met elkaar in tegenspraak zijn. Er bestaat een bepaalde rangorde:

  1. Hogere regels gaan voor op lagere regels: als een provinciale verordening in strijd is met een nationale wet, zal de rechter de verordening onverbindend verklaren.

  2. Jongere regels gaan voor op oudere regels: bij twee met elkaar tegenstrijdige wetten van gelijk niveau gaat de meest recentere wet voor.

  3. Bijzondere regels gaan voor op algemene regels: sommige gevallen zijn in het wetboek specifiek geregeld, zoals de huurovereenkomst. Bij een geschil over een huurovereenkomst zal dan ook deze wet van toepassing zijn en niet dat algemene wet betreffende overeenkomsten.

Een belangrijk onderscheid wordt gemaakt tussen een wet in formele zin en een wet in materiële zin. Een wet in formele zin is een wet die gemaakt is door de regering en de Staten-Generaal ( de nationale wetgever). Een wet in materiële zin is een wetgevend besluit voor een onbepaald aantal personen. De decentrale wetgevers maken enkel wetten in materiële zin. Veel wetten zijn zowel wet in formele, als wet in materiële zin, omdat veel wetten afgevaardigd door de nationale wetgever zich niet richten tot een bepaalde groep mensen. Dit kan echter wel, zoals bij het goedkeuren van het huwelijk van de kroonprins. Dit is dan een wet in enkel formele zin.

Verdragen
De tweede rechtsbron is het verdrag. Een verdrag is een overeenkomst of afspraak die gemaakt is tussen twee of meer staten. Een bilateraal verdrag is een verdrag dat gesloten is tussen twee staten; zijn er meer staten bij betrokken, dan spreekt men van een multilateraal verdrag. In de huidige maatschappij wordt internationalisering steeds belangrijker. Er worden dan ook aparte instanties opgericht die wetgeving afkondigen op internationaal niveau, zoals de Europese Unie. Nationale wetgevers kunnen in sommige gevallen gedwongen worden de wetgeving van een bepaald land aan te passen aan internationale wetgeving.

Jurisprudentie
De derde rechtsbron is jurisprudentie. Onder jurisprudentie worden rechterlijke beslissingen verstaan. Rechterlijke beslissingen kunnen op verschillende niveaus genomen worden. Een beslissing van de rechtbank heet een vonnis, beslissingen van een gerechtshof of de Hoge Raad noemen we arresten. Deze drie instanties nemen vooral beslissingen op het gebied van het privaatrecht, ondernemingsrecht en strafrecht. Rechterlijke instanties die beslissingen nemen op andere rechtsgebieden, zoals het bestuursrecht, doen ‘uitspraken’.
In de meeste gevallen baseert een rechter zijn of haar beslissing op een wets- of verdragsbepaling. Deze bepalingen zijn echter niet altijd even duidelijk. Het is aan de rechter om uitleg te geven aan een (deel van de) bepaling en deze uitleg wordt als bron van recht gezien.

Om tot de betekenis van een (deel van de) bepaling te komen kan de rechter gebruik maken van verschillende interpretatiemethoden:

  1. Grammaticale methode: de rechter kent een bepaling de betekenis toe die het ook heeft in het alledaagse spraakgebruik.

  2. Wetshistorische methode: elke wet wordt in de Eerste en Tweede Kamer behandelt. Deze behandelingen worden letterlijk opgeschreven en opgenomen in de ‘Handelingen der Staten-Generaal’. Bij onduidelijkheid kan een rechter terug kijken in deze parlementaire stukken om erachter te komen wat precies bedoelt is met een bepaling.

  3. Anticiperende methode: bij het toewijzen van een betekenis wordt vast geanticipeerd op toekomstig recht.

  4. Rechtsvergelijkende methode: de rechter kijkt naar welke uitleg van een bepaling in het buitenland wordt gegeven.

  5. Systematische methode: een wetsartikel maakt altijd onderdeel uit van een groter geheel. Bij de systematische methode legt de rechter een bepaling uit aan de hand van de regeling waarvan de bepaling onderdeel is.

  6. Teleologische methode: een bepaling ( of de wet in zijn geheel) wordt altijd met een bepaald doel verkondigd. Met deze methode legt de rechter een bepaling uit aan de hand van de bedoeling die de wetgever met die wet heeft gehad.

Naast interpretatiemethoden zijn redeneerwijzen ook een manier om tot een bepaalde uitspraak te komen. De redeneerwijzen die het meest gebruikt worden zijn de volgende:

  1. A-contrarioredenering: hierbij gaat de rechter ervan uit dat een bepaling op een geval niet van toepassing is, omdat in de bepaling duidelijk staat omschreven op welke gevallen het wel van toepassing is. De werking van de rechtsregel wordt in dit geval niet uitgebreid.

  2. Redenering naar analogie: hier wordt een bepaalde rechtsregel juist wel uitgebreid. De rechter stelt dat het geval dat voor hem ligt niet door de wet wordt geregeld, maar omdat een geval dat er heel erg op lijkt wel door de wet wordt geregeld, de bepaling ook wel zal gelden voor het huidige geval.

Gewoonte
Als laatste rechtsbron kennen we in Nederland de gewoonte. Niet elke gewoonte is recht, hiervoor moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. De voorwaarden zijn als volgt:

  • Er moet sprake zijn van een vaste gedragslijn: binnen de groep handelt men in overeenstemming met de heersende of groeiende opvattingen.

  • Rechtsplicht: betrokkenen moeten zich verplicht voelen de regel op te volgen.

Als er aan deze twee voorwaarden is voldaan is er sprake van gewoonterecht. Deze rechtsbron wordt echter steeds minder belangrijk.

Onderscheiden in het recht
Om het recht goed te kunnen begrijpen is het belangrijk de volgende onderscheiden te kennen:

  • Materieel recht versus formeel recht
    Materieel recht is inhoudelijk, het bevat wat wel en wat niet mag en welke rechten en plichten iemand heeft. Het formele recht gaat over de procedure, over welke regels er gevolgd moeten worden om het materiële recht na te kunnen leven. Dit is niet hetzelfde als het eerder gemaakte onderscheid tussen wetten in formele en wetten in materiële zin.

  • Dwingend recht versus aanvullend recht
    Dwingend recht is, zoals de term zelf eigenlijk al aangeeft, recht waarvan we niet mogen afwijken. In sommige gevallen zouden we misschien liever iets anders doen dan wat de wet voorschrijft, maar bij dwingend recht mag dit dus in geen geval, zelfs niet als twee partijen onderling wat anders hebben afgesproken. Dit laatste kan wel als het gaat om aanvullend recht, hierbij gaan onderlinge afspraken boven de wetten die zijn afgevaardigd door de wetgever. Aanvullend recht geldt alleen als de partijen zelf geen regels hebben opgesteld omtrent een bepaald geval of bepaalde gebeurtenis.
    Het is soms lastig te zien of een bepaalde regeling dwingend of aanvullend van aard is. Aanwijzingen waar je op kunt letten is het gebruik van werkwoorden. Wordt in een bepaling ‘moeten’ gebruikt, dan is het dwingend recht. Het gebruik van ‘kunnen’ duidt echter op aanvullend recht. Wordt er in een bepaling gewezen naar ‘nietigheid’, dan is de bepaling dwingend recht. Daarnaast is het ook dwingend recht als de bepaling de openbare orde raakt, dat wil zeggen: inhoudelijk iets zegt over de waarden die in het algemeen worden gedeeld door de samenleving. Dit is een vaag criterium, uitsluitsel zal moeten worden gegeven door de rechter.

  • Objectief recht versus subjectief recht
    Objectief recht omvat het geldende recht, ook wel het positieve recht genoemd. Het is het geheel van regels wat voortkomt uit de eerder genoemde rechtsbronnen. Subjectief recht is het recht wat een persoon bezit, omdat het objectieve recht dit aan deze persoon toewijst. Subjectieve rechten komen toe aan natuurlijke personen (mensen) en aan rechtspersonen (ondernemingen). Natuurlijke personen en rechtspersonen worden gezamenlijk rechtssubjecten genoemd, omdat ze beide dragers kunnen zijn van bepaalde rechten en plichten.

  • Privaatrecht versus publiekrecht
    Het objectieve recht (het geldende recht) wordt onderverdeeld in privaatrecht en in publiekrecht. Het privaatrecht bestaat uit het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en het ondernemingsrecht. Het publiekrecht omvat het bestuursrecht, het bestuursprocesrecht, het strafrecht, het strafprocesrecht en Europees en Internationaal recht.
    De overheid kan in twee rollen optreden, als burger en als zodanig. Als de overheid optreedt als burger zijn de regels van het privaatrecht van toepassing. Treedt de overheid op in de functie van overheid, dan zijn de regels van het publiekrecht van toepassing.

Deel 2: De overeenkomst – welke rechten en plichten ontstaan er bij het aangaan van een overeenkomst?

Als mensen met elkaar een afspraak maken, zijn deze mensen partijen bij de afspraak. De afspraak wordt in het recht een overeenkomst genoemd. Uit een overeenkomst vloeien verbintenissen voort, die de rechten en plichten omvatten die uit de overeenkomst komen. Uit een verbintenis vloeit dus zowel een recht, als een plicht voor. Als je bijvoorbeeld een stuk vlees bij de slager koopt sluit je een koopovereenkomst. Als jij betaald (plicht), dan is het vlees van jou (recht). Andersom heeft de slager recht op het geld, maar is deze verplicht het vlees te leveren. Een overeenkomst waaruit rechten en plichten voortvloeien wordt ook wel een obligatoire of verbintenisscheppende overeenkomst genoemd. In het voorbeeld van de slager is er sprake van een wederkerige overeenkomst. Een wederkerige overeenkomst houdt in dat beide partijen zowel een recht als een plicht ergens op hebben. Een ander voorbeeld van een wederkerige overeenkomst, naast de koopovereenkomst, is de arbeidsovereenkomst. Wanneer er slechts één verbintenis voortvloeit uit een overeenkomst spreken we van een eenzijdige overeenkomst.

In het dagelijks leven worden veel overeenkomsten gesloten zonder dat mensen zich hiervan bewust zijn. Denk hierbij aan het voorbeeld van de slager. Dit komt doordat het sluiten van dit soort alledaagse overeenkomsten meestal geen problemen oproept. Maar stel dat je thuiskomt van de slager en het stuk vlees wat je net hebt gekocht blijkt bedorven te zijn. Wat kan je dan doen? Om hier antwoord op te geven moeten eerst een paar algemene dingen uitgelegd worden.

Het ontstaan van een overeenkomst
Artikel 217 van boek 6 BW stelt dat een overeenkomst ontstaat door een aanbod en de aanvaarding ervan. De slager heeft

Read more