De meest gebruikelijke manier om plaatjes van het hart te maken is via een echo. Echter zijn er nog vele andere manieren, die wat lastiger uit te voeren zijn. De preload en afterload zijn zeer belangrijke parameters die gebruikt worden om de functie van het hart in te schatten. Eventuele hartproblemen kunnen eerder ontdekt worden door de patiënt te laten inspannen. “The box” is een project waarbij patiënten een doos mee naar huis krijgen met apparatuur waarmee ze zelf hun hartfunctie kunnen meten. De resultaten worden vervolgens naar de cardioloog gestuurd. Er zijn verschillende determinanten van de hartfunctie:AnatomieCardiovasculaire interacties en laad-conditiesNeuro-hormonale systemenElectrische activatieAls een hartspiercel elektrisch geactiveerd wordt, gaat hij contraherenExcitatie-contractieContractiemechanismenOm de functie van het hart te bepalen, moet de arts dus een duidelijk beeld hebben van hoe het cardiovasculaire systeem in elkaar zit. Dit kan gedaan worden door verschillende modellen van het hart en de circulatie te maken. Het circulatoire systeem heeft meerdere rollen:Verspreiding van gassen en moleculen voor voedingsstoffen, groei en herstelO2CO2KoolhydratenAminozurenLipidenVitaminesMineralenChemische signalen verspreiden via hormonen en neurotransmittersThermoregulatieHet immuunsysteem mediëren Zuurstof wordt voor het grootste deel vervoerd door hemoglobine. De zuurstofspanning in het bloed bepaalt wat de hemoglobine-saturatie kan zijn → bij 100 mm Hg zuurstofspanning is de saturatie 100%. Dit verschilt in de arteriën en venen:ArterieelZuurstofspanning: 100 mm HgHemoglobine-saturatie: 100%VeneusZuurstofspanning: 40 mm HgHemoglobine-saturatie...


Access options

The full content is only visible for JoHo WorldSupporter members with full online access.

  • For information about international JoHo WorldSupporter memberships, read more here.
  • Are you already a member?
    • During the account creation you can select 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access'.
    • Became a member after you've created the account, or you upgraded your membership, then you can change the settings of your account on your WorldSupporter user page
  • or fill out the contact form

 

For Dutch visitors

Toegang tot pagina of document:

Word JoHo donateur voor online toegang

Je bent al donateur, maar je hebt geen toegang?

  • Log in, of maak een account aan als je dat nog niet eerder hebt gedaan op worldsupporter.org.
  • Bij het aanmaken van je account kan je direct aangeven dat je JoHo WorldSupporter donateur bent (met danwel zonder 'full online access', of je past dit later aan op de user page van je account
  • Kom je er niet uit, neem dan even contact op! Of check de veel gestelde vragen

Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

  • Lees de antwoorden op de meest gestelde vragen.
  • Of laat je helpen door één van de JoHo medewerkers door het online contactformulier in te vullen

-----------------------------------------------


JoHo WorldSupporter donateur worden

JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar

  • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
  • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
  • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
  • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting

JoHo membership met extra services (abonnee services) = €10 per kalenderjaar

€10 per kalenderjaar: Online toegang Only

  • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
  • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
  • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
  • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
  • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

Steun JoHo en steun jezelf door JoHo WorldSupporter donateur te worden

Direct Donateur Worden

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: nathalievlangen
Promotions
oneworld magazine
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Content is used in bundle
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Vraagstukken Borst en Nier thema 1: hoest, hemoptoë en stemveranderingen

Vraagstukken Borst en Nier thema 1: hoest, hemoptoë en stemveranderingen

HC2: Opfrissing long

Anatomie

Op een X-thorax is de fissura minor, de ondergrens van de bovenkwab van de long, duidelijk zichtbaar. De fissura major van de linker onderkwab is aan de achterkant zichtbaar. Ademhaling vanuit deze kwab is aan de gehele achterkant te horen → de fissura major loopt schuin van de bovenkant naar beneden. Hierdoor is aan de achterkant de onderkwab en aan de voorkant de bovenkwab te horen.

Lymfeklieren:

Lymfeklieren zijn erg belangrijk bij:

  • De stadiëring van longcarcinoom: tumorcellen gaan vanuit de lymfebanen in de pleura naar de hilaire lymfeklieren en vervolgens naar het mediastinum en naar supraclaviculair
  • Infecties

In beide gevallen neemt de grootte van de lymfeklieren toe → worden groter op CT-scans.

Structuur en functie:

De structuur en functie van de luchtwegen verschilt per regio met betrekking tot zowel de mechanica als gaswisseling:

  • Bronchi: bestaat uit de trachea en grote luchtwegen
    • Submucoseale slijmkliertjes: maken slijm dat in de luchtweg terechtkomt → vangen vuil op
      • Hypertrofische slijmkliertjes zijn een teken voor infectie
    • Trilharen: brengt vuil dat door de slijmkliertjes is opgevangen weer naar boven → komt in de keel terecht en wordt doorgeslikt
    • Kraakbeen: omgeeft de bronchi
      • Zijn eerst kraakbeenringen en worden later kraakbeenplaatjes
  • Bronchioli en pulmonalistakken
    • Slijmvormige cellen: zorgen ervoor dat roetdeeltjes en andere deeltjes in het slijm terechtkomen
      • Er zijn geen submucoseale slijmkliertjes of kraakbeen
    • Membraneuze brionchioli participeren niet in de respiratie, respiratoire bronchioli participeren wel in de respiratie en worden langzaam alveoli
    • Alveoli: houden de buisjes open

Takken van de arteria bronchialis en pulmonalis lopen mee met de luchtwegen richting een lobulus/acinus van de long.

Pneumothorax

Een pneumothorax toont de elasticiteit en rusttoestand van de long en de thorax:

  • De beschadigde thoraxwand wordt groter → neemt zijn rustpositie aan
    • De thorax heeft een groot streefvolume en de long een klein streefvolume
  • De long valt samen
  • Het diafragma gaat lager zitten
  • Het mediastinum verplaatst naar de andere kant

Een pneumothorax kan ontstaan door een thoraxtrauma.

Compliantiecurve

De compliantiecurve wordt samen met een aantal termen gebruikt om de toestand van de longen te beschrijven:

  • FRC: het niveau waar het systeem zich in rust bevindt
    • FRC = functionele residuale capaciteit
    • Wordt bereikt na een rustige uitademing → er wordt evenveel druk vanaf de long als vanaf de thoraxwand uitgeoefend
    • Het kost arbeid om boven het FRC-punt te komen → de “driehoek” in de grafiek geeft weer hoeveel arbeid er nodig is
      • Bij zieke longen is de benodigde arbeid hoger
  • Transmurale druk: druk over de alveolaire wand heen
    • Heet ook wel de transpulmonale druk
  • Transmurale druk van het systeem: de transmurale druk in de alveolus versus buiten
    • De S-vormige curve

Aanvullend onderzoek

De toestand van de longen kan op verschillende manieren in beeld gebracht worden:

  • X-foto van de longen
    • Omdat de longen luchthoudend zijn kunnen ze zeer goed met röntgenstralen in beeld gebracht worden
    • Witte streepjes zijn de bloedvaten in de long
  • CT-scan
    • Is veel gedetailleerder dan een X-thorax
    • Dwarse doorsnedes zijn zichtbaar
    • Dunne lijntjes zijn fissuren tussen de kwabben
    • Longembolieën zijn zichtbaar als massa’s in de bloedvaten waar contrast niet kan komen
      • Niet zichtbaar op een X-thorax

Ventilatie

De functie van ventilatie is alveoli van verse lucht voorzien. Dankzij het enorme capillaire netwerk kan gaswisseling tussen de alveolaire ruimte en capillairen plaatsvinden → de vena pulmonalis wordt voorzien van zuurstofrijk bloed. Ventilatie is afhankelijk van:

  • Ademhalingsmusculatuur
    • Diafragma: als er lucht in de longen komt, gaat het diafragma omlaag
    • Intercostale spieren: brengen de ribben op en neer bij fysieke inspanning
      • Externe intercostale spieren: voor inspiratie
      • Interne intercostale spieren: voor expiratie
  • Weerstand
  • Elasticiteit

 

De formule van de ventilatie is als volgt:

  • Vt = Vd + Va
    • Vd = dode ruimte ventilatie
      • Bijv. de mond, trachea en apicale alveoli
        • Apicale alveoli worden alleen tijdens intensieve inspanning geventileerd
      • Tijdens het snorkelen is er veel dode ruimte → er is een fors adem-minuut volume nodig om voldoende alveolaire ventilatie te hebben
    • Va = alveolaire ventilatie

Weerstand:

De formule voor de weerstand is als volgt:

  • R = (8 x η x l )/(π x r4)
    • η = de stroperigheid
    • l = lengte van de buis
    • π = straal

In de kleine luchtwegen is er een laminaire flow, in de grote luchtwegen is er een turbulente flow.

Omdat er veel vertakkingen zijn neemt de totale diameter na elke vertakking toe → er zijn 200.000 bronchioli die slechts een fractie van een mm breed zijn, maar in totaal breder dan de trachea zijn. Hierdoor is de weerstand in de bronchioli het laagst. De weerstand is vlak voordat de bronchi de kwabben ingaan het hoogst. Bij obstructieve longziektes zoals astma en COPD neemt de weerstand perifeer juist toe.

Alveolo-bronchiolaire interdependence:

“Alveolo-bronchiolaire interdependence” is het samenspel tussen:

  • Spierspasme
  • Weefsel binnen de spieren
  • Elasticiteit
  • Wanddikte

Compliantie:

De compliantie van de longen kan als volgt berekend worden:

  • 1/EL

Verschillende ziekteprocessen zijn gerelateerd aan de compliantie:

  • Longemfyseem:
    1. Er is een slappe long
    2. Er komt minder weefsel
    3. De long krijgt een steilere compliantiecurve
      • Er is minder transmurale druk nodig
    4. Er is veel luchtweerstand en er wordt met veel lucht geademd
    5. Het diafragma zit lager en er wordt inefficiënt geademd
      • De uitademing wordt moeilijk en kost veel ademarbeid
  • Longfibrose
    1. Er is een stijve long
    2. De long krijgt een minder steile compliantiecurve
      • Er is een hoge transmurale druk nodig
    3. De long is zo stug dat er veel druk gebruikt moet worden om in te ademen

Ventilatie-perfusie verhouding

De ventilatie-perfusie verhouding (V/Q) van de longen is belangrijk:

  • Ideaal: V/Q = 1
  • Shunt: V/Q ≪1
    • Er is wel perfusie, maar geen ventilatie
  • Dode ruimte: V/Q ≫1
    • Er is geen perfusie, maar wel ventilatie
    • Door bijvoorbeeld een longembolus

Zwaartekracht zorgt ervoor dat de ventilatie bovenin en onderin de longen verschilt. Hierdoor is de intrapleurale druk apicaal negatiever en is basaal in de longen de ventilatie (V) het beste:

  • Apicale alveoli bovenin de longen zijn groot, maar het deel van de compliantiecurve is vlakker
  • Basale alveoli zijn klein en hebben door de samentrekking van het diafragma meer beweging

Basaal is de perfusie (Q) ook het beste → apicaal in de longen is er bij een rustige ademhaling geen perfusie. De perfusie neemt van basis naar apex sterker af dan de ventilatie, waardoor de V/Q verhouding bij de basis laag en in de apex hoog is.

Zuurstofspanning

De zuurstofspanning verschilt per regio:

  • Atmosfeer: 20 kPa
  • Alveolair (A): 11-16 kPa
    • Er is meer water en meer CO2 → de zuurstofspanning daalt
  • Gemengd arterieel (a): 10-14 kPa
    • A-a verschil: 2/3 is veroorzaakt door V/Q mismatch, 1/3 is veroorzaakt door een kleine shunt in de bronchiale circulatie
      • Shunt: de arteria bronchialis voorziet de bronchiën van zuurstof, perifeer gaat het zuurstofarme bloed via de vena pulmonalis terug i.p.v. via de vena bronchialis → zuurstofarm bloed wordt gemengd met zuurstofrijk bloed
        •  De arteria bronchialis ontspringt uit de arcus aortae en voorziet de kleine luchtwegen van bloed
      • Een A-a verschil tot 2 kPa is normaal

A-a verschil:

Aan de hand van het A-a verschil en hoe gemakkelijk de saturatie bij zuurstoftoediening weer op peil komt, kan gezien worden wat het probleem is:

  • Alveolaire hypoventilatie:de P(A-a)O2 is normaal en zal bij extra zuurstof snel toenemen → de hypoxemie kan makkelijk gecorrigeerd worden
    • Bijv. door heroïne intoxicatie
  • Diffusiestoornis: de P(A-a)O2 is verhoogd en verbetert bij extra zuurstof → de hypoxemie kan makkelijk gecorrigeerd worden
    • Bijv. door een barrière → de afstand is groter of het oppervlak is kleiner
  • V/Q mismatch: de P(A-a)O2 is verhoogd en is moeilijk te corrigeren bij extra zuurstof → er is al 95% saturatie van zuurstof aan Hb en dit zal stijgen tot 100%, maar dit is niet genoeg om de shunt te compenseren
    • Door een anatomische of fysiologische shunt
      • Fysiologische shunt: de anatomie is intact
      • Anatomische shunt: er loopt een bloedvat tussen de zuurstofarme en zuurstofrijke circulatie

Alleen alveolaire hypoventilatie en diffusiestoornissen kunnen dus makkelijk gecompenseerd worden met zuurstof.

Ademregulatie

De ademhaling wordt als volgt gereguleerd:

  • Het regelende systeem
    1. Centrale en perifere chemoreceptoren
      • Centrale chemoreceptoren meten de PCO2 en liggen in het ademcentrum
      • Perifere chemoreceptoren meten de PO2 en liggen rondom de bloedvaten in de aortaboog en hals
    2. Respiratoire centra
    3. Rhythm generator
    4. Motorneuronen
      • Als motorneuronen frequenter gaan vuren, gaan de spieren harder werken
    5. Respiratoire spieren
  • Het geregelde systeem
  • Gasuitwisseling in de longen

Het geregelde systeem wordt beschreven met een metabole curve, het regelende systeem met een chemoreflex respons curve. Deze curves kunnen gezet worden in een grafiek:

  • Y-as: alveolaire ventilatie
  • X-as: CO2

Het punt waarop deze curves kruisen is de steady state.

Slaapsyndromen:

Er zijn verschillende slaapsyndromen die te maken hebben met ademregulatie:

  • Obstructief slaapapneu syndroom (OSAS): de luchtweg valt dicht → het ademcentrum blijft een ritme genereren waardoor er wel beweging van de borstkas plaatsvindt, maar er is geen ademhaling
    • Als de CO2 zodanig hoog is, wordt er plotseling wel ademgehaald
    • Patiënten hebben vaak obesitas of een zeer brede nek
  • Centraal slaapapneu syndroom (CSAS): de circulatietijd is te slecht door hartfalen → het ademcentrum reageert te laat op nieuwe signalen waardoor verlagingen of verhogingen van CO2 te laat opgemerkt worden
    • Als er minder geventileerd moet worden, stuurt het ademcentrum aan tot meer ventilatie en andersom → er zijn periodes van apneu en periodes van hyperventilatie
  • Hypoventilatie: extreme abdominale hypoventilatie waarbij het diafragma niet voldoende functioneert → basale delen worden onvoldoende geventileerd
    • Vaak bij patiënten met obesitas
 

 

HC3: Hoest en relevante ziektebeelden

Hoesten

Hoestreceptoren zijn gelokaliseerd in:

  • Bovenste en onderste luchtwegepitheel
  • Pericard
  • Oesophagus
  • Maag

Dit zijn chemische en mechanische receptoren:

  • Chemische receptoren
    • pH
    • Temperatuurexternen
    • Capsaïcine-achtige stoffen
      • Activeren bep-ionkanalen → start reflex
  • Mechanische receptoren

In de larynx en grote luchtwegen bevinden zich receptoren voor zowel chemische en mechanische prikkels.

Afferente banen voor hoestprikkels gaan via de nervus vagus. Soms gaan sensorische prikkels voor hoesten via de hersenstam → het is dan gewoon een reflex.

Typen:

Type hoest kunnen als volgt verdeeld worden:

  • Kort bestaande hoest met koorts
  • Kort bestaande hoest zonder koorts
  • Chronische hoest
    • Duurt >6 weken
  • Chronische hoest gepaard met roken en/of B-symptomen
    • Duurt >6 weken
    • Er moet al vroeg een thoraxfoto gemaakt worden

Oorzaken:

Frequente oorzaken van hoest zijn:

  • Kort bestaande hoest: <3 weken
    • Virale (bovenste) luchtweginfectie
      • Bijv. COVID-19
    • Bacteriële luchtweginfectie
    • Voor zover een diagnose is gesteld
  • Langdurig of recidiverend: >8 weken
    • Postnasal drip
    • Astma
    • GE-reflux
    • NAEB eosinofiele bronchitis
    • COPD/bronchiëctasie
      • Vormt 10% van de gevallen
    • Voor zover een diagnose is gesteld

Hemoptoë:

Bij hemoptoë wordt er bloed opgehoest → een alarmsymptoom. In dit geval moet er altijd eerst een thoraxfoto gemaakt worden. Frequente oorzaken van hemoptoë zijn:

  • Longcarcinoom
  • Brochiëctasieën
    • Verwijdingen van de luchtwegen
  • Hartfalen in combinatie met een luchtweginfectie
  • Vaatanomalie
    • Bijv. arteria bronchialis hypertrofie
  • Longembolie

Anticoagulantia veroorzaken over het algemeen geen hemoptoë. Hemoptoë moet altijd gedifferentieerd worden met epistaxis of een mondlaesie.

Aanvullend onderzoek:

Welk aanvullend onderzoek bij hoesten wordt verricht hangt af van de soort hoest:

  • Chronische hoest
    • Thoraxfoto
    • Longfunctie
    • CT-thorax/sinussen
    • 24u pH-meting
    • Bronchoscopie
    • Proefbehandelingen
  • Hemoptoë
    • Thoraxfoto
    • CT-scan
    • Bronchoscopie

 

Tuberculose

Casus:

Een jongen van 16 jaar komt uit Afghanistan maar woont sinds 7 jaar in Nederland. Sinds 2 maanden heeft hij een productieve hoest gepaard met pijn rechts op de borst. Hij heeft een blanco voorgeschiedenis en heeft nooit gerookt.

Bij lichamelijk onderzoek hoort de arts enkele crepitaties rechtsboven. De arts denkt aan TBC en voert daarom een sputum onderzoek uit. De werkdiagnose is TBC, wat goed te behandelen is.

Typen:

Er zijn 3 type TBC:

  • Primair complex
  • Caverneuze TB
    • De meest besmettelijke vorm
    • Patiënten hoesten sputum op
  • Miliaire TB
    • Patiënten zijn ernstig ziek
    • Alle bacteriën vormen hun eigen ontstekingshaardje → er zijn overal witte puntjes te zien

Vaak is er eerst sprake van latente TB, wat niet besmettelijk is. Indien de patiënt verzwakt is, komt de bacterie weer tot leven. TBC zit vaak bovenin de longen omdat de bacterie van zuurstof houdt.

Diagnostiek:

De diagnose TBC kan als volgt gesteld worden:

  • Sputumonderzoek: met ZN of auramine kleuring
    • Bewijst of er sprake is van TBC
  • PCR
    • Kleine aantallen bacteriën kunnen aangetoond worden
  • Kweek
    • Duurt weken
  • Resistentiebepaling: met moleculaire technieken

Met een Mantoux-test kan gekeken worden of een patiënt ooit in contact is geweest met TBC. Een Mantoux-test is ook positief na een BCG-vaccin.

Epidemiologie:

TBC is door resistentie wereldwijd een belangrijke doodsoorzaak → er is vaak sprake van “multi-drug of extreme-drug resistance”. Westers vond er in de 20e eeuw een spectaculaire daling van de incidentie, prevalentie en mortaliteit plaats. Het is een besmettelijke ziekte die over het algemeen goed te behandelen is.

Behandeling:

Bij de behandeling is het belangrijk om minimaal 2 werkzame middelen te geven → voorkomt resistentie:

  • 2 maanden 3 of 4 middelen en vervolgens 4 maanden 2 middelen
    • Dit is afhankelijk van de resistentie
  • De behandeling duurt minimaal een half jaar
 

 

HC4: Opfriscollege larynx

Achtergrond

De stem wordt gegenereerd in de larynx (strottenhoofd), een kraakbeen koker gelegen bovenaan de luchtpijp. Dit is de eerste scheiding tussen voedsel en de lucht. In de larynx zijn er 2 plooitjes zichtbaar:

  • Bovenste plooitje: de valse stembanden
  • Onderste plooitje: de ware stembanden

Tijdens het stemgeven worden de stembanden naar elkaar toegebracht en ontstaat er een trilling over de stembanden.

Fysiologie

Functies van de larynx zijn:

  • Slikken/hoesten/braken: het afsluiten van de luchtweg wanneer dit nodig is
    • Als dit misgaat, ontstaat er aspiratie
  • Ademhaling: het openhouden van de luchtweg zodat ademhaling mogelijk is
    • Als dit misgaat, ontstaat er een stridor
  • Stem: voor goede stemvorming moeten de stembanden kunnen sluiten en trillen
    • Als dit misgaat, ontstaat er dysfonie
    • Is evolutionair als laatste ontstaan

Anatomie

De larynx zit centraal opgesloten in de hals. De larynx bestaat uit:

  • Hyoïd
    • Het tongbeen
    • Bestaat uit bot en heeft een sterke relatie met de larynx, maar is eigenlijk geen echt onderdeel van de larynx
  • Kraakbenige structuren
    • Thyroïd
      • Is open aan de achterkant
    • Cricoïd
      • Ringkraakbeen → een totaal gesloten ring
      • Is laag aan de voorkant en hoog aan de achterkant
    • Epiglottis
    • Arythenoïden
      • 2 stukjes
      • Hier zitten de stembanden aan vast
      • Hebben een bijzondere vorm
      • Zitten met een ligament vast aan het cricoïd
  • Membranen en ligamenten
    • Ligamentum vocale: loopt van ieder arythenoïd naar achteren en zit bij het thyroïd vast, waardoor het over het cricoïd (de ring) kan bewegen
      • Zorgt ervoor dat de arythenoïden door de spieren aangestuurd kunnen worden
    • Membrana thyrohyoïdeum
      • Hier loopt de nervus recurrens doorheen
    • Membrana cricothyroïdeum
      • Tussen het cricoïd en thyroïd

Spieren:

Bij het arytenoïd zijn er 2 uiteinden:

  • Processus vocalis
  • Processus muscularis

Aan de ene kant van deze uiteinden zit een ligament, aan de andere kant een spier. Er zijn extrinsieke en intrinsieke larynxspieren:

  • Extrinsieke larynxspieren
    • Zitten vast aan de buitenkant van de larynx
    • Bewegen de larynx als geheel → bij sommige mensen is hierbij een adamsappel zichtbaar
      • Suprahyoïdale spieren trekken de larynx omhoog
      • Infrahyoïdale spieren trekken de larynx omlaag
  • Intrinsieke larynxspieren
    • Bewegen de delen van de larynx t.o.v. elkaar → de stand en vorm van de stembanden verandert
    • Belangrijk voor het openen en sluiten en de spanning van de stembanden → veranderen de toonhoogte
    • Adductoren: sluiten de stembanden → hoog stemgeluid
      • Musculus interarytenoïdeus
      • Musculus vocalis
      • Musculus cricoarytenoïdeus lateralis
        • Trekt aan de processus muscularis en brengt zo de ligamenten meer naar elkaar
      • Met name “fast twitch fibers”
    • Abductoren: openen de stembanden → laag stemgeluid
      • Musculus cricoarytenoïdeus posterior
        • Zit vast aan de processus muscularis en aan de achterkant van het cricoïd → de processus vocalis gaat meer naar buiten
      • Met name “slow twitch fibers”
 

Innervatie

Nervus recurrens:

De nervus recurrens, ofwel de nervus laryngeus inferior, is een tak van de nervus vagus en stuurt de intrinsieke larynxspieren aan. De zenuw gaat eerst naar beneden en dan omhoog naar de tracheo-oesophageale ruimte, waar hij de larynx zowel motorisch als sensibel innerveert.

De nervus recurrens maakt een lus die links om de aortaboog en rechts om de arteria subclavia gaat. Hierdoor komt de nervus recurrens aan de linkerkant lager uit → longtumoren kunnen aan de linkerkant meer schade aanrichten dan aan de rechterkant.

 

Nervus laryngeus superior:

Het enige deel van de larynx dat niet door de nervus recurrens wordt geïnnerveerd is de musculus cricothyroïdeus, deze ligt namelijk niet binnen maar buiten het skelet. Deze spier ligt tussen het cricoïd en thyroïd en zorgt ervoor dat de voorkant van het thyroïd naar beneden naar het cricoïd wordt getrokken. Hierdoor worden de stembanden wat meer gespannen → de toon wordt hoger. Dit alles wordt geïnnerveerd door de nervus laryngeus superior, een andere tak van de nervus vagus. Deze zenuw gaat vaak bij schildklierchirurgie kapot. Hierbij raakt het

Read more