Materieel Strafrecht Hoorcolleges 1-3 - UL Rechten B2

Materieel Strafrecht Hoorcolleges 1-3 - UL Rechten B2

Materieel Strafrecht hoorcollege 1 - UL Rechten B2

Inleiding

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Grondtrekken van het vak
  • Bronnen van materieel strafrecht
  • Herkomst materieel strafrecht
  • Ontwikkelingen sinds 1886
  • Rechtvaardiging materiële strafrecht

Het doel van dit vak is om de algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid bekend te maken. Deze leerstukken moeten dan ook toegepast worden op casus.

Grondtrekken van het vak

"Het materiële strafrecht is dat deel van het strafrecht waarin wordt aangegeven wie, waarvoor, wanneer en waarom een strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd". Dit is de definitie van het materiële strafrecht. Het gaat dus om de vraag wanneer een strafrechtelijke sanctie opgelegd kan worden: wanneer is er sprake van strafrechtelijke aansprakelijkheid?

Het materiële strafrecht heeft twee onderdelen: strafbaarstellingen en de algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het laatste onderdeel staat in dit vak centraal. Ook is er overlap met andere rechtsgebieden, zoals het burgerlijk- en het bestuursrecht. Ook daarin bestaat immers aansprakelijkheid. Toch is het strafrecht ook een autonoom rechtsgebied: de begrippen die er gebruikt worden gelden exclusief in het strafrecht. Het heeft een eigen invulling van leerstukken als causaliteit en schuld. Ten slotte is er de verhouding met het formele strafrecht: het strafprocesrecht. Het materiële strafrecht wordt verwezenlijkt in het formele strafrecht. 

Bronnen van materieel strafrecht

De eerste bron bestaat uit internationale en geratificeerde verdragen. Zij kunnen ook een strafrechtelijk onderdeel hebben, bijvoorbeeld het EVRM. In art. 7 van dit verdrag is het een en ander bepaald over het legaliteitsbeginsel. De uitleg van dit verdrag door het EHRM is ook van belang voor de nationale rechtspraak.

Daarnaast is er supranationaal recht, voor Nederland vooral het recht van de Europese Unie. Dit bepaalt voor een groot deel de uitleg van bepaalde onderdelen van het Nederlandse strafrecht, bijvoorbeeld als het gaat over mensenhandel. Dit recht is steeds invloedrijker aan het worden.

De derde bron is de wet, het Nederlandse recht. Er bestaat commuun (algemeen) en bijzonder strafrecht. De algemene leerstukken vallen meestal binnen het commune strafrecht. Ook in andere wetten kunnen echter strafbaarstellingen zijn: dan is er sprake van bijzonder strafrecht. Voorbeelden hiervan zijn de Opiumwet en de Wegenverkeerswet. Op lokaal niveau kunnen ook gemeentes op bepaalde gebieden strafbaarstellingen uitvaardigen.

Ten vierde is de rechtspraak een belangrijke bron. Dit geldt zowel op nationaal als op internationaal niveau. Het EHRM en het HvJ zijn erg belangrijk. Op nationaal niveau gaat het vooral om de rechtspraak van de Hoge Raad.

Voor het materiële strafrecht is, op grond van het legaliteitsbeginsel, de wet het belangrijkst. Van deze wetten heeft het Wetboek van Strafrecht het primaat (art. 91 Sr.). De praktijk is echter weerbarstig. Belangrijke begrippen zoals 'opzet' hebben geen wettelijke definitie. Hierdoor is de rechtspraak ook belangrijk geworden.

Herkomst materieel strafrecht

Het beeld dat van het strafrecht uit het verleden bestaat is vaak karikaturaal. Het was minder erg dan we vaak denken. In vergelijking met andere rechtsgebieden is het strafrecht een jong rechtsgebied. Rond de 11e eeuw begonnen steden een vorm van strafrecht in te voeren. Het strafrecht is afhankelijk van het bestaan van een overheid die zijn gezag daadwerkelijk kan doen gelden. De regels moeten gehandhaafd kunnen worden. Geldboete was de meest gebruikelijke straf in de Middeleeuwen. Vanaf de 15e eeuw was er in Europa de opkomst van staten, en wilden koningen het recht gaan codificeren en nationaliseren. Hoe meer de staat het gezag in handen kreeg, hoe meer er een verschuiving was van geldboetes naar lijfstraffen. 

In Nederland was er wat betreft het strafrecht tot 1795 een grote versnippering: er bestond geen nationale regelgeving. Vanaf de Bataafse Omwenteling onstond echter het streven naar een nationaal strafrecht. Onder invloed van de Verlichting vond er toen ook een hervorming van het strafrecht plaats. Aanvankelijk mislukte de codificatie echter. Men wilde alles tot in detail omschrijven; dit was onwerkbaar. In 1811 werd de Franse Code Pénal van kracht omdat Nederland ingelijfd werd door Napoleon. Na de onafhankelijkheid werd deze Code Pénal echter in aangepaste vorm behouden. Wel werd de belofte van een Wetboek van Strafrecht gedaan, die vervuld werd in 1886.

Dit Wetboek van Strafrecht had als belangrijke kenmerken dat het eenvoudig, praktisch en liberaal was. De rechters werd veel interpretatievrijheid gelaten, en er was aandacht voor het beschermen van de belangen van de burgers. Het doel is dat het strafrecht niet te diep ingrijpt in de levens van de burgers. Zij moeten worden beschermd tegen de overheid.

Ontwikkelingen sinds 1886

Een belangrijke ontwikkeling is die van de differentiatie van het begrip van wederrechtelijkheid. Is al het handelen dat in de wet strafbaar gesteld is strafbaar? Dit wordt verder in week 3 behandeld. Daarnaast is er een toenemend belang van de invulling van daderschap en deelneming. Kunnen rechtspersonen bijvoorbeeld dader zijn? Dit wordt in de weken 7 en 9 besproken. Daarnaast is er meer aandacht voor schuld, en de strafbaarstelling van gevaren. Het strafrecht richt zich tegenwoordig ook op het voorkomen van strafbare feiten.

Rechtvaardiging materiële strafrecht

Het is niet voldoende om alleen het formele recht te bestuderen. Een leerstuk als aansprakelijkheid kan namelijk leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. Daarom is de bestudering van dit materieelrechtelijke leerstuk ook belangrijk.

Twee politiek-theoretische visies op het materiële strafrecht: 1. 'Policing society': Het doel van het strafrecht is het ordenen van de samenleving. Bepaald gedrag moet strafbaar gesteld worden, en de regels moeten gehandhaafd worden.

2. 'Policing the police': Het strafrecht stelt ook normen voor de overheid, dit is het centrale idee ervan. Er wordt dan zo weinig mogelijk strafbaar gesteld. Bevoegdheden hebben veel grenzen en de uitoefening van die bevoegdheden moet strak gecontroleerd worden.

Daarnaast wordt er ook nagedacht over het waarom van het strafrecht. Is het doel van het strafrecht het vergelden van het aangedane leed, of gaat het om het voorkomen van strafbare daden in de toekomst? Oorspronkelijk ging het vooral om vergelding, maar ook was er altijd aandacht voor preventie. Mensbeeld is daarom ook belangrijk voor het strafrecht. Ook proportionaliteit en moraliteit spelen een belangrijke rol.

2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

De geschiedenis van het materiële strafrecht wordt niet behandeld in de literatuur, maar is hierboven weergegeven.

3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Een recente ontwikkeling is dat er steeds meer kritiek op rechters komt. Traditioneel had men in Nederland veel vertrouwen in de rechterlijke macht, maar dat is inmiddels aan het afnemen.

4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er zal een tussentoets met meerkeuzevragen zijn, die voor 30% meetelt. De eindtoets zal bestaan uit casusvragen.

5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen tentamenvragen behandeld.

Materieel Strafrecht hoorcollege 2 - UL Rechten B2 - Legaliteit en daderschap

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Enkele begrippen
  • Voorwaarden voor strafbaarheid
  • Daderschap
  • Legaliteitsbeginsel

Enkele begrippen

Dit zijn begrippen die nodig zijn om het materiële strafrecht te kunnen begrijpen en gebruiken. Duidelijke begrippen zijn nodig, omdat aan de hand daarvan bepaald kan worden of het strafrecht ingezet moet worden. Daarnaast heeft het ook een morele kant: het strafrecht mag ingrijpen in het leven van mensen, maar dit moet wel een goede reden hebben. 

Strafwet: Dit begrip wordt onder andere gebruikt in art. 2 Sr. De Nederlandse strafwet is van toepassing op iedereen die in Nederland strafbare feiten begaat. De strafwet wordt gevormd door alle wetten waarin bepalingen opgenomen zijn waarin een gedraging met straf bedreigd wordt.

Wettelijke strafbepaling: (Art. 1 lid 1 Sr). Een wettelijke strafbepaling bestaat uit een delictsomschrijving en een sanctienorm. Het is een omschrijving van het gedrag aan de hand van objectieve en subjectieve (bij misdrijven) omstandigheden en de mededeling dat dit gedrag strafbaar is. De sanctienorm geeft de straf aan die maximaal opgelegd kan worden. In Nederland gelden geen minimumstraffen. De kwalificatie ('als schuldig aan') is geen onderdeel van de delictsomschrijving! De verschillende vereisten van de delictsomschrijving worden bestanddelen genoemd. 

In de literatuur zijn verschillende typen delictsomschrijvingen bedacht, bijvoorbeeld: met gevolg (materiële delicten) of zonder gevolg (formele delicten). Ook kan het gaan om opzet (doleus) of schuld (culpoos).

Strafbaar feit: Het gaat hier om een gebeurtenis die in de werkelijkheid is komen vast te staan, en waarvan de wet bepaalt dat het zich voordoen ervan wordt bestraft. Een feit is voor het strafrecht dus pas relevant als er ook een consequentie (straf) aan verbonden is.

De wetsartikelen waarin het bovenstaande bepaald is, zijn art. 1 lid 1 Sr en art. 350 Sv. Wanneer een feit onder een wettelijke strafbepaling valt, is dit echter niet voldoende om ook daadwerkelijk straf op te leggen. Er bestaan echter uitzonderingen, bijvoorbeeld in art. 39 Sr. Er is dus meer nodig om tot straf te kunnen komen dan alleen een feit dat voldoet aan een wettelijke delictsomschrijving. Er is dus een belangrijk verschil tussen een strafbaar feit en strafbaarheid.

Voorwaarden voor strafbaarheid

Ten eerste moet er sprake zijn van een menselijke gedraging, die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. Daarnaast moet de gedraging wederrechtelijk zijn en aan de schuld van de dader te wijten zijn. 'Wederrechtelijkheid' en 'verwijtbaarheid' worden ook wel 'elementen' genoemd. Deze vier voorwaarden voor strafbaarheid zijn de kern van het materiële strafrecht. Ze zijn in vraagvorm opgenomen in art. 350 Sv en moeten door de rechter worden bewezen en aannemelijk gemaakt worden.

Menselijke gedraging: Niet-mensen kunnen dus niet strafbaar zijn. Kort gezegd gaat het om een door de mens gewilde spierbeweging. De gedraging moet dus uit vrije wil begaan zijn. Dit is echter iets anders dan opzet of schuld. Het gaat verder om gedragingen in de zin van een doen of een nalaten, of een in stand laten van een verboden toestand, bijvoorbeeld het beschikken over verboden drugs.

Daderschap

Art. 47 Sr. geeft een definitie van daders. De pleger is hij die alle onderdelen van de delictsomschrijving vervult. In het vervolg van de collegereeks zullen ook andere vormen van daderschap aan de orde komen, bijvoorbeeld medeplegen.

Een bijzondere vorm van plegen is functioneel plegen. De functionele pleger is een natuurlijk persoon die verantwoordelijk is voor een strafbaar feit dat binnen een bedrijf (geen rechtspersoonlijkheid) onder zijn verantwoordelijkheid als leidinggevende, gepleegd is. Hij hoeft het feit dus niet zelf gedaan te hebben, maar wordt vanwege zijn verantwoordelijkheid geacht het feit begaan te hebben en kan daarvoor ook gestraft worden. Dit leerstuk is ontwikkeld in het economisch strafrecht. Criteria om dit vast te stellen: de IJzerdraad-criteria. Het gaat er dan om dat de persoon beschikkingsmacht over de gedragingen had en de concrete ten laste gelegde gedragingen aanvaard heeft.

Ook rechtspersonen kunnen strafbare feiten begaan.

Legaliteitsbeginsel

Volgens het EHRM is dit beginsel een 'essential element of the rule of law'. Het is ondermeer vastgelegd in art. 16 Gw en art. 1 Sr. Het hangt sterk samen met het idee dat mensen een vrije wil hebben en kunnen kiezen voor hun handelen. Als we dus kunnen kiezen, moeten we wel weten waarvoor we kunnen kiezen. Dit betekent dat er strafbaarstellingen moeten zijn; dit helpt bij het maken van keuzes in het gedrag van mensen. Het is ook een onderdeel van het idee van de democratische rechtsstaat.

Er is dus geen strafbaarstelling, maar ook geen straf, zonder wettelijke bepaling. Deze wet moet ook toegankelijk en voorzienbaar zijn.

2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.

3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er is een ontwikkeling gaande waarin de invulling van daderschap verandert. Nu kunnen ook rechtspersonen strafbaar zijn, en als gevolg daarvan ontstaat ook de functionele pleger. Zie ook bovenstaande.

4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er worden geen opmerkingen gedaan met betrekking tot het tentamen.

5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen tentamenvragen behandeld.

Materieel Strafrecht hoorcollege 3 - UL Rechten B2 - Wederrechtelijkheid en causaliteit

1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

  • Wederrechtelijkheid
  • Causaliteit

Wederrechtelijkheid

Normen vormen regels voor ons gedrag. er zijn sociale normen en rechtsnormen, voor dit vak zijn dat de strafrechtelijke normen. Het strafrecht strekt slechts over een beperkt aantal normen. Een gedraging in strijd met een rechtsnorm staat omschreven in een strafbaarstelling. Er is soms ook een wisselwerking tussen sociale normen en rechtsnormen.

Voordat de vraag naar wederrechtelijkheid aan de orde komt, moet voldaan zijn aan de voorwaarden voor strafbaarheid, namelijk menselijk gedrag dat voldoet aan een wettelijke delictsomschrijving. Dit levert een vooronderstelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid op. Dit wordt ook wel 'formele wederrechtelijkheid' genoemd. Vervolgens komen dan de elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid aan de orde. Onder omstandigheden kan er sprake zijn van formele wederrechtelijkheid, maar kunnen er redenen zijn om de gedraging toch niet strafbaar te achten. Dan ontbreekt de materiële wederrechtelijkheid: de wederrechtelijkheid als element. De Hoge Raad erkende dit in het Veearts-arrest. Dit is dus niet in de wet te vinden! Het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid werd zo een ongeschreven strafuitsluitingsgrond.

Sindsdien heeft de Hoge Raad deze oplossing echter nooit meer herhaald, omdat er kritiek kwam op deze uitspraak. De rechter zou teveel op de stoel van de wetgever zijn gaan zitten. Daarom wordt nu het ontbreken van wederrechtelijkheid aangenomen door een afbakening van de formele wederrechtelijkheid, of door het aannemen van een geschreven rechtvaardigingsgrond.

De afbakening van de formele wederrechtelijkheid gebeurt door de bestanddelen van de delictsomschrijving een erg strikte uitleg te geven. Bijvoorbeeld bij art. 138 Sr. Soms wordt ook een bestanddeel in de delictsomschrijving ingelezen. Ten derde wordt soms de kwalificatie van een delict gebruikt om het bereik van de strafbepaling in te perken, bijvoorbeeld bij witwassen uit eigen misdrijf.

Geschreven rechtvaardigingsgronden

In het algemeen deel van het WvSr staan verschillende strafuitsluitingsgronden. Een deel daarvan houdt verband met de materiële wederrechtelijheid, bijvoorbeeld overmacht, noodweer of wettelijk voorschrift. De andere strafuitsluitingsgronden zien op de verwijtbaarheid.

Wederrechtelijkheid als bestanddeel

De wederrechtelijkheid is dan een bestanddeel van de delictsomschrijving. Dan is materiële wederrechtelijkheid dus geen element meer. Het betekent dat men in strijd met het objectieve recht moet handelen. Dit is dus een zeer algemene definitie. (arrest Dreigbrief). Aannemers die een badkamer slopen alvorens een nieuwe te installeren vallen bijvoorbeeld niet onder de delictsomschrijving van vernieling.

Wanneer wederrechtelijkheid een element is, gaat het om de 3e vraag van art. 350 Sv. De aannemelijkheid van een rechtvaardigingsgrond leidt dan tot ontslag van alle rechtsvervolging. Wanneer wederrechtelijkheid een bestanddeel is, leidt het ontbreken ervan tot vrijspraak.

Causaliteit

Wanneer kan een causaal verband tussen een gedrag en een bepaald gevolg vastgesteld worden? Deze vraag speelt dus bij delicten die pas een delict zijn wanneer een bepaald gevolg ingetreden moet zijn. Dit zijn materiële delicten. Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid is dan dus een causaal verband vereist. Het gaat bij causaliteit daarom om een keten van gebeurtenissen. De vraag 'wat is er gebeurd?' is een feitelijke, maar mogelijk ook een normatieve/juridische vraag. Er bestaan hierover meerdere denkrichtingen. Kan een causaal verband ook op basis van juridische argumenten vastgesteld worden, of gaat het puur om de feiten? Er bestaan daarom verschillende causaliteitstheorieën.

De conditio sine qua non-theorie: Het gaat er hier om dat de gedraging van verdachte in de keten van gebeurtenissen een noodzakelijke factor was om tot het gevolg te komen. Het probleem is hier echter dat elk gedrag dat binnen de keten van gebeurtenissen dan strafrechtelijk van belang zou zijn. Dit kan onbeperkt verder uitgewerkt worden.

De causa proxima-theorie: De gedraging van de verdachte is in de keten van gebeurtenissen de laatste factor geweest voor het intreden van het ten laste gelegde gevolg. Deze theorie is echter te beperkt.

De voorzienbaarheidstheorie: Was het in de keten van gebeurtenissen voorzienbaar dat de gedragingen van verdachte tot het gevolg geleid hebben? Dit kan subjectief (vanuit het oogpunt van de verdachte) of objectief (vanuit het oogpunt van de objectieve derde) zijn. Lange tijd was dit de heersende theorie in Nederland.

De heersende leer: de leer van de redelijke toerekening. Dit houdt in dat het gevolg redelijkerwijze toe te rekenen moet zijn aan de gedraging van de verdachte. Causaliteit wordt dan een meer juridisch concept. Het gaat dus niet meer primair om de feitelijke causaliteit. Er wordt dan dus vanuit het gevolg gekeken naar de daaraan voorafgaande gedragingen, in plaats van andersom. De condicio sine qua non geldt in beginsel nog wel als ondergrens van causaliteit.

Lastige situaties

Het causaliteitsvraagstuk kan in verschillende situaties erg lastig zijn. Bijvoorbeeld als er na een gedraging van de verdachte een medische complicatie of misser ingetreden is. Een operatie na een steekpartij bijvoorbeeld, waarbij cruciale fouten gemaakt worden. Of bijvoorbeeld een keuze van het slachtoffer om niet verder behandeld te willen worden.

Ook kan het onzeker zijn of het handelen van de verdachte wel een noodzakelijke factor in de keten van gebeurtenissen was. Dit kan een vraagstuk zijn als er sprake is van een breuk in de keten, of een mogelijke alternatieve keten.

Wat te doen bij een breuk in de keten van gebeurtenissen? Hier heeft de Hoge Raad een antwoord op gegeven in het arrest Shaken baby. Bij ommissiedelicten geldt dan de redelijke toerekening.

Over de problemen bij een alternatieve keten van gebeurtenissen heeft de Hoge Raad in het arrest Groninger HIV een uitspraak gedaan. De rechter mag aan zo'n alternatieve keten niet zomaar voorbij gaan. Uiteindelijk komt het dan aan op een waarschijnlijkheidsoordeel tussen de verschillende scenario's. Er hoeft dus geen absolute duidelijkheid over de 'echte' oorzaak te zijn.

2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.

3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er worden behalve de bovenstaande arresten, geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.

4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er worden geen opmerkingen gedaan over het tentamen.

5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen tentamenvragen behandeld.

 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: 2250269182
Promotions
oneworld magazine
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount] 1
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.