Insolventierecht - R.D. Vriesendorp hoofdstuk 1

Supersamenvatting Insolventierecht:

Het boek Insolventierecht is geschreven door prof.mr. R.D. Vriesendorp en bedoeld als studieboek om vertrouwd te raken met het systeem van de insolventie. Het boek is vooral geschikt voor studenten in de masterfase en juristen die een naslagwerk nodig hebben.

Hoewel faillissement het belangrijkste leerstuk is binnen de insolventie, begint het boek niet met de uitleg hiervan. Het boek is namelijk meer chronologisch opgedeeld. Het gaat uit van een normaaltypische situatie waarin de schuldenaar steeds verder in de financiële problemen raakt en door verschillende procedures gaat tot hij uitkomt bij het faillissement. 

Dit betekent dat er als eerst een globale schets van het insolventierecht wordt gegeven met daarin de plaatsbepaling, kernbegrippen, belangrijke beginselen en rechtsbronnen. Dan wordt uitgelegd hoe de financiële moeilijkheden ontdekt kunnen worden. De eerste procedure die wordt uitgewerkt is die van de informele reorganisatie met het onderhands akkoord. Vervolgens gaat dit over in de rechterlijke interventie en de formalisering van het akkoord. Dan komt de surseance van betaling aan bod als 'laatste redmiddel van faillissement'. Het grootste deel van het boek gaat vervolgens over het faillissement zelf. Daarna wordt de schuldsanering natuurlijke personen verder uitgewerkt. Als slotstuk wordt ingegaan op de internationale context van het insolventierecht. 

Bijzonder aan het boek is de wetenschappelijke benadering en de opwerping van actuele vragen die nog beantwoord moeten worden erin. De lezer wordt uitgedaagd om zelf over de oplossingen mee te denken en krijgt een solide basis om hier bij te gebruiken. 

 

Hoofdstuk 1: Waar gaat insolventierecht over?

Het insolventierecht omvat het faillissementsrecht en het recht dat gaat over de fasen voorafgaand aan faillissement. 

Wat houdt insolventierecht in en waar staat het binnen het civiele recht?

Waarvoor dient het insolventierecht?

Het insolventierecht draait om de theorie en praktijk van de schuldenaar die in financiële moeilijkheden verkeert, en de gevolgen daarvan voor zijn verhoudingen met schuldeisers en derden. Financiële moeilijkheden kunnen eruit bestaan dat de schuldenaar onmogelijk aan een toegezegde prestatie kan voldoen vanwege zijn financiële staat. Bij dreigende insolventie gaan schuldeisers en overige belanghebbenden zich meestal anders gedragen, soms op geoorloofde en soms op ongeoorloofde wijze. Het insolventierecht beoogt houvast te bieden, zowel vooraf als achteraf. 

Hoe verhoudt insolventierecht zich tot het civiele recht?

Hoofdzakelijk gaat het er in het insolventierecht om dat de schuldenaar niet langer in staat is om de verbintenissen jegens zijn schuldeisers na te komen. Bij insolventie verandert de uitgangssituatie van de meeste schuldeisers drastisch: waar een schuldeiser voorafgaand aan insolventie één op één met de schuldenaar handelde, wordt hij nu geconfronteerd met een samenloop met andere schuldeisers. De schuldeiser moet ook rekening gaan houden met de gerechtvaardigde belangen van zijn medeschuldeisers. Van een tweepartijenverhouding verandert de situatie dus naar een meerpartijenverhouding.

Hierdoor komt veel burgerlijk recht samen in het insolventierecht. Denk aan het contractenrecht, het goederenrecht, het aansprakelijkheidsrecht en het burgerlijk procesrecht. Hiernaast kunnen er ook andere belanghebbenden dan alleen schuldenaar en schuldeiser in beeld komen, bijvoorbeeld als het gaat om werkgelegenheid, financiering of fraudebestrijding. Hierdoor kan ook het publiekrecht een rol spelen voor het insolventierecht. Bij de insolventies van ondernemingen, kan ook Europees recht een rol spelen, maar aangezien het publiekrecht geen onderscheid maakt tussen solvente en insolvente rechtspersonen, blijft dit grotendeels buiten beschouwing. 

 

Wat zijn de kernbegrippen binnen het insolventierecht? 

Wat zijn faillissement en faillissementsrecht? 

Het woord 'insolventie' komt uit het Engels en wordt nu gebruikt als overkoepelende term voor alles wat met faillissement te maken heeft. Het woord 'faillissement' wordt voor de duidelijkheid enkel nog gebruikt voor de procedure uit Titel I Faillissementswet. ‘Insolventie’ dient dus om de staat van de schuldenaar aan te geven die in serieuze problemen verkeert. 

Hetzelfde soort verschil bestaat overigens tussen 'surseance', wat wordt gebruikt voor de procedure in Titel II Faillissementswet, en 'schuldsanering', wat wordt gebruikt voor de procedure in Titel III Faillissementswet.

Wie zijn de curator en de bewindvoerder?

De curator is de persoon die bij een faillissement wordt aangesteld om voor de gezamenlijke schuldeisers het vermogen van de schuldenaar te beheren en vereffenen. Het probleem met het begrip ‘bewindvoerder’ is dat dit woord twee betekenissen heeft die allebei in verschillende procedures worden gebruikt. In de surseance van betaling is de bewindvoerder de persoon die de schuldenaar bijstaat in zijn poging om uit de financiële problemen te komen maar blijft de schuldenaar in beginsel de handelende persoon. Bij de schuldsanering van natuurlijke personen is er ook een bewindvoerder maar deze neemt het beheer en de beschikking over de boedel in zijn geheel over van de schuldenaar. Ten slotte komt het begrip ‘bewindvoerder’ ook voor in de noodregeling op grond van afdeling 35.5 Wft maar die wordt hier niet besproken. 

Wie is de schuldenaar?

De schuldenaar is tot de prestatie verplicht waartoe de schuldeiser gerechtigd is. In de praktijk kunnen er meerdere schuldenaars of schuldeisers zijn. Dan spreekt men van een pluraliteit van schuldenaren of pluraliteit van schuldeisers.

Hoe worden schuldeisers opgedeeld?

  1. Preferente schuldeisers zijn schuldeisers die op grond van de wet een voorrang hebben boven concurrente en achtergestelde schuldeisers. Deze voorrang is gebaseerd op de wet en vloeit voort uit een pand- of hypotheekrecht, wettelijk voorrecht of uit andere in de wet aangegeven gronden (art. 3:278 lid 1 BW). De schuldeisers die hun voorrecht uit een wettelijk voorrecht ontlenen, worden bevoorrechte of geprivilegieerde schuldeisers genoemd (art. 3:278 lid 2 BW). Pand- en hypotheekhouders worden ook wel separatisten genoemd.
  2. Concurrente schuldeisers zijn alle schuldeisers die geen voorrang hebben of achtergesteld zijn jegens de preferente schuldeisers.
  3. Achtergestelde schuldeisers zijn met de schuldenaar overeengekomen dat hun vordering jegens alle of bepaalde andere schuldeiser een lagere rang inneemt (art. 3:277 lid 2 BW).

Wat is het verschil tussen faillissementsschuldeisers/insolventieschuldeisers en boedelschuldeisers?

Het verschil tussen insolventieschuldeiser en boedelschuldeiser heeft te maken met het tijdstip van het ontstaan van de schuld(eiser). De categorie van de boedelschulden ontstaat door of na de insolventieprocedure (het faillissement) terwijl insolventieschulden (faillissementsschulden) hun grondslag vinden in gebeurtenissen voorafgaand aan de insolventieprocedure.

Boedelschuldeisers hebben op grond van de wet of een (niet) handelen van de curator of bewindvoerder een rechtstreekse aanspraak op de boedel waardoor zij hun vordering niet ter verificatie hoeven in te dienen. Zij hoeven de insolventieprocedure niet af te wachten en krijgen bij voldoende boedelactief eerder betaald (dit in tegenstelling tot de insolventieschuldeisers).

Wat zijn sanering, herstructurering en reorganisatie?

De termen sanering, herstructurering en reorganisatie worden vaak door elkaar gebruikt, maar hebben in beginsel wel verschillende betekenissen. 

Sanering wordt gebruikt bij het op orde krijgen van de financiële huishouding van natuurlijke personen zonder onderneming. Herstructurering heeft betrekking op het aanpakken van de financiële problemen bij ondernemingen, ongeacht of deze door een rechtspersoon of natuurlijke persoon worden gedreven. 

Reorganisatie wordt in combinatie met de begrippen ‘formeel’ of ‘informeel’ gebruikt voor de aanpak van de schuldenproblematiek van zowel de particulier of als de ondernemer. Formele reorganisatie houdt in dat een van de wettelijke insolventieprocedures door tussenkomst van een rechter is ingezet, terwijl met informele reorganisatie alle overige vormen van reorganisatie worden aangeduid waarmee een schuldenaar uit zijn financiële problemen kan proberen te komen. Indien een schuldenaar en zijn schuldeisers tot een akkoord kunnen komen met instemming van alle schuldeisers dan is er sprake van een ‘informeel akkoord’ of ‘onderhands akkoord’. In een insolventieprocedure bestaat ook de mogelijkheid van een ‘dwangakkoord’; hiervoor is de instemming van alle schuldeisers niet nodig, in tegenstelling tot een informeel akkoord.

Wat zijn onderneming en bedrijf? 

Insolventierecht heeft te maken met economische activiteiten in het maatschappelijk verkeer. Natuurlijke personen verrichten deze activiteiten in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening. Zij drijven hun onderneming met blootstelling van hun eigen vermogen aan aansprakelijkheden en verhaal. Rechtspersonen zorgen voor afscherming van risico’s voor de feitelijk handelende natuurlijke personen en voeren die activiteiten uit in een onderneming met afgescheiden vermogen. Onderneming betekent dus het economische vehikel waarmee de economische activiteit wordt verricht. Vaak kan 'onderneming' worden verwisseld met 'bedrijf', maar bedrijf ziet soms specifieker toe op het fysieke productiedeel van de onderneming. 

 

Welke beginselen spelen een belangrijke rol in het insolventierecht? 

Wat is partijautonomie?

Partijautonomie houdt in dat iedere partij (in dit geval zowel de schuldeiser als de schuldenaar) bepaalt hoe, wanneer en waarom hij tot een rechtsverhouding toetreedt. Als een schuldenaar in financiële moeilijkheden belandt, kan zijn partijautonomie worden ingeperkt: financiers en andere externe partijen kunnen zich intensief met de schuldenaar gaan bemoeien en soms zelfs zijn acties gaan bepalen. Een verdere inperking vindt plaats bij surseance van betaling.

Wat is contractvrijheid?

Dit beginsel hangt nauw samen met het beginsel van partijautonomie en betekent dat iedere partij bij een overeenkomst zelf beslist of hij een contract aangaat en zo ja, hoe en met welke inhoud. In beginsel kan iemand niet tegen zijn wil tot prestaties worden verplicht tenzij hij zich daartoe al had verplicht of die verplichting is gebaseerd op een wettelijke bepaling of voortvloeit uit een rechterlijk vonnis.

Wat is het gelijkheidsbeginsel of beginsel van 'paritas creditorum'?

Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat schuldeisers gelijk moeten worden behandeld in die zin dat zij bij vereffening van het vermogen van de schuldenaar naar evenredigheid van de hoogte van hun vordering aanspraak kunnen maken op de opbrengst. Dit beginsel is gecodificeerd in art. 3:277 BW, dat twee uitzondingen bevat. Schuldeisers kunnen zich aan deze gelijke behandeling onttrekken door voorrang of achterstelling. Voorrang kan worden verkregen door een zekerheidsrecht (pand of hypotheek), door wettelijk voorrecht of uit een andere in de wet aangegeven grond, maar ook door de feitelijke positie waarin een schuldeiser verkeert. Door hun toedoen krijgen de resterende, concurrente schuldeisers in de meeste insolventieprocedures uiteindelijk geen uitkering.

Wat is het fixatiebeginsel?

Op grond van het fixatiebeginsel wordt de rechtspositie van alle bij de boedel betrokkenen onveranderlijk bij het begin van het faillissement. Hieruit volgen vier conclusies:

  1. Een faillissement raakt alleen het vermogen van de schuldenaar en niet ook diens persoon;
  2. De boedel blijft behoren tot het vermogen van de schuldenaar;
  3. Het faillissement heeft in beginsel betrekking op alle goederen van de schuldenaar, diens gehele vermogen;
  4. Het faillissement eindigt zodra het vermogen is vereffend en uitgekeerd aan de schuldeisers.

Door het fixatiebeginsel kunnen de bezittingen van de schuldenaar in beginsel niet meer buiten de curator/bewindvoerder om worden vervreemd, bezwaard of uitgewonnen en schulden die buiten de curator/bewindvoerder om ontstaan tijdens de insolventieprocedure kunnen in beginsel niet worden verhaald op de boedel. Een belangrijke uitzondering op het beginsel heeft te maken met de zekerheidsgerechtigden die op grond van art. 57 Fw hun rechten kunnen uitoefenen alsof er geen faillissement is en dit aspect mogen negeren.

Wat houdt publiciteit of het publiciteitsbeginsel in?

Bij insolventies zijn de rechtsposities van veel personen in het geding. Op veel plaatsen wordt aan de rechtbank/griffier of de curator/bewindvoerder de opdracht gegeven om bepaalde gebeurtenissen en rechtsfeiten over de insolventieprocedure te publiceren. Publiciteit wordt niet altijd gezien als beginsel, maar kan wel een belangrijke rol spelen.

Wat is het proportionaliteitsbeginsel?

Het proportionaliteitsbeginsel is niet een typisch insolventierechtelijk beginsel, maar heeft wel invloed op insolventiezaken. Als het beginsel zo wordt ingevuld dat het rechterlijke sanctionering bij onbeduidende kwesties moet voorkomen, komt het meer tot uiting bij de beoordeling van de faillissementsaanvraag door een schuldeiser. Een dergelijke vraag gaat erom of de schuldenaar wel verkeert in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen of de vraag of de schuldenaar als natuurlijke persoon in een schuldsaneringsregeling is tekortgeschoten in de nakoming van een van zijn daaruit voortvloeiende verplichtingen. Het onbetaald laten van een verwaarloosbare schuld blijft op grond van dit beginsel buiten beschouwing. Verder keert dit beginsel terug bij verschillende situaties waar de rechter moet beoordelen of een partij, doorgaans een schuldeisers, misbruik van zijn bevoegdheid maakt.

Wat houdt een goede procesorde in?

De goede procesorde is ook niet typisch insolventierechtelijk, maar komt op verschillende plaatsen terug. Er zijn regels om hoor en wederhoor te waarborgen en onnodige vertragingen in de procedures te voorkomen.

 

Wat zijn de bronnen van insolventierecht?

In dit boek wordt voornamelijk het geldende Nederlandse insolventierecht gebruikt als uitgangspunt. De wetten vormen samen de pseudowetgeving en rechtspraak van hogere colleges de primaire bronnen van insolventierecht. Literatuur wordt slechts als aanvulling gebruikt. 

Welke (pseudo)wetgeving over insolventie is er?

Binnen Nederland wordt de wettelijke context van het insolventierecht gevormd door de Europese Insolventieverordening (EG 1346/2000) en door de Faillissementswet. Naast de formele wetgeving zijn er verschillende regels en richtlijnen opgesteld voor procedures omtrent insolventie. Hierbij moet je denken aan het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven (2011), het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken (2012), de Recofa-richtlijnen voor faillissementen (2009) en de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen (2009). Er zijn ook Praktijkregels door en voor curatoren en bewindvoerders. 

Welke secundaire bronnen van insolventierecht zijn er?

  1. (Inter)nationale jurisprudentie. Dit is te vinden in de algemeen bekende jurisprudentiebronnen maar in het bijzonder ook in JOR, TvI, JIF&Z, FIP, Rechtspraak Insolventierecht, Schuldsanering, Tijdschrift voor schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering, en specialistische jurisprudentie-uitgaven op het gebied van ondernemingsrecht. 
  2. Literatuur en rapporten. De belangrijkste handboeken zijn op dit moment het tiendelige uitvoerige commentaar van Wessels en de digitale 'groene' Faillissementswet. Verder zijn er nog Polak-Pannevis, Huizink, Pouw/Van Buchem-Spapens en Groot. Vanuit de praktijk geschreven zijn er het Praktijkboek Curatoren en de Faillissementsgids. 
  3. Rechtspraktijk. Dit is nauwelijks gedocumenteerd maar wel van groot belang, omdat er niet altijd een regelgever of rechter betrokken is bij insolventiezaken. 
  4. Rechtsvergelijking. Buitenlands recht kan helpen ons Nederlandse insolventierecht beter te begrijpen. Vooral door Europa wordt het Nederlandse recht steeds meer beïnvloed door dat van het buitenland. 

 

Hoe is dit boek opgedeeld?

Het boek begint met het normaaltype, dus de situatie waarin de schuldenaar zijn verplichtingen jegens zijn schuldeisers kan nakomen. Vanaf hoofdstuk 2 komen er echter al problemen zoals betalingsonmacht aan bod. In hoofdstuk 3 wordt de eerste fase van de financiële malaise besproken, in hoofdstuk 4 hoe het handelen door een schuldenaar wordt beïnvloed door surseance van betaling. Hoofdstukken 5 en 6 gaan over de situatie waarin de schuldenaar het volledige beheer en beschikking over diens vermogen wordt ontnomen. Hoofdstuk 7 besteedt aandacht aan de internationale dimensie van het insolventierecht. Je zou dus kunnen zeggen dat dit boek opbouwt van financiële problemen tot rampspoed. 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Yara
Promotions
oneworld magazine
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.