Artikelen Thema Methoden in de Pedagogische Wetenschappen

Samenvatting geschreven in 2015


Artikel Robinson – Steekproeftrekking in interview-based kwalitatief onderzoek

Steekproeftrekking staat centraal in de praktijk van kwalitatieve methoden, maar vergeleken met dataverzameling en –analyse zijn de processen relatief weinig bediscussieerd. Een vier-punts benadering met betrekking tot steekproeftrekking in kwalitatief interview-based onderzoek:

  • Het definiëren van een steekproefpopulatie;
  • Het kiezen van een steekproefgrootte;
  • Het selecteren van een strategie voor de steekproeftrekking;
  • Steekproefwerving.

Erkende methoden in kwalitatieve psychologie die over het algemeen interviews gebruiken als databron zijn:

  • Interpretative Phenomenological Analysis (IPA);
  • Grounded Theory;
  • Thematic Analysis;
  • Content Analaysis;
  • Enige vormen van Narrative Analysis.

Dit artikel presenteert theoretische en praktische zaken binnen een kader van de vier-punts benadering. Alle bovengenoemde methoden kunnen worden gebruikt in combinatie met de vier-punts benadering.

Het definiëren van een steekproefpopulatie

Steekproefpopulatie (ook wel onderzoekspopulatie of doelpopulatie): het totaal van personen waaruit cases rechtmatig kunnen worden getrokken voor een interviewonderzoek. Om een steekproefpopulatie te beschrijven, moet er een reeks inclusie- en / of exclusiecriteria worden gespecificeerd voor het onderzoek. Inclusiecriteria specificeren een eigenschap die cases moeten bezitten om zich te kwalificeren voor het onderzoek. Exclusiecriteria stellen voorwaarden aan eigenschappen van cases die zich niet kwalificeren voor het onderzoek.

Hoe meer inclusie- en exclusiecriteria worden gebruikt om een steekproefpopulatie te definiëren en hoe meer specifiek deze criteria zijn, hoe meer homogeen de steekproefpopulatie wordt. Homogeniteit van de steekproefpopulatie kan worden bereikt langs een verscheidenheid van parameters, zoals demografische homogeniteit, grafische homogeniteit, fysieke homogeniteit, psychologische homogeniteit of levensgeschiedenishomogeniteit. De toevoeging van exclusie- of inclusiecriteria in deze verschillende domeinen verhoogt de steekproefhomogeniteit. Psychologische homogeniteit: als een criterium voor case-inclusie een bepaald mentaal vermogen, eigenschap of karaktertrek is. Om caseselectie, gebaseerd op dit soort criterium, mogelijk te maken, kunnen kwantitatieve data van vragenlijsten of tests worden gebruikt.

De omvang van de homogeniteit van de steekproefpopulatie dat een onderzoek als doel stelt, wordt door zowel theoretische als praktische factoren beïnvloedt. Theoretisch gezien hebben bepaalde kwalitatieve methoden een voorkeur voor homogene steekproeven, bijvoorbeeld IPA. Omgekeerd zijn er benaderingen die als doel stellen om steekproeven te krijgen die heterogeen zijn, bijvoorbeeld de variatiesteekproeftechniek van de Grounded Theory of de cross-contextuele benadering van Mason. De reden voor het krijgen van een heterogene steekproef is dat enige gemeenschappelijkheid die gevonden wordt tussen verschillende groepen waarschijnlijker een generaliseerbaar fenomeen is dan een gemeenschappelijkheid tussen homogene groepen. Daarom helpen heterogene steekproeven bij het beiden van bewijs dat bevindingen niet uitsluitend gelden voor een bepaalde groep, tijd of plaats. Dit kan helpen vast te stellen of een theorie, dat ontwikkeld is binnen een bepaalde context, ook van toepassing kan zijn op andere contexten.

Cross-cultureel kwalitatief onderzoek is een ander geval dat oproept voor een demografisch en geografisch heterogene steekproef. Dit soort onderzoek selecteert individuen van verschillende culturen om ze te vergelijken en te zoeken naar overeenkomsten en verschillen.

Uitdagingen inherent aan het gebruik van een heterogene steekproef:

  • Bevindingen zullen relatief verwijderd worden aan real-life settings;
  • De heldere diversiteit van de data vermindert de kans op het vinden van cross-case thema’s gedurende de analyse.

Hierom moeten alle onderzoekers de afweging homogeniteit / heterogeniteit voor hunzelf nagaan en een steekproefpopulatie beschrijven dat samenhangend is met hun onderzoeksdoelen en –vragen en met de onderzoeksbronnen die zij tot hun beschikking hebben.

De steekproefpopulatie is niet alleen een praktische grens dat het proces van steekproeftrekking bevordert, maar het biedt ook een belangrijke theoretische rol in het analyse- en interpretatieproces door het definiëren over wie of wat het onderzoek gaat. Hoe duidelijker en explicieter een steekproefpopulatie is beschreven, hoe meer valide en transparanter enige generalisatie kan zijn.

 

Het kiezen van een steekproefgrootte

De grootte van een steekproef voor een kwalitatief onderzoek wordt beïnvloed door zowel theoretische als praktische overwegingen. De praktische realiteit van onderzoek is dat de meeste onderzoeken een voorlopige beslissing vereist omtrent een steekproefgrootte binnen het beginnende designstadium. Echter, een vooraf gestelde steekproefspecificatie betekent niet inflexibiliteit; in plaats van een vast aantal kan men een benadering op de steekproefgrootte loslaten met een minimum en een maximum. Steekproefgrootte is in geen geval de enige factor dat de generaliseerbaarheid beïnvloedt, maar het is een onderdeel ervan.

Een manier voor het werken met grotere steekproefgroottes in kwalitatief onderzoek, die een analytische overload voorkomt, is het combineren van aparte onderzoeken in een grotere synthese. Zeer grootschalige kwalitatieve interviewonderzoeken bevatten honderden individuen in hun steekproef. Terwijl zulke onderzoeken tijd, geld, veel onderzoekers en een robuuste doelgerichte steekproefstrategie vereisen, kunnen zij worden opgedeeld in ‘subonderzoeken’ die aanvankelijk geanalyseerd worden op hun eigen voorwaarden alvorens ze worden samengevoegd.

Interviewonderzoek dat een idiografisch doel heeft, zoek typisch een steekproefgrootte dat voldoende klein is om individuele cases een lokaliseerbare stem krijgen binnen het onderzoek en zodat een intensieve analyse voor iedere case kan worden uitgevoerd. Om deze redenen geven onderzoekers die gebruik maken van IPA een richtlijn van 3 tot 16 participanten voor een single case study.

Case study design wordt vaak aangeduid als een onderscheidende methodesoort dat scheidbaar is van standaard kwalitatieve methoden. De resulterende case study kan dan worden geanalyseerd door het gebruik van een idiografisch interviewgefocuste methode, zoals IPA. Verschillende redenen voor het kiezen van een steekproefgrootte van één participant:

  • Psychobiografie;
  • Theoretisch of hermeneutisch inzicht;
  • Theorie testen of construct problematiseren;
  • Demonstratie van mogelijkheid;
  • Illustratie van ‘best practice’;
  • Theorieverklaring.

Al deze redenen waarborgen een steekproefgrootte van één en vereisen geassocieerde steekproefstrategieën.

In alle kwalitatieve onderzoeken zijn er sterke redenen voor het monitoren van dataverzameling, aangezien het de steekproefgrootte vordert en verandert binnen afgesproken parameters op theoretische en praktische gronden. Monitoring en responsief zijn ten opzichte van de praktische realiteiten is een belangrijke vaardigheid voor de kwalitatieve onderzoeker, terwijl verzamelen van in-depth data tot uitdagingen leidt die nooit geheel voorspelbaar zijn aan het begin van een onderzoek. Mason noemt deze vaardigheid ‘organic sampling’.

Van alle kwalitatieve methodologieën legt de Grounded Theory de meeste nadruk op het flexibel zijn over de steekproefgrootte zolang het onderzoek vordert. Als de onderzoeker data verzamelt, moet de analyse op dezelfde tijd te werk gaan en niet worden gelaten tot later. Simultane analyse staat de onderzoeker toe om real-time oordelen te maken over of verdere dataverzameling toevoegende of nieuwe bijdragen zullen leveren aan het theorie-ontwikkelingsproces en daarom of verdere steekproefwerving geschikt is of niet.

Guest, Bunce en Johnson bieden een bruikbare reeks van richtlijnen voor het bepalen van theoretische verzadiging bij gebruik van interviews.

 

Het selecteren van een strategie voor de steekproeftrekking

Hoe selecteer ik cases voor inclusie in de steekproef? De strategische opties kunnen worden gecategoriseerd in (I) random / gemakssteekproefstrategieën en (II) doelgerichte steekproefstrategieën.

 

Random steekproeftrekking: het proces van het selecteren van cases van een lijst van alle (of de meeste) cases binnen de steekproefpopulatie, gebruikmakend van enige random selectieprocedure. Dit proces wordt gebruikt in bijvoorbeeld polls over een mening en sociale onderzoekssurveys. Typische methoden voor een random steekproeftrekking zijn bijvoorbeeld random selectie van telefoonnummers uit een telefoonboek of adressen van een kiezerslijst. Kwantitatieve onderzoeken in de psychologie beweren vaak gebruik te maken van een random steekproeftrekkingprocedure, zelfs als zij dat niet doen.

 

Gemakssteekproeftrekking: lokaliseren van een in de buurt gelegen bron van potentiële participanten die gemakkelijk zijn in hun nabijheid en bereidwilligheid om mee te doen en naar alle waarschijnlijkheid geen random cross-sectie van de steekproefpopulatie zijn. Dit wordt gebruikt in kwantitatief onderzoek en soms ook in kwalitatief onderzoek. Het probleem van deze benadering in kwantitatief onderzoek is dat statistics functioneren op de basis van het feit dat de steekproeven random zijn, terwijl ze dat eigenlijk niet zijn. Voor kwalitatief onderzoek is het gevaar van gemakssteekproeftrekking dat als de steekproefpopulatie breed is ongerechtvaardigde generalisaties worden gemaakt van een gemakssteekproef. De beste manier om het gebruik van gemakssteekproeven te rechtvaardigen in kwalitatief onderzoek is het definiëren van de steekproefpopulatie als plaatselijk demografisch en geografisch en dus generalisatie beperken tot dat plaatselijke niveau, in plaats van een aanslag te doen op gedecontextualiseerde, abstracte verklaringen.

 

Doelgerichte steekproefstrategieën: niet-random manieren om te zorgen dat bepaalde categorieën van cases binnen een steekproefcategorie worden gerepresenteerd in de uiteindelijke steekproef van een onderzoek. De reden voor het gebruiken van een doelgerichte strategie is dat de onderzoeker veronderstelt, gebaseerd op zijn voorafgaande theoretisch begrip van de bestudeerde topic, dat bepaalde categorieën van individuen een uniek, verschillend of belangrijk perspectief hebben op het fenomeen in de onderzoeksvraag en hun aanwezigheid in de steekproef worden gewaarborgd. Doelgerichte strategieën zijn gestratificeerde steekproeftrekking, ‘cell steekproeftrekking’, quotasteekproeftrekking en theoretische steekproeftrekking. Deze worden allen gebruikt in onderzoeken die gebruik maken van meervoudige cases. Andere doelgerichte strategieën zijn significante casesteekproeftrekking, intensiteitssteekproeftrekking, deviante casesteekproeftrekking, extreme casesteekproeftrekking en typische casesteekproeftrekking. Deze worden het beste gebruikt wanneer men een single case study selecteert.

 

Gestratificeerde steekproef: de onderzoeker selecteert eerst de bepaalde categorieën of groepen van cases waarvan hij van mening is dat deze doelgericht moet worden opgenomen in de uiteindelijke steekproef. De steekproef wordt vervolgens verdeeld of gestratificeerd volgens deze categorieën en een beoogd aantal participanten worden toegewezen aan elke categorie. De enige vereiste is dat er een duidelijke theoretische reden is voor het aannemen dat de resulterende groepen verschillen in een zekere betekenisvolle manier. Indien er maar twee stratificatiecriteria in een onderzoek zijn, kan het resulterende kader worden geïllustreerd als een ‘simple cross-tabulated tabel’. Indien er meer dan twee variabelen worden gebruikt in een steekproefkader is een alternatieve manier om de stratificatie te illustreren een ‘nested tabel’. Hoe meer stratificatiecriteria men omvat in een steekproefkader, hoe gecompliceerder de werving wordt en hoe langer het proces van het vinden van participanten duurt. Om een doelgerichte steekproefstratificatie te op te nemen, moeten er duidelijke theoretische redenen zijn voor de gebruikte categorieën.

 

Cell steekproeftrekking: het lijkt dusver op gestratificeerde steekproeftrekking dat het ook een reeks van voorafgaande categorieën verschaft. Het verschil is dat een gestratificeerde steekproeftrekking gebruikt maakt van categorieën die onopvallend en niet-overlappend zijn. Cellen daarentegen kunnen overlappen, zoals een Venn-diagram.

 

Het proces van een quotasteekproeftrekking is een flexibelere strategie dan gestratificeerde of cell steekproeftrekking. Quotasteekproeftrekking stelt een serie categorieën en een minimum aantal cases die vereist zijn voor iedere categorie. Door het gebruik van minimum quota’s zorgt de strategie dat belangrijke groepen worden gerepresenteerd in de steekproef en bied flexibiliteit in de uiteindelijke steekproefsamenstelling. Oftewel, werving wordt een gemakkelijkere taak dan de veeleisendere benaderingen van gestratificeerde en cell steekproeftrekking. Daarom is quotasteekproeftrekking een populair in de toegepaste termen van kwalitatief onderzoek, zoals marktonderzoek.

 

Theoretische steekproeftrekking vindt plaats gedurende de dataverzameling en –analyse. De term theoretische steekproeftrekking was oorspronkelijk geassocieerd met de Grounded Theory, maar zijn principes zijn ook van toepassing in andere methoden. Het proces omvat zowel (I) lokaliseren van nieuwe groepen of participanten of van nieuwe locaties om extra heterogeniteit in de steekproef te bouwen of (II) herstructureren van een reeds verzamelde steekproef in een nieuwe reeks van categorieën die zijn ontstaan van analyse en het vervangen van enige stratificaties / cellen / quota’s die voorafgaand zijn gekozen.

 

Indien de beslissing door een onderzoeker is genomen om een N=1-onderzoek te doen, is er een strategie vereist die de case in de onderzoeksvraag selecteert, welke past bij de algemene doelstelling. Significante steekproefbenadering wordt gebruikt als de doelstelling psychologisch is. Een individu wordt gekozen dankzij zijn historische of theoretische significantie. Strategie van intensiteitssteekproeftrekking wordt gebruikt als de doelstelling theoretisch inzicht is. Het doel is dan het lokaliseren van een informatierijke case, specifiek gekozen om inzichtrijk, veelomvattend, duidelijk sprekend en / of eerlijk te zijn.

Een deviante casestrategie wordt gebruikt als de doelstelling theorie testen of construct problematiseren is. Een individu wordt opzettelijk gezocht om de grenzen of problemen inherent aan een theorie te ontdekken. Een extreme casestrategie wordt gebruikt als de doelstelling het demonstreren van een mogelijkheid of een fenomeen is. Het lokaliseert iemand die extreem of ongewoon gedrag, vermogen of karakteristiek laat zien. Een typische casestrategie wordt gebruikt als de doelstelling een illustratie van ‘best practice’ of een theorieverklaring is. De case is in dit geval nauwkeurig gekozen, omdat het een typisch voorbeeld is van een theorie of therapeutische toepassing.

 

Steekproefwerving

Indien een onderzoeker een steekproefpopulatie, een voorlopige steekproefgrootte en een steekproefstrategie heeft gekozen is de ‘hands-on part’ het volgende. De onderzoeker moet de participanten werven van de echte wereld. Evenals praktische en organisatorische vaardigheden vereist dit stadium van steekproeftrekking ook ethische vaardigheden en sensitiviteit. Alle potentiële geïnterviewden worden geïnformeerd over het onderzoeksdoel, wat participatie met zich meebrengt, over zijn vrijwillige kader, over hoe anonimiteit wordt gewaarborgd en enige andere informatie dat hen zal helpen om een geïnformeerde, vrijwillige keuze zal maken om deel te nemen. Een aspect van vrijwillige deelname is dat individuen die instemmen met de betrokkenheid aan interviews verschillen van degene die niet instemmen op een manier dat niet gerelateerd is aan de steekproefcriteria (= self-selection bias). Alles wat een onderzoeker kan doen is het bewust zijn van de mogelijkheid voor bias en zijn mogelijke impact op bevindingen en generaliseerbaarheid nagaan.

 

Manieren van het werven van participanten voor interviews zijn alleen beperkt door een onderzoeker zijn vindingrijkheid in hoe hij het bericht verspreid waarin hij zijn onderzoek aankondigt aan de steekproefpopulatie. Adverteren is één van deze manieren. Het nadeel van het adverteren op internet is dat het een steekproef oplevert dat waarschijnlijk scheef verdeeld is richting hogere inkomsten en onderwijsniveaus. Ook is er de mogelijkheid van foutieve beweringen over de identiteit, als face-to-face contact gedurende de dataverzameling niet is vereist. Daarnaast hebben achtergestelde groepen minder waarschijnlijk toegang tot het internet. Het werven van geïnterviewde binnen organisaties presenteert enige uitdagingen. Typische advertentiekanalen binnen organisaties zijn groepsmail, intranet, notitieborden en interne mails. Een onderzoeker wil eerst toestemming waarborgen van een individu die toestemming heeft tot de kanalen van communicatie die binnen een organisatie worden gebruikt. Deze persoon wordt dan een ‘recruitment gatekeeper’ genoemd. Adverteren dat gericht is op moeilijk te bereiken of kwetsbare populaties kunnen profiteren van een face-to-face benadering om vertrouwen op te bouwen.

 

Sneeuwbalsteekproeftrekking is een voorbeeld van een ‘referral process’. Het omvat het vragen van individuen voor aanbevelingen aan kennis die in de steekproef passen. Dit leidt tot ‘referral chains’. Dit is met name bruikbaar indien de te bestuderen populatie onwaarschijnlijk reageert op advertenties vanwege stigmatisering of illegale aard van de topic.

 

Voordelen van beloningen is dat zij de waarschijnlijkheid van participatie verhogen door het toevoegen van een extra motivatie. Ook verhoogt het het behoud in longitudinaal onderzoek. Het nadeel is dat het een motivatie biedt voor het produceren van informatie in het interview om het geld te krijgen. Er bestaan alternatieven voor financiële beloningen die andere voordelen van deelname bieden:

  • Participanten kunnen een kopie van hun interviewtranscript en / of een rapport van de onderzoeksbevindingen;

  • De potentiële voordelen van het onderzoek voor anderen kan werken als een beloning voor vele volwassenen.

Beloningen kunnen ook in een sneeuwbalsteekproeftrekking worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan ‘respondent-driven sampling’. Dit is een vorm van sneeuwbalsteekproeftrekking dat financiële beloningen geeft voor het werven van anderen in het onderzoek.

 

Het belang van steekproeftrekking voor de validiteit van kwalitatief onderzoek

Het richten op de vier kwesties van steekproeftrekking staat centraal bij het verbeteren van de validiteit van ieder interviewonderzoek. Yardley’s criteria voor het evalueren van kwalitatief onderzoek zijn nageleefde criteria voor het beoordelen van de validiteit van een onderzoek:

  • Sensitiviteit met betrekking tot de context;

  • Striktheid;

  • Transparantie;

  • Samenhang;

  • Impact en het belang.

 

Goed uitgevoerde steekproeftrekking verbetert alle criteria.

 

Samenvattend

De vier punten omvatten holistisch gezien de uitdaging van steekproeftrekking in interview-based kwalitatieve onderzoeken. De vier punten zijn geen opeenvolgende stappen in een lineair proces. Beslissingen op ieder punt kan invloed hebben op de andere drie punten. Een goede steekproeftrekking bevat het heen en weer gaan tussen ieder punt.

 

Artikel Guillemin & Gillam – Ethiek, reflectie en ethisch belangrijke momenten in onderzoek

Ethische spanningen zijn een deel van de alledaagse praktijk van het doen van onderzoek. Het gaat dan om alle soorten van onderzoek. Dit artikel onderzoekt de relatie tussen reflexiviteit en onderzoeksethiek. Het focust op wat ethische onderzoekspraktijk vormt in kwalitatief onderzoek en hoe onderzoekers ethische onderzoekspraktijk bereiken.

 

De focus in dit onderzoek is op wat de auteurs ‘ethisch belangrijke momenten’ in het doen van onderzoek noemen. Het gaat dan om moeilijk, vaak subtiel, en ongewone onvoorspelbare situaties die zich voordoen in de praktijk van onderzoek doen. De auteurs onderzoeken bestaande ethische principes en kaders voor zowel hun beperkingen als wat zij onderzoekers bieden. Vervolgens wenden zij zich tot reflexiviteit als een potentieel hulpmiddel voor ethische onderzoekspraktijk.

 

Ethiek is zeker niet beperkt tot kwalitatief onderzoek of noodzakelijk tot onderzoek dat mensen betrekt. Ethische kwesties zijn even relevant in klinische proeven die primair kwantitatief zijn, in onderzoek dat dieren in plaats van mensen omvat, in onderzoek dat mensen indirect betrekt en zelfs in niet-empirisch onderzoek waar de indirecte of lange termijn consequenties significant kunnen zijn. Sinds de jaren ’60 hebben sociale wetenschappers ethiek ook in kwalitatief sociaal onderzoek onderzocht. De auteurs onderzoeken de specifieke aandachtspunten van ethiek in kwalitatief onderzoek en hoe zij relateren met biomedisch onderzoek zoals traditioneel gedefinieerd. Als een kader voor het denken via deze kwesties, onderscheiden de auteurs twee verschillende dimensies van ethiek in onderzoek, namelijk procedurele ethiek en ethiek in praktijk. De auteurs onderzoeken de relatie tussen deze dimensies en de impact dat iedere dimensie heeft op het actuele doen van onderzoek. Reflexiviteit is een nuttig, conceptueel hulpmiddel voor het begrip van zowel de aard van ethiek in kwalitatief onderzoek als hoe ethische praktijk in onderzoek kan worden bereikt.

 

Dimensies van ethiek in onderzoek

Twee belangrijke dimensies van ethiek in kwalitatief onderzoek:

  • Procedurele ethiek: meestal heeft het betrekking op het zoeken van goedkeuring van een relevante ethische commissie om onderzoek te doen dat mensen betrekt;

  • Ethiek in praktijk: de alledaagse ethische kwesties die zich voordoen in onderzoek doen.

 

Er kan worden beweerd dat er een derde dimensie is, namelijk onderzoeksethiek zoals verwoord in professionele codes van ethiek of gedrag. De meeste beroepen en organisaties hebben professionele gedragscodes. Hoewel deze codes bestaan en vaak essentiële componenten zijn van de grondwet van beroepen en organisaties, vragen we ons af wat de relevantie van deze codes is voor de actuele onderzoekspraktijk. Organisatorische gedragscodes zijn vaak te beperkend en er is een algemene verschuiving in vele organisaties richting meer algemenere richtlijnen voor de ethische praktijk.

Professionele ethische codes zijn grotendeels niet praktisch of toepasbaar en kunnen alleen dienen als algemene richtlijnen. Hoewel de auteurs de rol van professionele codes in het leiden van de ethische praktijk niet volledig willen afwijzen, focussen zij zich in dit artikel op de procedurele ethiek en de ethiek in praktijk en de relatie daar tussen.

 

Procedurele ethiek

In kwalitatief onderzoek dat mensen bevat is één van de vroege stadia van het onderzoeksproces de voltooiing van het aanvraagformulier voor een onderzoek aan een ethische commissie. Voor vele onderzoekers is dit een formaliteit; een hindernis dat overwonnen moet worden om verder te gaan met het doen van onderzoek. ‘Ethische commissietaal’ is het gebruik van taal dat de commissie zal begrijpen. Het is vrij van vakjargon, maar zal de commissie toch verzekeren dat de onderzoekers competent en ervaren zijn en dat ze te vertrouwen zijn. Het omvat ook het uitleggen van de methodologie aan een commissie dat wellicht onbekend is met kwalitatieve methoden en in sommige gevallen zelfs tegen dit soort onderzoek is. Het formulier vraagt welke maatregelen de onderzoeker heeft getroffen in het geval van onverwachte uitkomsten of ongunstige effecten. Er zijn vele situaties die onverwacht zijn wanneer je onderzoek doet, welke in potentie ongunstige consequenties kunnen hebben. Onderzoekers leren snel dat zij slim moeten zijn bij de aanpak van de potentiële aandachtspunten van de commissie: gebruik de geschikte toespraak om te verzekeren dat toepassingen zo snel mogelijk zullen worden bevestigd met een minimum aan veranderen en geschil, terwijl je trouw blijft aan hun onderzoeksintegriteit.

 

Ethiek in praktijk

Dit zijn kwesties over de ethische verplichtingen die een onderzoeker heeft ten opzichte van een participant in termen van interacteren met hem op een menselijke, niet-uitbuitende manier, terwijl de onderzoeker op hetzelfde moment behoedzaam is op zijn rol als onderzoeker. Sommige onderzoekers kunnen deze kwesties niet eens als ethisch beschouwen in de zin dat zij niet worden gezien als ‘dilemma’s’ of grote consequenties. Het is onwaarschijnlijk waar dat sommigen inderdaad geen dilemma’s zijn als we dilemma verwijzen naar een situatie waarin er sprake is van een moeilijke keuze tussen verschillende opties, waarbij ieder van de opties gelijke ethische voor- en nadelen heeft.

 

Echter, er is meer dan het benadrukken van dilemma’s en veel wordt over het hoofd gezien als je er niet bewust van bent. In feite is het in sommige gevallen relatief duidelijk hoe de onderzoeker moet reageren of te werk moet gaan. En toch is er nog steeds iets ethisch belangrijks dat op het spel staat. Er kunnen allerlei soorten ethisch belangrijke momenten zijn, zoals:

  • Indien participanten een ongemak aangeven bij hun antwoord of een kwetsbaarheid blootleggen;

  • Indien een participant aangeeft dat hij niet wil dat er een pseudoniem voor zijn naam wordt gebruikt, maar dat zijn echte naam wordt gebruikt in het rapport;

  • Het geval beschreven door Orb et al., namelijk dat geweldsslachtoffers worden geïnterviewd waarbij de onderzoeker moet beslissen hoe ver hij doordringt bij een participant over een moeilijk en stressvolle ervaring.

 

Hoewel deze dimensie vaak bekend is bij onderzoekers, is er weinig conceptueel werk beschikbaar om gebruik van te maken om het zinvol te maken. We hebben zowel een taal nodig om de ethische kwesties te verwoorden en te begrijpen als een benadering dat ons assisteert bij het omgaan met deze kwesties als zij zich voordoen.

 

Micro-ethiek in de onderzoekspraktijk

Een potentieel bruikbare term voor het denken over ethiek in praktijk is ‘micro-ethiek’. De term komt van de literatuur over ethiek in de klinische (medische) praktijk in plaats van onderzoeksethiek, maar het heeft een duidelijke voor de hand liggende toepassing voor de onderzoeksethiek. Komesaroff heeft de term voorgesteld om te benadrukken wat hij zag als onderscheid tussen de grote kwestie bio-ethiek en alledaagse ethiek in de klinische praktijk. Bio-ethiek biedt filosofische hulpmiddelen voor de analyse om de fundamentele kwesties te begrijpen. Bio-ethiek is bekritiseerd, van zowel binnen als buiten zijn filosofische basis, voor zowel het negeren of ongeschikt zijn voor het omgaan met de ethische vragen op lokaal of individueel niveau. De toegenomen focus op wat nu vaak ‘klinische ethiek’ of ‘medische ethiek’ wordt genoemd is slechts gedeeltelijk in de richting gegaan van het omgaan met deze kritiek. Klinische ethiek is nog steeds geformuleerd in algemene en abstracte termen, als getuige van de continue neiging om alle communicatie tussen dokters en patiënten in termen van toestemming te gieten.

 

Komesaroff zegt het volgende: “Medische ethiek is niet alleen over de dramatische kwesties die breed worden bediscussieerd in de populaire media of in de filosofische teksten. Ethiek is wat er gebeurt in iedere interactie tussen iedere dokter en iedere patiënt.” Door gebruik te maken van de term micro-ethiek probeert Komesaroff de alledaagse ethische kwesties te pakken die zich voordoen in de klinische praktijk. Micro-ethiek gaat over de complexe dynamiek tussen dokters en patiënten in de klinische praktijk. Echter, het is ook toepasbaar op de complexe dynamiek tussen onderzoeker en participant in onderzoek. Hoewel de term micro-ethiek is bekritiseerd voor de valse dichotomie tussen de abstractheid van bio-ethiek en de specificiteit van ethiek in de klinische praktijk, biedt het toch een taal om de ethiek in praktijk in onderzoek te beschrijven en te begrijpen.

 

De relatie tussen procedurele ethiek en micro-ethiek

De American Association of University Professors heeft een discussiepaper geschreven dat de bezorgdheid, uitgedrukt door een brede range van sociale onderzoekers, documenteert. De discussiepaper rapporteert dat in de visie van deze onderzoekers de benadering van de institutionele ethische commissies niet past bij hun onderzoek, omdat het opgericht is binnen en ontwikkeld heeft binnen een klinisch en biomedisch kader. Het is waardevol om verder te reflecteren op de rol van de goedkeuring van ethische commissies.

 

Het is waar dat de principes en processen zijn ontworpen in de context van biomedisch onderzoek. In de loop der jaren zijn individuele landen hun eigen codes en richtlijnen gaan ontwerpen en herzien. Aanvankelijk waren deze codes en richtlijnen uitsluitend gericht op biomedisch onderzoek, maar in vele landen werden zij geleidelijk uitgebreid naar alle onderzoeken dat mensen betrekt, ook sociale en kwalitatieve onderzoeken.

 

Ethiek op procedureel niveau is opgelegd op kwalitatief onderzoek vanuit buitenaf. Ethische onderzoekscommissies verzadigen een duidelijke behoefte aan het beschermen van de basisrechten en veiligheid van participanten van voor de hand liggende vormen van misbruik. Er kan in ieder geval worden gezegd dat procedurele ethiek onderzoekers een ethische ‘checklist’ biedt door de onderzoeker er aan te herinneren om bepaalde kwesties na te gaan als potentiële risico’s voor participanten, de balans van voordelen ten opzichte van deze risico’s, de stappen die nodig zijn om de vertrouwelijkheid van de data te verzekeren en de inclusie van toestemmingsformulieren en een duidelijke taal in het materiaal dat aan de participanten wordt aangeboden. In het vervullen van de procedurele verplichtingen van deze ethische checklist, moet de onderzoeker verder geloofwaardigheid verlenen om zijn onderzoek uit te dragen.

 

Er is geen directe of noodzakelijke relatie tussen de toestemming voor een onderzoeksproject door de ethische commissie en wat er eigenlijk gebeurt wanneer het onderzoek wordt uitgevoerd. De verantwoordelijkheid valt terug naar de onderzoeker zelf. Zij zijn degene van wie de uitvoering van het ethische onderzoek afhangt. Procedurele ethiek heeft weinig of geen impact op de actuele ethische uitvoering van onderzoek.

 

De kloof tussen procedurele ethiek en ethiek in praktijk (micro-ethiek) is niet zo groot als dat eerst deed lijken. Omgekeerd is er een aanzienlijke continuïteit tussen ethische bezwaren op procedureel en praktisch niveau en bovendien is er drastisch iets mis als dit niet het geval zou zijn.

 

Continuïteit tussen procedurele ethiek en ethiek in praktijk

Het zou naïef en onjuist zijn voor ethici om te suggereren dat procedurele ethiek het geheel van ethiek is. Het is binnen de dimensie van ethiek in praktijk dat de onderzoeker zijn ethische competentie naar voren komt. Hiermee bedoelen we dat de bereidheid van de onderzoeker de ethische dimensie van de onderzoekspraktijk te erkennen, evenals zijn vermogen om deze dimensie daadwerkelijk te erkennen als het in het spel komt en zijn vermogen om na te denken over ethische kwesties en hier geschikt op te reageren. Dit alles is direct gerelateerd en versterkt door wat er gebeurt in het proces van de ethische commissie. Zelfs wanneer het niet verzekerd of afgedwongen kan worden. Fundamentele ethische waarden zijn zowel (I) relevant voor kwalitatief sociaal onderzoek als (II) niet radicaal anders van de kwesties en zorgen die al geïdentificeerd zijn als ontstaan in de micro-ethische dimensie.

 

Hoewel ethische codes en richtlijnen over het algemeen vaak niet een grote bron van ethische verlichting zijn en doorgaans vage verklaringen bevatten, hebben richtlijnen voor onderzoeksethiek de neiging om preciezer te zijn. De U.S. Common Rule heeft de vorm van een lijst van criteria waaraan moet worden voldaan voor toestemming van de ethische commissie. Deze omvatten het minimaliseren van schade, toestemming en bescherming van privacy. De National Statement on Ethical Conduct of Research Involving Humans (NS) heeft als ‘leidende waarde’ integriteit (de verplichting om te zoeken naar kennis en naar eerlijkheid en ethisch gedrag). Het ‘leidende ethische principe’ van de NS is respect voor personen. Dit bevat respect voor de autonomie van individuen, respect voor de privacy en respect voor de waardigheid van personen. De Tri-Council Policy Statement (TCPS) bevat een vergelijkbare set van leidende ethische principes, namelijk respect voor personen, respect voor vrijwilligheid en toestemming en respect voor privacy en vertrouwelijkheid. Het principe van weldadigheid is benadrukt in alle drie de documenten. Gerechtigheid is geïdentificeerd in alle documenten als een belangrijk principe. Er is bijzonder prioriteit gegeven aan het principe van respect voor personen.

 

Onderzoek dat menselijke participanten betrekt start vanaf een positie van ethische spanning. In de meerderheid van de cases is onderzoek dat mensen betrekt een proces van vragen van mensen om deel te nemen of het ondergaan van procedures die zijn niet actief hebben uitgezocht of om hebben gevraagd en die niet uitsluitend of zelfs in de eerste plaats bedoeld zijn voor hun directe voordeel. Hoewel participanten in sommige gevallen indirect profiteren van het proces. Vanuit het perspectief van de bio-ethiek en morele filosofie is dit ethisch problematisch, omdat het er niet in slaagt overeenstemming te krijgen met betrekking tot respect van de participanten. Deze spanning kan worden opgelost als de subjecten van het onderzoek de onderzoeksdoelen als hun eigen doelen beschouwen. Oftewel, de subjecten worden echt participanten in het onderzoek.

 

Met uitzondering van enige actieonderzoek en gemeenschapsgebaseerd onderzoek is kwalitatief onderzoek niet geïnitieerd of actief uitgezocht door zijn participanten, noch is het uitsluitend gericht op het voordeel van beide partijen, maar zoals eerder gezegd kan het voordelen hebben, zowel direct als indirect.

 

Respect voor de autonomie en het proces van informed consent is even relevant in kwalitatief onderzoek als in biomedisch onderzoek. Procedurele ethiek in het biomedisch model werkt op de basis van formele schriftelijke toestemming, compleet met quasi-juridische documenten en handtekeningen voor getuigen. Dit geeft eigenlijk nog geen informed consent, maar is meer een bewijs dat de toestemming is gegeven. Informed consent is in hart en nieren een interpersoonlijk proces tussen onderzoeker en participant, waarbij de toekomstige participant tot begrip komt over waar het onderzoek over gaat en wat participatie inhoudt. De participant maakt vervolgens zelf een vrije beslissing of hij mee doet.

 

Reflexiviteit en ethiek in praktijk

Hoewel ethische onderzoekscommissies een belangrijke rol spelen in het benadrukken van ethische principes die relevant en belangrijk zijn voor sociaal onderzoek, is hun rol voornamelijk beperkt. De commissie kan niet helpen wanneer je in het veld bent en moeilijke, onverwachte situaties tegen komt, wanneer je gedwongen wordt tot het maken van onmiddellijke beslissingen over ethische zorgen of wanneer informatie tevoorschijn is gekomen dat suggereert dat jij of de participanten een risico lopen. We hebben behoefte aan een proces en een manier van denken dat eigenlijk leidt tot ethische onderzoekspraktijk. Hier zien we een belangrijke rol voor reflexiviteit.

 

Reflexiviteit en onderzoek

Reflexiviteit is een concept dat heel erg thuis is in de wereld van kwalitatief sociaal onderzoek. Het is ook een brug tot de procedurele ethische kwesties die vaak niet op hun plaats lijken in de dagelijkse praktijk van sociaal onderzoek. Reflexiviteit is nauw verbonden met de ethische onderzoekspraktijk en komt in het spel in het veld, daar waar ethische onderzoekscommissies niet toegankelijk zijn.

 

De onderzoeker (en co-onderzoekers) is, samen met zijn participanten, betrokken in het produceren van kennis. Dit is een actief proces dat nauwkeurig onderzoek, reflectie en ondervraging van de data, de onderzoeker, de participanten en de context vereist. We spreken van onderzoek als een reflexief proces. Volgens Mason betekent dat dat de onderzoeker continu de balans op maakt van zijn acties en zijn rol in het onderzoeksproces en deze onderwerpt aan hetzelfde kritische nauwkeurige onderzoek als de rest van zijn ‘data’. Hertz zegt dat de reflexieve onderzoeker niet alleen de feiten rapporteert, maar ook de interpretaties actief construeert, terwijl hij zich op hetzelfde moment afvraagt hoe deze interpretaties tot stand zijn gekomen. Bourdieu geeft aan dat het reflexieve proces bestaat uit het nemen van twee stappen terug:

  • De objectieve observatie van het onderzoekssubject (wat weet ik?);

  • De reflectie van de observatie zelf (hoe weet ik dat?).

 

Reflexiviteit in onderzoek is geen enkele of universele entiteit, maar een proces. Een actief, doorgaand proces dat ieder stadium van het onderzoek verzadigd. Onze onderzoeksinteressen, de onderzoeksvragen en de vragen die we hebben uitgesloten van het onderzoek laat een stukje zien over wie we zijn. Onze keuze van het onderzoeksdesign, de onderzoeksmethodologie en het theoretisch kader dat ons onderzoek informeert, worden beheerst door onze waarden en wederkerigheid. Dat helpt het vormgeven van bovenstaande waarden.

 

Reflexiviteit in onderzoek

Reflexiviteit wordt niet gewoonlijk gezien als verbonden met ethiek. Eerder wordt reflexiviteit in kwalitatief onderzoek gewoonlijk waargenomen als een manier van het verzekeren van striktheid. Reflexiviteit bevat kritische reflectie van hoe de onderzoeker kennis opbouwt van het onderzoeksproces. Een reflexieve onderzoeker is zich bewust van alle potentiële invloeden en is in staat om een stap terug te zetten en een kritische blik te werpen op zijn rol in het onderzoeksproces. Reflexiviteit is niet alleen gefocust op de productie van kennis in onderzoek, maar ook op het onderzoeksproces als geheel.

 

Participanten hebben invloed op hoe het onderzoek is omlijst, wat de vragen zijn die worden gevraagd, wat de gebruikte methoden zijn om de vragen te beantwoorden en hoe de bevindingen worden beschouwd en gebruikt. Dit is een bijzonder sterke en proactieve manier om autonomie te respecteren. Doorgaande reflexiviteit aan de zijde van de onderzoeker is nog steeds een vereiste.

 

McGraw et al. bediscussiëren ethiek als een aspect van reflexiviteit: “Reflexiviteit is een proces waarbij onderzoekers zichzelf en hun handelen plaatsen onder nauwkeurig onderzoek, de ethische dilemma’s erkennen die het onderzoeksproces doordringen en van invloed zijn op de creatie van kennis.” Reflexief zijn over onderzoekspraktijk betekent een aantal dingen, namelijk:

  • Erkenning van micro-ethiek, oftewel alledaagse onderzoekspraktijk;

  • Sensitiviteit met betrekking tot ethisch belangrijke momenten in de onderzoekspraktijk;

  • Het hebben of kunnen ontwikkelen van middelen van het aanpakken en reageren op ethische zorgen als en wanneer zij zich voordoen in het onderzoek.

 

Het reflexief proces kan niet alle waarschijnlijke ethische problemen voorspellen. Echter, het biedt een proces dat op zijn minst kan voorzien in algemene ethische problemen die zich kunnen voordoen. Het biedt de onderzoeker dan ook manieren om ze aan te pakken.

 

Conclusie

Hoewel procedurele ethiek niet in staat is om alle aspecten van de onderzoekspraktijk te informeren en te leiden, dient het wel als waardevolle functie in ons te dwingen om fundamentele leidende principes die onderzoeksintegriteit bepalen te beschouwen en erop te reflecteren. Bovendien fungeert het als een praktische reminder die we nodig hebben om het feit dat we zowel bewust moeten zijn van en actief moeten zijn in het beschermen van onze participanten van schade en risico’s als het beiden van respect voor autonomie.

 

Het begrip micro-ethiek is een waardevolle redenerend hulpmiddel dat ons in staat stelt om te praten over, bevestigen van en beter begrijpen van de ethisch belangrijk momenten in de onderzoekspraktijk.

 

Reflexiviteit is geen nieuw begrip. Zijn betekenis wordt zo uitgebreid dat reflexiviteit wordt overwogen en vastgesteld als een manier van rigoureuze onderzoekspraktijk en ethische onderzoekspraktijk. Reflexief zijn in ethische zin betekent erkennen van en sensitief zijn met micro-etische dimensies van onderzoekspraktijk en alert zijn op en voorbereid zijn voor manieren waarop men moet omgaan met ethische spanningen die zich voordoen. Reflexiviteit beschrijft geen specifieke typen van reacties naar onderzoekssituaties. Het is eerder een sensibiliserende gedachte dat de ethische praktijk in staat stelt zich voor te doen in de complexiteit en rijkheid van sociaal onderzoek.

 

Artikel Norberg – Een hermeneutische methode voor het onderzoeken van een beleefde ervaring

Dit onderzoek beschrijft een fenomenologische hermeneutische methode voor het interpreteren van interviewteksten, geïnspireerd door de interpretatietheorie van Ricoeur. Het uitgebreide begrip beschrijft nieuwe mogelijkheden voor het ‘in de wereld zijn’. Deze wereld kan worden beschreven als de vooraf gestelde leefwerld van de geïnterviewden zoals gevormd in het interview en allereerst is gevormd in de interpretatie van de onderzoeker en ten tweede in de interpretatie van de lezers van het onderzoeksrapport. Dit kan wellicht helpen bij het opnieuw voorstellen van het eigen leven van de lezers.

 

Ethiek binnen onderzoek

Van tijd tot tijd ervaren verpleegkundigen en artsen ethisch moeilijke situaties in hun werk. Ze zijn in staat om over deze ervaringen te praten, maar zijn gewoonlijk niet in staat om hun ethisch denken te verklaren. Dit is verbonden met het feit dat mensen leven en handelen vanuit hun moralen. Dat wil zeggen vanuit geïnternaliseerde normen, waarden en houdingen, zonder noodzakelijkerwijs over deze te weten. Daarom kun je mensen niet gewon vragen wat voor moralen zij hebben. Om hier toegang tot te krijgen, moet je verpleegkundigen en artsen vragen om te vertellen over situaties met betrekking tot spijtgedrag, iets wat ze zelf hebben gedaan, acties waarin zij hebben deelgenomen of waarvan zij getuigen zijn geweest. Het is mogelijk om interessant materiaal te verzamelen dat de moralen en het ethisch denken van verpleegkundigen en artsen onthult. Echter, deze moralen kunnen niet expliciet worden aangegeven.

 

Een geschikte methode

Ethiek: morele theorie, oftewel een perspectief op moralen of een morele leer.

Moralen: de geïnternaliseerde normen, waarden, principes en houdingen die we naleven in relatie met een andere persoon.

 

We hebben behoefte aan een onderzoeksmethode dat geschikt is voor de taak van dit onderzoek. Deze methode bestaat niet in een kant-en-klare vorm waarbij de auteurs zich prettig voelen. Daarom hebben zij de methode ontwikkeld. We kunnen voornamelijk voortbouwen op de traditie van hermeneutiek. Oftewel, de traditie van tekstinterpretatie. Daarnaast zijn de auteurs geïnspireerd door de ontwikkelde methoden van de afgelopen decennia.

 

In dit artikel wordt de methode gepresenteerd die de auteurs hebben ontwikkeld. Het is een fenomenologisch hermeneutische methode dat kan worden toegepast in gezondheidszorgonderzoek en menselijke onderzoeken.

 

Een fenomenologische hermeneutische methode

De moralen en het ethisch denken van verpleegkundigen en artsen kwam tot uiting in narratieve interviews, welke zowel zijn opgenomen als opgeschreven. Daarom moet de onderzoeksmethode ‘hermeneutisch’ zijn. Echter, we noemen de methode fenomenologisch hermeneutisch. Waarom fenomenologisch? Wanneer verpleegkundigen en artsen praten over ethisch moeilijke situaties en incidenten in de gezondheidszorg, zijn zij zelf geïnteresseerd in de ethiek van deze situaties en incidenten. Het is niet de tekst dat het onderzoeksonderwerp is, maar de uitgedrukte ethiek in de teksten. Om een tekst te begrijpen, moet je zijn beweging volgen van zin tot verwijzing: van wat het zegt tot waar het over praat. De ‘verwijzing’ in een fenomenologisch onderzoek is geen object buiten het gebied van betekenis, maar de essentie van de betekenis zelf.

 

Als fenomenologen willen de auteurs zich focussen op de begrijpelijke betekenis van ervaringen. Wanneer de geïnterviewden acties, houdingen, relaties of andere menselijke zaken ervaren als ethisch goed of slecht, willen we dit goed als de essentiële betekenis van ethisch goede fenomenen begrijpen (of de missende essentiële betekenis in ethisch slechte fenomenen).

 

De nadruk op essentiële betekenis

Het uitgangspunt van Husserl was de ervaring dat wetenschap bezig was met het verklaren van natuurlijke objecten of gebeurtenissen, terwijl de begrijpelijke betekenis van deze objecten en gebeurtenissen als vanzelfsprekend werd gezien binnen het kader van natuurlijk onderzoek en daardoor weinig aandacht ontving. Het was duidelijk aan Husserl dat wiskunde (hij was wiskundige voordat hij filosoof werd) over de begrijpelijke betekenis gaat. De wiskundige begrijpt dat 2 + 3 altijd het antwoord 5 heeft en verklaringen van het functioneren van de hersenen, de ziel, de geest of intellectueel gedrag hadden weinig interesse.

 

Het uitgangspunt bij de fenomenologie was de beleefde ervaring. Binnen deze ervaring zijn we al bekend met de betekenis van allerlei fenomenen. In onze natuurlijke houding, zoals Husserl zegt, weten we al over stoelen dat de betekenis vanzelfsprekend is. Om fenomenologen te worden, moeten we afzien van deze vanzelfsprekendheid en streven naar een fenomenologische houding, waarbij het fenomeen, bijvoorbeeld de stoel, in ons hoofd mag verschijnen in zijn betekenisstructuur. Om tot deze betekenis te komen, kunnen we vragen stellen over zijn typische of essentiële kenmerken.

 

Fenomenologische hermeneutiek

Essenties zijn geen ideale dingen, gegeven in een wereld van ideeën, klaar om te worden begrepen in ons denken. Het zijn essentiële betekenissen. We moeten het bestaan van zulke essentiële betekenissen aannemen, zolang communicatie verwijst naar een gemeenschappelijke wereld. Met betrekking tot verschillende soorten zorgactiviteiten en –instellingen, kunnen we bespreken wat we bedoelen met ‘zorg’. In zo’n discussie stellen we niet eenvoudig een gemeenschappelijke definitie van het woord, maar putten we uit een gedeelde vertrouwdheid met de wereld waarbinnen zorg plaats vindt.

Deze vertrouwdheid maakt het mogelijk om een gekwalificeerde en genuanceerde discussie te hebben over de essentiële betekenis van zorg. Op dezelfde manier maken onze ervaringen over toosten en getroost zijn ons vertrouwd met het fenomeen ‘troost’ op een dusdanige manier dat we zijn essentiële betekenis bediscussiëren.

 

De originele ervaring is een basis verwantschap ten opzichte van de wereld. Het is geen speciale soort van beleefde ervaring, maar eerder een fundament voor alle beleefde ervaringen. Dit is de eerste voorwaarden dat beleefde ervaringen een wereld onthullen en dat het een betekenis inhoudt.

 

Het menselijk bewustzijn is intentioneel, aldus Husserl. Het gaat altijd over de wereld, een openheid naar de wereld en ten opzichte van de wereld. Menselijk bestaan is ‘in de wereld zijn’, aldus Heidegger. En deze wereld, als het zichzelf onthult in ons bewustzijn, noemt Husserl de leefwereld en Heidegger eenvoudig de wereld.

 

We kunnen heel goed minder optimistisch zijn dan Husserl met betrekking tot de vraag hoe makkelijk het is om de essentiële betekenis van fenomenen te verklaren. Er volgt nu een beschrijving van de essentie van een stoel. Indien we kijken en luisteren naar onze vertrouwdheid met stoelen als onderdeel van onze leefwereld, moeten we ook ons zitten op stoelen beschouwen als een proces van positioneren. Om tot de betekenis van het positioneren te komen, moeten we verhalen vertellen welke onze ervaringen over zulke positioneringen uit. Deze verhalen onthullen de betekenis van stoelen in onze levens. Om de verhalen te interpreteren, is het beter om ze op te schrijven. Oftewel, we produceren teksten om in staat te zijn de betekenisstructuur van de stoel als onderdeel van onze leefwereld grondig te onderzoeken en daarbij de essentiële betekenis van ‘stoel’ te onthullen. Dit zal ook het geval zijn wanneer we andere fenomenen bestuderen. Oftewel, fenomenologie moet ‘fenomenologische hermeneutiek’ zijn. Essentiële betekenis moet worden onderzocht en onthult in de interpretatie van tekst.

 

Afzien van het oordeel door te vertellen

Natuurlijke houding: een houding waar binnen we oordelen – en vooroordelen hebben gemaakt – over het bestaan van fenomenen. Om te verschuiven naar de fenomenologische houding, moten we afzien van het maken van vooroordelen over de feiten. We moeten ‘epoché’ of ‘bracketing’ (tussen haakjes plaatsen) bereiken. De natuurlijke manier om dit te doen is het vertellen van beleefde ervaringen. Bij het vertellen nemen zowel de verteller als de luisteraar deel aan de overgeleverde betekenis. Dan zijn ze vrij om te beschouwen: wat zijn de belangrijke thema’s, de essentiële karakteristieken van de geuite betekenis? Wanneer we zeggen dat bracketing is bereikt, wat stoppen we precies binnen de haakjes? Wat we tussen de haakjes stoppen zijn onze vooroordelen over de feiten, over wat het geval is, dit om open te worden voor onze eigen ervaring en voor de begrijpelijke betekenis impliciet in deze ervaring.

 

Kritisch begrip van redevoering

Men kan zich verzetten dat begrijpelijke, intersubjectieve betekenis geen verklaring nodig heeft zolang het functioneert in de communicatie. Indien er behoefte is aan actie, is te veel reflectie ongeschikt. Aan de andere kant, wanneer we uit een veeleisende situatie zijn ontstaan, dan is reflectie juist van cruciaal belang. Reden daarvoor:

  • Om in staat te zijn om onze eigen praktijk te begrijpen en, indien noodzakelijk, te verbeteren, moeten we starten met onze eigen beleefde ervaring;

  • De betekenis waarover we moeten reflecteren is een betekenis waarin we een onderdeel zijn.

 

Discourse: een betekenis dat zichzelf historisch manifesteert. Vaak is niet in onze macht als individuen om deze te veranderen. Toch veranderen discourses continu en daar delen wij ook aan mee. Voor deze redenen is reflectie op beleefde ervaring en zijn essentiële eigenschappen belangrijk. Zonder zulke reflecties is het moeilijk om je bewust te worden van ongelukkige praktijken waarvan we deel uit maken.

 

Het verbeteren van begrip

Een narratief is geen fictie. Het telt over onze wereld, over ‘in de wereld zijn’ en over de leefwereld. Dit is geen feitelijke wereld dat buiten of achter de tekst ligt, maar een wereld dat voor de tekst ligt; een wereld dat zich onthult door de tekst. Door beleefde discourses participeren we in deze wereld en door narratieven worden we ons bewust van deze participatie. Wij zijn gevormd door discourse en traditie (prefiguration) en door het vertellen wat ons beweegt, kan ons ‘pre-begrip’ worden overgedragen naar een bevrijdende uiting (configuration), een uiting dat nieuwe mogelijkheden in het leven opent (refiguration).

 

Het creëren van een tekst

Binnen een interview komen het praten als een gebeurtenis en de betekenis van het praten nauw tot elkaar. Bij het schrijven, aan de andere kant, is de gebeurtenis van het schrijven gescheiden van de betekenis. Een opgenomen en getranscribeerde interviewtekst ligt dichter bij het spreken dan bij het schrijven, vooral wanneer de interviewer zelf de tekst interpreteert (‘fixated speech’). De geïnterviewde is de hoofdschrijver van de tekst en de interviewer de co-schrijver. Narratieve interviews zijn een geschikte methode voor het onthullen van de betekenis van beleefde ervaringen.

 

We organiseren onze ervaringen dusdanig dat onze ervaringen antwoord geven op vragen als wat, waarom, wie, hoe, met wie, aan wie en van wie. Een narratief is nooit ethisch neutraal. Narratieven over beleefde ervaringen genereren visies van het goede leven en geven verschillen tussen goed en slecht aan.

 

Bij het uitvoeren van een narratief interview moedigt de interviewer de geïnterviewde aan om te vertellen, zo vrij mogelijk, over zijn beleefde ervaring met betrekking tot het gekozen onderwerp. De hoop is dat de verteller zich bezighoudt met zijn verhaal en bijna vergeet dat de interviewer er is. Het resulterende narratief is, zoveel mogelijk, de verteller zijn narratief. Om de interviewtekst in relatie tot zijn context te begrijpen, zijn er aantekeningen gedurende het interview gemaakt met betrekking tot onderbrekingen etc.

 

Het interpreteren van een tekst

Het interpreteren van een tekst betekent het betreden van de hermeneutische cirkel:

  • Naïef lezen: de tekst vaker lezen om zijn betekenis als geheel te begrijpen;

  • Structurele analyses: het methodische geval van interpreteren:

    • Thematisch structurele analyse: een manier om te zoeken naar het identificeren en formuleren van thema’s.

  • Uitgebreide kennis (interpreted whole): de hoofdthema’s, thema’s en subthema’s worden samengevat en gereflecteerd in relatie tot de onderzoeksvragen en de context van het onderzoek;

  • Het formuleren van de resultaten op een fenomenologisch hermeneutische manier: de resultaten worden geformuleerd in alledaagse taal die zo dicht mogelijk bij de beleefde ervaring ligt. Werkwoorden zijn beter in het onthullen van een beleefde ervaring dan zelfstandig naamwoorden. Oftewel, ‘alleen voelen’ is een geschiktere bewoording dan ‘eenzaamheid’.

 

Het gebruiken van fenomenologische hermeneutische interpretaties

Aangezien de resultaten van fenomenologisch hermeneutische onderzoeken over de betekenis van beleefde ervaringen gaan, kunnen ze alleen worden gebruikt bij het beïnvloeden van betekenis van beleefde ervaringen, dat wil zeggen zoals begrepen door de persoon die interpreteert. Het is niet alleen de persoon die interpreteert dat de tekst interpreteert. De tekst interpreteert ook de persoon die interpreteert. Oftewel, we gebruiken de resultaten om ons en anderen te helpen inzicht te winnen over onze wereld en onszelf en om de wereld en ons in een nieuw perspectief te zien (proces van toe-eigening / process of appropriation).

 

Kritische beschouwingen

De auteurs verwachtte niet om een enkele fundamentele waarheid te vinden; de gehele waarheid kan nooit volledig worden begrepen. Ze zochten voor mogelijke betekenissen in een continu proces. Ze vermijden het denken dat er een volledige waarheid is en dat er geen waarheid is. De uitdagingen die deze inspanning impliceert:

  • Als we zoeken naar ontologische betekenis (oftewel, dingen in categorieën proberen onder te brengen), willen we echte narratieven;

  • Er is een risico op misverstanden, omdat de geïnterviewde alleen zijn beleefde ervaring kan begrijpen en vertellen in relatie met hun pre-begrip en de interviewer de narratief alleen kan begrijpen in relatie tot zijn eigen pre-begrip;

  • De meest waarschijnlijke interpretatie van een tekst is degene die zin geeft aan het grootste aantal details;

  • Indien we een tekst als ‘dood’ aanvoelen, kan dat komen doordat ons pre-begrip te oppervlakken of ongeschikt is. We kunnen essentiële betekenissen in de tekst dan niet begrijpen;

  • Een tekst heeft nooit één betekenis, oftewel er is niet maar één waarschijnlijke interpretatie;

  • Aangezien fenomenologische interpretatie alleen kan worden gebruikt bij het beïnvloeden van de manier waarop mensen hun leven ontvangen, is de manier waarop er over hen wordt gesproken cruciaal is.

 

Conclusies

De methode dat in dit artikel is beschreven kan worden gebruikt voor onderzoek met als doel om de waarneming van de realiteit van mensen te beïnvloeden en hen helpen om zich bewust te worden van de mogelijkheden, oftewel alternatieve manieren van ‘in de wereld zijn’. Het kan alleen productief worden in het menselijk leven als de lezer de interpretatie integreert in zijn wereld (refiguration).

 

Artikel Tracy – Kwaliteitscriteria voor uitstekend kwalitatief onderzoek

Dit artikel presenteert een model voor kwaliteit in kwalitatief onderzoek. Er zijn acht kwaliteitscriteria die in dit artikel worden besproken. Deze conceptualisatie biedt een bruikbaar pedagogisch model aan en biedt een gemeenschappelijke taal van kwalitatief ‘best-practice’ dat kan worden herkend als integraal door een verscheidenheid van ‘publiek’.

 

Waarden voor kwaliteit, net als alle sociale kennis, zijn steeds veranderend en gesitueerd binnen lokale contexten en huidige conversaties. Ieder kwaliteitscriterium kan worden benaderd via een verscheidenheid van paden en ambachten (crafts). De combinatie hangt af van de specifieke onderzoeker, de context, de theoretische aansluiting en het onderzoeksproject. De primaire impuls om deze conceptualisatie te ontwikkelen is pedagogisch.

 

De literatuur staat vol met criteria voor kwalitatief goed, inclusief concepten zoals katalytische validiteit (datgene wat een zeker proces of verloop bevordert), empathische validiteit, kristalisatie, verborgen kennis, overdraagbaarheid (transferability) enzovoorts. Onze enorme reeks aan criteria kan de nieuwelingen in het veld verbijsteren en kan de moeilijkheden weerspiegelen die kwalitatieve methodologen hebben in het maken van hun ideeën.

 

Een ‘zuinig’ kader kan ons helpen om over de waarde van ons werk te communiceren richting een verscheidenheid aan publiek. Een schets van criteria is politiek. Hulpmiddelen, kaders en criteria zijn niet waardevrij.

 

Waarom criteria? En waarom dit model?

Sommige leidende kwalitatieve geleerden hebben zich verzet tegen het ontwikkelen van permanente onveranderlijke standaarden voor kwalitatief onderzoek. Zij suggereren dat universele criteria problematisch zijn, zo niet nutteloos. Ondanks deze kritiek gaan negatieve evaluaties van criteria over en sluiten aan bij nieuwe kwaliteitsstandaarden; criteria die vaak geformuleerd zijn als flexibeler en contextueel gesitueerd dan kwantitatieve criteria.

 

Waarom zullen kwalitatieve geleerden criteria ontwikkelen als ze worden bekritiseerd? Omdat criteria bruikbaar zijn. Regels en richtlijnen helpen ons te leren, te handelen en te verbeteren. Richtlijnen bieden een pad naar expertise. Richtlijnen en ‘best-practices’ dienen regelmatig als nuttige pedagogische beginpaden binnen een verscheidenheid van interpretatie. Criteria dienen als verkorting over de kernwaarden van een bepaalde ambacht. Een eenvoudige structuur van kwalitatieve methodologische ‘best-practices’ kan daarom aanmoedigen tot dialoog met leden van de wetenschappelijke, experimentele en kwantitatieve gemeenschappen.

 

Een aantal kwalitatief geleerden suggereren dat criteria voor deugdelijkheid moeten zijn verbonden met specifieke theorieën, paradigma’s of kwalitatieve gemeenschappen. Gebiedspecifieke criteria zijn nuttig voor onderzoekers die zichzelf stevig richten binnen een specifieke theoretische gemeenschap. De conceptualisatie in dit artikel is ontstaan vanuit de eigen pogingen van Tracy richting interpretatief, kritisch en post-structureel onderzoek, gekoppeld met een inductieve analyse van kwalitatief ‘best-practice’-literatuur

 

De conceptualisatie maakt onderscheid tussen gemeenschappelijke einddoelen van sterk onderzoek (algemene kenmerken van kwaliteit) en de afwijkende gemiddelde methoden (handelingen, vaardigheden en ambachten) waardoor doelen kunnen worden bereikt. Dit biedt een uitgebreid / ‘big tent’ structuur voor kwalitatieve kwaliteit, terwijl de complexe verschillen tussen verscheidene paradigma’s nog steeds wordt geprezen.

 

Acht kwaliteitscriteria voor kwalitatief onderzoek

Een hoge kwaliteit van kwalitatief methodologisch onderzoek wordt gekenmerkt door een waardevolle topic, een krachtige striktheid (rich rigor), oprechtheid (sincerity), geloofwaardigheid, resonantie, een belangrijke bijdrage, ethiek en betekenisvolle samenhang. Deze conceptualisatie is ontwikkeld om een ‘zuinig’ pedagogisch hulpmiddel te bieden, om respect te bevorderen van buitenstaanders die kwalitatief werk vaak verkeerd begrijpen en niet goed evalueren, het ontwikkelen van een platform van waaruit kwalitatief geleerden zich kunne samenvoegen in een verenigde stem (indien gewenst) en het aanmoedigen van dialoog en leren tussen kwalitatieve methodologen van verschillende paradigma’s.

 

Waardevolle topic

Goed kwalitatief onderzoek is relevant, actueel, significant, interessant of suggestief. Waardevolle topics komen vaak tevoorschijn van disciplinaire prioriteiten en zijn daarom theoretisch of conceptueel dwingend. Echter, waardevolle topics kunnen net zo goed voortvloeien uit actuele maatschappelijke of persoonlijke gebeurtenissen. Onderzoek dat tegen de intuïtie is, vanzelfsprekende aannames bevraagd of geaccepteerde ideeën uitdaagt is vaak de moeite waard. Waardevolle onderzoeken zijn interessant en wijzen op verrassingen, oftewel kwesties lezers wakker schudden van hun aannames en handelen op basis van ‘gezond verstand’.

 

Krachtige striktheid

Een hoge kwaliteit van kwalitatief onderzoek wordt gekenmerkt door een krachtige complexiteit van overvloed; dit in contrast met kwantitatief onderzoek dat waarschijnlijker wordt gewaardeerd door zijn precisie. ‘Richness’ wordt gegenereerd door een ‘vereiste verscheidenheid’ van theoretische constructen, databronnen, contexten en steekproeven. Vereiste verscheidenheid verwijst naar de behoefte aan een hulpmiddel of instrument dat op zijn minst zo complex, flexibel en veelzijdig is als de te bestuderen fenomenen. Het toepassen van het concept van vereiste verscheidenheid suggereert dat een onderzoeker met een hoofd vol theorieën en een case vol overvloedige data het beste voorbereid is om nuances en complexiteit te zien.

 

Striktheid biedt gemakkelijk ‘face validity’ (of een onderzoek dat verschijnt op het eerste gezicht redelijk en geschikt is). Vragen omtrent striktheid:

  • Zijn er genoeg data om significante beweringen te ondersteunen?

  • Heeft de onderzoeker genoeg tijd geïnvesteerd in het verzamelen van interessante en significante data?

  • Is de context of de steekproef geschikt, gegeven de doelen van het onderzoek?

  • Heeft de onderzoeker geschikte procedures gebruikt in termen van de stijl van veldnoten, interviewpraktijken en analyseprocedures?

 

Ondanks de aanpak van data-analyse is ‘rigorous analysis’ gekenmerkt door transparantie met betrekking tot het proces van sorteren, kiezen en organiseren van de data.

 

Oprechtheid

Oprechtheid als een einddoel kan worden bereikt door zelfreflectie, kwetsbaarheid, eerlijkheid, transparantie en datacontrole. Oprechtheid betekent dat het onderzoek wordt gekenmerkt door eerlijkheid en transparantie over de onderzoek zijn biases, doelen en zwakheden, evenals over hoe deze een rol spelen in de methode, vreugden en fouten van het onderzoek.

 

Geloofwaardigheid

Geloofwaardigheid verwijst naar de betrouwbaarheid, waarschijnlijkheid en aannemelijkheid van de onderzoeksbevindingen. Interpretatieve analyses moeten aannemelijk en overtuigend zijn. Geloofwaardige rapporten zijn die waarbij lezers betrouwbaarheid genoeg voelen om te handelen en beslissingen te maken in lijn met het rapport. Kwalitatieve geloofwaardigheid wordt bereikt via praktijken inclusief dichte beschrijving, triangulatie of kristalisatie en meerstemmigheid en ‘member reflections’.

 

Resonantie

Resonantie verwijst naar het vermogen van onderzoek om zinvol het publiek te weerklinken en te beïnvloeden. Resonantie kan worden bereikt door esthetische verdienste, suggestief schrijven en formele generalisaties, evenals overdraagbaarheid.

 

Belangrijke bijdrage

Bij het beoordelen van de significantie van een onderzoek zijn bijdrage meten onderzoekers het huidige kennisklimaat, praktijk en politiek en stellen vragen als: ‘Breidt het onderzoek kennis uit?’ ‘Verbetert het onderzoek de praktijk?’ ‘Genereert het onderzoek voortdurend onderzoek?’ ‘Bevrijden of ‘empower’?’ De antwoorden op deze vragen wijzen naar de manieren waarop onderzoek zal bijdragen aan ons begrip van het sociale leven, brengt duidelijkheid bij verwarring, maakt zichtbaar wat verborgen of ongepast is genegeerd en genereert een gevoel van inzicht en verdiept begrip.

 

Ethiek

Ethiek is niet gewoon een middel, maar vormt eerder een algemeen einddoel van kwalitatieve kwaliteit op zich, ondanks paradigma’s. Net als dat meervoudige paden leiden tot geloofwaardigheid, resonantie en andere kenmerken van kwalitatieve kwaliteit, vergezellen een verscheidenheid van praktijken ethiek in kwalitatief onderzoek, inclusief procedurele, relationele en ‘verlaten’ ethiek.

 

Betekenisvolle samenhang

Betekenisvolle samenhangende onderzoeken (I) bereiken hun gestelde doel, (II) bereiken wat zij aanhangen waar het over gaat, (III) gebruiken methoden en representeren praktijken dat goed samenwerken met aangehangen theorieën en paradigma’s en (IV) verbinden aandachtig literatuur dat beoordeeld is met de focus het onderzoek, onderzoeksmethoden en –bevindingen. Onderzoeken die betekenisvol samenhangen verbindt welsprekend hun onderzoeksdesign, dataverzameling en analyses met hun theoretische kader en situationele doelen.

 

Volgen, spelen en improviseren

Wellicht is het meest controversiële gedeelte van deze conceptualisering de notie van algemene criteria voor kwalitatieve kwaliteit. Echter, Tracy gelooft dat we niet zo gebonden moeten zijn met epistemologie of ontologie (of de filosofie van de wereld) dat we het niet eens kunnen zijn met verschillende algemene einddoelen van goed kwalitatief onderzoek.

 

Bepaalde kwalitatieve methodologische praktijken die zijn omringd met een muur van elkaar vanwege hun paradigmatische inspiratie, zoals triangulatie en kristallisatie, overlapt eigenlijk in ambacht.

 

De sleutel is eerlijk zijn tegen onszelf en onze lezers. Zelfs met een conceptualisatie voor kwaliteit in onze hand, moeten we onszelf niet voor de gek houden. Goed kwalitatief onderzoek is als een kristal, met een verschillende facetten dat de doelen, behoeften en wensen van verschillende belanghebbenden representeert, inclusief participanten, de academie / het instituut, de maatschappij, beleidsmakers en de onderzoekers. De meest succesvolle onderzoekers zijn zelfkritisch, bekijken hun acties door de ogen van een ander met behoud van veerkracht en energie door acute gevoeligheid voor hun eigen welzijn. Ellis merkt op: “Goede kwalitatieve methodologen doen onderzoek op de manier waarop zij zich in hun persoonlijke leven gedragen en zoeken naar het goede.”

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Social Science Supporter
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.