Asser/Sieburgh 6-I 2016/189-198, 204-232

Wat houdt nakoming in? (189-198)

Nakomen is voldoen aan de inhoud van de verbintenis. In de wet wordt voor de term nakoming ook wel voldoening of betaling gebruikt. Een voorwaarde voor nakoming is het bestaan van een verbintenis. Dit betekent dat er geen nakoming kan zijn zonder schuld. Die schuld of verschuldigde prestatie wordt verwezenlijkt door nakoming. In beginsel zorgt nakoming er dan ook voor dat de verbintenis tenietgaat. 

Soms moet een prestatie door de specifieke persoon worden verricht, soms mag hij zich laten bijstaan door anderen of anderen het laten verrichten, en soms kan zelfs iedere derde de verbintenis vervullen. Dit laatste is bijvoorbeeld vaak zo bij het betalen van een geldsom.

Soms is nakoming eenzijdig, maar vaak is er wel een op schulddelging gerichte wil van de schuldenaar nodig. Nakoming is dus niet altijd een eenzijdige rechtshandeling. De meningen verschillen hierover.

Ook ziet niet iedereen iedere nakoming als rechtshandeling, bijvoorbeeld als het gaat om het verrichten van arbeid. Toch zit er een duidelijk verschil tussen verschuldigde arbeid en onverschuldigde arbeid, wat niet gewaardeerd zou worden als we nakoming niet altijd als rechtshandeling zouden zien. 

Er bestaat geen zelfstandige rechtsverplichting om de voor de prestatie nodige voorbereidingen te treffen. Maar de wet, het contract of de aard der verbintenis kan wel een dergelijke rechtsplicht doen ontstaan.

Aan wie moet betaald worden? (204-232)

Betaald moet worden aan de schuldeiser, of aan iemand die samen met de schuldeiser of in plaats van de schuldeiser bevoegd is de betaling te ontvangen. Dit is de algemene regel, maar er zijn een aantal uitzonderingen. Zo bestaan er prestaties aan derden, en prestaties die bestaan in een niet-doen of in het verrichten van een eenzijdige rechtshandeling of op een andere manier niet 'ontvangen' kunnen worden. 

Maar meestal moet dus betaald worden aan de schuldeiser, of aan bijvoorbeeld een gevolmachtigde van de schuldeiser. De bevoegdheid om in plaats van schuldeiser de betaling te ontvangen moet voortvloeien uit de wet of een rechterlijke uitspraak of kan heel soms voortvloeien uit rechtshandeling. Een betaling aan iemand anders dan de schuldeiser of degene die bevoegd is namens de schuldeiser te ontvangen, bevrijdt de schuldenaar in beginsel niet.

Maar het kan hem wel bevrijden, namelijk als de schuldeiser de betaling bekrachtigt (bijvoorbeeld omdat hij zelf schulden bij de derde heeft), de schuldeiser gebaat is bij de betaling of de schuldenaar gerechtvaardigd mocht vertrouwen en vertrouwde dat de derde de schuldeiser was. Bij de laatste mogelijkheid is het niet relevant of de pseudo-schuldeiser schuldig is aan het opwekken van de schijn of niet. De situatie kan ook buiten de pseudo-schuldeiser zijn macht om de schijn hebben gewekt. Dit staat in art. 6:34 BW en komt nog uitgebreider aan bod.

Wanneer is nakoming niet bevrijdend?

Als de schuldeiser zelf echter niet bekwaam is de betaling te ontvangen (door bijvoorbeeld minderjarigheid), dan bevrijdt de betaling de schuldenaar ook niet per se. Maar als de betaling de onbekwame tot werkelijk voordeel heeft gestrekt, dan wel. Anders zou de schuldenaar door vernietiging nog een keer moeten betalen, wat onrechtvaardig zou zijn als de onbekwame al voldoende is betaald. Omdat de onbekwame wordt beschermd, is het aan de schuldenaar om te bewijzen dat het betaalde nog in het vermogen van de schuldeiser aanwezig is. 

Ook kan het zijn dat een betaling aan de schuldeiser de schuldenaar neit bevrijdt jegens bepaalde derden. Dit kan het geval zijn bij beslag, een beperkt recht of een ander beletsel om de betaling te ontvangen. Als de schuldenaar door de derde wordt verplicht opnieuw te betalen, dan kan hij de betaling wel verhalen op de 'echte' schuldeiser.

Ten derde kan het zijn dat een betaling niet bevrijdend is als de debiteur van een geldschuld deze op onbevoegde wijze voldoet. De schuldeiser mag dan namelijk de betaling weigeren.

Hoe kan art. 6:34 worden ingezet?

Art. 6:34 BW beschermt dus de schuldenaar. Het stelt dat als hij aan een onbevoegde heeft betaald, maar er op mocht vertrouwen dat deze wel bevoegd was, bevrijdend heeft betaald.

Art. 6:34 BW gaat over betaling, maar dit artikel kan overeenkomstig worden toegepast op andere handelingen die gelijkgesteld kunnen worden met betaling. Dit kan bijvoorbeeld bij kwijtschelding, schuldvernieuwing, vermenging, verrekening en aanbod van betaling, maar doet zich zelden voor.

De schuldenaar mag de bescherming van art. 6:34 BW gebruiken, maar dit hoeft niet. Als hij het artikel niet inroept, kan de betaling in beginsel worden gezien als onverschuldigd en teruggevorderd worden. Als hij het artikel wel inroept, is hij van zijn verbintenis bevrijd en kan de schuldeiser het betaalde opeisen van de derde. De goede trouw van de schuldenaar wordt verondersteld, dus het is aan de pseudocrediteur om te bewijzen dat hier geen sprake van was.

Tenslotte is een schuldenaar altijd bevoegd de nakomg van zijn verbintenis op te schorten indien hij op redelijke gronden twijfelt aan wie de betaling moet geschieden.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Yara
Promotions
oneworld magazine
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.