Werkgroep 2 materieel strafrecht


Opdrachten 

Opdracht 1 

Lees de casus en beantwoord de vraag schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

Sam, een rebelse 18-jarige scholier, is gefascineerd door vuur. Omdat hij boos is op zijn school wegens uitsluiting van een belangrijk proefwerk, wil hij daar brand gaan stichten. Daartoe vervaardigt Sam een molotovcocktail. Een buurman ziet Sam met die molotovcocktail op het schoolplein zoekend rondkijken. Hij vertrouwt het niet en waarschuwt de conciërge. De conciërge woont op vijf minuten fietsen van de school. Na het telefoontje van de buurman springt hij meteen op de fiets. Op het schoolplein treft de conciërge Sam aan, staand voor de deur van het fietsenhok waarvan de ruit kennelijk net is ingegooid en met de molotovcocktail in de hand. De conciërge gaat breed voor de jongen staan en zegt met bassende stem: ‘Zo Sam, moet je weer lastig doen?’ De reeds gefrustreerde Sam wordt razend op de conciërge en duwt de conciërge weg. Er ontstaat een duw- en trekpartij tussen Sam en de conciërge. Op een gegeven moment slaat Sam de molotovcocktail stuk op het hoofd van de conciërge. Die gaat door de klap onderuit. Op dat moment komen omstanders 

aansnellen en zij trekken Sam bij de conciërge weg. In het ziekenhuis blijkt dat er glassplinters in een oog van de conciërge zijn binnengedrongen. Die moeten operatief worden verwijderd. De dienstdoende arts maakt een fout tijdens de oogoperatie en brengt onherstelbare schade toe aan het hoornvlies. Daardoor wordt de conciërge permanent blind aan dat oog. Sam wordt vervolgd voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (art. 302 lid 1 Sr). 

De raadsman van Sam betoogt dat het blind worden aan het oog niet een gevolg is van Sams slaan met het bierflesje. Hij wijst op een onderzoek waaruit zou blijken dat glassplinters in een oog helemaal niet hoeven te leiden tot blindheid. Bovendien heeft de arts door een fout te maken bij de oogoperatie veroorzaakt dat de conciërge aan één oog blind is geworden. De arts heeft een fout begaan door tijdens de operatie druk op het oog uit te oefenen waardoor de glassplinters door het hoornvlies konden snijden. Sam kan toch moeilijk opdraaien voor deze fout van een ander? De raadsman concludeert dat Sam geen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht zodat Sam moet worden vrijgesproken voor dit feit. 

Vraag 

Heeft dit verweer van de raadsman van Sam kans van slagen? 

 

Opdracht 2 

Maak een analyse van het arrest Dreigbrief (HR 9 februari 1971, NJ 1972, 1), aan de hand van de onderstaande vragen. 

Vraag 2A

Wat is de rechtsvraag? 

Vraag 2B

Wat zijn de relevante feiten? 

Vraag 2C

Bespreek de rechtsgang. 

Vraag 2D

Waarover verschilt de annotator van mening met de Hoge Raad en welke argumenten gebruikt de annotator om zijn opvatting te ondersteunen? 

Vraag 2E

Geef een kort commentaar op dit arrest, waarin u ingaat op de verschillende betekenissen die aan het bestanddeel wederrechtelijkheid kunnen worden gegeven. 

 

Opdracht 3 

Lees de casus en beantwoord de vragen schriftelijk en gemotiveerd. 

Casus 

Thomas A. en Lodewijk B. hebben samen een klusjesbedrijf. Als gevolg van de toenemende concurrentie van goedkope Poolse klusjesmannen zien zij de omzet van het bedrijfje de laatste tijd ernstig dalen. Thomas bedenkt daarom een plan. Hij gaat regelmatig door de stad lopen om doelbewust te zoeken naar oudere mensen die gemakkelijk te beïnvloeden zijn. Op een dag loopt hij de 87-jarige Piet C. tegen het lijf, die op dat moment net achter zijn rollator zijn huis verlaat. Hij knoopt een gesprek aan met de oude man, die een verwarde en eenzame indruk maakt. Thomas overtuigt Piet ervan dat er een grote achterstand in onderhoud van zijn woning is en dat hij bereid is om een opknapbeurt te verrichten. Piet gaat akkoord met het voorstel, omdat hij vergeten is dat zijn huis een jaar eerder grondig is opgeknapt. Thomas overhandigt hem een schriftelijke prijsopgave, waarop hij een valse bedrijfsnaam en een vals adres heeft vermeld. Ze spreken af dat het bedrijf van Thomas de klus voor € 50.000 zal opknappen. De werkelijke kosten van de afgesproken verbouwing moeten geschat worden op ongeveer € 10.000. 

Thomas en Lodewijk zijn al een paar weken aan de slag in het huis van Piet, als de zoon van Piet onverwachts op bezoek komt. Als hij de twee mannen in het huis bezig ziet, ruikt hij onraad en belt hij de politie. Piet heeft dan inmiddels al € 30.000 aan voorschotten betaald aan Thomas. De werkzaamheden zijn door Thomas en Lodewijk op zeer gebrekkige wijze uitgevoerd: het nieuwe dak is zo lek als een mandje en de aangelegde centrale verwarming functioneert niet. 

Thomas wordt vervolgd ter zake van oplichting (art. 326 Sr). Ter terechtzitting voert zijn advocaat het volgende verweer: “Mijn cliënt heeft Piet C. helemaal niet opgelicht! Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling ontbreekt. Er is een prijsafspraak gemaakt met Piet, er zijn werkzaamheden uitgevoerd en Piet heeft een deel van de afgesproken prijs betaald. Mijn cliënt had recht op dit bedrag. Dat de overeengekomen prijs hoger lag dan de werkelijke kosten van de verbouwing betekent niet dat er sprake is van wederrechtelijkheid.” 

Vraag 3A

Heeft het verweer van de advocaat kans van slagen? 

Vraag 3B

Geef aan welke einduitspraak de rechter zal geven: 

1. in de opvatting van de Hoge Raad;
2. in de opvatting van Van Veen en Bronkhorst. 

 

Antwoorden

Opdracht 1

De heersende leer is de leer van de redelijke toerekening.

Invulling redelijke toerekening:

  • Aard van de gedraging
  • Aard en strekking van het delict
  • Ernst van letsel van het slachtoffer
  • Subjectieve zijde, opzet
  • Tijdsverloop/complexiteit causale keten 

A: arrest Dwarslaesie: een bepaalde tussenkomende factor sluit niet uit dat er niet nog steeds redelijk kan worden toegerekend. 

B: arrest Groningse Hiv:

  • CSQN kunnen zijn geweest
  • Op het moment dat onduidelijkheid bestaat over CSQN: Hoogst onwaarschijnlijk alternatief scenario

Aard van de gedraging: hij sloeg de man met een glazen voorwerp op het hoofd. Het is dan te verwachten dat de man letsel toekomt. 

Aard en strekking van het delict: het gaat hier om zwaar lichamelijk letsel toebrengen art. 302 lid 1 Sr. de lichamelijk integriteit wordt hiermee beoogd te beschermen. Sam heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de man.

Ernst en letsel van het slachtoffer: door het glazen voorwerp heeft de man glas in zijn oog gekregen. Hij is uiteindelijk blind geworden aan 1 oog. Dit komt neer op ernstige mishandeling.

Opzet: het doel van Sam is om brand te stichten op school. Hij heeft niet met opzet de man willen mishandelen, maar dit is wel gebeurd als gevolg van zijn handelen. Hij zal niet de man hebben geslagen met het oog hem te mishandelen en blind te maken.

Tijdsverloop/complexiteit van de causale keten: in het arrest Dwarslaesie was het handelen van een derde geen bezwaar om het gevolg aan de verdachte toe te rekenen. Het handelen van de arts zal niet in de weg staan voor een redelijke toerekening, omdat dit niet zo zwaarwegend is.

Dit betekent dat het verweer van de advocaat waarschijnlijk geen kans van slagen heeft.

 

Opdracht 2

Vraag 2A

Kan een bevoordeling als bedoelt in art 317 Sr (afpersing), de wederrechtelijkheid ontlenen aan het enkele feit dat het middel dat gebruikt is om de bevoordeling maatschappelijk onbetamelijk is. 

Vraag 2B

Een man stuurt dreigbrieven naar twee verschillende personen met de eis geld op zijn rekening te storten. Er staan verschillende dreigementen in voor wanneer de mensen niet betalen. De man meent en houdt vol recht te hebben op het geld, waardoor er volgens hem geen sprake is van wederrechtelijke bevooroordeling. 

Vraag 2C

Hof: de man heeft gehandeld met het ten laste gelegde oogmerk van ‘wederrechtelijke bevooroordeling’. Hij wordt veroordeeld voor poging tot afpersing. 

Cassatiemiddelen worden aangevoerd door de man. Er wordt hierin aangevoerd dat de verdachte stelt dat hij zelf genoeg vermogen heeft en als het niet rechtvaardig was, zou hij het geld niet vragen àhij meent recht te hebben op het geld.

Hoge Raad: verwerpt de cassatiemiddelen en veroordeelt de man voor afpersing. De HR overweegt daarin ook dat het nastreven van voordelen waarop de dader recht meende te hebben, door de gebruikte middelen wederrechtelijk kan worden.

Conclusie A-G: eens met HR

Vraag 2D

Annotator is het ermee eens dat in dit geval poging tot afpersing bewezen kan worden verklaard. Hij vindt verder dat de Hoge Raad te zwaar generaliseert en de grenzen van het misdrijf van afpersing te ver uitzet.Iedere betekenis van de invulling van het bestanddeel wederrechtelijkheid is dan onnodig.

Vraag 2E

Verschillende betekenissen: Wederrechtelijkheid als bestanddeel of element. 

Bestanddeel ‘wederrechtelijkheid’:

- Ruime opvatting: handelen in strijd met het objectieve recht. Dit is ook de opvatting die het hof hanteert. 

Voordeel: wederrechtelijk krijgt een vaste betekenis en er kan rekening mee worden gehouden bij de strafoplegging. 

- Facetwederrechtelijkheid: handelen in strijd met specifieke betekenis die afhankelijk is van de strekking van de delictsomschrijving.

Nadeel: Bronkhorst: Iedere betekenis van de invulling van het bestanddeel wederrechtelijkheid is dan onnodig. Dit is in strijd met de rechtszekerheid, lex certa beginsel, waardoor de bedoeling van de wetgever valt weg. 

 

Opdracht 3

Vraag 3A

Wederrechtelijke bevooroordeling komt ook voor in het arrest Dreigbrief. In dit arrest heeft de HR bepaald dat het nastreven van voordelen waarop de dader recht meende te hebben, door de gebruikte middelen wederrechtelijk kan worden. 

Hier is het zo dat Piet akkoord is gegaan met de prijs die Thomas heeft aangegeven. Nu zijn er wel veel omstandigheden die erop wijzen dat Thomas misbruik heeft gemaakt van de situatie, waardoor zijn verweer geen kans van slagen zal hebben. Hier is onder andere van belang dat zij doelbewust opzoek waren, een weerloze man hebben uitgekozen en valse bedrijfsgegevens hebben vermeld. 

Er is hier geen sprake van facetwederrechtelijkheid, omdat er sprake is van een vermogensdelict. Hierdoor heeft het verweer geen kans van slagen, omdat er kan worden onderbouwd dat er wederrechtelijk is gehandeld. 

Vraag 3B1

De Hoge Raad zal de man veroordelen voor afpersing. De tenlastelegging kan namelijk bewezen worden. Vervolgens moeten de materiele vragen van art. 350 Sv worden uitgewerkt. De rechter zal dan uitkomen op veroordeling. 

Vraag 3B2

Als er wordt uitgegaan van facetwederrechtelijkheid, dan kan het feit niet worden bewezen. De wederrechtelijkheid kan niet worden bewezen en dat zal zorgen voor vrijspraak. 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: mandycassa@hotmail.com
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources