Psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg
Luteijn, F., & Barelds, D. P. H (2018)
Hoofdstuk 4
Gedragsobservatie
Observatie wordt vooral gebruikt als andere methoden niet goed of niet bruikbaar worden geacht.
Beoordelingsschaal: schriftelijke gedragsbeoordeling met behulp van psychologische kennis (taxatie)
Observatieschaal: schriftelijke gedragsbeoordeling met behulp van observatie (constatering).
Observatie is, doorgaans impliciet, verweven met vrijwel alle diagnostische procedures die in de klinische praktijk worden gebruikt.
Observatie bij afname van een test is vaak min of meer gestandaardiseerd.
Observatie tijdens een interview kan bruikbaar zijn om hypothesen over de problemen van een cliënt te genereren, met name als daarbij systematisch verschillende aspecten van diens gedrag worden beoordeeld.
De observatie zelf is gewoonlijk noch bij het interview noch bij het testen gestandaardiseerd en kan daardoor makkelijk worden beïnvloed door allerlei processen die de waarneming en informatieverwerking verstoren.
- Leniecy effect
De neiging om vrienden en bekenden hoger in te schatten op bepaalde eigenschappen - Halo-effect
De neiging om alle eigenschappen te beoordelen in de richting van een algemene indruk, in plaats van op zichzelf staand - De logicafout
De neiging om gelijksoortige oordelen te geven op eigenschappen die logisch met elkaar verbonden lijken te zijn, hoewel ze eigenlijk los van elkaar staan - De contrastfout
De neiging om anderen tegengesteld aan zichzelf op een bepaalde eigenschap te beoordelen - Primacy- en recency-effecten
De neiging om de eerste of juist laatste observatie veel gewicht te geven - De neiging om vooral gemiddelde scores te geven en extreme oordelen te vermijden
De theoretische achtergrond van de psycholoog is van invloed op het actor-observator fenomeen.
Het verschijnsel dat personen geneigd zijn de oorzaak van hun eigen gedrag bij externe factoren te leggen en het gedrag van anderen toe te schrijven aan eigenschappen.
Ongestandaardiseerde observatie is riskant.
Gestandaardiseerde observatie
De inhoud van de observaties
- Selectiviteit
Observeren vind plaats in het kader van een bepaalde vraagstelling en deze vraagstelling bepaalt welke gedragingen interessant zijn.
Gestructureerde observatie kan helpen om datgene te observeren wat relevant is. - Molair versus moleculair
- Molair niveau: grote, betekenisvolle eenheden worden beoordeeld
Gedrag wordt globaal beoordeeld
Validiteit is doorgaans hoog - Moleculair niveau: kleinere gedragseenheden worden beoordeeld
Kunnen heel precies worden uitgevoerd en hebben een hoge betrouwbaarheid
Validiteit is echter lager. Veel gedrag kan namelijk alleen op betekenis worden beoordeeld in een context
De context waarin de observaties plaatsvinden
De observatie kan in de natuurlijke situatie plaatsvinden, in een gestandaardiseerde laboratoriumsituatie of een situatie er tussenin.
Reactiviteit: weten dat je wordt geobserveerd beïnvloed gedrag.
Deze reactiviteit is alleen te voorkomen door de observatie onopvallend te doen.
Observatie in de natuurlijke omgeving
Wordt weinig toegepast
Problemen
- De tijdsinvestering
- De gegevens zijn niet vergelijkbaar met die van andere cliënten met vergelijkbare problemen
Er ontbreken normen
Observatie in gesimuleerde settings
Cliënten vervallen vaak in het ‘oude’ gedrag waardoor de validiteit hoog is.
Er is enige gestructureerdheid waardoor vergelijking met andere patiënten mogelijk is.
Observatie in het laboratorium
- Voordelen:
- De grote mate van standaardisatie waardoor vergelijking met andere patiënten mogelijk is
- De betrouwbaarheid kan relatief eenvoudig worden bepaald
- Nadelen:
- Kleine mate van validiteit.
Het is niet zonder meer generaliseerbaar naar het dagelijks leven - Zeer tijdrovend en kan vaak enkel gedaan worden met bepaalde apparatuur
De tijdschaal waarop wordt geobserveerd
Afhankelijk van de inhoud, duur en frequentie van het te observeren gedrag bestaan de volgende opties
- Event sampling
Als men geïnteresseerd is in de inhoud of kwaliteit van specifiek gedrag, en de frequentie waarmee dit gedrag voorkomt.
Binnen een bepaalde tijdsduur wordt alleen geobserveerd en geregistreerd in de periode dat het desbetreffende gedrag voorkomt - Time sampling
Op vaste tijdstippen wordt het gedrag geobserveerd
Voor indruk van variatie van bepaald gedrag
De observator
De observatie kan door verschillende personen worden uitgevoerd
- De cliënt zelf
- Een bekende van de cliënt
- Een onafhankelijk persoon
Zelf-observatie
Kan op verschillende momenten gebeuren.
Met name geschikt voor het meten van de frequentie en aard van het optreden van het probleemgedrag. Vooral gedrag dat voor anderen niet zichtbaar is.
Kan ook tijdsduur van gedrag meten.
De validiteit van zelfregistratie is goed.
Voorwaarde voor een goede validiteit is dat de registratiegegevens betrouwbaar zijn.
Observatie door iemand uit de omgeving van de cliënt
Wordt met name gebruikt als het gaat om problematisch gedrag van gezinsleden.
De voor en nadelen van deze observatie zijn in grote lijnen gelijk aan die van de observatie door de cliënt zelf.
- Gedrag kan in de natuurlijke context worden geobserveerd
- Mogelijke subjectiviteit van de beoordelaar
De betrouwbaarheid
De basisvoorwaarde voor een goede meetmethode is een goede betrouwbaarheid, stabiliteit van de uitkomsten.
Bij observatie wordt met name interbeoordelaars-betrouwbaarheid vastgesteld.
Angst
Driefactorenmodel van Lang.
Angstreacties kunnen op drie manieren tot uiting komen.
- (Subjectief) ervaren angst, zoals gerapporteerd door de cliënt zelf
- Uiterlijk waarneembaar gedrag
- Fysiologische reacties in reactie op de beangstigende situatie
Deze drie dimensies stemmen vaak weinig met elkaar overeen binnen personen.
Tussen personen bestaan er grote verschillen in de wijze waarop angst tot uiting komt.
Gestandaardiseerde observatie en meting van gedrag en fysiologische reacties bij angststoornissen kunnen op verschillende aspecten betrekking hebben.
- De vorm en ernst van de vermijding van de bedreigende situatie
- Het gedrag van de cliënt in de bedreigende situatie zelf
Vermijdingsgedragtest
- Het opstellen van een lijst van (voor de cliënt) moeilijke situaties, die vervolgens door hem worden geordend op moeilijkheidsgraad
- De situaties worden een voor een, vanaf de makkelijkste, aan de cliënt voorgelezen, die bij elke situatie moet aangeven of hij de genoemde situatie zou kunnen ‘doorstaan’
Gebaseerd op de problemen van de cliënt, maar moeilijk vergelijkbaar met andere fobieën.
Dit vergelijken is wel mogelijk met een gedragsmeting waarvan de te volbrengen opdrachten vooraf zijn vastgesteld.
Beoordeling van sociale vaardigheden en sociale angst
Bij sociale angst zijn twee vormen van gedrag van belang
- De mate waarin bepaalde situaties door de cliënt worden vermeden
- De kwaliteit van sociale vaardigheden
Deze observaties zijn ook voor andere cliënten met problemen in sociale contacten van belang.
Objectief vastleggen van het vermijdingsgedrag van een cliënt met sociale angst is in de praktijk lastig.
Deze observatie zou in het dagelijks leven moeten plaatsvinden in diverse situaties.
De validiteit kan gering zijn als de therapeut mee gaat.
Observatie en registratie van eigen gedrag door de cliënt is dan bruikbaarder.
De situaties waarin het gedrag van cliënten met sociale angst wordt geobserveerd, kunnen worden verdeeld in
- Ongestructureerde situaties
Bijvoorbeeld het gesprek met een of meer onbekende personen - Gestructureerde situaties
Beschrijvingen van verschillende sociale situaties, hierop wordt in een rollenspel gereageerd.
Voor beoordeling van het gedrag in beide soorten situaties zijn verschillende observatiesystemen ontwikkeld
- Zeer globaar
Molair of macroniveau
Beoordelingen van het gedrag op een (semi)continue schaal op de dimensies ‘zeer onvaardig’ tot ‘zeer vaardig’ en ‘zeer ontspannen’ tot ‘zeer angstig’ - Zeer specifiek
Moleculair of microniveau
De frequentie en duur van verschillende specifieke gedragscomponenten worden beoordeeld
Midimetingen: beoordelingssystemen die de methoden van bovengenoemde proberen te combineren.
Observatie van sociale vaardigheden blijft een discutabele methode door een aantal methodologische problemen
- Het is de vraag of er wel verschillen in vaardigheden bestaan tussen cliënten met sociale angst en ‘normalen’
- Sociaal gedrag in het laboratorium correleert laag met gedrag in het dagelijks leven, evenals met de subjectief ervaren sociale angst
Psychische functiestoornissen
Stoornissen in het brein leiden gewoonlijk tot zichtbare verandering in het gedrag.
Vier categorieën stoornissen
- Cognitieve stoornissen
- Emotionele problemen en persoonlijkheidsveranderingen
- (Senso)motorische stoornissen
- Psychosociale problemen
Ernstige psychopathologie
Nurses’ observation scale for inpatient evaluation (NOSIE)
Subschalen
- Sociale vaardigheid
- Sociale interesse
- Zelfverzorging
- Prikkelbaarheid
- Manifeste psychose
- Motorische vertraging
- Depressiviteit
De NOSIE werd door de COTAN op alles schalen ‘onvoldoende’ beoordeeld.
Oudere cliënten
Bij beoordeling van gedrag van oudere cliënten is een aantal specifieke aspecten van belang.
Bijvoorbeeld de mate van hulpbehoevendheid en de aanwezigheid van symptomen van dementie.
Beoordelingsschaal oudere patiënten (BOP)
Zes subschalen
- Hulpbehoevendheid
- Hinderlijn en agressief gedrag
- Depressief gedrag
- Lichamelijke invaliditeit
- Psychische invaliditeit
- Inactiviteit
De schaal wordt intussen niet meer gebruikt
Naast de BOP waren in Nederland voor oudere enkele observatieschalen in omloop.
Expressed emotion (EE)
EE is een systeem dat informatie geeft over de mate van kritiek en emotionele overbetrokkenheid in de houding van een familielid naar een cliënt.
EE kan op verschillende manieren worden vastgesteld
- Camberwell Familiy Interview (CFI)
Een semigestructureerd interview van anderhalf uur met een familielid van de cliënt
Het gaat erom hoe het gezinslid praat over de cliënt en diens situatie - Five Minutes Speech Sample (FMSS)
Een gezinslid van de cliënt wordt gevraagd om vijf minuten over hun relatie te vertellen, zonder dat de interviewer zich in het verhaal mengt.
Add new contribution