Het tweede hoofdstuk gaat over methoden van de psychologie. Er bestaan namelijk verschillende methoden om onderzoek te doen. Daarbij is het van belang om rekening te houden met reliability (betrouwbaarheid) en validity (validiteit). Het verschil hiertussen wordt later nog verder uitgediept, maar het is belangrijk om het volgende te onthouden: bij betrouwbaarheid van het onderzoek gaat het om de onderzoeksresultaten en bij de validiteit om het meetinstrument. Een onderzoek is betrouwbaar als er bij herhaling van het onderzoek steeds dezelfde resultaten uitkomen. Een onderzoek is valide als het meetinstrument ook daadwerkelijk meet wat het hoort te meten.Psychologie is een wetenschap en een wetenschap is een creatief proces. Bij wetenschap worden vragen beantwoord door een systematische verzameling en een analyse van gegevens die door iedereen observeerbaar zijn. Hieronder valt ook de Empirische Cyclus. Dit is een cyclus die uit verschillende stadia van onderzoek bestaat. De eerste fase is de observatiefase, waarin iemand iets observeert en daarop een algemene theorie formuleert. Dit kan van alles zijn, het gaat er...


Access options

The full content is only visible for JoHo WorldSupporter members with full online access.

  • For information about international JoHo WorldSupporter memberships, read more here.
  • Are you already a member?
    • During the account creation you can select 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access'.
    • Became a member after you've created the account, or you upgraded your membership, then you can change the settings of your account on your WorldSupporter user page
  • or fill out the contact form

 

For Dutch visitors

Toegang tot pagina of document:

Word JoHo donateur voor online toegang

Je bent al donateur, maar je hebt geen toegang?

  • Log in, of maak een account aan als je dat nog niet eerder hebt gedaan op worldsupporter.org.
  • Bij het aanmaken van je account kan je direct aangeven dat je JoHo WorldSupporter donateur bent (met danwel zonder 'full online access', of je past dit later aan op de user page van je account
  • Kom je er niet uit, neem dan even contact op! Of check de veel gestelde vragen

Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

  • Lees de antwoorden op de meest gestelde vragen.
  • Of laat je helpen door één van de JoHo medewerkers door het online contactformulier in te vullen

-----------------------------------------------


JoHo WorldSupporter donateur worden

JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar

  • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
  • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
  • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
  • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting

JoHo membership met extra services (abonnee services) = €10 per kalenderjaar

€10 per kalenderjaar: Online toegang Only

  • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
  • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
  • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
  • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
  • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

Steun JoHo en steun jezelf door JoHo WorldSupporter donateur te worden

Direct Donateur Worden

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Psychology Supporter
Promotions
oneworld magazine
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount] 1
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
WorldSupporter Resources
Inleiding in de Psychologie - UL B1 - StudyNotes (2016-2017)

Inleiding in de Psychologie - UL B1 - StudyNotes (2016-2017)


College: Hoofdstuk 1 en 2

Algemene informatie betreffende het vak Inleiding in de Psychologie

Het vak ‘Inleiding in de Psychologie’ wordt op twee manieren gegeven, namelijk door het volgen van 15 hoorcolleges en 8 werkgroepbijeenkomsten. De colleges zijn twee keer per week en elk college behandelt één of twee hoofdstuk(ken). Ze zijn een goede ondersteuning bij het begrijpen van de stof. Ook geven de colleges aanvullingen op de stof en leiden ze tot meer enthousiasmering voor de psychologie. De slides van de colleges staan vóór het college op internet (Blackboard) en kunnen dus van tevoren uitgeprint worden. Zo kunnen studenten de slides meenemen naar het desbetreffende college.

Daarnaast is er één keer per week een werkgroep. In de werkgroep wordt met een groep van ongeveer 25 studenten dieper naar de stof gekeken, bijvoorbeeld door het maken van opdrachten. Ook wordt er elke week voorafgaand aan de werkgroep een toets gegeven, bestaande uit een open vraag. Het wel of niet voldoende maken van deze toetsjes plus de aanwezigheid in de werkgroep vormt samen een werkgroepcijfer. Mocht dit cijfer hoger zijn dan het cijfer dat op het tentamen wordt gehaald, dan telt het werkgroepcijfer voor 1/6 deel mee in het eindcijfer. Hoorcolleges zijn niet verplicht, maar worden ten zeerste aanbevolen. Werkgroepen zijn wel verplicht.

Het vak ‘Inleiding in de Psychologie’ is een samenhang van alle deelgebieden van de psychologie. Deze deelgebieden komen later in het jaar terug. De stof wordt dan dieper behandeld. Het vak ‘Inleiding in de Psychologie’ wordt verzorgd door de sectie cognitieve psychologie.

Bij het vak ‘Inleiding in de Psychologie’ wordt gewerkt met het boek ‘Psychology’ van Gray

Hoofdstuk 2

Het tweede hoofdstuk gaat over methoden van de psychologie. Er bestaan namelijk verschillende methoden om onderzoek te doen. Daarbij is het van belang om rekening te houden met reliability (betrouwbaarheid) en validity (validiteit). Het verschil hiertussen wordt later nog verder uitgediept, maar het is belangrijk om het volgende te onthouden: bij betrouwbaarheid van het onderzoek gaat het om de onderzoeksresultaten en bij de validiteit om het meetinstrument. Een onderzoek is betrouwbaar als er bij herhaling van het onderzoek steeds dezelfde resultaten uitkomen. Een onderzoek is valide als het meetinstrument ook daadwerkelijk meet wat het hoort te meten.

Psychologie is een wetenschap en een wetenschap is een creatief proces. Bij wetenschap worden vragen beantwoord door een systematische verzameling en een analyse van gegevens die door iedereen observeerbaar zijn. Hieronder valt ook de Empirische Cyclus. Dit is een cyclus die uit verschillende stadia van onderzoek bestaat. De eerste fase is de observatiefase, waarin iemand iets observeert en daarop een algemene theorie formuleert. Dit kan van alles zijn, het gaat er vooral om dat iemand opmerkzaam is. Het formuleren van de algemene theorie (inductie) is de tweede fase: de inductiefase. In de derde fase wordt vanuit deze inductie een werkbare hypothese afgeleid (deductie). Hierbij moet men kritisch zijn. Op basis van deze werkzame hypothese wordt in de vierde fase een experiment opgezet om de hypothese te testen (toetsingsfase). De laatste fase bestaat uit de evaluatie waarbij vindingrijkheid centraal staat. Gedurende een onderzoek wordt de Empirische Cyclus vaak een aantal keer doorlopen.

Een paar belangrijke punten bij psychologisch onderzoek doen zijn:

  • Een samenhang is geen verklaring. Hiermee wordt bedoeld dat een samenhang tussen twee variabelen (een correlationeel verband) niet per se verklaard kan worden door één van deze variabelen. Vaak wordt het verband veroorzaakt door een onzichtbare externe variabele. Dit betekent dat er niet kan worden gesproken van een causaal verband tussen twee theorieën. Een voorbeeld: de stelling “het drinken van een pilsje is goed voor je carrière” is onzin. Het kan zo zijn dat sociaal ingestelde mensen een betere carrière hebben en het door hun sociaal ingestelde persoonlijkheid ook leuker vinden om met vrienden een pilsje te drinken in het café. Ook kan het zo zijn dat als iemand een goede carrière heeft, diegene het meer naar de zin heeft op het werk en het daarom leuk vindt om een pilsje te drinken met collega’s aan het eind van de week.

  • Niet iedere theorie is te testen. Het gaat hierbij vooral om ethische bezwaren, die kunnen verschillen van tijd en plaats. Er zijn onderzoeken die vroeger wel aanvaardbaar waren en nu niet meer zoals Milgram’s gehoorzaamheid experiment. Een proefpersoon werd opgedragen om een ander persoon, die in een andere kamer zat, elektrische schokken te geven als de ander een antwoord op een vraag niet goed had. De proefpersoon ging door tot het uiterste omdat werd verteld dat de proefpersoon geen verantwoordelijkheid had over de andere persoon. In werkelijkheid kreeg de ander geen elektrische schokken maar deed hij alsof. De uitslag van dit experiment was schokkend, omdat hieruit kwam dat men doorgaat een ander pijn te doen als dit opgedragen is en als men hier verder geen verantwoordelijkheid over heeft. In deze tijd is het niet toegestaan iemand op te dragen een ander pijn te doen. Ook zijn er onderzoeken die vroeger niet aanvaardbaar waren maar nu wel. Een voorbeeld van zo’n onderzoek is het onderzoek van Buikhuisen. Dit is een onderzoek naar het verband tussen criminaliteit en genetische aanleg. Nu mogen zulke onderzoeken wel uitgevoerd worden en men is er hierdoor achter gekomen dat jongens met een korte variant MAOA-gen vaker lid zijn van een jeugdbende.

  • Niet iedere test is een goede test. Sommige theorieën zijn zo aantrekkelijk dat mensen erin willen geloven en daardoor de uitslag van een test verkeerd interpreteren. Dit is te voorkomen door altijd kritisch en sceptisch. Twee voorbeelden hiervan zijn de experimenten van ‘Kluger Hans’ (het pratende paard) en ‘Facilitators bij autisme’. Bij het experiment van ‘Kluger Hans’ voelde het paard de verwachting van het publiek aan en ging het op deze verwachting in. In werkelijkheid had het paard geen bewust idee waar het mee bezig was. ‘Facilitators bij autisme’ houdt het volgende in: men dacht dat er bij autisten wel emoties waren maar deze niet geuit konden worden. Bij een experiment hierover kon een autistisch kind deze emoties enkel uiten door ze te typen. Een facilitator helpt het kind bij het typen door het ondersteunen van de handen. In werkelijkheid ging het kind op de verwachting van de facilitator in en kon het kind alleen bepaalde dingen typen als de facilitator hier kennis over bezat.

Pas dus op voor de effecten van “observer expectancy”. Dit betekent dat de onderzoeker iets verwacht en dit onbewust reflecteert op het resultaat.

Hoofdstuk 1

Dit hoofdstuk gaat over de basis van de studie van psychologie. Drie belangrijke ideeën betreffende de psychologie van vroeger zijn:

  • Gedrag wordt enkel veroorzaakt door het lichaam en niet door ‘de geest’.

  • Kennis en gedrag worden vergaard door ervaring. (empirisme)

  • Kennis en gedrag worden vergaard door natuurlijke selectie.

Het eerste idee is vooral erg zichtbaar in een stroming van de psychologie die als het ‘dualisme’ wordt aangeduid. Een belangrijke aanhanger van deze theorie was Descartes. Descartes geloofde dat mens en dier veel gemeenschappelijk hebben, behalve de ziel. Dieren hebben geen ziel. Activiteiten als eten en slapen worden dus niet veroorzaakt door de ziel, omdat dieren deze activiteiten ook verrichten. Deze activiteiten mogen dus bestudeerd worden. Een dualist gelooft in een duidelijke scheiding tussen lichaam en geest. Het laatste idee is vooral ontwikkeld door Charles Darwin. Hij heeft betoogd dat menselijk gedrag is ontstaan in de loop van de evolutie en dat alleen die menselijke eigenschappen zijn geëvolueerd die meehelpen bij overleving en voortplanting. Twee andere belangrijke namen in de psychologie zijn Wundt en Broca. Wundt wordt gezien als de grondlegger van de psychologie als een wetenschap. Broca kwam erachter dat onze hersenen niet één grote massa zijn, maar dat sommige delen van het brein specifieke functies hebben en dat onze bewuste waarneming door de plaats van activatie in het brein wordt bepaald. Thomas Hobbes was een aanhanger van het materialisme. De geest is een betekenisloos concept. Hoe een mens zich gedraagt is het gevolg van fysische processen. John Locke was overtuigd van het empirisme; kennis kan alleen voorkomen uit zintuigelijke ervaring. Immanuel Kant had een theorie over a priori kennis, de kennis die ingebouwd is in het brein, en over a posteriori kennis, de kennis verkregen door ervaring. Bij het nativisme ligt de nadruk op de a posteriori kennis.

Gedrag kan volgens de psychologie verklaard worden door verschillende dimensies. Hierdoor zijn er acht hoofdzakelijke psychologische richtingen ontstaan:

  1. Evolutionaire psychologie: Hoe of waarom is gedurende de evolutie gedrag ontstaan?

  2. Gedragsgenetica: Hierbij gaat het om groot de bijdrage is van genen aan de variabiliteit van een eigenschap.

  3. Neurowetenschap: Welke delen van het zenuwstelsel zijn betrokken bij welk gedrag?

  4. Ontwikkelingspsychologie: De veranderingen van gedrag met de leeftijd.

  5. Leerpsychologie: Door middel van ervaring gedrag veranderen

  6. Cognitieve psychologie: Gedrag verklaren vanuit geestelijke processen.

  7. Sociale psychologie: Het verklaren van gedrag door te kijken naar de invloed van de sociale omgeving.

  8. Culturele psychologie: Vanuit de cultuur gedrag verklaren.

Hierbij is het belangrijk om te weten dat onderwerpen vaak door meerdere dimensies bekeken en verklaard kunnen worden.

Er zijn drie invloedrijke benaderingen voor therapie.

  • Gedragstherapie. Hierbij wordt een bepaald gedrag afgeleerd door bijv. klassieke en operante conditionering.

  • Cognitieve therapie. Hierbij worden verkeerde overtuigingen en gedachten gezocht en deze worden vervolgens veranderd.

Farmacologische therapie. Hierbij wordt gedrag veranderd door direct in te grijpen in een bepaald deel van de hersenen.

College: Hoofdstuk 3

Darwin (1809-1882)

Darwin is de grondlegger van de evolutietheorie. Hij ging uit van de ‘survival of the fittest’. Deze term verwijst naar diegene die het beste aan de omgeving is aangepast, ‘the fittest’ verwijst niet naar ‘de sterkste’. Darwin ging er vanuit dat het enige nut van een organisme de voortplanting is. Organismen ontwikkelen steeds nieuwe eigenschappen omdat omgevingsfactoren steeds veranderen. De eigenschappen die het best van pas komen in een omgeving en daarmee de voortplanting zullen maximaliseren zullen worden doorgegeven. Daartegenover staat dat eigenschappen die niet voor maximale voortplanting zullen zorgen uiteindelijk zullen uitsterven. De enige bron van genetische variaties zijn mutaties. Mutaties zijn fouten in het DNA die gemaakt zijn tijden de replicatiefase. Mutaties zijn onvoorspelbaar. Volgens het Darwinisme is het doel van de evolutie onbepaald. Evolutie zal pas stoppen als de omgeving niet meer verandert, maar dat zal nooit gebeuren.

Het bekendste boek van Darwin heet ‘The Origin of Species’. Hierin beschrijft hij dat alles in het leven nut moet hebben, een functie (functionalisme). Hiermee bedoelt hij vooral dat alle eigenschappen die wij als mensen nu hebben, ooit nuttig zijn geweest voor de voortplanting. Het functionalisme zegt bijvoorbeeld dat als onze ledematen een functie hebben, omdat ze anders wel verdwenen waren. Daarbij zegt hij dat alles aan veranderingen (mutaties) onderhevig is. Deze veranderingen zijn volgens hem altijd volledig toevallig. De soorten die zich het beste kunnen aanpassen aan deze veranderingen zullen blijven leven en de meeste nakomelingen krijgen.

Belangrijk om te onthouden bij Darwin is dat het bij hem niet zo zeer gaat om het feit of je overleeft, maar dat de eigenschappen die zorgen voor maximale voortplanting overleven. Een voorbeeld hiervan is het gewei bij een eland: een groot gewei is onhandig voor een gevecht (individuele kans op overleven) maar is tegelijkertijd aantrekkelijk voor de vrouwtjes (kans op voortplanting) omdat vrouwtjes over het algemeen op groot en sterk vallen. Het gewei zal volgens de theorie van Darwin dus alleen maar groter worden, wat eigenlijk heel paradoxaal is.

Een ander voorbeeld van een situatie met de voorplanting als enig selectiecriterium:

een populatie telt drie mannen met veel haar op hun lichaam, dit haar dient ter bescherming tegen het koude milieu waarin de populatie leeft. Eén man heeft weinig lichaamsbeharing. Over het algemeen houden vrouwen niet van al te behaarde mannen. Omdat de vrouwen de man met weinig lichaamsbeharing aantrekkelijker vinden dan dat zij de behaarde mannen vinden, kan de weinig behaarde man zich veel beter voortplanten. Ook al was groep A, de behaarde mannen, in de meerderheid omdat dit gunstig was voor de omgeving waarin zij leven, is nu groep B, de minder behaarde mannen, in de meerderheid.

The origin of species’ staat in de top 10 van belangrijkste boeken ooit geschreven, terwijl er tegelijkertijd veel ophef over ontstaan is. Volgens Darwin is het doel van het leven namelijk alleen de voorplanting en hier waren, en zijn nog steeds, veel mensen het niet mee eens.

Genen

Genen zijn een onderdeel van het DNA, dat zich bevindt in iedere cel van het menselijk lichaam. De structuur van DNA werd pas in 1953 bekend door Rosalyn Franklin (in tegenstelling tot Crick en Watson, wat er in ‘Gray’ staat). Genen hebben invloed op de eiwitproductie. De taak van een gen is zorgen dat de juiste soort eiwit wordt geproduceerd waarmee onderdelen van het lichaam kunnen worden gebouwd. Dit kan via het fysiologische systeem leiden tot bepaald gedrag. Daarnaast zijn er ook de omgevingsfactoren die de genen beïnvloeden, het gaat dan vooral om activatie van bepaalde genen. Het feit dat je ergens genetische aanleg voor hebt is niet voldoende, het moet ook tot uiting kunnen komen via de omgeving. Een voorbeeld is dat als men sport, de genen een seintje krijgen om spieropbouw te stimuleren. Er zijn dus omgevingsfactoren nodig voor de eiwitproductie. Het totaal van alle genen noemen we het genotype of de genetische make-up. Het genotype is onafhankelijk van de omgeving. Hoe deze precies in elkaar zit is nog niet bekend. Tegenover het genotype staat het fenotype, dat zijn alle zichtbare uitingen van onze genen (haarkleur, oogkleur enz.). Op het fenotype kan de omgeving wel invloed hebben. Een eeneiige tweeling heeft exact hetzelfde genotype, maar hun fenotype kan van elkaar verschillen door de omgeving waarin zij leven.

Tussen twee groepen planten met hetzelfde genotype, kan een verschil in fenotype ontstaan door beide groepen bijvoorbeeld in een andere bodem te zetten. Variatie binnen een groep worden veroorzaakt door genen, variatie tussen groepen door de omgeving.

Op dit moment vinden er twee ontwikkelingen plaats op het gebied van ons genotype.

  1. klonen: bij klonen wordt er geprobeerd om een identieke kopie te maken van een bepaald organisme. Dit zal waarschijnlijk nooit helemaal lukken, aangezien een embryo altijd bloot gesteld wordt aan bepaalde stoffen in de baarmoeder die bepalend zijn voor het fenotype. Wat wel identiek is, is de genetische make-up.

  2. epigenetica: dit bestaat uit vormen van overervingen die buiten het DNA om plaats vinden.

Heel veel eigenschappen zijn verdeeld over meerdere genen, dus verandering in één gen zal niet meteen zorgen voor een radicale omslag. Men zegt ook wel dat veel eigenschappen niet ‘single gene’ zijn, maar ‘multi gene’. Evolutie zou bestaan uit een willekeurige verandering van het genotype.

Mendel (1822-1884)

Mendel vroeg zich af hoe het mogelijk is dat er binnen de soort zoveel variatie is. Hij deed onderzoek naar verschillende eigenschappen van erwten en koos daarbij bij toeval eigenschappen van de erwt die ‘single gene’ waren. Deze eigenschappen werden dus overgeërfd door één bepaald soort gen. Volgens hem ontstaan er nooit nieuwe soorten en is er dus geen sprake van evolutie of ‘survival of the fittest’, het gaat enkel om variatie binnen bestaande soorten. Gedrag is alleen niet ‘single gene’, maar zit op meerdere genen.

Voortplanting genen

Genen kunnen zich op twee manieren voortplanten:

  • meisosis (door een eicel en een zaadcel, ofwel geslachtelijke voortplanting)

  • mitosis (voortplanting/celdeling van alle andere soorten cellen)

Voor een nieuw leven is een combinatie van twee chromosomen nodig (immers van een eicel en van een zaadcel). Daarom komen eigenschappen in paren voor. Dit kan op twee verschillende manieren:

  • homozygoot (twee dominante of twee recessieve allelen, man en vrouw hebben dezelfde genen doorgegeven).

  • heterozygoot (een dominant en een recessief allel, man en vrouw geven beide andere genen door)

Tyron (1942)

Tyron deed onderzoek naar verschillende soorten ratten. Hij wilde kijken hoe een onderscheid gemaakt kon worden tussen slimme ratten en domme ratten. Voor dit onderzoek bedacht hij een proef met een doolhof. Een slimme rat zal veel sneller door een doolhof gaan dan een domme rat. Vervolgens kruiste hij de slimme ratten met elkaar en de domme ratten met elkaar zodat er twee soorten ontstonden.

Een aantal jaar later kwam Searle (1949) met een andere verklaring waarom de ene soort ratten sneller door een doolhof liepen dan de andere soort. Volgens hem had dit namelijk niets te maken met de intelligentie van de ratten. Na onderzoek kwam hij erachter dat de ratten die volgens Tyron slim waren betere ogen hadden dan de door hem verklaarde ‘domme’ ratten. Daardoor konden zij sneller door het doolhof lopen.

Gedrag: evolutie en genen

Ons gedrag heeft een genetische basis, dus ook gedrag is onderworpen aan de wetten van evolutie.

Er zijn verschillende invalshoeken:

De eerste gaat om vergelijkende studies tussen mensen en dieren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in:

  • homology: hierbij is er een vergelijkbare functie tussen bijv. twee lichaamsdelen en is er sprake van dezelfde voorouders. Een voorbeeld is de arm bij de mens en de voorpoot bij de hond.

  • analogy: hierbij is er ook een vergelijkbare functie, maar is er sprake van een verschillende genetische oorsprong. Een voorbeeld is de vleugel van een vleermuis en de vleugel van een vlinder.

De achterliggende gedachte

Read more