2. Nederlandse gezondheidszorg en sociale zekerheid - Samenvattingen bij Leefstijl en Gezondheidszorg - Vrije Universiteit (18/19)


Volksgezondheid en gezondheidszorg - Mackenbach, Stronks - 8e druk

Preventie: Hoe staat het met de gezondheidszorg rondom de bevolking? - Chapter 6

6.1 Wat is publieke gezondheidszorg?

De publieke gezondheidszorg ontstond aan het eind van de negentiende eeuw, toen de gezondheidsverschillen tussen verschillende sociaaleconomische groepen zichtbaar werden. De publieke gezondheidszorg werkt op lokaal, nationaal of internationaal terrein om de volksgezondheid te verbeteren en iedereen gelijke kansen te bieden. In Nederland spelen de lokale overheden, waaronder gemeenten, spelen een zeer belangrijke rol bij de organisatie en het uitvoeren van de publieke gezondheidszorg. In Nederland zijn curatieve en preventieve zorg relatief meer gescheiden, waardoor de uniformiteit van preventieprogramma’s soepeler is maar de uitwisseling van kennis met deskundigen moeilijker.

6.2 Welke zorgtaken liggen bij de gemeente?

Wat is de Wet Publieke Gezondheid (Wpg)?

Aan het einde van de jaren tachtig van de 20e eeuw bestond er pas een dekkend netwerk van gezondheidsdiensten in Nederland. In 2008 werd het wettelijke kader voor dit netwerk, de Wet Publieke Gezondheid, vastgesteld, met nadruk op preventie, continuïteit van zorg en hulp bij rampen en ongevallen. Dit wordt vaak geregeld in een GGD, zie 6.3.

Welke taken hebben gemeenten nog meer?

Sinds 2015 zijn ook jeugdzorg, werk en inkomen en ondersteuning van langdurig zieken en ouderen deel van het pakket van de gemeenten. Deze verandering zorgt hopelijk voor een ‘participatiemaatschappij’ waarin burgers meer eigen verantwoordelijkheid nemen voor hun zorg. Als mensen minder professionele zorg nodig hebben kunnen zij langer in hun eigen omgeving blijven wonen. Voor deze regeling zijn de Participatiewet, de Jeugdwet en de Wet passend onderwijs vastgesteld. Ook is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz), daarover meer in hoofdstuk 10. Door de invoering van de jeugdwet is de ondersteuning van kinderen tot 18 jaar de verantwoordelijkheid van de gemeente. Naast opvoed-, opgroei- en psychische problemen houdt dit ook de kinderbeschermingsmaatregelen in. Via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de zorg voor volwassenen die zich niet goed kunnen redden geregeld. De GGD speelt een belangrijke rol door het verzamelen van gegevens over (kwetsbare) burgers, waardoor preventie- en ondersteuningsprogramma’s gerichter ingezet kunnen worden. Ook biedt de GGD een ‘vangnetfunctie’ voor mensen een crisissituaties zoals dak- en thuislozen.

6.3 Wat doet de GGD?

Waarom zijn veel GGD’s gefuseerd en wat zijn hun taken?

Door de Wet veiligheidsrisico’s werken brandweet, politie en geneeskundige hulpverlening vanuit de GGD samen bij een ramp of ongeval. Om de GGD-regio te laten aansluiten bij de veiligheidsregio is veel gefuseerd, op dit moment zijn er 25 GGD’en. Bij de taken van GGD’en behoren het verwerven van een epidemiologie analyse van de bevolking, het opstellen van een vierjaarlijkse nota over volksgezondheid, het bewaken van gezondheidsaspecten bij bestuurlijke beslissingen, het bijdragen aan preventieprogramma’s, het geven van prenatale voorlichting en de bevordering van medisch-milieutechnische zorg, technische hygiënezorg en psychosociale zorg bij rampen. Ook de soa- en tuberculosebestrijding worden vanuit de GGD geregeld, net als de ambulancezorg bij grote ongevallen en rampen. In de grote steden zijn er relatief meer gezondheidsproblemen zoals geslachtsziekten, verslavingen en dakloosheid.

Hoe wordt de gezondheid van de bevolking geanalyseerd?

De GGD onderzoekt onder andere de gezondheidssituatie van de populatie waarvoor de GGD functioneert. Tenminste één keer per vier jaar moet een GGD gegevens verzamelen op een landelijk gelijkvormige wijze, zodat de gezondheidsverschillen tussen bepaalde gebieden in Nederland objectief geanalyseerd kunnen worden. Daarnaast adviseert de GGD de gemeente over ontwerpbesluiten die effecten kunnen hebben op de volksgezondheid. De GGD doet ook dienst als adviserende instelling voor gebouwen of faciliteiten waar een verhoogd risico bestaat op de verspreiding van lawaai of fijnstof.

Hoe zorgt de GGD voor betere preventie?

De GGD doet zowel primaire als secundaire preventie. Zo wordt bijvoorbeeld tandartsbezoek bij kinderen gestimuleerd door brieven aan ouders en scholen. Ook wordt bijvoorbeeld met verpleeghuizen samengewerkt bij het maken van plannen zoals een hitteplan. Het eerder genoemde JOGG (jongeren op goed gewicht) is een samenwerking met veel partijen om obesitas bij jongeren terug te dringen. Bij de bevordering van seksuele gezondheid wordt samengewerkt met Soa Aids Nederland en Rutgers WPF. De GGD doet dus zowel aan gezondheidsbevordering als -bescherming.

Hoe zorgt de GGD voor betere medische milieukunde?

De GGD moet een inventarisatie maken van situaties waarin bewoners worden blootgesteld aan schadelijke milieufactoren, zowel van het buitenmilieu (bodem-, lucht- of waterverontreiniging) als het binnenmilieu (bijvoorbeeld op een school). De GGD heeft een belangrijke adviestaak bij onrustige bewoners die denken aan een milieuproblemen of een ongewoon hoog aantal ziektegevallen met misschien een milieuprobleem als oorzaak.

Hoe zorgt de GGD voor betere infectieziektebestrijding?

Volgens de Wet publieke gezondheid ligt de verantwoordelijkheid voor de bestrijding van infectieziekten bij de burgemeester. Hierin vormt de GGD wederom de adviserende en executieve dienst. Als er sprake is van een landelijke uitbraak van een infectieziekte wordt de regie vaak in de handen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gelegd. Ook in het geval van groep-A-ziekten, zoals polio, pokken en SARS, wordt de verantwoordelijkheid direct bij de minister gelegd.

Hoe werkt de aangifteplicht van infectiezieken?

Zodra bepaalde infectieziekten, de zogenaamde aangifteplichtige ziekten, voorkomen, moet dat worden gemeld bij de plaatselijke GGD. Een ziekte uit de groep-A-ziekten moet zo snel mogelijk worden gemeld bij de GGD, terwijl de ziekten uit de groep-B-ziekten binnen 24 uur gemeld moeten worden. Ook bij ongewoon veel ziektegevallen van bijvoorbeeld diarree op een kwetsbare locatie zoals een verzorgingstehuis moet een melding worden gemaakt. De GGD geeft deze melding in de praktijk door aan het Centrum Infectieziektebestrijding. Na de melding, wordt er vaak ‘bron- en contactopsporing’ verricht, waarbij zowel de bron als de eventuele contacten onderzocht en geïsoleerd worden. Bij onrust bij de bevolking bij een epidemie geeft de GGD voorlichting en antwoorden op vragen. Ook economische factoren spelen een rol bij het beperken van de uitbreiding van een infectieziekte, zoals gezien kan worden bij een Q-koorts-epidemie, wat kan leiden tot veel vertraging in de bestrijding.

Hoe gaat de GGD om met Soa’s?

Seksueel overdraagbare aandoeningen zijn niet aangifteplichtig. Om verspreiding te voorkomen gaat er veel aandacht naar opsporing en preventie in risicogroepen. Hierbij is voorlichting aan met name jongeren erg belangrijk. Gezien privacy hier een grotere rol speelt dan bij andere infectieziekten is er veel aandacht voor programma’s voor partnerwaarschuwing. Groepen met een hoog risico voor soa’s zijn jongeren, MSM (mannen die seks hebben met mannen), etnische minderheden en mensen met hiv.

Hoe bestrijdt de GGD tuberculose?

Bij de bestrijding van tuberculose heeft de GGD ook een curatieve taak, want de GGD behandelt patiënten met tuberculose. Specifieke risicogroepen, zoals mensen uit een land met een hoge prevalentie van tuberculose die zich minimaal drie maanden in Nederland willen vestigen, drugsverslaafden en gedetineerden, worden systematisch gescreend. Patiënten met een open tuberculose zijn besmettelijk. In geval dat open tuberculose zich voordoet, wordt er ook in de ‘tweede ring’ gezocht naar mensen die (intensief) contact hebben gehad met de patiënt. De GGD verzorgt ook voorlichting voor mensen die naar het buitenland gaan.

Wat is bemoeizorg?

Door de Wmo is de gemeente verantwoordelijk voor de geestelijke gezondheidszorg, welke vaak bij de GGD wordt neergelegd. Gezien de GGD ongevraagd zorg biedt aan mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen om geestelijke maar ook somatische of sociale redenen, wordt dit vaak ‘bemoeizorg’ genoemd.

6.4 Welke landelijke organisaties voor publieke gezondheidszorg heeft Nederland?

Welke organisaties spelen een rol bij de Nederlandse publieke gezondheid?

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is bestuurlijk gezien verantwoordelijk voor preventie in Nederland. Andere ministeries, waaronder het ministerie van Infrastructuur en Milieu, en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, spelen ook een belangrijke rol binnen de publieke gezondheidszorg. Het RIVM, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, doet onderzoek op het gebied van volksgezondheid en milieu. De resultaten worden publiekelijk gepubliceerd. Er zijn veel organisaties die de preventieve gezondheidszorg ondersteunen, waaronder UMC’s die onderzoek doen naar nieuwe preventiemethoden. Zogeheten GBI’s zijn landelijke gezondheidsbevorderende instituten voor de gezondheidsbevordering. Ook beroepsorganisaties van zorgprofessionals bevorderen de kwaliteit van de zorg, bijvoorbeeld met landelijke richtlijnen.

Preventie: Hoe staat het met de gezondheidszorg rondom de jeugd? - Chapter 7

7.1 Wat doet de Nederlandse jeugdgezondheidszorg?

Wat is de doelgroep van de Nederlandse jeugdzorg?

De jeugdgezondheidszorg (jgz) waakt in Nederland over de gezondheid, zowel lichamelijk als geestelijk, en de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Er zijn ongeveer ­3,5 miljoen kinderen en jongeren in de leeftijdsklasse 0 – 18 jaar. De primaire taak van de jeugdgezondheidszorg ligt in de preventie van problemen. Behandeling van ziekten en afwijkingen ligt namelijk in de handen van de curatieve gezondheidszorg.

7.2 Hoe wordt een kind gezond?

Hoe gezond is het Nederlandse kind?

23% van de Nederlandse bevolking is onder de 18 jaar, waarvan een kwart allochtone afkomst heeft. Deze Nederlandse kinderen horen internationaal tot de gezondste van de wereld, maar in absolute getallen zijn er nog steeds veel zieke kinderen. De jeugdgezondheidszorg past zijn programma’s continu aan om nieuwe problemen te voorkomen of op te lossen, bijvoorbeeld bij het probleem dat tegenwoordig steeds minder ouders hun kinderen laten vaccineren. 8% van de kinderen wordt te vroeg geboren, wat een groter risico geeft op stoornissen van onder andere gehoor en cognitie. De zeer vroeggeboren kinderen (<32 weken) worden door de neonatologie verzorgd, de matig vroeg geboren (33-36 weken), wat 90% van de vroeggeboren kinderen is, valt onder de jgz. 93% van de 12-plussers vindt zichzelf gezond, het gemiddelde cijfer voor het welbevinden is een 8. Per jaar komt één op de tien kinderen bij de huisarts, dit zijn vooral jonge kinderen met obstipatie of meisjes met hoofdpijn of buikpijn.

Welke aandoeningen komen veel voor bij Nederlandse kinderen?

Hoewel de kinder- en jeugdsterfte in Nederland in zowel absolute als relatieve zin laag is, is de zuigelingensterfte relatief middelmatig. De belangrijkste oorzaak hiervoor zijn aangeboren hartafwijkingen. Een ander veel voorkomende zuigelingen-doodsoorzaak is wiegendood, dit is in Nederland sterkt gedaald door preventieve maatregelen tegen buikligging en sigarettenrook. Bij kinderen tussen de 1 en 20 zijn de belangrijkste doodsoorzaken extern: verkeersongelukken, kindermishandeling en suïcide. Op de tweede plaats staat kanker. Als we kijken naar welke aandoeningen de meeste DALY’s kosten zijn dat privéongevallen (vooral valongelukken) en ziekten van de hart- en bloedvaten. Ook aandoeningen die bij de geboorte al aanwezig zijn (zoals een verstandelijke beperking) en allergieën zorgen voor veel ziektelast.

Welke chronische aandoeningen komen veel voor bij Nederlandse kinderen?

Één op de zeven kinderen heeft een chronische aandoening. Door de toename van obesitas neemt het aantal kinderen met diabetes mellitus ook toe. Ook psychosociale problemen zoals druk gedrag en spijbelen komen veel voor: 19-25% vertoont druk gedrag, 1,4% van de kinderen heeft de diagnose ADHD en 6% geeft aan ernstig gepest te worden. Autisme komt relatief minder vaak voor: 1,3%. 45% van de Nederlandse jongeren tot 18 jaar heeft minstens één periode gehad waarin voldaan werd aan de criteria van een psychiatrische stoornis.

Welke factoren bedreigen de gezondheid van de Nederlandse jeugd?

De grootste problemen van de Nederlandse jeugd zijn momenteel overgewicht en alcohol- en tabaksgebruik. Met allemaal lijkt het tegenwoordig beter te gaan: het rookgedrag en het alcoholgebruik dalen en het overgewicht stabiliseert na een forse stijging. Het merendeel van de jongeren voldoet niet aan de NNGB, de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Dit houdt in dat iemand elke dag minstens 60 minuten matig inspannend actief is (bijvoorbeeld fietsen). Door de komst van meer internet en smartphones wordt verwacht dat het percentage lichamelijk actieve jongeren nog meer zal dalen. Cannabisgebruik komt voor bij 8% van de middelbare scholieren, harddrugsgebruik bij 2%. Risicofactoren voor gezondheidsproblemen zijn onder andere opgroeien in armoede of in een eenoudergezin. Opvoeding heeft een sterke invloed op psychosociale problemen en ongezond gedrag. Ook de fysieke omgeving, zoals de blootstelling aan uitlaatgassen, speelt een rol.

7.3 Welke handelingen verricht de jeugdgezondheidszorg?

Wat doet de jeugdgezondheidszorg?

De kernactiviteit van de jgz is het bevorderen, bewaken en beschermen van de gezondheid van jongeren, zowel individueel als landelijk. Een kind moet lichamelijk, geestelijk en sociaal goed opvoeden, waarbij wordt gelet op zowel de biologisch-genetische kenmerken als factoren in de omgeving. Door de epidemiologische transitie zijn infectieziekten niet meer de grootste problemen van de jgz, dit zijn nu psychosociale problemen en ongezond gedrag.

Hoe werkt de jeugdgezondheidszorg?

Van 0-18 jaar komen kinderen met hun ouders regelmatig op controle, waarbij wordt gelet op de gezondheid, groei en ontwikkeling. Ook worden vaccinaties en advies over opvoeding gegeven. Het merendeel van de geziene kinderen is gezond, slecht bij een klein deel signaleert de ggz problemen, waarbij naar de curatieve zorg wordt doorverwezen. Daarnaast probeert de jgz problemen te voorkomen bij kinderen in een preklinische fase. Omdat bij veel aandoeningen zowel genetische als omgevingsfactoren een rol spelen is het mogelijk om een ziekte te remmen of te voorkomen. Hiervoor is probleeminventarisatie met verschillende instellingen zoals het onderwijs en jeugdhulp nodig. De jgz gebruikt ook collectieve voorlichtingen bij bijvoorbeeld een wijk waarin steeds meer overgewicht wordt gedocumenteerd.

Hoe volgt de jeugdgezondheidszorg kinderen systematisch?

Voor het systematisch volgen worden periodieke metingen van lengte, gewicht en hoofdomvang gebruikt. Groeidiagrammen maken het mogelijk om vroeg in te grijpen bij beginnend overgewicht, of het vermoeden van een groeistoornis. Ook de psychische, cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen wordt bijgehouden. Bij jonge kinderen worden de fijne motoriek, grove motoriek en communicatie onderzocht via het ‘vanwiechen- schema’. Voor psychosociale problemen bij kinderen en jongeren wordt de Streng hand Difficulties Questionaire (SDQ) gebruikt waarmee klachten als gedragsproblemen en hyperactiviteit naar voren komen.

Welke screeningen, vaccinaties en voorlichtingen zijn er voor jongeren?

Screeningen en vaccinaties worden ook uitgevoerd door de jeugdgezondheidszorg. De hielprik, die screent op 17 erfelijke aandoeningen, en de gehoortest in de eerste week na de geboorte zijn hier voorbeelden van. Daarnaast valt het Rijksvaccinatieprogramma onder de jeugdgezondheidszorg. De vaccinaties in het programma zijn onder andere Hepatitis B, DKTP (difterie, kinkhoest, tetanus, polio) en BMR (bof, mazelen, rode hond). Ongeveer 5% van de kinderen wordt niet gevaccineerd, veelal op basis van principiële, religieuze redenen. De jeugdgezondheidszorg geeft ook voorlichting en advies over de opvoeding van kinderen. Zo wordt er advies gegeven over het geven van borstvoeding, aanvullende vitamine D en K en het tegengaan van de blootstelling aan sigarettenrook. Veel voorkomende vragen van ouders gaan over excessief huilen en voedingsproblemen. Bij jongeren is de jongere zelf het aanspreekpunt, en hierbij gaat het om voorlichting over gezonde voeding, alcoholgebruik, veilige seks, etc.

Wat doet de jeugdgezondheidszorg tegen kindermishandeling?

Elk jaar wordt er ongeveer honderdduizend keer een melding gemaakt van kindermishandeling en zeer waarschijnlijk wordt slechts van een klein deel melding gemaakt. Het is niet eenvoudig om te beslissen in welke gevallen actie moet worden ondernomen. De KNMG-meldcode kindermishandeling helpt hierbij: bij vermoeden op kindermishandeling maakt een arts de afweging hoe snel er ingegrepen moet worden. Hierbij wordt zover mogelijk eerst met de ouders en het kind gepraat.

7.4 Hoe is de jeugdgezondheidszorg georganiseerd?

Welke verschillende organisatieniveaus heeft de jeugdgezondheidszorg?

De jeugdgezondheidszorg is gesplitst in 0-4-jarigen, waarbij de zorg via een consultatiebureau gaat, en 4-18-jarigen, waarbij de zorg via school gaat. Tijdens de schooltijd worden kinderen en hun ouders meestal 2 tot 3 keer op gesprek gevraagd, waarnaast er screening op spraak-taal stoornissen is en vaccinaties worden gegeven. Omdat sinds 2015 de gemeenten via de Wpg en Jeugdwet verantwoordelijk zijn voor de jeugdgezondheidszorg zijn de lijntjes met instanties, die bijvoorbeeld verantwoordelijk zijn voor een slechte leefomgeving, korter geworden. Er is een ‘richtlijn Contactmomenten’ over hoe vaak kinderen door de jeugdgezondheidszorg worden gezien, maar zo nodig kunnen extra contacten worden afgesproken. Dit is vooral zo bij kinderen in het speciaal onderwijs of bij taal- of cultuurproblemen bij allochtonen. Omdat instellingen graag zo efficiënt mogelijk willen werken, wordt bij gezonde kinderen juist vaak minder contact opgenomen dan in de richtlijn staat. Hierbij is een goede triage erg belangrijk.

7.5 Welke uitdagingen zijn er voor de jeugdgezondheidszorg?

Hoe beïnvloedt de veranderende maatschappij de jeugdgezondheidszorg?

Momenteel gaat het goed met het merendeel van de Nederlandse jeugd, maar door de veranderende maatschappij komen er nieuwe uitdagingen. Nieuwe media zijn zowel een zegen voor kinderen omdat contact leggen makkelijker is, maar ze bieden ook problemen als cyberpesten en gameverslavingen. Daarnaast geeft internet de jeugdgezondheidszorg een nieuwe manier om ouders en jongeren voor te lichten. De verwachting is dat de benadering van de jeugdgezondheidszorg steeds meer gefocust gaat worden op het individu. Genetisch-biologische gegevens verzamelen door bijvoorbeeld een familie-anamnese kan steeds meer inzicht geven in risico’s voor het kind. De instelling van de jgz zal gaan veranderen van opsporen en genezen naar voorspellen en voorkomen.

Preventie: Hoe staat het met de gezondheidszorg rondom het bedrijf? - Chapter 8

8.1 Wat is bedrijfsgezondheidszorg?

Wat houdt de bedrijfsgezondhiedszorg in?

De bedrijfsgezondheidszorg houdt zich bezig met de bescherming en bevordering van de gezondheid van een werkende in relatie tot diens werk. Een goede gezondheid van de werknemers zorgt dat ze vaak inzetbaar zijn en stimuleert de groei van het bedrijf. In de bedrijfsgezondheidszorg speelt de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde een zeer belangrijke rol.

8.2 Wat is het verband tussen werk en gezondheid?

Welke arbeids-gerelateerde klachten komen veel voor?

Door de verandering in de maatschappij hebben steeds minder mensen een industriële baan en zijn klachten door zware fysieke arbeid afgenomen. Nu worden psychische klachten het meest gezien binnen de bedrijfs-gerelateerde klachten, al is het natuurlijk lastig om te zeggen of deze klachten alleen door het werk komen. Omdat mensen erg verschillen in hoeveel werkbelasting ze kunnen hebben is het lastig een richtlijn te maken. Algemene risicofactoren voor overbelasting op het werk zijn te hoge werkdruk, weinig regelmogelijkheden en conflicten met leidinggevenden.

Hoe zit het met oudere werknemers?

Doordat de pensioenleeftijd is gestegen en de Nederlandse bevolking verouderd werkt er een steeds groter percentage ‘ouderen’ bij bedrijven. Ouderen hebben natuurlijk een grotere kans op chronische ziekten en ongeschiktheid. Daar komt bij dat vooral lager opgeleiden ook gezondheidsrisico’s hebben op het werk. Van de werknemers boven 45 jaar geeft 40% aan ongemakken te ervaren, en van die 40% wordt 60% hierdoor beperkt bij het werk. Duurzame participatie streeft ernaar om medewerkers de mogelijkheden te geven om hun gezondheid en mate van functioneren te behouden. Voor de arbeidsparticipatie is het belangrijk om niet te kijken naar wat iemand met een aandoening niet meer kan, maar juist naar wat diegene nog wel kan.

Wat is het verschil tussen een beroepsziekte en een arbeidsgebonden aandoening?

Een beroepsziekte is een aandoening waarbij er een duidelijk verband is met een arbeids-gebonden oorzaak, bijvoorbeeld het werken met asbest en het ontwikkelen van een mesothelioom. Een arbeidsgeboden aandoening is een aandoening waarmee het werk geassocieerd wordt, maar waarbij ook persoonlijke omstandigheden een rol spelen, zoals bij overspannenheid. De meest gemelde beroepsziekten zijn psychische aandoeningen, gehoorschade en aandoeningen van het bewegingsapparaat. De meeste sterftegevallen komen door arbeidsongevallen, kanker en hart- en vaatziekten.

Hoeveel ziekteverzuim is er in Nederland?

Het ziekteverzuim in Nederland is 3,8%, waarbij vrouwen is vaker verzuimen dan mannen. De Wet verbetering poortwachter (Wvp) heeft ervoor gezorgd dat de arbeidsomstandigheden, regelvrijheid en sfeer van bedrijven verbeterden, waardoor het ziekteverzuim daalde. De relatie tussen werk en gezondheid is complex, omdat werk zowel een positieve invloed op de gezondheid en het welzijn heeft als een negatieve invloed in de zin van belastende factoren. Dit wordt weergegeven in het model arbeidsbelasting. Een ander veel gebruikt model is het ICF model, de International Classification of Functioning, Disability and Health, waarbij wordt gefocust op welke niveaus interventies kunnen worden gedaan.

Wat zijn de componenten van het model arbeidsbelasting?

Belastende factoren en regelmogelijkheden zijn alle uitwendige kenmerken van het werk en van de omgeving die bij het individu reacties oproepen. Voorbeelden van belastende factoren zijn de arbeidsinhoud (zwaar tillen), arbeidsomstandigheden (giftige dampen), arbeidsverhoudingen (slechte leidinggevende) en arbeidsvoorwaarden (lange werktijden). Regelmogelijkheden zijn de mogelijkheden die aanwezig zijn om op eigen houtje verandering aan te brengen in de belastende factoren. Belastingsverschijnselen zijn de op korte termijn waarneembare reacties van een individu op de belastende factoren. Deze kunnen verdwijnen na een herstelperiode. Belastingsgevolgen zijn de permanente effecten van belasting op een individu. Deze kunnen zowel positief als negatief zijn voor de gezondheid. Het verwerkingsvermogen is het vermogen om zowel lichamelijk als geestelijk belasting te verwerken.

8.3 Wat doet een bedrijfsarts?

Wat zijn de taken van een bedrijfsarts?

Een bedrijfsarts is zowel arts van de werknemers als adviseur van het bedrijf. De belangrijkste taken zijn het voorkómen en beperken van gezondheidsschade op de werkvloer en het behoud en herstel van arbeidsgeschiktheid. Soms wordt voorafgaand aan het aannemen van een nieuwe werknemer door de bedrijfsarts een medische keuring gedaan. Dit kan ook tijdens het dienstverband om te controleren of de werknemer nog goed kan functioneren (bijvoorbeeld in de luchtvaart). De Arbowet schept een wettelijk kader die de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers neerlegt bij zowel de werkgever als de werknemer. Volgens deze wet is elk bedrijf met meer dan 25 werknemers verplicht een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te maken. De bedrijfsarts draagt hieraan bij door te evalueren en aan te geven voor welke risico’s werknemers moeten worden onderzocht. Om de risico’s te verkleinen wordt een arbeidsomstandighedenbeleid gemaakt. Hierin staan onder andere arbeidsomstandighedenspreekuren, waarbij werknemers met gezondheidsklachten bij de bedrijfsarts langskomen. Eerst is er een probleemverhelderendefase, waarin wordt vastgesteld dat er een gezondheidsprobleem is dat mogelijk verband houdt met het werk. In de probleembeoordelende fase wordt gekeken of het inderdaad om een gezondheidsprobleem in relatie met het werk gaat. In de interventie- en evaluatiefase wordt een plan van aanpak gemaakt. Voor zwangere werknemers is er een speciaal preventief consult.

Hoe wordt een beroepsziekte gemeld?

Om vast te stellen of iets een beroepsziekte is, zijn er 6 stappen. Eerst wordt gekeken of er inderdaad gezondheidsschade is, daarna of er inderdaad een relatie met het werk is. Dan wordt de blootstelling vastgesteld (is deze hoog of lang genoeg om schade te veroorzaken) en worden andere oorzaken uitgesloten. Daarna wordt een conclusie getrokken en als laatste worden preventieve maatregelen ingezet om de schade in het vervolg te voorkomen. Verzuim en arbeidsongeschiktheid zijn signaalfactoren voor beroepsziekten, maar niet elke beroepsziekte leidt tot verzuim.

Wat is een preventief medisch onderzoek?

Een preventief medisch onderzoek (PMO) is een vrijwillig onderzoek bij gezonde werknemers. Op basis van het onderzoek worden adviezen en eventuele verwijzingen naar andere hulpverleners gegeven. Een PMO let zowel op werkgerelateerde risico’s als op persoonsgebonden risico’s zoals overgewicht. Het PMO heeft drie kerndoelen: preventie van beroepsziekten, bevorderen van gezondheid in relatie tot het werk en verbeteren van het functioneren van individuele werknemers. Voorbeelden van interventies na een PMO zijn herstel van gezondheidsklachten, vergroting van de belastbaarheid en (tijdelijke) aanpassing van de arbeidsbelasting. De bedrijfsarts kan ook groepsinterventies inzetten om bedrijfs-brede maatregelen toe te passen. Vanwege toenemende vergrijzing en obesitas worden steeds vaker gezondheidsbevorderende interventies zoals collectieve sportschool-abonnementen ingezet.

Wat is verzuimbegeleiding?

De verzuimbegeleiding, ook wel sociaalmedische begeleiding genoemd, valt onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts en gaat volgens de Wet verbetering poortwachter. Als een werknemer ziek wordt, kan deze geadviseerd en begeleid worden door de bedrijfsarts. Bij meer dan zes weken verzuim door ziekte zal de werkgever samen met de werknemer een plan van aanpak moeten opstellen, zodat de werknemer zo snel mogelijk zijn/haar werk kan hervatten. Na 42 weken arbeidsverzuim informeert de werkgever het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De werkgever houdt een dossier bij over de pogingen die hij doet om de werknemer te laten re-integreren. Na 84 weken wordt op basis van dit dossier een re-integratieverslag ingediend.

8.4 Hoe werkt de organisatie van de bedrijfsgezondheidszorg?

Welke deskundigen moet een arbodienst in huis hebben?

Elke arbodienst moet beschikken over een bedrijfsarts, een arbeidshygiënist, een veiligheidsdeskundige en een arbeids- en organisatiedeskundige. Daarnaast werken er ook andere deskundigen zoals klinisch psychologen, ergonomen en fysiotherapeuten. Vaak hebben de werkzaamheden die door de verscheidene professionals worden uitgevoerd, raakvlakken en overlappen zij enigszins. Daarom werken de deskundigen intensief samen.

Met wie werkt de bedrijfsarts samen?

Om langdurig ziekteverzuim te voorkomen werkt de bedrijfsarts met veel andere artsen samen. Bij langdurig ziekteverzuim doet een verzekeringsarts een claimbeoordeling voor een arbeidsgeschiktheidsbeoordeling. De klinische arbeidsgeneeskunde is een onofficieel gebied wat zich richt op preventie en aanpassingen op werk zodat terugkeer naar werk mogelijk wordt gemaakt. De bedrijfsarts kan door de huisarts om advies worden gevraagd wanneer een beroepsziekte wordt vermoed en andersom kan een huisarts advies geven bij onduidelijkheid over een diagnose van een chronisch ziekte werknemer.

8.5 Wat is het toekomstperspectief van de bedrijfsgezondheidszorg?

Waar ligt de focus de komende jaren?

Door de vergrijzing komt de focus in de bedrijfsgezondheidszorg te liggen bij de duurzame inzet van werknemers. De bedrijfsgezondheidszorg zal zich in dit kader ook moeten richten op de omgevingsfactoren die duurzame inzet bepalen. Daarnaast zal psychische belasting van het werk door het hedendaagse karakter ervan in de toekomst alleen maar toenemen.

Gezondheidszorg: Hoe staat het met de indeling en financiering van het zorgstelsel? - Chapter 9

9.1 Hoe kunnen we het zorgstelsel zo optimaal organiseren en financieren?

Dit hoofdstuk gaat over hoe we het zorgstelsel kunnen organiseren en financieren met een optimaal effect op de volksgezondheidszorg.

9.2 Welke verschillende zorgstelsels zijn er?

Welke kerndoelen heeft een gezondheidsstelsel?

Elk gezondheidsstelsel streeft ernaar de volksgezondheid te verbeteren. Hierbij is belangrijk dat de zorg beschikbaar is voor diegene die het nodig hebben (en de zorgpremie niet te hoog is) en dat de kwaliteit van de geleverde zorg goed is (zowel van de medicatie als de bejegening). Daarnaast is het belangrijk dat de zorg betaalbaar is.

Welke actoren zijn betrokken bij de zorg?

In het zorgstelsel spelen vier ‘spelers’, oftewel actoren, een rol. Dit zijn de aanbieder van de zorg (bijv. een arts), de vrager van de zorg (een patiënt), de financier van de zorg (vaak een verzekeraar), en de overheid. Het belangrijkste proces, de zorgverlening zelf, vindt plaats in het contact tussen de zorgaanbieder en de vrager van de zorg. De premiebetaling geschiedt tussen de vrager van de zorg en de financier van de zorg, en de vergoeding van de zorg tussen de financier van de zorg en de aanbieder van de zorg. Omdat de verzekeraars de zorg betalen, oefenen zij een directe invloed op het zorgaanbod. De overheid, tot slot, heeft een regulerende en wetgevende functie. Daarnaast is de overheid natuurlijk eindverantwoordelijk voor het functioneren van het zorgstelsel.

Welke typen zorgstelsels zijn?

Er zijn drie typen zorgstelsels: het Bismarckstelsel, het Beveridgestelsel en het stelsel op basis van gereguleerde marktwerking. Het Bismarckstelsel, het huidige stelsel in Nederland en veel andere Europese landen, is gebaseerd op verplichte premieafdrachten van werknemers en afhankelijk van een grote mate van solidariteit. In Engeland daarentegen is het huidige zorgstelsel het zogenaamde Beveridgestelsel, waarin het zorgstelsel is genationaliseerd en via het belastingstelsel wordt gefinancierd. Tegenwoordig is er steeds meer aandacht voor een zorgstelsel gebaseerd op gereguleerde marktwerking, dit is het stelsel van Enthoven. Door marktwerking in de zorg kan de doelmatigheid worden verhoogd, maar er moeten wel wetten geïmplementeerd worden om de toegankelijkheid tot de zorg te waarborgen.

Waarin verschillen de drie zorgstelsel?

De zorgstelsels verschillen onder andere of het zorgaanbod privaat (Bismarck en Enthoven) of privé (Beveridge) is, of de financiëring met premies (Bismarck en Enthoven) of via belastingen (Beveridge) werkt, of de sturingsbevoegdheid bij een inspectie (Bismarck), de overhied (Beveridge) of verzekeraars (Enthoven) en of de focus op kwaliteit (Bismarck), toegankelijkheid (Beverigde) of doelmatigheid (Enthoven) ligt. Tegenwoordig zijn er veel meer hybride vormen van de drie typen zorgstelsels gevormd. Nederland implementeert op dit moment meer marktwerking in haar sociale verzekeringsstelsel.

9.3 Hoe goed is de toegang tot de Nederlandse gezondheidszorg?

Wat zijn ‘need’, ‘demand’ en ‘use’?

Voor een begrip van de toegankelijkheid van zorg moet allereerst onderscheid gemaakt worden tussen drie begrippen: de behoefte aan zorg (need), de vraag naar zorg (demand), en het gebruik van zorg (use). Alleen als er een behoefte aan zorg is, kan er een vraag naar zorg ontstaan. Toch leidt niet iedere behoefte aan zorg tot het gebruik van zorg. Dit hangt af van de persoon in kwestie en de aandoening/klacht waar over het gaat.

Wat is toegankelijkheid?

Toegankelijkheid kan worden omschreven als de situatie waarin iedereen die een behoefte aan zorg heeft, van deze zorg gebruik kan maken binnen een redelijk tijdsbestek en tegen redelijke kosten. Wanneer een vraag naar zorg niet wordt toegekend omdat er volgens een arts geen medische gedefinieerde behoefte aan ten grondslag ligt, is de toegankelijkheid van de zorg dus niet in het geding. Toegankelijkheid moet rechtvaardig zijn, dat wil zeggen dat er een gelijke toegankelijkheid tot zorgvoorzieningen bestaat. In veel internationale verdragen is ook geregeld dat er financieringssystemen opgezet moeten worden om dit te garanderen. De mogelijkheid tot gebruik van het zorgstelsel hangt af van vier factoren: financiële toegankelijkheid, geografische toegankelijkheid, tijdige toegankelijkheid en culturele toegankelijkheid. Daarnaast spelen sociaalpsychologische factoren een rol in de mate waarin iemand geneigd is gebruik te maken van zorg.

Wat is financiële toegankelijkheid?

De financiële toegankelijkheid slaat op het feit dat de kosten van zorggebruik redelijk moeten zijn, en dat een burger deze op een redelijke manier moet kunnen dragen. Omdat sommige groepen meer zorg nodig hebben, waaronder ouderen, vereist dit solidariteit met gezondere bevolkingsgroepen. De verzekeraar kan slim handelen door slechts degenen met een laag risico van zorgkosten, bijvoorbeeld jongeren, een verzekering aan te bieden. Dit gaat echter in tegen het principe van risicosolidariteit, waarbij de ziektekosten voor ziekte en gezonde mensen gelijk zijn. Daarom is er een plicht voor de verzekeraar om iedere verzekerde te accepteren. Het nadeel van de risicospreiding is dat de zorggebruiker uiteindelijk niet de kosten van de zorg ervaart. Daardoor kan hij/zij tot overconsumptie neigen. Om overconsumptie tegen te gaan zijn afschrikkende maatregelen genomen, zoals het eigen risico in de zorg. Dit is een bedrag dat de zorgvrager eerst moet betalen, alvorens de zorgkosten worden betaald door de verzekeraar. Naast risicosolidariteit is er ook inkomenssolidariteit, wat gaat over de vraag hoe de premies worden verdeeld over de hoge en lage inkomens. Bij genationaliseerde zorgstelsels zijn er geen verzekeringen en wordt alle zorg vanuit belastingen betaald, wat een goede inkomenssolidariteit garandeert.

Wat zijn geografische en tijdelijke toegankelijkheid?

Ook geografische factoren zoals de afstand naar bepaalde zorgvoorzieningen beïnvloeden de toegankelijkheid. De spreiding van de zorginstanties, en de centralisatie van gespecialiseerde zorgcentra, speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast bepaalt ook de tijd die verstrijkt voordat een zorgvrager toegang krijgt tot zorg de toegankelijkheid. Voorbeelden hiervan zijn zeer lange wachtlijsten in ziekenhuizen en het feit dat een zelfstandig ondernemer verlies lijdt bij het kortstondig verlaten van zijn bedrijf om een arts te bezoeken.

Wat is culturele toegankelijkheid?

Tot slot zijn culturele factoren van invloed op de toegankelijkheid tot het zorgstelsel. Hierbij spelen kenmerken van de patiënt een rol (wordt er bijvoorbeeld in de oorspronkelijke cultuur snel gebruik gemaakt van zorg?) evenals de interactie tussen arts en patiënt. Dit geldt niet alleen voor allochtone patiënten, maar bijvoorbeeld ook voor laagopgeleide patiënten. Er kan allerlei miscommunicatie ontstaan op basis van culturele verschillen wat de toegankelijkheid tot adequate zorg belemmert. Ook de verwachting van een patiënt uit een andere cultuur kan anders zijn dan de uiteindelijke uitkomst en dit kan l neiden tot teleurstelling bij de patiënt.

9.4 Hoe goed is de kwaliteit van ons zorgstelsel?

Hoe wordt kwaliteit beoordeeld?

Afgezien van toegankelijkheid is kwaliteit een zeer belangrijk doel van een zorgstelsel. Bij de beoordeling of er sprake is van goede kwaliteit moet er nagegaan worden of de zorg is verleend zoals dat de bedoeling was (proceskwaliteit). Daarnaast kan er worden gekeken of de uitkomsten zijn zoals verwacht mocht worden (uitkomstkwaliteit). Er is op beide vlakken nog veel winst te halen, slechts de helft van de zorg die verleend wordt is volgens de richtlijnen. Door te vergelijken met andere landen kan gekeken worden of de uitkomstkwaliteit goed is.

Welke domeinen vallen binnen de kwaliteit van de zorg?

Kwalitatief goede zorg is zorg die in hoge mate effectief is, geen onbedoelde schade veroorzaakt en met oog voor de patiënt wordt verleend. De effectiviteit van de zorg, het voorkómen van onbedoelde schade, en de patiëntgerichtheid zijn drie domeinen waaruit de kwaliteit kan worden gedestilleerd.

Is kwaliteit normatief of relatief?

Kwaliteit is een term die zowel normatief als relatief is. Er moet bij de beoordeling van de kwaliteit van een zorgstelsel beredeneerd worden vanuit op voorhand vastgestelde normen. Er is namelijk bekend bij hoeveel patiënten een behandeling gemiddeld tot curatie zou leiden en dit vormt de norm bij het beoordelen van de kwaliteit. Daarnaast is het begrip kwaliteit ook relatief, want het moet altijd gerelateerd worden aan een specifieke situatie. Als er niet aan de norm wordt voldaan onder bijzonder slechte zorgomstandigheden, kan er nog altijd gesproken worden van een goede kwaliteit.

Hoe wordt de kwaliteit van zorg gemeten?

De kwaliteit van zorg wordt tegenwoordig gemeten met een goede statusvoering. De medische dossiers van patiënten worden hierbij als informatiebron gebruikt. Het is dus belangrijk dat deze dossiers compleet en gedetailleerd zijn en dat de meting van de geregistreerde ziekten en doodsoorzaken op een gestandaardiseerde manier gebeurd. Adverse events zijn fouten, bijna-fouten en andere onbedoelde uitkomsten die ernstige schade voor de patiënt opleveren. Deze moeten ook worden geregistreerd om een beter oordeel te kunnen geven van de kwaliteit van een zorgstelsel. Door vragenlijsten kan informatie worden verkregen over de ervaringen van patiënten. Met een ‘patient reported outcome measure’ (PROM) wordt gekeken hoe patiënten hun gezondheid op verschillende momenten in het zorgproces ervaren.

Hoe zorgt Nederland ervoor de zorg up to date blijft?

Kwaliteit komt tot stand door het opleiden van goede, competente zorgverleners. De kwaliteit van medische opleidingen, die academisch van aard zijn, wordt gewaarborgd door een systeem van visitaties en accreditatie van opleidingen. Daarnaast vormt continue scholing van professionals tijdens het arbeidsleven een middel om de kwaliteit van de zorg hoog te houden, Dit noemen we continuous medical education (CME) en continuous professional development (CPD). Via de principes van ‘evidence based medicine’ zijn standaarden en protocollen opgesteld, de kwaliteit van artsen kan worden gemeten in de mate waarin ze zich hieraan houden. Daarnaast is de hoge kwaliteit van zorginstellingen zeer belangrijk om de kwaliteit van de algemene zorg op peil te houden. Om deze reden worden zorginstellingen vaak periodiek beoordeeld, bijvoorbeeld met de Hospital Standardised Mortality Rate (HSMR). Omdat de zorg de afgelopen eeuw is verschoven van de zorg voor acute ziekten naar voornamelijk zorg voor chronische ziekten moeten veel verantwoordelijkheden opnieuw worden verdeeld om een betere kwaliteit te garanderen. De financiering en organisatie van het zorgstelsel moeten dit mogelijk maken. Ook worden er financiële prikkels ingebouwd voor een zorginstelling om waarheidsgetrouwe zelfrapportage te verrichten.

9.5 Hoe betaalbaar is het huidige zorgstelsel?

Waarom is het stijgen van de zorgkosten zo nadelig?

De uitgaven in de gezondheidszorg zijn gedurende de jaren continu gestegen. Tegenwoordig wordt ongeveer 10% van de Nederlandse verdiensten besteed aan het zorgstelsel. Het geld dat van het totale nationale product uitgegeven worden aan het zorgstelsel kan niet naar andere zaken zoals onderwijs en veiligheid. Daarnaast kunnen hogere zorgkosten een negatief effect hebben op economische groei, want als bedrijven premies moeten betalen zoals in een sociaal zorgstelsel, kunnen ze dit geld niet investeren en kan de groei onder druk komen te staan. Ten slotte zorgen stijgende zorgkosten via de risicosolidariteit en inkomenssolidariteit voor hogere kosten voor gezonde en rijkere mensen. Uitgavenstijgingen zorgen ervoor dat de zorg in het basispakket minder wordt, waardoor en de mensen met veel gezondheidsproblemen en lagere inkomens minder toegang tot de zorg hebben.

Waardoor stijgen de zorgkosten?

Een oorzaak van de prijsstijgingen in de zorg is gelegen in het feit dat alles duurder wordt. Echter, als de stijging van de kosten nog steeds bestaat als er is gecorrigeerd voor de inflatie, neemt het aandeel van de zorg in het nationaal inkomen toe. Nieuwe medische technieken zijn vaak zeer prijzig, en dit vormt één reden waarom zorg verhoudingsgewijs duurder wordt. De tweede reden is dat de stijging van de arbeidsproductiviteit in de gezondheidszorg niet zo spoedig verloopt als in andere economische sectoren. Dit komt door het feit dat zorg mensenwerk is. Ook neemt het zorgvolume jaarlijks toe: niet alleen het aantal zorggebruikers neemt toe, maar ook de gemiddelde zorg die aan een zorggebruiker wordt verleend.

Hoe kunnen de zorgkosten worden verlaagd?

Bij het terugdringen van het zorgvolume en het betaalbaar houden van de zorg, speelt de politiek een essentiële rol door financiële kaders vast te stellen over bijvoorbeeld hoeveel geld een ziekenhuis jaarlijks maximaal mag uitgeven. Ook lam de overheid het basispakket verkleinen of de eigen bijdrage verhogen. De zorgverleners zelf spelen ook een rol, bijvoorbeeld door geen overbodige diagnostiek of behandeling voor te schrijven. De huisarts heeft als ‘poortwachter’ een speciale taak hierin omdat hij bepaalt welke patiënten een verwijsbrief naar een specialist krijgen. Om professioneel gedrag bij artsen te bemoedigen zijn er vanuit de overheid premies beschikbaar voor ziekenhuizen met goede kwaliteit zorg. Een manier om de zorgkosten te beperken is door de invloed van de zorgverzekeraars te vergroten en hen de mogelijkheid geven selectieve contracten te sluiten met zorgverleners om het aanbod beter op de patiëntengroep te laten aansluiten. Het zorgstelsel van een land beperkt vaak de mogelijkheden waarmee de zorgkosten kunnen worden verlaagd, omdat het bepaalt waar de verantwoordelijkheden liggen.

Hoe kunnen zorgkosten worden geëvalueerd?

Een manier om economisch gezien te evalueren is via de kosteneffectiviteitsanalyse (KEA). Hierbij gaat het om de evaluatie van het effect dat iedere geïnvesteerde euro teweeg brengt, en een oordeel of dit de moeite waard is of niet. Uiteindelijk kijkt men naar de kosten van één gewonnen quality-adjusted life year (QALY). Bij een kosten-baten analyse (KBA) wordt naast gewonnen QALY’s ook gekeken naar gewonnen geld.

9.6 Welke bijdrage levert de gezondheidszorg aan de gezondheid van Nederland?

Het is niet mogelijk om de effecten van de gezondheidszorg op de volksgezondheid te kwantificeren, omdat er allerlei andere factoren ook invloed hebben op de volksgezondheid, zoals onderwijs en voeding. Toch staat het vast dat de bijdrage die de gezondheidszorg in de laatste eeuw heeft geleverd aan de volksgezondheid, substantieel is. Door te kijken naar bijvoorbeeld infectieziekten waarbij antibiotica en vaccinaties beschikbaar zijn gekomen zien we dat hierdoor de levensverwachting met 1,4 jaar is gestegen. Nog grotere cijfers zien we bij de behandeling van hart- en vaatziekten en kanker. Daarnaast is er ook veel resultaat in de vermindering van ziektelast geboekt, bijvoorbeeld een reductie van 10-15% van de ziektelast van psychiatrische ziekten.

Gezondheidszorg: Hoe staat het met de werking van het Nederlandse zorgstelsel? - Chapter 10

10.1 Hoe goed presteert de Nederlandse gezondheidszorg?

In dit hoofdstuk staat het Nederlandse zorgstelsel centraal. Er wordt een analyse gedaan van de wettelijke kaders, de toegankelijkheid, kwaliteit en doelmatigheid van het Nederlandse zorgstelsel.

10.2 Hoe werkt het Nederlandse gezondheidszorgstelsel?

Hoe is het Nederlandse zorgstelsel ontstaan?

De eerste ziekenfondsen ontstonden in de negentiende eeuw, dit was grotendeels op particulier initiatief. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd geprobeerd dit te nationaliseren, wat in 1965 resulteerde tot de Ziekenfondswet. Hierin kregen alle werknemers met een inkomen beneden een bepaalde grens een verzekering. Via de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) in 1967 werden de financiering van verpleeghuizen en gehandicaptenzorg geregeld. Om de kosten binnen de perken te houden werd in 1983 begonnen met ziekenhuisbudgettering. Dit zorgde echter voor lange wachtlijsten en werd in 2000 weer afgeschaft.

Hoe is de basisverzekering ontstaan?

Pas in 2006 ontstond een wetgeving waarin alle Nederlanders verplicht verzekerd werden: de Zorgverkeringswet (Zvw). Dat dit zo lang duurde kwam vooral omdat er een goede regeling moest worden getroffen voor mensen met een hoog risico. Door in invoeren van een gereguleerde vorm van marktwerking, de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2006, werd geprobeerd de doelmatigheid te verhogen. Hierdoor heeft Nederland een uniek systeem waarin de verzekeringen privaat zijn maar door de overheid aan voorwaarden worden gebonden. Omdat de wet de uitkering van winst binnen intramurale instellingen verbied is de Nederlandse gezondheidszorg non-profit.

Hoe werkt het verzekeringsstelsel?

Door de Zvw hebben de zorgverzekeraars een grote rol in de zorg. Zij onderhandelen over de prijs, inhoud en organisatie van de zorg. Sinds 2016 mogen ze ook winst maken en uitkeren aan aandeelhouders. Zorgverzekeraars hebben de plicht om iedereen tegen gelijke condities een basisverzekering aan te bieden. Alle burgers zijn verplicht zo’n basisverzekering te hebben. Voor de basisverzekering geldt per polis één premie. Via het zorgverzekeringsfonds worden verzekeraars die onevenredig veel mensen met een hoog risico verzekeren gecompenseerd. Het is belangrijk dat verzekerden de keuzevrijheid hebben om te veranderen van verzekeraar, eigen risico en zorgaanbieder. Omdat er nog weinig transparantie in de zorg is worden de keuzes van verzekerden vooral gebaseerd op de prijs. Door de zorgkosten zo laag mogelijk te houden met een goede kwaliteit proberen verzekeraars mensen vast te houden. Hierdoor wordt de doelmatigheid bevorderd.

Hoe zit het met langdurige zorg?

De AWBZ heeft betrekking op de langdurige zorg. De AWBZ is een enorme kostenpost in de zorg. Tegenwoordig wordt er geprobeerd deze kosten over te hevelen naar de gemeenten in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hiermee wordt geprobeerd 25% van de kosten te besparen. Tegelijkertijd is de AWBZ vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz), bedoeld voor mensen die 24 uur per dag intensieve zorg nodig hebben. De kosten voor de geestelijke gezondheidszorg is verdeeld over de Zorgverzekeringswet en de gemeenten zelf.

Hoe wordt toezicht gehouden op de gezondheidszorg?

Voor het toezicht op de zorg zijn de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voornamelijk van belang. De IGZ houdt zich bezig met het bewaken van de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de Nederlandse gezondheidszorg. Daarnaast beoordeelt zij regelmatig bepaalde aspecten van het zorgwezen. De NZa is daarentegen pas kort geleden opgericht, namelijk in 2006. De NZa houdt de marktwerking in de zorg in de gaten, en ziet toe op de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders. Sinds 2014 is er het Zorginstituut Nederland dat controleert of alle Nederlanders verzekerd zijn. Het beoordeelt ook op welke zorg een verzekerde wettelijk recht heeft. De Gezondheidsraad (GR) is een onafhankelijk adviesorgaan van de overheid, zij rapporteert over de stand van de wetenschap inzake de volksgezondheid. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RV&S) is een adviesorgaan voor strategische adviezen in het vormgeven van het beleid.

10.3 Hoe goed is de toegang tot de gezondheidszorg in Nederland?

Welke verschillende beroepsgroepen kent de Nederlandse zorg?

De zorgsector in Nederland zorgt voor ongeveer een achtste van de totale werkgelegenheid. Binnen de zorg-verlenende beroepen kan er onderscheid gemaakt worden tussen verschillende groepen. Er zijn vier hoofdgroepen: de medische beroepsgroep (waaronder huisartsen, medisch specialisten en tandartsen), de paramedische beroepsgroep (waaronder fysiotherapeuten en verloskundigen), de verplegende beroepsgroep (waaronder verpleegkundigen en verzorgenden) en de assisterende beroepsgroep (waaronder praktijkassistenten).

Wat zijn de taken van een Nederlandse medische beroepsgroep?

In Nederland werken ongeveer 9000 huisartsen. De huisarts vervult de rol van poortwachter en deze bepaalt de toegang tot de tweedelijns, medisch-specialistische geneeskunde. Huisartsen in Nederland werken tegenwoordig steeds vaker in duo- of groepspraktijken. Dat kan eventueel zelfs multidisciplinair worden opgezet, zodat ook een wijkverpleegkundige of een fysiotherapeut zich in de praktijk vestigt. Driekwart van de bevolking heeft minstens één keer contact met de huisarts per jaar. Het aantal tandartsen in Nederland is vergelijkbaar met het aantal huisartsen. Binnen de tandheelkunde zijn er twee specialismen: orthodontie en ‘mondziekten en kaakchirurgie’. In Nederland bestaan er 27 verschillende medische specialismen. Er zijn ongeveer 23.000 geregistreerde specialisten, waarbij het grootste specialisme psychiatrie is, gevolgd door inwendige geneeskunde. 40% van de bevolking bezoekt jaarlijks één of meerdere specialisten.

Wat zijn de taken in de Nederlandse paramedische, verplegende en assisterende zorg?

Bij de paramedische beroepen zijn fysiotherapeuten en verloskundigen het meest voorkomend. Fysiotherapeuten behandelen stoornissen in het bewegingsapparaat. Verloskundigen verzorgen het grootste deel van de prenatale en postnatale zorg. Nederland heeft relatief gezien veel verpleegkundigen, namelijk 180.000. Ze ondersteunen en activeren zorgvragers die niet voor zichzelf kunnen zorgen. Er zijn ook 110.000 verzorgenden, zij ondersteunen en stimuleren de zorgvrager in zijn leefomgeving. Binnen de assisterende groep vallen vooral praktijkassistenten van de huisarts, praktijkondersteuners in de geestelijke gezondheidszorg.

Hoe zijn zorginstellingen ingedeeld?

Instellingen die werkzaam zijn in de zorgsector worden vaak onderverdeeld in drie subsectoren: cure, care, en maatschappelijke ondersteuning. Met de curatieve zorg (cure) wordt de zorg gericht op genezing bedoeld, terwijl de langdurige zorg (care) hulp biedt aan mensen met chronische beperkingen. Soms worden de voorzieningen ook wel onderverdeeld in echelons of lijnen, dit zijn sectoren van de gezondheidszorg waarin dezelfde mate van specialisatie en intensiviteit is. De eerste lijn wordt gevormd door zorgvoorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn, zoals de huisarts, verloskundige, fysiotherapeut en tandarts. De tweede lijn is specialistische zorg, waaronder ziekenhuizen. De derde lijn omvat instellingen, vaak intramuraal, die hooggespecialiseerde zorg leveren aan bijvoorbeeld gehandicapten. De preventieve voorzieningen worden ook wel beschreven als nuldelijnszorg. Bij ketenzorg wordt een zorgpad voor een ziekte in meerdere lijnen gemaakt, waardoor de zorg als het ware één product wordt. Dit voorkomt veel miscommunicatie tussen de verschillende zorgverleners.

Hoe zit het met geneesmiddelen, hulpmiddelen en informele zorg?

Een geneesmiddel wordt bedacht en geproduceerd door een farmaceutisch bedrijf, waarna het wordt gedistribueerd door een groothandel. Vervolgens wordt het op doktersvoorschrift uitgegeven door een apotheek. Geneesmiddelen kunnen pas in de handel worden gebracht als ze zijn geregistreerd en goedgekeurd door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Naast de ziekenhuisapotheken zijn er ongeveer 2000 openbare apotheken en 500 apotheekhoudende huisartsen in Nederland. Hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld incontinentiemateriaal en rolstoelen. Ook hiervoor zijn wettelijke eisen opgesteld. Informele zorg omvat de alledaagse zorg die voor een patiënt wordt geleverd door de patiënt zelf (zelfzorg), door bekenden (mantelzorg), of door niet betaalde onbekende mensen (vrijwilligerswerk). Om zelfzorg te stimuleren, worden er tegenwoordig steeds meer vormen van lotgenotencontact zoals de AA (anonieme alcoholisten) opgezet.

Hoe verschilt de Nederlandse zorg van haar buurlanden?

Nederland heeft een relatief laag zorggebruik. We hebben het laagste aantal ziekenhuisopnamen en scans van onze buurlanden. Dit komt waarschijnlijk door de goede poortwachter-rol van de huisartsen. Door de ingang van de Zvw en de loslating van de budgettering van de zorg is het zorggebruik wel sterk gegroeid.

Hoe toegankelijk is de Nederlandse zorg?
Iedereen kan binnen een paar minuten bij een huisarts, fysiotherapeut of verloskundige zijn en met de auto is een ziekenhuis voor 99,9% van het land niet verder dan een half uur rijden. Ook de financiële toegankelijkheid in Nederland is goed, zeker met de tegemoetkoming door de zorgtoeslag. Sinds 2012 zijn er wel signalen dat mensen zorg laten liggen vanwege de kosten, door bijvoorbeeld medicijnen niet te halen of een test niet te laten doen. Dit kan verklaard worden door de stijging van het eigen risico. Voor de tijdige toegankelijkheid zijn afspraken gemaakt voor welke zorg welke wachttijd aanvaardbaar is, dit zijn de zogenoemde ‘Treeknormen’. De wachttijd voor de meeste ziekenhuisafdelingen neemt gestaag af.

10.4 Hoe goed is de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg?

Hoe wordt de kwaliteit van de Nederlandse zorg gewaarborgd?

De effectiviteit, de veiligheid en de patiëntgerichtheid bepaalt hoe hoog de kwaliteit van het Nederlandse zorgstelsel is. Voor een hoge kwaliteit is een goede artsenopleiding van belang. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de universitaire artsopleiding ligt bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De vervolgopleiding na het worden van een basisarts valt onder de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). In de wet BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) staan de bevoegdheden per beroepsgroep. Voorbehouden handeling zijn handelingen die een groot risico met zich meebrengen als ze door een niet-deskundige worden gedaan.

Wat is intercollegiale toetsing?

Ook intercollegiale toetsing is belangrijk voor de kwaliteit van het zorgstelsel. Hierbij evalueren collega’s elkaars zorgverlening. Dit wordt in het Engels aangeduid met de term peer review, oftewel audit. Visitaties is een andere methode om de kwaliteit hoog te houden. Hierbij komen collega’s uit de eigen wetenschappelijke vereniging op ‘visite’ om zodoende de geschiktheid van een ziekenhuis als opleidingsplaats van een bepaald specialisme te beoordelen. Met de toenemende focus op de individuele patiënt zijn richtlijnen op basis van evidence-based medicine steeds belangrijker geworden. Richtlijnen gebaseerd op patiëntgerichtheid, veiligheid en doelmatigheid worden opgesteld door het Kwaliteitsinstituut. De mate waarin de richtlijnen worden gevolgd verschild echter sterk per arts.

Hoe wordt de kwaliteit van zorginstellingen gemeten?

De kwaliteit van zorginstellingen wordt continu gemeten door een intern kwaliteitssysteem, dit is verplicht volgens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Ook hebben steeds meer ziekenhuizen een veiligheidsmanagementsysteem (VMS). Daarnaast is er ook een externe vorm van kwaliteitsbeoordeling die bestaat uit accreditatie en certificatie. Accreditatie gebeurt door een strikt onafhankelijke instantie, terwijl certificatie gebeurt door vakgenoten. Een accreditatie wordt in Nederland uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor de Accreditatie van Ziekenhuizen (NIAZ). Door aandringen van de IGZ worden ook meer prestatie-indicatoren gepubliceerd, zoals de HSMR (Hospital Standaridized Mortality Rate). Daarnaast wordt er de laatste jaren ook gerapporteerd over ervaringen door zorggebruikers. Dit gebeurt vaak aan de hand van de Consumer Quality-index (CQ-index). Hierbij wordt er systematisch gevraagd naar de ervaring van een zorgvrager met het desbetreffende ziekenhuis. Nu er meer marktwerking in de zorg wordt geïntroduceerd, vraagt de overheid ook steeds vaker naar een rapportage over de geleverde kwaliteit. De kwaliteit kan namelijk onder druk komen te staan met het huidige systeem. Ook hier speelt de IGZ een belangrijke rol in het bewaken van de kwaliteit van het Nederlandse zorgstelsel.

Wat is de rol van de patiënt in de kwaliteitshandhaving?

De patiënt is in feite de zwakkere partij in de relatie tussen zorgverlener en zorgvrager. De zorgverlener beschikt namelijk over veel meer informatie en deze beslist over de te nemen stappen. Tegenwoordig wordt er wel zeer veel waarde gehecht aan de autonomie van de patiënt, en ontstaat er vaker een soort onderhandelingsrelatie tussen de zorgverlener en de zorgvrager. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in ‘informed consent’ en de toenemende transparantie van het medisch handelen.

Welke rechten hebben patiënten

De rechten van de patiënt zijn in Nederland vastgelegd in een wet. In dit opzicht loopt Nederland voor op een aantal omringende landen. Ook de informatieplicht van een zorgverlener is vastgelegd in de Nederlandse wetgeving. Patiënten kunnen in principe kiezen tussen verschillende zorgaanbieders, maar op dit moment gebeurt dit (nog) niet omdat er te weinig informatie over het aanbod en de kwaliteit van de zorg bestaat. De patiënt heeft op een andere manier ook nog invloed op het zorgaanbod: de patiënt heeft namelijk de mogelijkheid om mee te beslissen over een bepaalde behandeling. De WGBO bepaalt dat een patiënt recht heeft op privacy. Daarnaast heeft hij/zij recht op inzage in zijn/haar eigen medisch dossier. Als een patiënt een klacht heeft over de verleende zorg, kan deze zich wenden tot de zorgverlener zelf, en in vier van de tien gevallen leidt dit tot een oplossing. Ook kan er bemiddeld worden door een vertrouwenspersoon, of een patiënt kan zich wenden tot een klachtencommissie. Ten slotte kan een patiënt naar de tuchtrechter stappen.

Hoe goed is de effectiviteit van de Nederlandse zorg?

De effectiviteit van de zorg verschilt per type zorg: bij curatieve zorg wordt gelet op hoe snel er genezing of vermindering van klachten is, bij langdurige zorg op hoe goed patiënten hun leven kunnen leiden zoals ze dat zelf willen en bij palliatieve zorg wordt gelet op hoe het lijden van een patiënt wordt beperkt. De effectiviteit in Nederland neemt toe, zo is er minder vermijdbare sterfte en worden bijvoorbeeld heupfracturen steeds sneller geopereerd. Ook de overlevingskansen bij kanker zijn verbeterd, onder andere door vroege opsporing. In de ggz wordt steeds meer gebruik gemaakt van ROM (Routine Outcome Monitoring) om te zien of de behandeling effectief is.

Hoe goed is de zorg voor de patiënt?

Bij veilige zorg wordt een patiënt geen onbedoelde schade aangedaan, dit wordt gemeten door de Monitor Zorggerelateerde Schade. Veel schade kan worden voorkomen door de professionele standaarden beter op te volgen. Een bekend probleem zijn zorginfecties, dit zijn infecties die ontstaan door behandeling of opname zoals postoperatieve wondinfecties. Meer dan 90% van de zorggebruikers vindt dat ze prettig worden benaderd, dit wordt gemeten met de PREMS of CQ-index. In het kader van patiëntgerichtheid is dit een belangrijke prestatie-indicator. In de verpleeg- en verzorgingstehuizen is dit getal aanzienlijk minder.

10.5 Hoe betaalbaar is de Nederlandse gezondheidszorg?

Wat zijn de zorgkosten?

Er zijn verschillende definities van zorgkosten. De Zorgrekeningen van het CBS tellen naast de collectieve zorg ook de private gezondheidszorg en de welzijnsvoorzieningen zoals kinderopvang mee. In 2013 bedroegen deze zorguitgaven ruim 94 miljard euro. Het BKZ (budgettair kader zorg) rekent alleen de collectieve zorguitgaven, dit was in 2013 ruim 63 miljard euro. De ziekenhuissector vormt de grootste kostenpost, gevolgd door de ouderenzorg. De enorme stijging van de zorgkosten (van 40 miljard in 2000 tot nu dus 94 miljard) komt door de toename in het zorgvolume. Sinds 2008 neemt de stijging weer af, waarschijnlijk door de economische recessie. De zorguitgaven kunnen ook worden uitgedrukt in percentage van het bbp (bruto binnenlands product). Dit is gestegen van 8% naar 15%, wat inhoudt dat van iedere euro ongeveer 15 cent aan zorg wordt uitgegeven. We zijn tweede op de wereldrandlijst van uitgaven aan de gezondheidszorg op basis van het bbp. Het grootste gedeelte van de zorgkosten wordt betaald vanuit de Zorgverzekeringswet, de Wlz en in mindere mate de Wmo. Samen verzorgen deze drie 95% van het BKZ.

Hoe doelmatig is de zorg?

Of de zorg betaalbaar blijft, hangt af van hoeveel wij de gezondheidszorg waarderen in relatie tot de hoeveelheid geld die wij eraan besteden. Voordat we gaan bezuinigen moeten we dus kijken naar de opbrengsten van de extra zorg. Qua doelmatigheid op macroniveau presteert Nederland even goed als andere westerse landen, al is het lastig om doelmatigheid in één maat uit te drukken. Er wordt onder andere gelet op vermijdbare sterfte en effectieve behandelingen. De politiek probeert de kosten te verminderen door scherpere zorginkoop door verzekeraars, verkleining van het basispakket en meer eigen betalingen (bijvoorbeeld door verhoging van het ‘eigen risico’).

Hoe wordt de inkoop van zorginkoop versterkt?

Via DBC’s (diagnose-behandelcombinaties) wordt bepaald welke declaratie bij welke zorgvraag past. Om de DBC’s beter te laten aansluiten bij de ICD (International Classification of Disease) wordt een nieuwe systematiek, ‘de DBC op weg naar tranparantie’ ofwel DOT, ingevoerd. Zorgverzekeraars onderhandelen met zorgaanbieders over de tarieven van een DOT. Er worden ook afspraken gemaakt om onderbehandeling tegen te gaan, om de kwaliteit te waarborgen en over maximale wachttijden.

Hoe wordt het basispakket verkleind?

Er kan besloten worden om weinig effectieve behandelingen uit het pakket te halen. Bij weinig effectiviteit moet dan gedacht worden aan het aantal QALY’s, quality-adjusted life years, dat een bepaalde behandeling oplevert. Zo is tegenwoordig de grenswaarde voor een collectief verzekerde ingreep op 80.000 euro per QALY gelegd, als het gaat om een zeer ernstige ziekte. Als de ziektelast lager ligt, moet er ook sprake zijn van een lagere grenswaarde voor de kosteneffectiviteit. Het College van zorgverzekeringen (CVZ) bepaalt wat er in het pakket zit. Door een maatregel uit het basispakket te halen moeten mensen aanvullende verzekeringen aansluiten of de behandeling zelf betalen, wat discussies over de solidariteit oproept.

Wat zijn eigen betalingen?

In de categorie ‘eigen betalingen’, naast de verplichte ziektekostenpremie, vallen het ‘eigen risico’ en de ‘eigen bijdrage’. Het eigen risico houdt in dat dit bedrag eerst betaald moet worden door de zorgvrager, alvorens de verzekeraar de kosten betaalt. De eigen bijdrage is specifiek voor een behandeling, en bij zo’n behandeling betaalt een patiënt een gedeelte of een percentage zelf. Het grote nadeel van eigen betalingen is dat ze de toegankelijkheid van de zorg voor mensen met een lager inkomen kunnen beperken. De eigen betalingen in Nederland zijn relatief laag, zelfs als het eigen risico wordt meegenomen.

10.6 Wat zijn de gevolgen van het gezondheidsstelsel voor patiënten en zorgverleners?

Welke verschillende rollen spelen individuen in het zorgstelsel?

Doordat de verschillende actoren in het zorgverzekeringsstelsel elk een ‘dubbele pet’ ophebben is er veel spanning. Zo kan iemand als ‘verzekerde’ kiezen om zich niet aanvullend te verzekeren, waarna deze persoon als ‘patiënt’ veel extra bijbetalingen heeft. Dit kan leiden tot zorg-mijdend gedrag of het afsluiten van budget-polissen waarin alleen bepaalde zorgverleners volledig worden vergoed. Aan de andere kant maken zorgverleners als ‘ondernemer’ afspraken met verzekeraars, waarna ze als ‘arts’ beperkt kunnen worden in hun autonomie. Ze moeten bijvoorbeeld letten op welke zorg wel en niet vergoed wordt en er wordt niet gekeken naar individuele gevallen die recht hebben op zorg buiten de richtlijnen. Omdat er omzet gedraaid moet worden, worden soms patiënten eerder of uitvoeriger behandeld dan nodig.

Thema B: Hoe werkt de verslavingszorg?

Wat is verslaving?

Verslaving betekent dat iemand door lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid het gebruik van een bepaald middel of bepaalde gedraging niet onder controle kan houden. Vaak wordt er gesproken over problematisch of overmatig gebruik. Omdat het brein van jongeren nog niet volgroeid is en zij erg gevoelig zijn voor druk, zijn jongeren kwetsbaarder voor middelengebruik.

Hoe vaak zijn Nederlandse jongeren verslaafd?

Gegevens over alcoholafhankelijkheid bij jongeren zijn niet bekend. Wel weten we dat het alcoholgebruik onder middelbare scholieren sinds 2003 daalt. 12% van de mensen boven de 12 is een zware drinker, dit is 18% bij de 16-20-jarigen en 20% bij de 20-30-jarigen. Ook het gebruik van cannabis neemt sinds 2013 af, maar internationaal gezien gebruiken Nederlandse jongeren nog bovenmatig veel alcohol, cannabis en ecstasy. 1,5% van de Nederlandse jongeren is verslaafd aan online gamen en 6% ervaart problemen door teveel gebruik van sociale media.

Wat zijn risicofactoren voor verslaving?

Bij het verslaafd raken spelen vooral kenmerken van het middel (bijvoorbeeld farmacologische werking) of gedrag (spanning van het gamen) een rol. Genetische predispositie en persoonlijkheidskenmerken kunnen iemand gevoeliger maken voor een verslaving. Ook spelen omgevingsfactoren zoals beschikbaarheid en gedrag van ouders een rol. Preventie bij risicogroepen (spijbelaars en kinderen met ADHD, gedrags- en of angststoornissen) is belangrijk.

Wat zijn preventiemethoden voor verslaving?

We maken onderscheid tussen universele preventie (voor alle jongeren), selectieve preventie (risicogroepen) en geïndiceerde preventie (het voorkómen van probleemgebruik bij jongeren die al gebruiken). Universele preventie tegen alcohol en drugs is het meest effectief rond de prijs en verkrijgbaarheid, al is dat bij illegale drugs lastig te controleren. Massamediale campagnes en schoolprogramma’s blijken weinig effect te hebben. Bij selectieve preventie kan je denken aan interventies voor kinderen met verslaafde ouders en begeleiding van spijbelaars. De geïndiceerde preventie bestaat meestal uit motiverende gespreksvoering gericht op stoppen. Online interventies blijken vooral voor hoger opgeleiden een oplossing. Vaak spelen er naast de verslaving ook psychische problemen, die met zelfhulp-interventies niet worden aangepakt. De preventie kan zich in de toekomst het best richten op de ouders wat betreft het voorkómen van experimenteren en op de kwetsbare kinderen wat betreft het voorkómen van verslaving. Screening door middel van korte vragenlijsten kan hierbij erg behulpzaam zijn.

Wat is het Nederlandse drugsbeleid?

In Nederland wordt er een scheiding gemaakt tussen drugs met een onaanvaardbaar risico (harddrugs) en drugs met een aanvaardbaar risico (softdrugs). Onder strikte voorwaarden wordt softdrug verkoop in coffeeshops gedoogd. Door ontwikkelingen in de globalisering de afgelopen jaren is het drugsbeleid echter aan herziening toe.

Hoe werkt de Nederlandse verslavingszorg?

In Nederland zorgen 12 instellingen voor de overgrote meerderheid van de verslaafden, 80% ambulant en 20% (dag)klinisch. Omdat verslaving veel geld kost door arbeidsverzuim, arbeidsongeschiktheid en (huiselijk) geweld is de behandeling vaak kosteneffectief. Er gaat steeds meer aandacht naar preventie en het informeren van partners en familieleden. Van de ruim 65.000 mensen die in 2013 hulp voor verslaving zochten was bij bijna de helft alcohol het probleem. Bij jongeren is cannabis het vaakst het probleem.

Preventie: thematisering en doelgroepen - Thema's D, E

Thema D: Wat is forensische geneeskunde?

Wat doet de forensische geneeskunde?

De forensische geneeskunde houdt zich bezig met medische kennis ten behoeve van politie en justitie. De forensisch arts doet hiervoor onderzoek bij verdachten, arrestanten en slachtoffers, om zo de waarheid in een zaak boven water te krijgen. De forensische geneeskunde wordt onderverdeeld in de volgende vier takken: medische zorg, medische advisering, sporenonderzoek en lijkschouw. Medische zorg verleent de forensisch arts aan de verdachten, terwijl opsporing bij de laatste drie taken voorop staat.

Hoe werkt een lijkschouwing?

Meestal wordt bij het overlijden van een persoon de lijkschouw uitgevoerd door de behandelend arts. Deze geeft een verklaring van natuurlijke dood af indien dat het geval is. Als er wordt getwijfeld aan een natuurlijke dood of als er aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijke dood wordt de forensisch arts ingeschakeld en deze stelt een onderzoek in. Daarnaast wordt ook de politie ingeschakeld. De forensisch arts verklaard het overlijden ‘natuurlijk’, ‘niet-natuurlijk’ of onverklaard. Een natuurlijke dood komt door ziekte, bij een niet-natuurlijke dood heeft de overledene zelf of een derde partij meegespeeld. Voorbeelden van een niet-natuurlijke dood zijn en ongeval, suïcide en geweld. Als de doodsoorzaak onverklaard blijft, moet de officier van justitie worden ingeschakeld. De forensisch arts bepaald de aard van het overlijden, de doodsoorzaak en het tijdstip van overlijden en legt hiermee de basis voor het beleid van justitie en politie. Het is belangrijk dat een forensisch arts verstikking en intoxicatie kan herkennen en weet of een verschijnsel op het lichaam postmortaal of premortaal is.

Welke zorg verleent de forensisch arts aan arrestanten?

In principe verleent een forensisch arts zorg aan arrestanten en verdachten. De forensisch arts is dus de behandelend arts voor personen die vastzitten op een politiebureau, in een huis van bewaring of een gevangenis. Met medische advisering wordt bedoeld dat een forensisch arts beoordeelt of een arrestant medisch gezien kan worden opgesloten, of dat de arrestant naar het ziekenhuis moet worden vervoerd. Lichamelijk onderzoek en onderzoek naar tekenen van intoxicatie of drugsgebruik zijn hierbij onontbeerlijk. De forensisch arts neemt vaak contact op met behandelaars zoals huisartsen en verslavingsartsen. Bij verwarde personen onderzoekt de forensisch arts of er sprake van een intoxicatie of een psychische aandoening is.

Wat is sporenonderzoek?

Sporenonderzoek wordt ook verricht door een forensisch arts. Hierbij wordt er vaak een letselrapportage opgemaakt: een weergave van de toedracht door het slachtoffer, een systematische beschrijving van alle letsels, en een beoordeling daarvan door de arts. Er wordt onder andere gelet op wat voor soort letsel het is (een steekwond is altijd verdacht), of het letsel op een vreemde plaats zit en of er oude letsels te zien zijn. Het zedenonderzoek na seksuele misdrijven wordt door de forensisch arts samen met een zedenrechercheur uitgevoerd. Het verzamelen van DNA-materiaal van de dader vormt hierbij een belangrijke rol. Ook moet er na het sporenonderzoek anticonceptie gegeven worden en dient er een soaonderzoek gedaan worden. In het geval van een mogelijke HIV-infectie kan er een post exposure prophylaxe (PEP) toegediend worden. Via de Centra Seksueel Geweld (SCG) wordt er samengewerkt voor een goede opvang voor slachtoffers van seksueel geweld.

Het wettelijk kader waarbinnen de forensisch arts functioneert, is gelijk voor alle andere artsen. De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is hierbij van belang. Dit betekent dat de forensisch arts voor het niet correct uitvoeren van een lijkschouw tuchtrechtelijk aansprakelijk is. Een voorbeeld van een tuchtrechtelijk verwijtbare handeling is het afnemen van bloed bij een verdachte tegen zijn/haar wil. In de Wet op de lijkbezorging is de rol van de gemeentelijk lijkschouwer geregeld.

Welke wetten spelen een rol bij de forensische geneeskunde?

De forensisch arts houdt zich net als alle andere artsen aan de Wet op de beroepen in de individuele geneeskunde (wet BIG) en de Wet op de geneeskunde behandelovereenkomst (WGBO). Ook het beroepsgeheim en het recht van de patiënt om behandeling en/of onderzoek te weigeren zijn van kracht bij de forensische geneeskunde, behalve in specifieke gevallen die met andere wetten zijn vastgelegd.

Wat zijn subspecialismes van de forensische geneeskunde?

Naast de eerstelijns forensische artsen die hierboven beschreven zijn, zijn er ook forensisch psychiaters, forensisch pathologen en forensisch tandheelkundigen. Volgens de Wet op de lijkbezorging moet een forensisch arts geregistreerd staan. De meeste forensisch artsen zijn in dienst bij de GGD en doen hun forensische taken vooral buiten kantoren naast een andere baak als sociaal geneeskundige.
Vaak werken forensisch artsen slechts parttime in deze functie en functioneren zij dagelijks als arts in een ander specialisme. Tegenwoordig bestaat er wel een tweejarige specialisatie-opleiding tot forensisch arts.

Thema E: Wat doen de verzekerings- en sociale geneeskunde?

Hoe zorgt de Nederlandse gezondheidszorg voor sociale zekerheid?

Het beheersen van de risico’s van onvrijwillig inkomensverlies wordt geregeld in een systeem van sociale zekerheid. De instelling van het systeem is in de afgelopen jaren van een collectieve uitkering overgegaan naar een individuele beoordeling waarbij iedereen zo veel mogelijk blijft werken. De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) biedt een schema om de gevolgen van een ziekte voor de werk(hervatting) te bestuderen. Menselijk functioneren wordt volgens dit schema op drie manieren bekeken: de lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen die zijn uitgevallen, de activiteiten die nog mogelijk zijn, en de mate van participatie ofwel deelname aan het maatschappelijke leven. Het is belangrijk ook rekening te houden met meespelende psychosociale en omgevingsfactoren.

Welke artsen spelen een rol bij arbeidsongeschiktheid?

Een zieke werknemer die al een tijd zijn functie niet meer uitoefent, komt in eerste instantie meestal in aanraking met de huisarts en de bedrijfsarts. Pas in een later stadium, bij langdurig verzuim, komt een verzekeringsarts in beeld, onder andere om te beoordelen of een voormalig werknemer recht heeft op een uitkering en voor begeleiding van de arbeidsongeschikte werknemer. Hierbij spelen de Ziektewet, de Wet WIA en Wajong een rol.
Een verzekeringsarts werkt in het publieke domein en valideert werknemersverzekeringen die door de overheid zijn ingesteld. De particuliere tegenhanger wordt een medisch adviseur genoemd.

Hoe wordt een werknemer arbeidsongeschikt verklaard?

Als een werknemer wegens ziekte twee jaar niet heeft gewerkt, kan hij bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een uitkering aanvragen. Vervolgens gaat een verzekeringsarts de belastbaarheid van de zieke werknemer beoordelen op vier componenten: de voorgeschiedenis (is er de afgelopen twee jaar geprobeerd om weer aan het werk te gaan), de huidige mogelijkheden, de huidige behandeling en de prognose. Ook wordt er op omgevingsfactoren gelet. Na deze keuring wordt er bepaald wat voor werk de zieke werknemer nog kan verrichten. Vervolgens bepaalt een arbeidsdeskundige hoeveel loon er verdiend kan worden met het werk wat de werknemer kan verrichten. Het verschil tussen dit loon en het normale loon is het loonverlies. Dit loonverlies bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid. Als de arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is, wordt van de werknemer verwacht dat hij weer aan de slag gaat bij de huidige werkgever en wordt het normale loon doorbetaald.

Welke werknemersverzekeringen kent Nederland?

De Werkloosheidwet (WW) verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van onvrijwillige werkloosheid en verplicht werkgevers loon te betalen. De Ziektewet (ZW) biedt via het UWV een uitkering voor zieken die geen werkgever (meer) hebben, de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte (Wulbz) bepaalt dat het loon (gedeeltelijk) wordt doorbetaald tijdens de eerste twee jaar van ziekte. Via de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is bepaald dat na twee jaar ziekte zonder herstel en arbeidsmogelijkheden een loonsuppletie of uitkering wordt verkregen. Dit is gesplitst in de IVA (Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten) en gedeeltelijk de WGA (werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Door de invoering van de WAO (de voorganger van de WIA) moet onafhankelijk van hoe de ziekte is opgelopen uitkering worden uitbetaald. Er zijn ook sociale volksverzekeringen: de AOW en de Wajong (uitkering voor jongeren die voor hun 17de arbeidsongeschikt zijn verklaard). Sociale voorzieningen dienen als aanvullingen op verzekeringen als deze niet genoeg bieden op van te leven.

Hoe veel ziekteverzuim is er in Nederland?

Het ziekteverzuim in Nederland is ongeveer 3,8% en het aantal dagen verzuim gemiddeld 10. Na de invoering van de WAO in 1967 liep het aantal arbeidsongeschikten erg op, maar na invoering van een strengere wetgeving in 2002 is dit aantal weer gedaald. Er is wel een toename van de instroom van arbeidsgehandicapte jongeren in de Wajong-regeling, de Wet op arbeidsongeschiktheid voor jongeren. De meest voorkomende redenen om een arbeidsongeschiktheidsuitkering te ontvangen zijn psychische aandoeningen en aandoeningen aan het bewegingsapparaat.

Gezondheidszorg: thematisering & doelgroepen - Thema's F, G

Thema F: Hoe werkt de wetgeving en rechtspraak in de gezondheidszorg?

Welke rechten zijn het belangrijkst?

Het gezondheidsrecht kent twee belangrijke pijlers: het recht op zelfbeschikking en het recht op gezondheidszorg. Er kunnen redenen zijn om deze rechten in te perken, bijvoorbeeld in het belang van de samenleving. Een voorbeeld hiervan is een psychiatrische patiënt die gevaar veroorzaakt door zijn/haar stoornis, en op grond hiervan zijn/haar recht op zelfbeschikking verliest.

Welke soort wetten zijn er in de gezondheidszorg?

Binnen het gezondheidsrecht hebben we zowel internationale wetten (internationale verdragen en regels van de EU) en nationale wetten (de grondwet en overige nationale wetgeving). Internationaal zijn bijvoorbeeld de werktijden van artsen en het verbod op discriminatie, nationaal zijn onder andere de Zorgverzekeringswet en de WGBO. Veel wetten zijn in hoofdlijnen opgeschreven en worden toegespitst in een algemene maatregel van bestuur (AMvB).

Welke wetten zijn belangrijk om te weten?

De Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) regelt de algemene rechten van de patiënt zoals informatie, toestemming en privacy. De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt de opleidingseisen, deskundigheidsgebieden, titelbescherming en het tuchtrecht. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) regelt de kwaliteit van instellingen, het verplicht het melden van calamiteiten bij de Inspectie voor Gezondheidszorg, de laagdrempelige klachtregeling bij zorgaanbieders en het aanbod van externe geschillencommissies. De Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijk ondersteuning en de Jeugdwet bepalen op welke zorg burgers recht hebben.

Welke rechtssoorten zijn er in het gezondheidsrecht?

Voor de ontwikkeling van het gezondheidsrecht is jurisprudentie van groot belang. Dit zijn rechterlijke uitspraken in vergelijkbare rechtszaken. Rechters doen hier vaak een beroep op als zij in een vergelijkbare rechtszaak uitspraak moeten doen. Als er een geschil bestaat in de gezondheidszorg hangt het af van de aard van het conflict door welke rechter de zaak wordt behandeld. De tuchtrechter beoordeelt een zaak als het gaat om het eventueel overschrijden van beroepsnormen. De civiele rechter wordt ingeschakeld op het moment dat een patiënt schade heeft geleden en een vergoeding eist. Een strafrechter behandelt zaken waarbij zorgverlener mogelijkerwijs een strafbaar feit heeft gepleegd. Als laatste is er de bestuursrechter, die zaken behandelt zaken waarin een burger tegenover de overheid staat.

Hoe werkt het tuchtrecht?

Het tuchtrecht is geregeld in de Wet BIG. De volgende beroepsgroepen vallen onder het tuchtrecht: artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen. Per jaar worden er ongeveer 1500 tuchtklachten behandeld door de tuchtrechter, waarin de klacht in 30% van de gevallen gegrond wordt verklaard. Meestal word er een waarschuwing gegeven, soms een boete of tijdelijke schorsing.

Welke regels worden door beroepsgroepen zelf bepaald?

Beroepscodes zijn algemene regels voor professioneel handelen, ongeacht de kenmerken en gezondheid van de patiënt. De juridische betekenis hierin wordt bepaald uit het goed hulpverlener-schap uit de WGBO. De KNMG heeft verschillende gedragsregels opgesteld over onder andere het omgaan met medische gegevens en het omgaan met beroepsgeheim bij contact met de politie. Richtlijnen zijn bijzondere medisch-inhoudelijke regels die bijdragen aan het standaardiseren van de geneeskunde. Voorbeelden zijn de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Richtlijnen dienen nageleefd te worden tenzij er goede redenen zijn om ervan af te wijken. Sommige beroepsgroepen hebben ook specifieke ethische regels, bijvoorbeeld over euthanasie. Hierbij hebben zorgverleners meer de ruimte om aan te geven of zijzelf medewerking willen verlenen, bijvoorbeeld een Christelijke zorgverlener bij een abortus. Het gaat om handelingen waartoe een arts nooit verplicht kan worden.

Welke thema’s komen veel voor in het gezondheidsrecht?

Een belangrijk thema in het gezondheidsrecht is wie er aansprakelijk is. Dit wordt vooral geregeld in de Zorgverzekeringswet en de Wlz. Voor de toegankelijkheid van andere (zorg)sectoren zijn er de Wmo, de Jeugdwet en de Geneesmiddelenwet. Daarnaast zijn er wetten over sociale zekerheid, arbeidsomstandigheden en milieu. Bij rechtszaken over de rechten van de patiënt gelden vooral de WGBO en Wet BIG. Voor bijzondere situaties zijn er speciale wettelijke regelingen, bijvoorbeeld voor orgaandonatie en dwangopname in de psychiatrie. De publieke gezondheidszorg regelt de taken en verantwoordelijkheden van de GGD’en. Voor medische wetenschappelijk onderzoek is de toestemming van een medisch-ethische toetsingscommissie (METC) nodig, die de WGBO en andere specifieke wetten handhaaft. De wet toetsing levensbeëindiging (ook wel de euthanasiewet genoemd) regelt de criteria voor euthanasie en hulp bij zelfdoding.

Hoe is het beroepsgeheim wettelijk vastgelegd?

Het beroepsgeheim is in de WGBO en Wet BIG geregeld. Er zijn bepaalde uitzonderingen hierbij, waaronder de meldplicht voor bepaalde besmettelijke ziekten, bij het verrichten van euthanasie en als de Nederlandse zorgautoriteit en Inspectie voor de Gezondheidszorg een dossier willen inzien. Bij andere gevallen waarin een arts twijfelt of het beroepsgeheim geschonden mag worden is de insteek altijd dat het niet mag, behalve als er bijvoorbeeld ernstig gevaar voor anderen dreigt. Met andere hulpverleners van een patiënt mag wel vrijuit gesproken worden.

Welke wetten letten op de kwaliteit van de zorg?

De wet BIG en de Wkkgz letten op de kwaliteit van de zorg. Onder de Wet Big vallen de registratie van bepaalde beroepsgroepen, de ‘voorbehouden handelingen’, oftewel handelingen die alleen door of in opdracht van een arts uitgevoerd mogen worden, het tuchtrecht en de mogelijkheid van een beroepsbeoefenaar uit een ander land om in Nederland aan de slag te kunnen.

Thema G: Wat is sociale geneeskunde?

Welke beroepen omvat de publieke gezondheidszorg?

Naast artsen werken er in de publieke gezondheidszorg veel andere mensen, zoals psychologen, economen en wetenschappers. Bij de sociale geneeskunde wordt er vooral gelet op de invloed van omgevingsfactoren op de gezondheid en ligt de focus op preventie. Daarnaast wordt nagedacht over verbeteringen van de organisatie van de zorg. Er zijn drie formele sociale specialisaties in de geneeskunde: de arts maatschappij en gezondheid, de bedrijfsarts en de verzekeringsarts. De vervolgopleidingen duren vier jaar en worden grotendeels vanuit de GGD’en en arbodiensten betaald.

Welke artsen werken voor maatschappij en gezondheid?

De sociale geneeskunde is in te delen in twee groepen: ‘arbeid en gezondheid’ (bedrijfs- en verzekeringsartsen) en ‘maatschappij en gezondheid’. Binnen de tweede groep zijn er acht profielen: jeugdarts (bewaking en bevordering gezondheid van kinderen van 0 tot 19), arts infectieziektebestrijding (het voorkómen van aangifteplichtige infectieziekten en het doelmatig bestrijden van uitbraken), arts tuberculosebestrijding (bestrijding en behandeling van tuberculose op individueel en collectief niveau), arts beleid en advies (beleidsmedewerker in een zorginstelling), forensisch arts (lijkschouwing, letselverklaringen en zorg voor arrestanten, zie ook thema D), arts indicatie en advies (sociaal-medische advisering bij bijvoorbeeld verzekeraard), arts medische milieukunde (gespecialiseerd in de invloed van de leefomgeving op de gezondheid) en donorarts (verkrijgen van lichaamsmaterialen). Sinds 2014 is ook de verslavingsarts ingevoerd als apart profiel. In de groep ‘arbeid en gezondheid’ vallen bedrijfsartsen en verzekeringsartsen.

Wat is de opleiding gezondheidswetenschappen?

Bij de opleiding gezondheidswetenschappen kan er worden gefocust op de biomedische of juist een organisatorische kant van de gezondheidszorg. Na de bachelor zijn er verschillende masters te volgen, bijvoorbeeld klinische gezondheidswetenschappen voor verpleegkundigen of fysiotherapeuten. Er zijn ook masters voor management en researchmasters in evidence based medicine of biomedische wetenschappen. De MPH (master of public health) is een tweejarige opleiding over beleid en management in de publieke gezondheidszorg. Binnen de publieke gezondheidszorg valt ook de epidemiologie

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Medicine Supporter VU Bachelor 2
Promotions
oneworld magazine
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Image
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.