Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Hoofdstuk 2 Protocol indicatiestelling in de toegang tot de jeugdzorg
Inleiding
Sinds 1994 zijn er overal in het land Bureaus Jeugdzorg verschenen die de toegang tot alle vormen van jeugdzorg centraal regelen. Hierbij is het krijgen van een indicatiestelling noodzakelijk. Dit zorgt ervoor dat cliënten de hulp krijgen die zij ook echt nodig hebben. Voorafgaand aan de indicatiestelling komt eerst de diagnostiek, vervolgens volgt een indicatiestelling en hieruit vloeit uiteindelijk een zorgtoewijzing.
Diagnostische fase: het schetsen van een zo compleet mogelijk beeld van een cliënt en het systeem om een cliënt heen. Dit dient te gebeuren op basis van methodische principes.
Fase van de indicatiestelling: op basis van verzamelde gegevens uit de diagnostische fase vaststellen welke hulp het beste past en het meest noodzakelijk is.
Fase van de zorgtoewijzing: de indicatiestelling verbinden met een zorgpakket.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan welke richtlijnen er zijn voor het opstellen van een indicatiestelling.
Doelgroep
Er zijn twee soorten jeugdzorg: namelijk de vrij en de niet-vrij toegankelijke zorg.
Vrij toegankelijke zorg = goedkope vormen van ambulante hulpverlening met maximaal 15 contacten en die niet meer kost van 4500 euro.
Niet-vrij toegankelijke zorg = hieronder vallen de duurdere vormen van hulpverlening die meer dan 4500 euro per cliënt kosten, zoals pleegzorg, intensieve ambulante hulp, semi-residentiële en residentiële zorg.
Voor de niet-vrij toegankelijke zorg geldt dat je een indicatiestelling nodig hebt om gebruik te kunnen maken van deze vormen van zorg.
Projectgroep Toegang
De projectgroep toegang heeft een aantal eisen opgezet waar een indicatiestelling aan moet voldoen. Deze eisen gaan over het proces en de inhoud van een indicatiestelling. De projectgroep heeft als doel om deze eisen te concretiseren.
Systeemeisen indicatiestelling
De hoofdeisen voor indicatiestelling zijn als volgt:
Betrokkenheid van de cliënt = interventies die de keuze zijn van de cliënt of die hierbij aansluiten zijn effectiever dan wanneer een cliënt niet wordt betrokken in de keuze van een interventie. Een cliënt dient echter wel geholpen te worden door de hulpverlener, want die bezit kennis over de verschillende beschikbare interventies.
Onafhankelijkheid en geobjectiveerd = de persoonlijke visie en ervaring van de hulpverlener speelt altijd een rol bij de keuze van interventies. Om dit risico zo klein mogelijk te maken is het proces van indicatiestelling gesystematiseerd. Hierdoor volgen de verschillende indicatiestellers dezelfde weg voor het vormen van een oordeel. Ook is het om deze reden belangrijk om gegevens uit effectiviteitsonderzoeken te gebruiken, over welke behandeling het beste past bij welke diagnose of problematiek.
Integratief en multidisciplinair: een diagnose bestaat niet alleen uit specifieke kindkenmerken, maar hierin worden ook de behoeftes van een kind genoemd en de mate van aanpassing van ouders hierop. Er wordt niet alleen met het kind gewerkt, maar ook met ouders en andere relevante derden, zoals de school van een kind. Een gecombineerde aanpak op meerdere terreinen is vaak het meest effectief.
Protocol van de inhoud
Een indicatiestelling is het beantwoorden van een aantal kernvragen over de inhoud, namelijk:
Hoe geldt de diagnose?
Het blijkt uit de praktijk dat een plaatsing op een groep vaak weinig verband houdt met de diagnose. Daarom is het noodzakelijk dat de specifieke diagnose wordt genoemd in de indicatiestelling.
Welke zorg is het meest wenselijk?
Welke zorg is het meest noodzakelijk?
Bij deze twee vragen geldt dat een aantal hulpverleningsalternatieven genoemd moet worden en deze worden geordend worden naar wenselijkheid en verwachte effectiviteit. Naast dat dit nodig is voor de toegang, heeft dit nog 2 redenen. Dit geeft namelijk aan waartussen de zorginstelling kan kiezen wat betreft de zorg. Ten tweede leidt dit tot het bieden van zorg die voor de cliënt gewenst is, in plaats van het kijken naar het aanbod in de regio.
Is er naast de meer wenselijke en noodzakelijke zorg nog andere vormen van zorg nodig?
Eisen aan doelen en hulpactiviteit
De benodigde zorg hoort aangeduid te worden door het benoemen van de type aanpak, niet door het benoemen van een instelling. Tevens moet ook genoemd worden hoe lang die hulp zal duren. Op deze manier opstellen van de doelen maakt de overstap naar een hulpverleningsplan gemakkelijker. Hierin moeten namelijk ook de hulpvormen en de duur in staan.
Protocol van het proces
Er zijn ook vragen opgesteld over de procedure. De kernvragen zijn:
Is de indicatiestelling gefundeerd, is het goed uitgewerkt en is het op tijd voltooid?
De doelen moeten helder zijn geformuleerd en moeten gelinkt zijn aan de hulpvraag. De hieruit volgende geformuleerde hulpvormen moeten logisch zijn.
Is de diagnostiek procedureel goed doorlopen?
Is het traject mono- of multidisciplinair verlopen? De gebruikte middelen en methoden moeten goed zijn onderbouwd.
Is de cliënt goed betrokken geweest?
De hulpverlening moet vraaggericht zijn, dit moet te zien zijn in de procedure. De cliënt moet aantoonbaar betrokken zijn geweest bij het opstellen van de hulpvraag en de wensen van de cliënt moeten zijn meegenomen.
Is er sprake van onafhankelijkheid van de indicatiestelling?
Dit kan je bereiken door het toetsen door collega’s. Hierover moet een rapport worden opgesteld waarin benoemd moet worden of er consensus is bereikt.
Ervaringen met het protocol indicatiestelling
De overgang van aanbodgericht naar vraaggestuurde zorg is lastig. Vaak wordt in de praktijk uitgegaan van beschikbare zorg in de regio en wordt de lengte van de wachtlijsten als uitgangspunt genomen. Echter dient de hulpvraag van een cliënt als richtlijn te worden genomen. De zorgtoewijzer behoort zich te bekommeren om wachtlijsten, niet de indicatiesteller.
De diagnostiek, indicatiestelling en zorgtoewijzing dienen afgescheiden procedures te zijn, zonder overlap. Soms komt het nog wel voor dat een diagnosticus een scala aan zorgaanbod benoemd, terwijl er nog geen hulpvraag in kaart is gebracht.
Format indicatiestelling
Hieronder volgt een format van een indicatiestelling. Een indicatiestelling behoort ongeveer vier pagina’s te beslaan en overzichtelijke en beknopt te zijn.
In een indicatiestelling moeten eerst de volgende vragen onderbouwd worden:
Wat is de gestelde diagnose?
Wat zijn de hulpvragen en de klachten? Hierin staat onder andere de naam van het kind, de leeftijd, wie de aanmelder is en wat het probleemgedrag is.
Welke problemen zijn er en een inschatting van de mate van ernst. Via de CBCL en de TRF kan je aangeven in welk gebied het kind scoort (boven of onder de klinische norm).
Hoe geldt de nadere diagnose? Omschrijving van het temperament van het kind, wat het IQ is en welke personen er allemaal belangrijk zijn in het leven van het kind?
Wat zijn de beschermende factoren? Wat zijn de sterke kanten van een kind en welke personen zijn er allemaal betrokken bij het kind en bereid om voor het kind te werken?
Indicatiestelling volgens voorgeschreven ontwerp:
Wat zijn de doelstellingen van de zorg? Hier worden de doelen ten aanzien van het kind, de opvoeders en andere derden zoals de school benoemd.
Wat zijn de overwegingen? Welke vormen van zorg zijn er nodig en welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag?
Hoe gelden de conclusies? Wat is de meest wenselijke zorg en de minimaal noodzakelijke zorg?
Welke werkwijze moet worden gevolgd bij de diagnostiek en de opstellen van een indicatiestelling:
Wat is de gevolgde aanpak? Is er sprake van een mono- of multidisciplinaire aanpak?
Welke theorieën zijn gebruikt? Welke theorieën zijn gebruikt in het hele proces van het opstellen van de indicatiestelling?
Welke methoden zijn gebruikt? Welke onderzoeksmethoden zijn ingezet in de diagnostische fase?
Hoe is de cliënt betrokkenheid geweest bij het opstellen van de indicatiestelling:
Op welke manier is de cliënt betrokken? Benoemen in welke fasen de cliënt is betrokken door het verstrekken van informatie en op welke momenten er is overlegd samen met de cliënt.
Hoe heeft de cliënt gereageerd op de resultaten van de diagnostiek en de indicatiestelling? Is de cliënt instemmend of afwijzend tegenover de diagnose en de benodigde zorg.
Gaat de cliënt akkoord? Ja of nee.
Is er door de cliënt een verzoek ingediend voor een second opinion? Ja of nee.
Hoe is de onafhankelijkheid gewaarborgd?
De onafhankelijkheid van de indicatiestelling blijkt uit: benoemen door welke middelen er is getracht de onafhankelijkheid te behouden/beschermen.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2162
- next ›
Add new contribution