STRAFPROCESRECHT I - Oude tentamens met uitwerkingen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


OEFENTENTAMEN STRAFPROCESRECHT I - 14 juni 2011

OPGAVE I

Als de onderzoeksjournalist en computerexpert Erik K. er achter komt dat via het elektronische betaalsysteem van zijn bank automatische incasso’s kunnen worden geïnd zonder dat daaraan een factuur ten grondslag ligt en zonder dat de debiteur een incassomachtiging heeft verleend, wil hij dit aan de kaak stellen. Om zijn gelijk te bewijzen verstuurt Erik, na het hacken van het betaalsysteem van de bank, opdrachten van diverse rekeninghouders bepaalde geldbedragen te incasseren tot een totaal van ruim € 700.000,–. De geïncasseerde bedragen worden door Erik niet direct teruggestort op de rekeningen van de rechthebbenden; na korte tijd maakt hij in de media bekend waarom hij zo heeft gehandeld en vervolgens stort hij de bedragen terug.

Erik K. wordt aangehouden en aansluitend vervolgd voor het opzettelijk en wederrechtelijk verzenden van valse incasso-opdrachten via computervredebreuk(artt. 138a en 225 Sr). Ter terechtzitting stelt de raadsman van Erik: “Mijn cliënt stelt dat het ten laste gelegde noodzakelijk was voor de onderbouwing van zijn stelling dat zich een voor misbruik vatbare lacune bevond in het bancaire incassosysteem. Een onderzoeksjournalist moet wel eens de wet overtreden, maar dat wil nog niet zeggen dat dat handelen dan ook in strijd is met het recht. En al helemaal niet dat wederrechtelijk is gehandeld zoals bedoeld in art. 138a Sr”.

Vraag 1. Wat houdt de term ‘facet-wederrechtelijkheid’ in?

Normantwoord
‘Facetwederrechtelijkheid’ houdt in dat de betekenis van het begrip ‘wederrechtelijk’ varieert per delictsomschrijving en komt een eigen specifieke betekenis toe in overeenstemming met het doel en de strekking van de desbetreffende bepaling (2 punten).

- J. de Hullu, HS III: § 3.2 Wederrechtelijkheid als delictsbestanddeel, p 186 - 189

Vraag 2. Geef gemotiveerd commentaar op het verweer van de raadsman van Erik en de kans van slagen daarvan.

Normantwoord
De raadsman doet een beroep op het beroepsrecht van de journalist, c.q. op zijn taak in een democratische samenleving het publiek in te lichten omtrent misstanden. Hij betoogt dat het begaan van een strafbaar feit een redelijk middel tot dit doel was, zodat het feit materieel niet wederrechtelijk was. De kans van slagen van dit verweer is echter klein omdat de journalist ook op een legale manier te werk had kunnen gaan, in welk geval geen financiële schade was geleden (3 punten).

- HR 20 februari 1933, NJ 1933, 918 (Veearts) - ontbreken van materiele wederrechtelijkheid.
- Ch. J. Enschedé/Blom, HS III: § 23.6 ongeschreven strafuitsluitingsgronden, p. 75 – 77

OPGAVE II

Ferdinand zal, evenals voorgaande jaren, op het slotfeest van de intreeweek voor eerstejaars rechtenstudenten naast drank en andere versnaperingen, ook hasjiesj verkopen. De burgemeester van Amsterdam komt dit ter ore. In overleg met de hoofdofficier van justitie wordt besloten, dat politieagenten, van wie sommige in burger, een oogje in het zeil zullen houden en zullen ingrijpen als dat nodig is. Als zij Ferdinand een aantal malen hasjiesj hebben zien verkopen, gaan zij tot aanhouding over. Als omstanders zich er tegenaan bemoeien, ontstaat op de binnenplaats van de Oudemanhuispoort een opstootje tussen bezoekers van het feest en de aanwezige politie. Dit loopt dusdanig uit de hand dat de politie besluit een einde te maken aan het feest. Met behulp van de mobiele eenheid wordt de omgeving van de Oudemanhuispoort schoongeveegd. Op de Oudezijds Achterburgwal wordt Louisdoor een politieagent te verstaan gegeven dat hij zich dient te verwijderen. Aangezien Louis dat naar de mening van de agent niet snel genoeg doet, wordt hij, wegens het verstoren van de orde, aangehouden en naar het politiebureau overgebracht. Na verhoor en het opmaken van proces-verbaal wordt hij heengezonden. Enige tijd later wordt Louis door de officier van justitie voor de kantonrechter gedagvaard ter zake van overtreding van art. 2.2 lid 1 APV Amsterdam. De officier legt het volgende ten laste: “dat hij de orde heeft verstoord door zich niet aanstonds, na het gedane bevel van een ambtenaar van politie daartoe, te verwijderen maar in plaats daarvan de agent op luide toon heeft gevraagd of “hij niets beters had te doen” en hem daarbij heeft uitgescholden en daarbij onder andere de woorden

“fascistenzwijn” en “vieze Gestapo” heeft gebezigd’. De kantonrechter acht zich bevoegd kennis te nemen van het ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting stelt de raadsman van Louis, dat art. 2.2 lid 1 APV buiten toepassing moet worden gelaten. De delictsomschrijving is niet duidelijk genoeg, althans niet zo duidelijk dat voor de burger vooraf helder is welke gedraging krachtens het artikel strafbaar is en welke niet. Artikel 1 Sr is daarom geschonden.

Vraag 3. Op welke in het legaliteitsbeginsel besloten liggende norm doelt de raadsman?

Normantwoord

De raadsman doelt op het ‘Bestimmtheitsgebot’ of lex certa-beginsel: de wetgever dient zo nauwkeurig mogelijk strafbare gedragingen te omschrijven (2 punten).

- J. de Hullu HS II: § 3 Het legaliteitsbeginsel, § 3.3 Gebod van toegankelijke en scherpe normen, p. 89 - 95

Vraag 4. Heeft het verweer van de raadsman kans van slagen?

Art. 2.2 lid 1 APV Amsterdam luidt: Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deel te nemen aan een samenscholing of in groepsverband dan wel afzonderlijk onnodig op te dringen, anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de orde te verstoren.

Normantwoord
Het verweer zal geen kans van slagen hebben, gelet op de rechtspraak van het EHRM en van de HR. Anders dan de raadsman stelt is art. 2.2 lid 1 APV, ook wat betreft het verbod op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw of vaartuig op andere wijze dan hier ten laste gelegd de openbare orde te verstoren, niet onverenigbaar met art. 1 lid 1 Sr. Daarbij is van belang dat de in art. 2.2 lid 1 APV voorkomende norm in zoverre is geconcretiseerd dat het gaat om gedrag op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw of vaartuig, en dat het voorts betreft een norm die, in de bewoordingen van het Europese Hof voor de rechten van de mens in zijn arrest van 26 april 1979, NJ 1980, 146 (Sunday Times) is “inevitably couched in terms which [...] are vague and whose interpretation and application are questions of practice”; zie HR NJ 1985, 796 (Onbehoorlijk gedrag) (3 punten).

- HR 2 april 1985, NJ 1985, 796 (Onbehoorlijk gedrag)
- J. de Hullu HS II: § 3.3 Gebod van toegankelijke en scherpe normen, p. 89 - 95

OPGAVE III

Josien zit erg om geld verlegen. Ze besluit ’s avonds in een steegje iemand te beroven. Het blijkt echter gemakkelijker gedacht dan gedaan. Isabel is onderweg naar een feestje en loopt toevallig net door ’t steegje waar Josien wil toeslaan. Halverwege komt Josien met een mes op haar af en trekt met haar andere hand aan Isabels tas. Er ontstaat een schermutseling. Josien raakt Isabel in haar arm met het mes. Die zet het op een gillen. Uit het niets komt opeens Joao, Isabels oom, opdoemen. Hij pakt Josien stevig beet tot de politie er is.

Vraag 5. De Officier van Justitie vervolgt Josien voor poging tot diefstal met geweld (art. 310 jo 312 Sr) Leveren de handelingen van Josien inderdaad een strafbare poging op? (5 ptn)

Normantwoord
Om te beoordelen of er sprake is van een poging in de zin van art. 45 Sr dient het voornemen van de dader door een begin van uitvoering te worden geopenbaard. (1 punt) Uit HR- Cito volgt dat de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienen te worden beschouwd als gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf. (1 punt)

Josien heeft het voornemen om Isabel te beroven, ze heeft een mes bij zich en grijpt in het donker in een steegje naar het tasje van Isabel. Josien wordt verdacht van poging tot diefstal met geweld (art. 45 jo. art. 312). Dat is een gekwalificeerde vorm van diefstal en een misdrijf. Indien de kwalificatie er is (in casu het geweld, bestaande uit het trekken aan de tas en het steken met het mes), kan de poging tot diefstal met geweld worden aangenomen (vergelijk Stolwijk p. 155-156). (3 punten)

- Ch. J. Enschedé/Blom, HS III: § 25.1 Criteria van strafbare poging, p. 81 - 83
- HR 24 oktober 1978, NJ 1979, 52 (Uitzendbureau Cito)
- J. de Hullu, HS II: § 2.10 Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten, p. 75 - 77

OPGAVE IV

Als Eddy, Jay en Tim zich ter hoogte van het viaduct over de A4 bevinden, trekt Eddy uit baldadigheid het losstaande verkeersbord uit de grond. Met veel lol sleuren de jongens het bord aan de daaraan vastzittende paal achter zich aan het viaduct op. Boven op het viaduct komt Jay op het idee om het bord van het viaduct af te laten zeilen. Met veel moeite krijgen ze het bord van de paal. De één daagt de ander vervolgens uit en uiteindelijk gooien de jongens met z’n drieën het bord van het viaduct de snelweg op. Direct daarop volgt een enorme klap. Op de snelweg blijkt het verkeersbord vlak voor de voorruit van een passerende vrachtauto te zijn gevallen. De chauffeur is daarvan zo geschrokken dat hij met een ruk aan het stuur heeft geprobeerd het bord te ontwijken. Daarbij is hij echter op de andere rijbaan terechtgekomen waardoor hij een daar rijdende auto ramt. De chauffeur van die auto raakt bekneld en komt te overlijden. Uitgebreid politieonderzoek leidt uiteindelijk tot de aanhouding van de drie jongens en zij worden na korte tijd vervolgd voor doodslag (art. 287 Sr), dan wel dood door schuld (art. 307 Sr).

Ter zitting stelt de raadsvrouw van Eddy ten aanzien van art. 287 Sr: “Mijn cliënt heeft weliswaar gehandeld op een afkeurenswaardige wijze en hij betreurt het voorval, maar juridisch heeft hij zeker niet opzettelijk de dood van het slachtoffer bewerkstelligd. Hij heeft zeker niet gehandeld met de bedoeling te doden, noch was hij zich bewust dat wat hij deed strafbaar was. Er is weliswaar een dode te betreuren, maar ook dat maakt het handelen van mijn cliënt nog niet opzettelijk. Daarnaast is het de chauffeur van de vrachtwagen geweest die het fatale ongeval heeft veroorzaakt.”

Vraag 6: Hoe beoordeelt u de verweren van de raadsvrouw van Eddy? (5 pnt)

Normantwoord
De verweren van de raadsvrouw hebben geen kans van slagen. De raadsvrouw ontkent de causaliteit tussen het handelen van Eddy en het overlijden van de beknelde chauffeur: de vrachtwagenchauffeur veroorzaakt het fatale ongeval. Echter, het dodelijke ongeluk is Eddy wel redelijk toe te rekenen. Voor causaliteit geldt de leer van de redelijke toerekening (vergelijk HR 12 september 1978, NJ 1979,60 Letale longembolie en HR 7 mei 1985, NJ 1985, 821 Haarlemse doodslag). De CQSN is vervuld. het gevolg zou niet zijn opgetreden zonder Eddy’s normovertreding. De vrachtwagenchauffeur zou geen auto hebben geramd als Eddy geen zwaar voorwerp van het viaduct voor zijn vrachtwagen zou hebben gegooid. Het gevolg was aanmerkelijk voorzienbaar (adequate veroorzaking). het gooien van het verkeersbord heeft de kans op het fatale ongeluk relevant vergroot (vergelijk HR 13 januari 1970, NJ 1970, 144 Etalageruit). Daarom kan het gevolg redelijkerwijze aan Eddy worden toegerekend. (2 punten)

Bovendien ontkent de raadsvrouw dat Eddy opzet had: hij had niet de bedoeling om te doden, noch was hij zich bewust dat wat hij deed strafbaar was. Echter, boos opzet wordt niet verlangd. Er is sprake van voorwaardelijk opzet. Eddy heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat zijn handelen fatale gevolgen mee zou brengen. (1 punt). Door een verkeersbord op de snelweg te gooien waar verkeer met grote snelheid overheen rijdt, aanvaardde Eddy willens en wetens de aanmerkelijke kans dat er levensgevaar zou ontstaan voor de verschillende weggebruikers en dat er levensgevaarlijke uitwijkmanoeuvres zouden volgen (vergelijk HR 19 februari 1985, NJ 1985, 633 Aanmerkelijke kans; HR 20 januari 2004, NJ 2004, 214 Bumperkleven) (2 punten)

- Ch. J. Enschedé/Blom, HS III: § 24 Causaliteit, redelijke toerekening, p. 78 – 81
- HR 13 januari 1970, NJ 1970, 144 (Etalageruit)
- Ch. J. Enschedé/Blom, HS III: § 23.3 Schuldvormen, voorwaardelijke opzet. p. 70 – 73
- HR 19 februari 1985, NJ 1985, 633 (Aanmerkelijke kans)

Verder voert de raadsvrouw van Eddy aan: “Hooguit zou mijn cliënt dood door schuld kunnen worden verweten. Maar ook dat is hier niet aan de orde immers, zoals gezegd, was mijn cliënt zich niet bewust dat wat hij deed strafbaar was. Overigens is er ookonvoldoende bewijs voor schuld in de zin van art. 307 Sr.”

Vraag 7: Hoe beoordeelt u de verweren van de raadsvrouw van Eddy? (4 pnt)

Normantwoord
Deze verweren van de raadsvrouw zullen niet slagen.
Voor culpa in de zin van art. 307 Sr moet bewezen worden dat er sprake is van vermijdbare verwijtbaarheid (1 punt). Daarvan is hier sprake. Eddy heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld en de gevolgen waren naar algemene menselijke maatstaven te voorzien. Nu de fatale gevolgen waren te voorzien, had Eddy een zorgplicht om de gedraging te vermijden. Eddy was bovendien in staat om anders te handelen, hij had zijn vrienden ervan kunnen overtuigen af te zien van het gooien van het verkeersbord. (vergelijk bv. HR 31 oktober 2006, NJ 2007, 79 Leestafel Zooien) (3 punten)

- Ch. J. Enschedé/Blom, HS III: § 23.3 Schuldvormen, schuld. p. 70 – 73
- HR 31 oktober 2006, NJ 2007, 79 (Leestafel Zooien)

OPGAVE V

Fred en Bas zitten op dinsdagavond bij Fred thuis en vervelen zich. Ze besluiten buiten een rondje te gaan lopen. Tijdens dit rondje komen ze Harm tegen, die met hen mee gaat. Tijdens de wandeling lopen zij langs een tankstation dat reeds gesloten is. Fred en Bas besluiten in te breken: zo’n tankstation verkoopt sigaretten en dat is precies waar de heren zin in hebben. Harm maakt het allemaal niet zo veel uit – hij rookt immers niet – en blijft buiten om te kijken of er niemand aan komt. Fred trapt de deur in en Fred en Bas betreden het winkelgedeelte van het tankstation. De sigaretten liggen echter achter de toonbank, die van het winkelgedeelte is afgescheiden door een ruit van Lexan. Wat Fred ook doet – trappen, inbeuken met een prullenbak – hij komt er niet doorheen. Uiteindelijk besluiten Fred en Bas het voor gezien te houden en maken zich samen met Harm snel uit de voeten. Doordat Fred, Bas en Harm zich niet hebben vermomd kunnen zij echter snel worden aangehouden, omdat het tankstation 24 uur per dag door middel van een camera wordt bewaakt. Fred en Bas worden vervolgd ter zake van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen met braak (art. 45 jo art. 311 lid 1 onder 4 jo onder 5 Sr). De raadsman van Fred stelt dat hij – nadat bleek dat het Lexan met geen mogelijkheid kon worden gebroken – vrijwillig is teruggetreden en dat zijn cliënt daarom vrijuit gaat

Vraag 8. Heeft het verweer van de raadsman van Fred kans van slagen? (5 pnt)

Normantwoord

Nee, het verweer van de raadsman heeft geen kans van slagen. De raadsman stelt dat Fred vrijwillig is teruggetreden. Uit de noot bij het arrest MS Canopus blijkt dat daartoe aan een aantal voorwaarden dient te zijn voldaan. Ten eerste dient Fred zich schuldig te maken aan een strafbare poging: hij dient het voornemen te hebben een misdrijf te begaan en dat voornemen dient door een begin van uitvoering geopenbaard te zijn (1 punt). Aan deze voorwaarde is voldaan: Fred wil bij het tankstation inbreken en er sprake is van gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf, namelijk de deur intrappen en proberen het Lexan te vernielen (1 punt). Ten tweede dient de terugtred gelegen te zijn in een autonome innerlijke overweging (1 punt). Aan deze voorwaarde is niet voldaan. Fred is teruggetreden omdat het Lexan niet stuk ging en niet vanwege een autonome innerlijke overweging. Het verweer van de raadsman heeft derhalve geen kans van slagen (2 punten).

- J. de Hullu, HS VI: § 4.2 Voorwaarden voor vrijwillige terugtred, p. 408 – 410
- HR 24 oktober 1978, NJ 1979, 52 (Uitzendbureau Cito)
- HR 25 oktober 1988, NJ 1989, 456 (MS Canopus)
 

 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.