Extra oefenvragen Basisvaardigheden Communicatie

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Oefententamen 2010-2011 (1)

Let op:
Deze oefentoets is gebaseerd op 2010-2011. Destijds was een ander boek voorgeschreven. Sommige vragen kunnen daardoor niet meer relevant zijn voor de voorbereiding op je tentamen in 2013-2014.

1. Je vriend(in) wil een nieuw kledingstuk van je lenen en daar voel je echt niets voor.

Wat is in dit geval de Minimal Effective Respons, of de basale standaard assertieve boodschap? Uiteraard toont je vriend(in) zich teleurgesteld. Hoe ga je dan verder? Beschrijf het hele proces.

 

2. In het boek wordt onderscheid gemaakt tussen technische en semantische ruis. Van semantische ruis (in het boek: interference of noise genoemd) is sprake als ontvanger en zender niet dezelfde betekenis geven aan een boodschap. Geef zoveel mogelijk oorzaken van dergelijke misverstanden.

 

3. Bij een oefening in een subgroepje stelt de gespreksleider meerdere keren een “waarom”vraag. Hoe geef je feedback? Licht je antwoord toe, door aan te geven wat het gewenste effect is van ieder onderdeel van je feedback boodschap

 

4. Wat is luisteren? Hoe laat je merken dat je luistert? (zie hoofdstuk 5 Tubbs-Moss, en 2e college).

 

5. In hoofdstuk 10 van Tubbs-Moss wordt uitgelegd dat stereotypen bijdragen aan defensieve projectie. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt.

 

6. Uit welke onderdelen bestaat de planning van een interview, waarin je je publiek ergens van wilt overtuigen? Zie hoofdstuk 10 Stewart & Cash.

 

7. Wat maakt het aspect “gender” van belang voor communicatie? (Zie hoofdstuk 2 Tubbs-Moss).

 

8. In hoofdstuk 11 van Stewart & Cash staan een heleboel tips, die – indien nagevolgd - zouden kunnen voorkomen dat je je ten onrechte van iets laat overtuigen.

Deze tips zijn verdeeld in 3 groepen: gedraag je als een verantwoordelijk deelnemer, wees geïnformeerd en stel je actief op. Waarover dien je geïnformeerd te zijn, met andere woorden: wat hebben Stewart & Cash je in dit opzicht bijgebracht?

 

9. Een van de dimensies waarop culturen van elkaar kunnen verschillen is die van “high”versus “low”context. Wat wordt hiermee bedoeld? Zie hoofdstuk 10 Tubbs-Moss.

 

Antwoorden oefententamen (1)

 

  1. De minimal effective respons houdt in dat je zo kort mogelijk zegt wat je vindt. In dit geval zou het zijn: Nee, ik wil mijn kledingstuk niet uitlenen. Vervolgens hou je rekening met de ander door:

1. Open te staan voor het recht op expressie van de ander

2. Inhoud en relatie te scheiden (Ik vind jou heel lief, maar dit wil ik liever niet)

3. De eventuele negatieve gevolgen van jouw boodschap voor de ander in overweging te nemen (Ik snap dat het vervelend is dat je nu nog een ander kledingstuk voor het feest moet vinden)

4. Je boodschap toelichten met een kort en eerlijke uitleg (ik ben heel zuinig op mijn kleren en leen ze liever aan niemand uit)

 

5. Begrip tonen voor de eventuele negatieve emoties die de boodschap bij de ander teweeg brengt

 

6. De ander zo nodig op zijn rechten wijzen, die kan je proberen over te halen

 

7. Samen met de ander zoeken naar een voor beiden aanvaardbaar compromis (Ik heb nog wel wat leuke sierraden die je mag gebruiken)

 

2. In het college werden genoemd: Door verschillen in ervaring, opleiding, werk, religie, sekse, cultuur en taboes, ten onrechte denken dat je de ander begrijpt, sterke emoties, niet voldoende beseffen hoe je overkomt, interpunctieverschillen

 

3. Ik zag dat je vaak een waarom vraag stelde (Ik geef aan wat ik zie, zodat de gespreksleider weet waar ik het over heb)
Dit zorgde ervoor dat de ander zich defensief ging gedragen (Ik geef aan wat het effect van dit gedrag was)
Ik stel voor dat je de volgende keer minder waaromvragen stelt, maar meer doorvragen (een tip geven voor de volgende keer)
Zodat je partner zich niet meer zo defensief gedraagt (Wat het resultaat zal zijn van de verbetering)

 

4. Luisteren bestaat uit vier componenten: horen, aandacht besteden, begrijpen en onthouden. Laten merken dat we luisteren kan door: oogcontact maken, je naar de ander toebuigen, hummen en knikken ter aanmoediging, niet interrumperen.

 

5. Defensieve projectie houdt in dat je de negatieve eigenschappen van jezelf in anderen ziet. Als je zelf een negatieve eigenschap hebt zul je deze ook sneller in iemand anders zien en ontstaan stereotypen.

 

6. De planning van een interview bestaat uit: je doel vaststellen (dit moet realistisch zijn), bedenk hoofdpunten (bedenk er meerdere), werk je hoofdpunten uit en bouw ze goed op, kies een strategie (identificatietheorie, balans en consistentietheorie, inenting theory, geïnduceerde gehoorzaamheidstheorie of psychologische weerstandstheorie)

 

7. Gender is de psychologische vorm van sekse. Gender wordt gevormd door de cultuur en bevat je biologische sekse, psychologische karakteristieken, meningen over de sekses en seksuele oriëntatie. Het is gebleken dat masculiene personen anders communiceren dan feminine personen.

 

8. Wees geïnformeerd houd in dat je je bewust moet zijn van de strategieën die overtuigers gebruiken om je te overtuigen. Deze strategieën bestaan uit psychologische strategieën. Hieronder vallen de standaard/geleerde principes, contrastprincipes, regels van wederkerigheid, wederkerige concessies, verwerpen en dan terugtrekken en undercover marketing. Wat deze strategieën precies inhouden staat in de begrippenlijst van hoofdstuk T.

 

9. Mensen uit een hoog contextgerichte cultuur zijn beter in het lezen van nonverbaal gedrag. Hun communicatie is minder direct en expliciet. Ze spreken minder en luisteren meer. Mensen uit een laag contextgerichte cultuur benadrukken directe en expliciete communicatie. Ze gebruiken vooral woorden en zijn minder goed in het lezen van nonverbale gedragingen

 

 

Tentamen 2010-2011 (2)

Let op:
Deze oefentoets is gebaseerd op 2010-2011. Destijds was een ander boek voorgeschreven. Sommige vragen kunnen daardoor niet meer relevant zijn voor de voorbereiding op je tentamen in 2013-2014.

1. Leg uit wat je aan de Roos van Leary hebt. Gebruik hierbij het begrip tegengesteld interveniëren

 

2. Met welke overtuigingsstrategieën (noem er 2) kun je je nichtje er het beste van overtuigen dat ze geen psychologie moet kiezen. Kies uit: Identification theory, psychologische weerstandstheorie, inenting theory, balans en consistentietheorie en de geïnduceerde gehoorzaamheidstheorie. Leg uit

 

3. a. Wat is de funnel sequence?

b. Stereotypering komt vooral voor bij een laag zelfbeeld. Leg uit

 

4. Wat is het verschil tussen een hoog contextgerichte cultuur en een laag contextgerichte cultuur?

 

5. a. Als je bekwaam wilt overkomen op de werkvloer en ook aardig gevonden wilt worden, geef daarvoor 3 spreektips

b. Wat zijn naast communicatie nog 2 redenen van taal?

 

6. a. Teken het model van communicatie en licht het toe

b. Noem van beide soorten ruis 2 voorbeelden en noem geen sterke emoties

 

7. Je klasgenoot leest tijdens haar presentatie bijna alles van een blaadje af. Geef haar feedback volgens de vierdelige ik-boodschap

 

8. a. Wat moet je doen voordat je aan het inhoudelijke van je speech begint?

b. Wat zou een goed algemeen doel, specifiek doel & centrale boodschap zijn voor een presentatie over empathisch luisteren?

 

9. a. Leg het verschil tussen mannen en vrouwen in communicatie uit aan de hand van de theory of dominance en de theory of difference

b. Wat zijn de verschillen in communicatie tussen mannen en vrouwen?

 

 

Antwoorden tentamen 2010-2011 (2)

 

1. Een goed antwoord zou kunnen zijn: De roos van Leary is een analyse-instrument dat voor heel veel verschillende doeleinden gebruikt kan worden. Door te analyseren waar jijzelf staat en waar de ander staat in de roos kun je een gesprek een beetje sturen. Tegengesteld interveniëren, houdt in dat je een positie aanneemt en dat de ander daardoor ook een bepaalde positie aanneemt. Als je zelf boven gaat zitten is de kans groot dat de ander beneden gaat zitten. Als je je “samen” gedraagt zal de ander zich waarschijnlijk ook samen gaan gedragen. Zo kun je proberen het gewenste effect in een gesprek te krijgen. Je kunt ook je communicatievaardigheden verbeteren a.d.h.v de roos van Leary, omdat je nu kunt zien wat voor effect jouw positie heeft op de ander.

 

2. Je kunt je nichtje er het beste van overtuigen dat ze geen psychologie moet kiezen met de psychologische weerstandstheorie en de balans en consistentietheorie. De psychologische weerstandstheorie houdt in dat mensen niet willen wat ze moeten en willen wat ze niet mogen. Als je tegen je nichtje zegt: Je moet echt psychologie gaan studeren zal ze zit waarschijnlijk niet meer zo snel willen. De balans en consistentietheorie houdt in dat mensen graag in evenwicht willen zijn qua attitudes en gedrag. Stel dat je weet dat je nichtje niet zo van lezen houdt, dan kun je zeggen: Voor psychologie moet je enorm veel boeken lezen om je tentamens te halen. Haar attitude ten opzichte van boeken lezen is negatief en daarom zal haar gedrag ten opzichte van psychologie waarschijnlijk ook negatief worden en zal ze deze studie niet kiezen.

 

3.
a. De funnel sequence is de trechtervolgorde. Dit is een volgorde die in interviews gebruikt kan worden. Je begint met open vragen aan het begin van het interview en eindigt met gesloten vragen.

b. Dat stereotypen vooral door een laag zelfbeeld komen komt door defensieve projectie. Dit houdt in dat je de negatieve eigenschappen van jezelf in anderen ziet. Als je zelf heel veel negatieve eigenschappen hebt, of in ieder geval zelf denkt dat je heel veel negatieve eigenschappen hebt zoals bij een laag zelfbeeld het geval is, zul je deze eigenschappen sneller projecteren op andere groepen en ontstaan er stereotypen.

 

4. Mensen uit een hoog contextgerichte cultuur zijn beter in het lezen van nonverbaal gedrag. Hun communicatie is minder direct en expliciet. Ze spreken minder en luisteren meer. Mensen uit een laag contextgerichte cultuur benadrukken directe en expliciete communicatie. Ze gebruiken vooral woorden en zijn minder goed in het lezen van nonverbale gedragingen

 

5. Het antwoord op deze vraag ontbreekt. Weet jij het antwoord? Mail dan naar utrecht@joho.nl

 

6.
a. Zie pagina 181 van het boek (Tubbs-Moss: Human communication: principles and contexts. 11th edition in: Communication, the basic skills). In dit model is te zien dat de communicatoren beiden zowel zender als ontvanger zijn. Tussen deze 2 personen is een bericht via een bepaalde channel en er treedt interference op. Dit houdt in dat de boodschap bij de ontvanger niet precies zo aankomt als dat de zender het bedoeld heeft.

b. Er zijn 2 soorten ruis: technische ruis en semantische ruis. Technische ruis houdt in dat de boodschap niet aankomt zoals de bedoeling is van de zender, doordat het geluid verstoord is (de oorzaak kan bij de zender en de omstandigheden liggen). Dat kan liggen aan de zender, de ontvanger, beide of de omstandigheden. 2 voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld doofheid van de ontvanger en te harde muziek in de ruimte. Semantische ruis is dat de boodschap anders wordt begrepen dan de zender bedoelt door verschillen in referentiekader. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een andere opleiding van de spreker en de ontvanger, dus niet bekend met elkaars jargon. Een ander voorbeeld hiervan is sekse. Mannen en vrouwen zien sommige dingen anders.

 

7. Ik zag dat je vaak op je blaadje keek.

Dit komt op mij over als onprofessioneel en onpersoonlijk. Daardoor kreeg ik een ongeïnteresseerd gevoel en dit zorgde ervoor dat ik minder goed ging opletten.

Daarom wil ik dat je de volgende keer de speech beter uit je hoofd leert

Zodat ik de volgende keer beter op je speech kan letten en zodat de speech professioneler overkomt op mij.

 

8.
a. Het antwoord op deze vraag ontbreekt. Weet jij het antwoord? Mail dan naar utrecht@joho.nl

b. Een goed algemeen doel zou kunnen zijn: Ik wil het publiek informeren. Een specifiek doel zou zijn: Ik wil mijn publiek informeren over de voordelen van empathisch luisteren. De centrale boodschap zou kunnen zijn: Empatisch luisteren zorgt ervoor dat de luisteraar de cliënt beter begrijpt en dat de cliënt zich beter begrepen voelt.

 

9.
a. Het antwoord op deze vraag ontbreekt. Weet jij het antwoord? Mail dan naar utrecht@joho.nl

b. Mannen: zijn meer direct, persoonlijk (gebruiken vaker “ik”), zijn bondiger en meer instrumenteel

Vrouwen zijn indirecter (vragen stellen, ergens om heen draaien), uitvoeriger en tonen meer affectie in hun communicatie

 

 

 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.